Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over toekomstgerichte investeringen in media-innovatie
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Begin september 2017 vond het congres ‘Innovatie & markante evoluties in de journalistiek’ plaats in deBuren, hier in Brussel. Op dit colloquium werd de wijze waarop innovatie in de journalistiek in Vlaanderen wordt beleefd en ondersteund, onder de loep genomen en werd ook een vergelijking gemaakt met het mediabeleid en de mediabeleving in Nederland.
Een van de sprekers was de heer Bardoel. De heer Bardoel presenteerde de eerste bevindingen van een onderzoek dat hij deed waarin hij focuste op drie onderwerpen: de kwaliteit van de journalistieke infrastructuur, een vergelijking van het mediabeleid in beide landen en de mogelijkheden tot samenwerking en kennisdeling tussen Nederland en Vlaanderen.
Een aantal eerste impressies uit het onderzoek waren dat de kwaliteit van de journalistieke infrastructuur moeilijk te doorgronden is door de beslotenheid van de ondernemingen en de beperkte transparantie van de geldstromen bij de openbare omroep.
Ten tweede lijkt de journalistieke kwaliteit redelijk op orde te zijn, maar de meerstemmigheid staat onder druk – dat is hier al meermaals aan bod geweest, onder andere in vragen van mevrouw Segers – alsook de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van de journalistiek.
Ten derde zijn wat het mediabeleid betreft, de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen groot. Met betrekking tot de mogelijkheden tot kennisdeling en samenwerking zouden we de mogelijkheden meer moeten aangrijpen. We kennen die mogelijkheden: we hebben eenzelfde taalgebied en we hebben dezelfde uitdagingen waar we voor staan.
Uiteindelijk deed de heer Bardoel ook een vijftal concrete voorstellen om stappen voorwaarts te zetten.
Ten eerste is een goede monitoring van de journalistieke infrastructuur en media-ecologie een voorwaarde om bestaand beleid te evalueren en effectief nieuw beleid te ontwikkelen. Ten tweede is het gericht stimuleren van journalistieke inhoud en innovatie noodzakelijk. Ten derde is meer samenwerking binnen en tussen nationale en regionale media in onze landen nodig, om te beginnen in grensgebieden. Ten vierde is afstemming tussen mediasector, overheid en onderzoek en onderwijs noodzakelijk voor een goede en innovatieve infrastructuur. Ten vijfde zouden initiatieven tot kennisdeling en samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland minder ad hoc en afhankelijk van personen moeten zijn. De overheid zou actiever dan vandaag voorwaarden moeten scheppen voor meer stelselmatige samenwerking.
Minister, hoe evalueert u de bevindingen van de verschillende sprekers op het colloquium? Wat is uw reactie op de vrij concrete stellingen van de heer Bardoel?
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat Nederland in journalistiek investeert, en Vlaanderen en bij uitbreiding België, in mediabedrijven? Op welke manier kan Vlaanderen journalistiek en innovatie nog meer rechtstreeks stimuleren? We weten dat er een aantal stimulansen zijn maar denkt u dat daar nog een tandje bij kan worden gestoken?
In hoeverre bent u gewonnen voor een meer structurele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland op het vlak van media en journalistiek? Ik denk dan aan monitoring, het beleid op elkaar afstemmen enzovoort.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het mediacongres van deBuren op 5 september over innovatie in de journalistiek in Vlaanderen en Nederland was heel interessant. Het onderzoek van de heer Bardoel, waar de heer Vandaele naar verwijst, moeten we zeker nog eens verder bekijken. Volgens wat ik verneem, is dat een tussentijds verslag van dat onderzoek en moet dat nog worden gefinaliseerd. We moeten daar verder aandacht voor hebben en daar zeker nog op terugkomen.
Ik wil het eigenlijk hebben over de slotspreker op dat congres, de heer Ysebaert, CEO van Mediahuis. Hij heeft daar een aantal concrete beleidsvoorstellen gedaan over innovatie in de mediasector.
Hij had een zeer uitgesproken mening – ik zal hem een paar keren citeren – over de huidige stand van innovatie in de media. Zo zei hij: “Wil media in Vlaanderen en Nederland een kans maken, dan zal de politiek kleur moeten bekennen. En dat gaat niet met een paar honderdduizend euro’s.”
