Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, het gaat goed met de bekendheid van Vlaanderen bij buitenlandse toeristen. Dat blijkt uit de driejaarlijkse enquête van Toerisme Vlaanderen die bij 13.000 toeristen wordt afgenomen. Vlaanderen weet steeds meer buitenlandse toeristen te overtuigen om bij ons op bezoek te komen of om alvast dat voornemen te uiten.
In de enquête peilt Toerisme Vlaanderen naar de bekende lijst van de zes kunststeden, Brussel, Antwerpen, Mechelen, Leuven, Gent en Brugge, aangevuld met de kuststad Oostende en, vanwege de rijke oorlogsgeschiedenis, met Ieper. Het zal u niet verbazen dat het mij verwondert, maar in die vragenlijst is een toeristisch zeer belangrijke Vlaamse regio, namelijk Limburg, niet vertegenwoordigd. Nochtans is die regio, met als hoofdstad Hasselt, bijzonder populair bij binnen- en buitenlandse toeristen.
Uit de cijfers die vorige week zijn bekendgemaakt, blijkt dat er een groot toeristisch potentieel is. Uit de officiële toeristische cijfers van de federale overheid blijkt dat het toerisme in Limburg sterk stijgt en dat de hoofdstad Hasselt een van de uitschieters is. Aangezien de regio Limburg, de hoofdstad Hasselt, het bipolair gebied met de stad Genk of de andere steden met een groot erfgoed, zoals Maaseik of Tongeren, in de vragenlijst ontbreken, hebben we eigenlijk geen zicht op de bekendheid of de reputatie in het buitenland. Dat is zeker het geval op lange termijn. In functie van het beleid en de verdere toeristische ontwikkeling van Limburg en zijn troeven lijken die cijfer me nochtans zeer relevant.
Minister, ik hoef u er niet van te overtuigen dat toerisme in Limburg uitermate belangrijk is. Beschouwt u het ontbreken van een volledige Vlaamse provincie en een belangrijke toeristische regio eveneens als een hiaat in de enquête van Toerisme Vlaanderen? Op welke wijze kunnen we onze regio, de stad Hasselt of andere steden aan deze driejaarlijkse vragenlijst toevoegen, zodat de regio wordt vertegenwoordigd en het beleid hierop kan worden afgestemd?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, ik zal misschien eerst het kader schetsen waarbinnen dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek is in 2013 voor het eerst gevoerd. Toen is een grootschalige reputatiestudie uitgevoerd. Die studie heeft vervolgens gediend als een nulmeting voor het merkbeleid en de merksterkte. Dit jaar hebben we een update van die studie uitgevoerd. Om te kunnen vergelijken, hebben we in de vragenlijst dezelfde steden opgenomen die ook voor de vorige studie waren geselecteerd. We hebben ons gebaseerd op de vorige studie en natuurlijk ook op de internationale toeristische relevantie van elk van die steden.
Van de acht steden die in de studie zijn opgenomen, zijn er zes kunststeden. Die terminologie wordt al sinds 1948 gebruikt. De eerste bundel bestond uit vier kunststeden. In de jaren 60 zijn er nog twee toegevoegd, namelijk Mechelen en Leuven. Dit is gebeurd op basis van een onderzoek naar de buitenlandse markten door de studiedienst van het toenmalige Commissariaat-Generaal voor Toerisme. In het begin van de jaren 90 is de huidige lijst van Vlaamse kunststeden vastgelegd naar aanleiding van de hervorming van de toeristische statistiek en van de opmaak van het internationaal marketingplan in 1993.
De criteria die sindsdien gelden, hebben volgens mij niet aan actualiteitswaarde ingeboet, die zijn nog steeds dezelfde. Er moet een aanwezigheid zijn van een hoge concentratie aan kunst en cultuur op een beperkte oppervlakte. Het cultuurhistorisch patrimonium moet een doorsnede vormen van de Europese kunst. De stad moet een aantrekkingspool zijn voor internationale bezoekers die in kunst en cultuur zijn geïnteresseerd. Een groot gedeelte van de overnachtingen moet kunst en cultuur als motief hebben. De kunststad moet natuurlijk ook de faciliteiten hebben om zich als kunststad te kunnen promoten. De stad moet een sterk internationaal potentieel bezitten. Dat zijn de criteria die we ter zake hebben gehanteerd en die, mijns inziens, op dit ogenblik nog steeds van toepassing zijn.
Hasselt heeft heel wat troeven, maar in vergelijking met de zes kunststeden beschikt Hasselt niet over voldoende erfgoed en cultuurhistorisch patrimonium. Indien we de overnachtingscijfers voor Hasselt met de cijfers voor de kunststeden vergelijken, zien we dat het aandeel leisure-overnachtingen door buitenlandse toeristen in de kunststeden altijd boven 50 procent ligt en in Hasselt onder 30 procent blijft. Van het totaal aan leisure-overnachtingen in 2016 is 26 procent aan buitenlandse toeristen toe te schrijven. Dat is meteen de reden waarom Hasselt niet in heel de studie is opgenomen.
