Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de cijfers met betrekking tot de hertewerkstelling van 50-plussers
Vraag om uitleg over de tewerkstellingskansen van 50-plussers
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
De Federale Regering heeft een aantal pensioenmaatregelen afgesproken. Een van de grote discussiepunten was de behandeling van de pensioenrechtenopbouw van 50-plussers die langer dan één jaar werkloos zijn. Uiteindelijk werd beslist hier niet aan te raken, maar er moeten wel bijkomende inspanningen komen om deze groep, die duidelijk minder kansen heeft op de arbeidsmarkt, te activeren. De Federale Regering doet hiervoor een beroep op de deelstaatregeringen en vraagt aan de Nationale Arbeidsraad om advies.
Er was enkele weken geleden nogal wat commotie rond werkloze 50-plussers. De verschillende opinies vlogen over en weer, en de discussies gingen over divers cijfermateriaal. Ik ga hier even dieper op in.
Uit recente cijfers van de Sociale Kruispuntbank blijkt bijvoorbeeld dat één jaar nadat ze werkloos zijn geworden, net geen 14 procent van de 50- tot 54-jarigen opnieuw aan het werk is. Voor wie ouder is, tussen 55 en 59, daalt dat cijfer tot 4,42 procent. Van de 60-plussers die zonder job vallen, is een jaar later slechts 1 procent opnieuw aan de slag. Met die cijfers plaatst federaal minister van Werk Peeters kanttekeningen bij uw cijfers dat 43 procent van de Vlaamse werkloze 50- tot 54-jarigen op korte termijn een nieuwe job vindt. Minister Peeters wijst erop dat het gaat om mensen die in het jaar nadat ze hun baan verloren hebben, weer gewerkt hebben. Het betreft een totaalcijfer, zegt hij, dat ook niet-duurzame jobs bevat, dus ook als de oudere werklozen een tijdelijke job hadden of via een uitzendcontract werkten en zelfs als ze intussen opnieuw werkloos zijn.
Cijfers zijn altijd voor interpretatie vatbaar. Ik wil benadrukken dat starten met een niet-duurzame job absoluut niet uitsluit dat mensen op termijn doorgroeien naar een permanentere job. Uiteindelijk blijft instroom een van de expliciete motieven van uitzendarbeid.
Die groep van oudere werkzoekenden blijft natuurlijk wel een zorgenkind op onze arbeidsmarkt. De vraag blijft op welke manier het beleid dat zal aanpakken. In een eerste reactie op de vraag voor overleg vanuit de Federale Regering liet u gevat weten dat u ‘de goed werkende Vlaamse maatregelen voor 50-plussers wil uitleggen aan minister Peeters’ en dat u er ‘uw wishlist aan toe wilt voegen hoe federale wetten dat effect kunnen versterken’.
Hoe reageert u op de cijfers van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de stelling van federaal minister Peeters dat een groot deel van de jobs die 50-plussers aannemen niet-duurzaam zijn? Op welke manier zult u aan uw federale collega aantonen dat de Vlaamse activeringsmaatregelen voor 50-plussers goed werken?
Waar ziet u nog ruimte voor verfijning van de bestaande maatregelen?
Over uw wishlist werd later een tipje van de sluier opgelicht: modernisering van het arbeidsrecht, beperking van de werkloosheid in de tijd, het activeren van de ontslagpremie staan erop. Misschien staat er nog meer op uw wishlist.
Ten slotte wil ik graag weten of er al een vraag tot overleg is van het federale niveau. Wanneer komt dat er? Wat staat er op de agenda?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik vind het nogal aandoenlijk hoe mevrouw Talpe echt nieuwsgierig is naar de wishlist van de minister.
Ik was zelf serieus van mijn melk toen ik enkele weken geleden een tweet zag passeren van minister Peeters. Hij meldde dat slechts 3,8 procent van de werkloze 50-plussers opnieuw werk vindt. Ik vond dat heel erg. Het was weekend, ik zat met mijn vriendin bij mijn schoonouders. Ik dacht: ik moet stoppen als Vlaams parlementslid want ik ken er niets van; het kan toch niet dat er zo weinigen werk vinden? Mijn schoonouders zijn ook boven de 50. Ze vroegen me ook wat wij hier uitspoken als er zo weinig 50-plussers werk vinden. Ze vonden dat ik hier beter de boeken zou dichtdoen.
Ik ben zelf gaan graven in de cijfers, ook bij steunpunt Werk. Zoals mevrouw Talpe zegt, vond ik daar dat cijfer dat na een jaar 43 procent werk vindt. Dan zag ik de nieuwe communicatie van minister Peeters met de cijfers die mevrouw Talpe ook aanhaalde. Voor de 60-plussers is het maar 1 procent na een jaar. Dan ben ik weer in paniek geschoten. Een mens zou niet durven ouder worden in deze wereld. Dus zei ik: laat ons absoluut van ons parlementair voorrecht gebruik maken om een verklaring te vragen en dit in de commissie uit te klaren.
Minister, alstublieft, help ons om klaarheid te krijgen.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de geest van de intergenerationele solidariteit begeef ik me in jullie leefwereld. Ik heb wel wat vragen over de 50-plussers op de arbeidsmarkt. Alle gekheid op een stokje, het is een heel belangrijk dossier, een heel belangrijke materie. Ik zal niet in herhaling vallen. Wat de collega’s Talpe en Ronse hebben aangegeven, was natuurlijk terecht.