Ten eerste ziet hij dat Nederland vooruitloopt als het gaat over innovatieve mediaprojecten omdat er vooral in Amsterdam vele start-ups zijn die ruimte nemen maar ook krijgen om nieuwe toepassingen te bedenken. Gesteund door onder andere het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek investeert Nederland vanuit de overheid in deze innovatieve ondernemers. Ysebaert erkent dat er nu ook in Vlaanderen een beweging zichtbaar is om een start-upklimaat te ontwikkelen, gevoed door de grotere mediaorganisaties. Het is dan ook het moment om daar verder op in te gaan.
Nog volgens Ysebaert komt de werkelijke stimulans van media-innovatie evenwel niet alleen uit Vlaanderen of Amsterdam maar misschien jammer genoeg wel van Facebook en Google. Vooral Google is fors bezig met investeringen in media, ongeveer 150 miljoen euro in Europa, door zich vooral te richten op de wens van de gebruiker. We kennen ook het hele privacyverhaal dat daarrond hangt. Maar die gebruiker heeft veel meer behoefte aan ‘just-in-time’-nieuws, toegespitst op individuele behoefte. Dat is vergelijkbaar met een platform zoals Spotify, waar je je eigen muziekkeuze maakt. Hier gaat het dan over nieuwsberichten aangepast aan persoonlijke interesses. Op zich is dat goed en niet goed, daarover kunnen we discussiëren. Wanneer mensen enkel nog nieuws uit een heel eng perspectief krijgen, is dat ook niet echt ideaal.
Facebook en Google creëren daarnaast, en dat is ook belangrijk voor het hele kostenplaatje, ook een zeer aantrekkelijke omgeving voor adverteerders. Volgens Ysebaert komt daarmee het toch al onder druk staande businessmodel bij de huidige mediaorganisaties nog verder in een neerwaartse beweging: “Als er een daling is van 5 procent aan adverteerders praat je bij een groot concern zoals Mediahuis toch gauw over enkele miljoenen.” Ter vergelijking: volgens een onderzoek van Harvard University uit 2015 is de advertentiemarkt in de VS al voor ongeveer 85 procent in handen van Facebook en Google. “Juist Google, de grootste disrupter binnen de media, stimuleert innovaties binnen media. Het is een schande!”, concludeert de CEO Mediahuis, wat ironisch bedoeld was.
Gert Ysebaert is duidelijk: onafhankelijk nieuws zal enkel aangeboden kunnen blijven worden door een krachtenbundeling, want het hele ecosysteem binnen de media draait om de pot met geld, en die is nu eenmaal beperkt. Ysebaert roept de overheden van Vlaanderen en Nederland dan ook op om de bureaucratische werkwijze bij de aanvraag om financiële ondersteuning voor innovatieve projecten eens tegen het licht te houden, en de methode van Google, waarbij je in een aantal simpele stappen door het aanvraagtraject heen gaat, als voorbeeld te nemen.
Hij zegt verder: “De consument heeft recht op goed en degelijk gebracht nieuws. Daarvoor blijven wij geloven in redacties, wij zien de kracht van non-lineaire beleving, wij zien het effect in onze dagelijkse upload van wel 50 video’s verspreid over de diverse mediakanalen.” Krachten bundelen is ook het genereren van platforms waarop de consument afgestemd op zijn of haar behoefte onafhankelijk nieuws ontvangt, zoals het Nederlandse platform Topics.nl.
Kortom, het gaat om gezond verstand. Alle overheden zouden moeten inzien dat het behoud van een goede nieuwsvoorziening niet opgelost gaat worden met een paar honderdduizend euro. Ik denk dat hij daar toch een stukje de nagel op de kop slaat.
Er werden tijdens het Mediacongres trouwens enkele interessante en succesvolle voorbeelden besproken van innovatieve mediaprojecten in Nederland, zoals de Verhalenmarkt, de Coöperatieve, LocalFocus, Follow The Money, enzovoort. Het in Nederland gevoerde beleid inzake media-innovatie werpt dus vruchten af.
