Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag met betrekking tot de procedures die gevolgd worden door Kind en Gezin wanneer er klachten worden geuit met betrekking tot een kinderopvanginitiatief en de gegevensuitwisseling. Aanleiding is een concreet geval, maar ik wil hier natuurlijk – dat wil ik eerst en vooral toch zeggen – niet toespitsen op een individuele klacht of iets dat in de pers is gekomen. Het gaat in algemeenheid over de procedures die worden gevolgd.
Want in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 30 november vorig jaar, minister, die ging over de handhaving binnen de kinderopvang, hebt u gezegd dat een handhavingstraject altijd start met een voortraject. Wanneer er tekortkomingen aan de werking van de kinderopvang worden vastgesteld, treedt Kind en Gezin in het kader van een dergelijk voortraject in overleg en gesprek met een opvangorganisator, behalve wanneer er echt dringende noodzaak is om een onmiddellijke maatregel te nemen. Het aantal formele maatregelen dat vanuit Kind en Gezin wordt genomen, is beperkt.
Een ander aspect is het overleg tussen Kind en Gezin en andere organen waar klachten kunnen worden ingediend, zoals het parket, de politie en de sociaal-juridische dienst van de Gezinsbond. Kind en Gezin stelde naar aanleiding van een concreet geval dat ze te laat op de hoogte waren van concrete feiten om juiste maatregelen te kunnen nemen. Dat leidt inderdaad tot de vraag hoe de gegevensuitwisseling tussen het parket, de politie en Kind en Gezin verloopt.
Minister, kunt u meer toelichting geven met betrekking tot het verloop van een voortraject wanneer er in een kinderopvanginitiatief tekortkomingen worden vastgesteld?
Is er inderdaad een probleem van gegevensuitwisseling tussen Kind en Gezin enerzijds en politie en parket anderzijds? Wat zijn de concrete pijnpunten ter zake?
Tot slot, hoe kan hieraan dan een oplossing worden geboden, zodat Kind en Gezin in de toekomst desgevallend voldoende snel kan optreden, indien ouders bijvoorbeeld een klacht indienen bij de politie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de aanmaning wordt in principe altijd voorafgegaan door een voortraject.
Dat voortraject gebeurt vanuit het klantenbeheer van Kind en Gezin, waarbij de focus ligt op de aanmoediging van de organisator om alles in orde te brengen. In deze fase zal klantenbeheer de organisator wijzen op de inbreuk en doorverwijzen naar informatie en bestaande ondersteuningsstructuren die de organisator eventueel kunnen helpen bij het wegwerken van de inbreuk. De uitwerking van dit voortraject wordt evenwel niet gevat door het voorliggend besluit.
Er is in principe altijd een voortraject, maar dit kan in bepaalde gevallen zeer kort zijn, zoals wanneer er een acuut gevaar is voor de veiligheid van kinderen of wanneer het gaat om een organisator die in het verleden nooit reageerde. Het voortraject zal kort of lang zijn naargelang de concrete omstandigheden.
Het gegeven van gegevenswisseling is niet nieuw en kent geen eenvoudige oplossing, omdat hier verschillende belangen en rechtsprincipes moeten worden verzoend. Wegens het geheim van het onderzoek hebben politie en parket niet de mogelijkheid om gegevens met Kind en Gezin uit te wisselen. Kind en Gezin stelt zich daarom in sommige dossiers als benadeelde partij, waardoor het binnen het wettelijk kader inzage kan krijgen in het strafrechtelijk of gerechtelijk dossier.
Dit heeft natuurlijk minpunten, omdat tijdens het strafrechtelijk of gerechtelijk onderzoek eerst de toelating moet worden gegeven, de inzage moet worden aangevraagd en de volgende vraag tot inzage minimaal drie maand na vorige inzage kan worden gesteld.
De oplossing is, zoals hierboven beschreven, dat Kind en Gezin zich benadeelde partij stelt. Kind en Gezin zal dit ook naar de toekomst toe blijven doen en ook strikt blijven opvolgen.
Verder is met het College van procureurs-generaal afgesproken dat de COL 8/2014, die de infoflux regelt ten aanzien van vervolgingen en veroordelingen van ambtenaren, wordt herzien, ook wat betreft het toepassingsbied. Er zullen ook referentiemagistraten worden aangeduid. De minister-president heeft er in de vergadering met het College van procureurs-generaal van 5 september laatstleden op aangedrongen dat hier snel werk van moet worden gemaakt en dat ook sport en kinderopvang moeten worden meegenomen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het laatste wat u hebt gezegd, is natuurlijk het belangrijkste. Ik denk dat we allemaal wel aanvoelen dat, indien er zich bepaalde feiten voordoen, en er is een klacht en een onderzoek door het parket, het toch wel belangrijk is dat er intussen vanuit Kind en Gezin een aantal maatregelen kunnen worden genomen. Ik begrijp dat er het geheim van het onderzoek is, dat verhindert dat er zomaar informatie wordt uitgewisseld. Maar we willen natuurlijk ook allemaal niet dat, wanneer er zich echt feiten voordoen, het opvanginitiatief nog maar gewoon kan voortwerken. Dat laatste zal voor mij dus zeker voorwerp uitmaken van verdere bevraging.
Met betrekking tot het voortraject hebt u in antwoord op vragen van mij al gezegd dat er geen formele registratie van gebeurt. Ik denk dat het goed is dat er een voortraject gebeurt en dat Kind en Gezin bemiddelend optreedt. Maar je voelt toch ook het spanningsveld tussen bemiddelend optreden tussen ouders en het kinderopvanginitiatief en dan toch ook eigenlijk degene zijn die echt kan optreden wanneer er inbreuken worden vastgesteld. Daarom zeg ik dat het goed is dat, met betrekking tot dat voortraject, er toch op een of andere manier kan gezien worden – niet nominatim – hoe vaak een dergelijk voortraject wordt gevoerd.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Kind en Gezin weet natuurlijk over wie het gaat. Ook de Zorginspectie kan tussenbeide komen. Er zijn dus wel wat manieren om dat op te volgen. Als men er al voorwerp van is geweest, wordt er evident ook wel strakker op toegekeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.