Ik verwijs in dit verband naar de stelling van gedeputeerde Philtjens. In een anderhalve week geleden afgenomen interview heeft hij verklaard dat 60 procent van de toeristen die naar Limburg komen, uit België komen. Daarnaast brengen vooral Nederlanders een bezoek aan Limburg en aan Hasselt.
Dit brengt me naadloos bij de verklaring waarom Hasselt wel degelijk in een onderdeel van de studie is opgenomen. Het gaat dan om de Nederlandse markt, waarvoor Hasselt en Limburg wel degelijk een relevante aantrekkingspool vormen. Op de Nederlandse markt heeft Hasselt heel wat potentieel en een groeiend belang.
Daarom hebben we die wel meegenomen bij de bevraging van duizend Nederlanders in die studie. We hebben ook de kennis over Hasselt van de reizende Nederlanders bekeken. 44 procent zei nog nooit van Hasselt te hebben gehoord of kon er zich niets bij voorstellen. 56 procent zei wel met Hasselt vertrouwd te zijn, en 24 procent van die 56 procent zei er ook effectief te zijn geweest.
Het feit dat Hasselt geen kunststad is of niet integraal is opgenomen in dat internationale reputatieonderzoek, betekent niet dat we inzake promotie niet inzetten op Hasselt, integendeel. De rode draad in ons toerismebeleid is altijd keuzes maken en focussen op de onderscheidende troeven. We gaan ons met Hasselt niet meten met de kunststeden omdat Hasselt op dat vlak tekortschiet. Het heeft andere troeven: de combinatie van een zeer aangename winkel- en wandelstad met gastronomie en fietsen. Dat vormt een aantrekkelijke markt, zeker richting de nabije markten: Nederland en ook Duitsland. Daarop zetten we promotioneel in. We maken keuzes en zorgen ervoor dat de concurrentie speelt in de segmenten waarin we ten aanzien van de concurrenten onderscheidende troeven hebben.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik deel natuurlijk uw mening – en ben blij dat u dat in uw antwoord hebt beklemtoond – dat Hasselt en bij uitbreiding Limburg heel wat troeven hebben. Maar inderdaad, ze hebben er, zoals u al antwoordde op mijn schriftelijke vraag, op dit moment te weinig buitenlandse overnachtingen voor leisuredoeleinden om opgenomen te worden in die internationale reputatieonderzoeken. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat hier de vraag speelt van de kip of het ei. We hebben nu te weinig buitenlandse overnachtingen. Op basis daarvan beslissen we om niet de brede internationale markt te bespelen en om het in de buurt waar het populair is te houden. Ik ben ervan overtuigd dat er nog een groot groeipotentieel zou zijn als je specifiek inzet op het opnemen van kleine steden met groot potentieel in die internationale reputatieonderzoeken. Dat neemt niet weg dat wij veel erkenning hebben voor de inspanningen die nu al worden geleverd, met name in de buurlanden van de binnenlandse regio.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, de selectie van de kunststeden komt min of meer overeen met de werkelijkheid en met het beeld dat we kunnen exporteren. Maar ik heb een methodologische vraag. U zegt dat we die steden destijds hebben uitgekozen en dat we willen testen wat ze vandaag geven. Ik begrijp dat. Maar dat is een wat conservatieve houding. Als je telkens om de zoveel tijd dezelfde steden uittest, blijf je wat behoudsgezind. Het essentiële is dat wij een palet aan kunststeden aanbieden, een palet aan natuursteden, een palet aan historische oorden. Daar zijn er heel veel van. Ik vermoed dat Toerisme Vlaanderen inspanningen doet om daar een link te leggen. Ik ga niet zeggen dat de Vlaamse Ardennen het Toscane van Vlaanderen is, maar je kunt Oudenaarde, Geraardsbergen, Ronse, Zottegem als uitspringende elementen aanhalen. Linkt u dat in uw pakket met Gent en Brugge? Men moet ook buiten de kunststeden bepaalde zaken aandoen.
Ik eindig met een uitsmijtertje. Oudenaarde was de grensstad van Vlaanderen vis-à-vis de rest van de wereld. Dat zult u niet vergeten.
Minister Weyts heeft het woord.
U verwijst naar conservatisme. De keuze van het testpanel van de gepeilde steden en hun merkwaarde werd gedaan in 2013. U verwart met de keuze van de kunststeden. Daarvoor heb ik de criteria aangehaald. Die criteria zijn vandaag nog altijd van toepassing. Als je die criteria vandaag toepast, kom je tot geen andere selectie dan de zes van vandaag. Maar we hebben er in 2013 steden aan toegevoegd: Oostende en Ieper. Er is in dezen wel een evolutief gegeven. Dat heeft te maken met de aantrekkingskracht in functie van de internationale ‘war remembrance’. Het is op dat vlak een evolutief gegeven, en 2013 is nu niet bepaald honderd jaar geleden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.