Sinds het begin van deze legislatuur heb ik u maar ook vooral minister Muyters en zelfs een keertje minister-president Bourgeois meermaals vragen gesteld over het beleid van de regering inzake media-innovatie. Sinds de opheffing van het MiX is er van een coherent media-innovatiebeleid immers weinig te merken terwijl de sector ons permanent wijst op de noodzaak hiervan, zoals tijdens het Mediacongres.
Minister, ik klink misschien een beetje pessimistisch. Ik heb vooral nogal pittige citaten gebruikt van de CEO van Mediahuis. Maar we leven wel op hoop, zeker na de Septemberverklaring, waarin innovatie en digitalisering een prominente plaats kregen. Maar de vraag was ingediend vóór de Septemberverklaring. Ik hoop dat u er wat meer over kunt vertellen.
Minister, wat is de concrete stand van zaken van het innovatiebeleid in de mediasector? Het Gamedia-event van eind juni bleek uiteindelijk vooral voor de gamesector concrete aanbevelingen op te leveren. In antwoord op mijn vraag om uitleg hierover kondigde u toen aan dat u samen met minister Muyters zou onderzoeken welke verdere gezamenlijke acties u op het getouw zou kunnen zetten. Ik neem aan dat daar stilaan meer zicht op komt.
Tijdens de zomervakantie lanceerde u een nieuwe oproep voor projecten inzake innovatieve journalistiek. In welke zin werd er bij deze projectoproep rekening gehouden met de ervaringen van de vorige oproep? Wat is de reactie op het standpunt van Gert Ysebaert dat er meer nodig zal zijn dan enkele honderdduizenden euro – zoals hij dat zo plastisch zegt – voor innovatieprojecten?
Naast de noodzaak aan technologische innovatie is er in de mediasector ook nood aan andere vormen van innovatie, bijvoorbeeld inzake het concept van een mediabedrijf, businessmodellen, enzovoort, om de grote transitie waar deze sector zich in bevindt, te ondersteunen. Hoe en op welke manier zult u aan deze behoefte een antwoord bieden en bent u bereid om naar Nederlands model of in samenwerking met Nederland een innovatiefonds en een stimuleringsfonds op te richten?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, wat het Gamedia-sectorevent betreft, vond er deze maand een opvolg- en evaluatievergadering plaats. De partners die het event mee mogelijk maakten, evalueerden het event en bespraken de insteken. De conclusies daarvan zullen binnenkort ook gedeeld worden met de deelnemers. Ik zal op basis daarvan bekijken met minister Muyters op welke manier de samenwerking tussen de game- en mediasector kan worden gestimuleerd. Ik kan u alvast meegeven dat het onze bedoeling is om in elk geval Gamedia in 2018 opnieuw te organiseren.
Zoals u allicht hebt vernomen, vond vorige week de kick-off van ‘Smart Media Meetups’ plaats in De Krook in Gent. Dit is een initiatief van imec en MediaNet Vlaanderen om de mediasector bij elkaar te brengen. Via deze meet-ups willen de partners de samenwerking en de innovatie in de mediasector stimuleren. Ik heb vernomen dat de aanwezigen, met grote en kleinere mediaspelers, tevreden waren, en dat men dit voor herhaling vatbaar achtte. Het is ook zeer positief dat imec en MediaNet de handen steeds meer in elkaar slaan. Dat was ook de bedoeling. We bekijken samen met hen hoe dit verder kan evolueren. Deze items zullen de komende weken zeker aan bod komen in mijn beleidsbrief voor het komende politieke jaar.
Het zal u ook niet ontgaan zijn dat ik tijdens de begrotingsbesprekingen van vorige vrijdag erin geslaagd ben om specifiek voor het Gamefonds, dat zeker niet los staat van deze thematiek en deze vraag, 1 miljoen euro bijkomende middelen vrij te maken. Dat zal de zaak op een of andere manier toch vooruithelpen.
Mevrouw Brouwers, bij de oproep voor projecten inzake innovatieve journalistiek, die we opnieuw lanceren, gaat er bijkomende aandacht uit naar innoverende journalistieke projecten die zich specifiek richten op jongeren of een andere kwetsbare doelgroep binnen de samenleving, zowel wat betreft mediamakers als mediagebruikers. We gaan dus van een brede, open oproep naar een iets meer gerichte aflijning. De indieners kunnen dus een keuze maken uit twee types projecten: een project gericht op een breed publiek of een project specifiek gericht op jongeren of een andere kwetsbare doelgroep in de samenleving. Het kan gaan om projecten die bijvoorbeeld betrekking hebben op vernieuwende journalistieke productiewijzen, storytelling, datajournalistiek, nieuwe al dan niet digitale verdienmodellen en ondernemerschap in de nieuwsmedia, crowdsourcing, planontwikkeling voor starters of het inzetten van het publiek in de journalistiek. Met deze oproep wil ik dus innoverende journalistieke projecten binnen de sector ondersteunen en samenwerkingen tussen middenveldorganisaties en mediapartners stimuleren. Binnen de mediabegroting wordt daarvoor dit jaar in 300.000 euro voorzien. Dat is 100.000 euro extra ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast wordt via Mediacademie en Nieuws in de Klas ook aandacht besteed aan innovatie in de media.
Er zijn niet alleen de initiatieven die vanuit de media worden genomen. De Vlaamse overheid beschikt over een gamma van steunkanalen voor onderzoek en economische ontwikkeling voor bedrijven, ook mediabedrijven. Er zijn bijkomende stappen gezet om innovatie binnen de brede mediasector verder te stimuleren en vooral een betere toeleiding te verzorgen naar die steunkanalen. Ik verwijs daarvoor naar mijn antwoord op de vorige vraag.
Mevrouw Brouwers, dan is er uw vraag over het innovatiefonds en het stimuleringsfonds. Bestaat de noodzaak om ons te richten naar het Nederlandse model? Projecten rond verdienmodellen en ondernemerschap komen eveneens in aanmerking met de oproep die deze zomer werd gelanceerd. Ik sluit niet uit dat Vlaanderen en Nederland elkaar kunnen inspireren met de ervaring die er bestaat wat betreft steun aan de pers. Het Nederlandse model is wat anders ingericht. Het fonds verzamelt een aantal doelstellingen rond onderzoek, kennisdeling, opleidingen, samenwerking en innovatie via diverse steunregelingen. Het focust ook op doelgroepen zoals studenten, journalisten en starters. Heel wat van de facetten die het fonds als doelstelling heeft, zijn terug te vinden in de Vlaamse initiatieven, al dan niet zelf door de overheid ingericht. Ik heb het dan over Mediacademie, Nieuws in de Klas, de steun aan de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek, de projectenoproep, het Elektronisch Nieuwsarchief, enzovoort. Deze zaken zijn in deze commissie al aan bod gekomen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Mijnheer Vandaele, u vraagt hoe ik het colloquium evalueer dat aanleiding heeft gegeven tot deze vraag. Ik citeer graag professor Bardoel: “Fondsen kunnen als breekijzer dienen om de innovatie in de hele sector te versterken, voor grote en kleine partijen, juist ook omdat innovatie veelal van buiten komt of van kleine spelers.” Het is ook van belang de steunverlening en de verantwoordelijkheid van de bedrijven tegenover elkaar af te wegen en te kijken naar de mogelijkheden. Dit is geen of-ofverhaal, ik zie het als een aanvulling. Het onderzoek van professor Bardoel maakt deel uit van een groter geheel. De resultaten zijn pas aan het einde van het jaar volledig beschikbaar. Ik wacht dan ook liever de volledige en definitieve resultaten af van de studie alvorens uitspraken of voorafnames te doen. Ik kijk er in ieder geval naar uit die te kennen en waar mogelijk met het beleid erop in te spelen of samen met onze noorderburen uit te kijken naar inspiratie tot samenwerking.
Mijnheer Vandaele, u vraagt hoe ik reageer op de stelling die op het colloquium aan bod is gekomen, dat Nederland investeert in journalistiek en Vlaanderen in mediabedrijven. Deze stelling moet genuanceerd worden. Men had het daar vooral over de onrechtstreekse staatssteun – ik denk dat we het wel zo kunnen en mogen benoemen – met de krantenbedeling en het abonnement van de federale Post. Dat is inderdaad al een aantal keer in deze commissie aan bod gekomen. Ik ben van oordeel dat, vanuit ons perspectief, steun aan de pers zich moet focussen op steun aan de journalistiek. Als Vlaams minister van Media streef ik dit ook na. U kent het Fonds Pascal Decroos, de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) met het Journalistenloket, de Raad voor de Journalistiek, waarmee we regelmatig contact hebben, het opleidingsproject Mediacademie, Nieuws in de Klas, de projectenoproep die ik daarnet nog even verduidelijkte, en natuurlijk ook de openbare omroep, met een aantal bijzondere doelstellingen rond journalistiek en nieuwsberichtgeving in de beheersovereenkomst. Op die manier wil ik het belang van een pluriforme pers onderstrepen en ondersteunen.
Mijnheer Vandaele, u vroeg naar de verdere samenwerking. Ik vond het meer dan zinvol om dat tweede colloquium te hebben. Ik kan deBuren alleen maar feliciteren dat ze dit tot stand hebben gebracht. Mijn administratie en het kabinet hebben daar mee aan voorbereid. Ik ben zeker bereid om verder samen te werken. Maar ik wil nu afsluiten met enkele vragen van politieke aard.
We mogen ons niet miskijken op het groene gras boven de Moerdijk. De middelen van het fonds ter ondersteuning van innovatie in de journalistiek bedragen 2,2 miljoen euro. U mag aan mij en aan elke minister vragen om evenveel te investeren als in Nederland. Maar wij zijn met een derde van de Nederlanders, de budgetten zijn navenant. Men moet toch een beetje bij de realiteit blijven, tenzij men in bepaalde domeinen heel specifieke beleidskeuzes zou maken. Zelfs met onze minimale projectenpot zitten wij in die richting. Maar als wij onze Mediacademie en Nieuws in de Klas daarbij tellen, zitten we er al over of zitten we in elk geval op gelijke hoogte. De Nederlanders liggen inhoudelijk voor waar zij al geconsolideerd hebben in een beleidsvisie op iets langere termijn waar wij met de projectenpot en de bijsturing van de innovatieve projecten nog aan het zoeken zijn. Daarom is het samenwerken met hen interessant, om op termijn onze ondersteuningsinitiatieven die we allemaal kennen iets meer op elkaar af te stemmen. Mijnheer Vandaele, dat zal op het einde van deze of in het begin van de volgende legislatuur zijn. Of dat in een fonds moet of niet, is een open vraag. Dat is uiteindelijk maar een techniek. Dat wilde ik toch nuanceren. Inhoudelijk kunnen wij nog iets leren, maar wij doen al veel zelf. Vergeet ook nooit de financiële verhouding.
In die zin wil ik benadrukken dat ik de opmerkingen van de heer Ysebaert nogal onnozel vind. Jaja, de mediaminister zegt aan een van de grotere mediabazen van dit land – en ik zal het hem ook zelf zeggen – dat dit gratuit is! Dit is dezelfde uitspraak als wanneer men zegt “mevrouw Crevits heeft geen visie op onderwijs en moet meer steken in onderwijs” of “mijnheer Weyts kan niet volgen met zijn fietspaden en moet dus meer investeren”. Dit soort dialoog lijkt niet echt tot constructieve dingen. Ik kan als liberaal niet leven met mensen die ondernemen en die dus hun businessmodel overeind willen houden, en als het fout gaat naar de overheid kijken. Dit is niet de manier waarop deze samenleving werkt. Wij kunnen wel investeren in kwalitatieve innovatie voor journalistiek, en ik probeer dat ook te doen. Daarin wil ik de heer Ysebaert wel tegemoetkomen: als we meer kunnen doen, moeten we het ook doen. Maar zeggen dat het wel zal lukken als we er enkele miljoenen tegenaan gooien… Ofwel heeft men een business ofwel niet, laat dat heel duidelijk zijn. Ik zal het hem ook zeggen. Ik vind dat soort uitspraken zeer gemakkelijk. Daar doe ik niet aan mee.
Waar hij wel een punt heeft, is dat we kunnen proberen om bepaalde procedures te vereenvoudigen. Maar mijnheer Ysebaert en ook anderen moeten beseffen dat een privébedrijf zoals Facebook of Google niet gebonden is aan het gelijkheidsbeginsel en aan aanbestedingen en wat weet ik allemaal. Die kunnen geld rondstrooien naar believen. Ze hebben dat geld, en ze kunnen het ook geven aan wie zij willen. Zij moeten zich niet verantwoorden in hun keuzes. De overheid moet dat wel doen. We zullen daarover deze namiddag nog een uitgebreid debat hebben in een dossier dat daar een beetje op lijkt.
Ja, ik strek de hand uit naar de media. Ja, ik vond het een zeer goed congres in zijn potentie. Ja, ik wil zeker de verspreide initiatieven nog meer bundelen en centraliseren – ook al sluiten ze al goed bij elkaar aan. En ja, meer middelen zijn daarbij nooit een taboe. Maar laten we het debat op niveau houden – daar wil ik toch voor pleiten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, het is goed dat u de kanttekening maakt dat we wat betreft de ondersteuning met een groot deel zitten dat ontsnapt aan het Vlaamse niveau omdat het op het federale niveau zit in de vorm van ondersteuning van de krantenbedeling. Dat is toch een aanzienlijke steun aan de sector, maar het bevindt zich buiten onze invloedssfeer.
U hebt het over projecten. Wat u zegt, is een blijvende zorg – en daar is een uitleg voor, die u net hebt gegeven. De overheid kan nu eenmaal minder soepel met dat soort dingen aan de slag dan de privésector. Onze procedures om projecten toe te kennen, zijn inderdaad vaak wat log en tijdrovend, en de betrokkenen hikken daar vaak tegenaan. Dat heeft Vlaanderen wel wat meer in de hand dan de federale ondersteuning. Daar moeten we blijvend zorg aan besteden.
Het is interessant dat u het over het verschil in de budgetvolumes hebt tussen Nederland en Vlaanderen. Zij zijn iets groter dan wij. En ze hebben gas. Maar als je daar ergens een platformpje of een fondsje zou kunnen maken waar je die beide innovatieve sectoren bij elkaar zou kunnen brengen en op die manier de slagkracht zou kunnen verhogen en de kennisdeling vergemakkelijken, zou dit iets heel leuks, actueels, bruikbaars en prikkelends kunnen zijn. Het lijkt mij een goed idee dat u daarmee verder aan de slag gaat.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, Vlaanderen geeft relatief gezien niet echt minder geld uit aan de sector. Ik kan u daarin volgen. Ik weet niet waar de professor die enkele honderdduizenden haalt. Gaat het over die 300.000 euro voor innovatieve journalistiek? Het maakt misschien niet zoveel uit. Het punt dat wij hier al een paar jaar maken is dat de sector blijkbaar bij de traditionele, administratieve, VLAIO-achtige dingen niet goed terechtkan. De instrumenten voor innovatie van het departement van minister Muyters zijn niet zo geschikt voor de mediasector. Dat is geïnspireerd door universitaire onderzoeksgroepen, enzovoort. Op mijn vraag antwoordde minister Muyters dat er wel een aantal mediaprojecten waren. Maar toch onvoldoende. Daarom steunen wij enorm de samenwerking tussen imec en MediaNet. Misschien kan daar een nieuw instrument uit voortkomen.
Aan de andere kant zie ik in Nederland één grond fonds voor de stimulering, waarin ook onderzoek wordt gedaan en meer kennis wordt gedeeld. Het gaat niet alleen over het uitdelen van zoveel honderdduizenden euro, het gaat ook om het delen van kennis. We hebben het Steunpunt Media niet meer. We zitten daar in een iet of wat versnipperd geheel. Moeten we er niet over nadenken om de zaken toch wat meer bij elkaar te brengen, om op die manier opnieuw wat meer kennis op te bouwen en deze te delen in de sector, en dan subsidies uit te delen aan wie daar recht op heeft en met een goed project komt? Maar het systeem zoals het nu is, vlot niet. Dat wou ik hier toch nog eens zeggen, ook omdat het op dat mediacongres aan bod is gekomen.
Als het hele rapport-Bardoel klaar is, voorzitter, moeten we dat met deze commissie maar eens verder uitdiepen.
Dat bespreken we bij een regeling van de werkzaamheden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik vind dit een ongemeen boeiend debat over deze belangrijke vragen. De uitdagingen zijn immens. Het gaat over kwalitatieve journalistiek, pluriformiteit en hoe om te gaan met internationale spelers. Ik wil gewoon herhalen dat de heer Caron en ikzelf een resolutie hebben gemaakt over de onafhankelijke journalistiek. Ze zit nu nog bij de meerderheidspartijen. Ik denk dat we het eens zijn om iets te doen. Ik roep op om de koppen nog eens bij elkaar te steken om te bekijken of we die resolutie kamerbreed kunnen steunen.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik onderscheid in de discussie drie blokken die ik graag aan elkaar wil koppelen.
Er is ten eerste de steun voor de innovatieve journalistiek, dus de inhoud van de journalistiek, onze projecten. Daar is het zinvol om na de tweede projectenronde – het is nog maar de tweede keer dat we het zullen doen – eens te bekijken welk soort projecten daarop afkomen. Is dat de richting die we verder willen gaan? Kunnen we de projectenpot verhogen? Of moeten we die projecten inderdaad niet meer afstemmen op onze andere subsidielijnen rond media-innovatie? Dat moet tegen het einde van de legislatuur zijn beslag krijgen. Ik spreek er mij niet over uit of dat in een fonds moet. Het tweetal jaren dat de Nederlanders inhoudelijk qua stroomlijning voorop liggen, moeten we een beetje sneller kunnen dichtrijden. Daartoe wil ik mij wel engageren.
Ik was ook wel verrast door de vier projecten die uit de eerste innovatieve oproep kwamen. We zullen nu zien welke er uit de volgende oproep komen. Dat zal ons een beeld geven van waar we nu aanbodgestuurd naartoe willen. Terwijl projecten altijd vraaggestuurd zijn, zelfs met onze specificering. Laten we dat engagement dus opnemen.
Mevrouw Brouwers, wat betreft de koppeling van heel dit vraagstuk aan media-innovatie, maar dan eerder vanuit economisch oogpunt, wil ik vanuit de bevindingen en het eerste deel van mijn antwoord bekijken hoe we daar bijkomende en betere toeleidingskanalen kunnen organiseren. Ik stel voor dat we daarop terugkomen in de beleidsbrief. Het is in elk geval niet slecht dat een aantal partners elkaar daar gemakkelijker hebben gevonden. Dat zou de zaken moeten vergemakkelijken. Ik weet dat dit voor u op dit ogenblik misschien niet voldoende is, maar ik merk daar een gunstige evolutie. Daar moeten we verder op kunnen inzetten.
Het derde pakket is het brede internationale pakket. Of het nu over de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen gaat, die ik zinvol vind omdat de vraagstukken zeer vergelijkbaar zijn – ik wil de voortzetting van de gesprekken met de noorderburen stimuleren –, of over het heel brede verhaal van de advertentiemarkt en dergelijke meer. Daar begrijp ik de heer Ysebaert wél. Ik begrijp het ongenoegen en de frustratie daar wél. Dat is een ander debat, dat ik graag met u wil voeren. U weet dat er gesprekken zijn over die advertentiemarkt en over het betrekken van topspelers zoals Netflix in de stimuleringsverplichting die we nu al aan bedrijven opleggen. Dat is het bredere debat. Ik veronderstel dat we daarop – beleidsbrief of niet – de komende weken zeker zullen terugkomen. Daar wil ik de mediabedrijven wel een eind tegemoet treden. Laten we het proberen af te bakenen en op elkaar te laten aansluiten. Dat is mijn pleidooi.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik ben akkoord met uw laatste woorden. Deze discussie gaat heel breed. Als we ons zouden kunnen focussen op wat er mogelijk is aan samenwerking en uitwisseling op het gebied van innovatie tussen Nederland en Vlaanderen, dan zou dat al een mooi thema zijn om eens mee te beginnen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik ben akkoord om de samenwerking met Nederland verder te exploreren. Minister, ik zie dat het toch al een beetje de goede richting uitgaat. Ik begrijp dat u daar nog een klein beetje tijd nodig hebt. We zullen daar bij de bespreking van de beleidsbrief zeker op terugkomen. Dan hoop ik dat we dat belangrijke rapport nog eens kunnen bespreken binnen een half jaar of wanneer het af is. Dan kunnen we op dit belangrijke thema ingaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.