De afgelopen weken is er, tot tien dagen geleden – het stond op 19 september nog in De Standaard – een hele cijferdiscussie geweest over de tewerkstelling van een heel precaire groep op onze arbeidsmarkt, namelijk de 50- en 55-plussers. Ik zal de cijfers niet herhalen, die zijn al gegeven. Duidelijk is dat tussen de cijfers van minister Peeters en die van u een grote kloof zit, minister. De ene zijn zeer alarmerend, de andere lichtjes positiever.
De vragen die ik ga stellen, moeten tot meer klaarheid leiden. Ik zou willen weten over welke cijfers we het hebben, zodat we naar oplossingen kunnen zoeken. De spelletjes van de afgelopen dagen en weken zijn zinloos, dit dossier leeft bij heel veel mensen, en daar wordt niemand beter van, zeker de politiek niet.
Minister, een eerste punt werd al aangehaald: ik vraag me af op welke onderzoeken en gegevens u zich baseert voor de vermelde cijfers. Kunt u dat duidelijk maken zodat iedereen daar klaarheid over heeft?
Mijn tweede vraag valt gedeeltelijk weg. De cijfers over de 55- en 59- jarigen en 60- plussers heb ik op Twitter gevonden. U hebt die ook nog getweet, maar u mag daar straks nog verder op ingaan. Ik heb de cijfers gevonden, maar misschien is het goed om er verder bij stil te staan.
Zitten in die 43 procent ook tijdelijke contracten en uitzendarbeid verwerkt? Minister Peeters verwees daar, zoals mevrouw Talpe zei, naar niet-duurzame jobs. Gaat het hier ook om duurzame vormen van tewerkstelling, ja of nee?
U hebt het over die 43 procent die op korte termijn werk vindt. Wat verstaat u onder ‘korte termijn’? Misschien is het goed om ook daarover duidelijkheid te scheppen.
Hoeveel procent van die 50-plussers die hun job verliezen en op korte termijn opnieuw werk vinden – ik vind dat persoonlijk wel interessant – behoudt dat tot aan zijn pensioen? Als ze hun job verliezen op die leeftijd, hoeveel zijn er dan een vogel voor de kat? Moeten ze keer op keer verder zoeken naar een job? Of zit er enige stabiliteit in tot aan hun pensioen?
Minister, wat de discussie over de cijfers betreft, hoop ik dat u ons duidelijkheid zult verschaffen. Los daarvan, blijft de kans klein dat mensen die ouder dan 50 jaar zijn en die hun job verliezen, weer aan de slag zullen gaan. Dat is zo. Hoe zult u ervoor zorgen dat deze cijfers zullen stijgen? Welke ambities stelt u zichzelf op dit vlak?
Wat mijn laatste vraag betreft, houd ik de discussie over de pensioenhervorming in het achterhoofd. Op dat vlak hebben we als politiek trouwens ook geen goed figuur geslagen. Bent u van plan het doelgroepenbeleid bij te sturen om ervoor te zorgen dat de oudere werknemers meer jobkansen krijgen op de arbeidsmarkt?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeer blij met de serene wijze waarop de vragen om uitleg zijn gesteld. Ik ben tevens blij dat ik de kans krijg de verschillende cijfers in het juiste perspectief te plaatsen.
Ik wil beginnen met 3,8 procent, het eerste cijfer dat minister Peeters heeft gebruikt. Dit is het maandelijks percentage van de volledige werkzoekendenpopulatie dat een maand later aan het werk is. Ik wil dit verduidelijken. VDAB gaat na welke in januari 2017 werkzoekende 50-plussers in februari 2018 aan het werk waren. Dat cijfer omvat de nieuwe werkzoekenden en de ‘stock’ van oude en vaak zeer langdurige werkzoekenden. Het gaat niet om de kansen van een werkzoekende 50-plusser. Het gaat erom hoeveel in januari 2017 werkzoekende 50-plussers in februari 2018 een job hadden. Dat was 3,8 procent. Dat is iets heel anders dan wat is gesteld.
Ik geef even een voorbeeld om aan te tonen dat het echt om iets anders gaat. Voor de 25- tot 49-jarigen is dat 10,9 procent. Dat zou betekenen dat slechts 10 procent van de 25- tot 49-jarige werkzoekenden een kans heeft om werk te vinden. Dit toont hoe slecht de communicatie was. Ik vind het erg dat dit op deze manier naar voren is gebracht. Het geeft een totaal verkeerd beeld van wat op de arbeidsmarkt gebeurt.
De effectieve cijfers van de uitstroom naar werk worden door VDAB berekend en gemonitord. We zien dat die cijfers veel hoger liggen. Bovendien is er elk kwartaal een positieve evolutie. Dat duidt goed aan dat we het beter doen. Er is me gevraagd hoe ik dat wil aantonen. Ik wil tonen dat we met betrekking tot dit punt telkens stijgen. VDAB meet na zes maanden of na een jaar de uitstroom naar werk van de mensen die hun job hadden verloren en zich bij VDAB hadden ingeschreven.
Mijnheer Annouri, u hebt verwezen naar de kritiek van minister Peeters dat in de uitstroomcijfers van VDAB zeer veel tijdelijke contracten zijn opgenomen. Dat is niet correct. VDAB meet exact zes maanden of een jaar nadat iemand werkzoekend is geworden of die persoon aan het werk is. Het is mogelijk dat iemand gedurende vijf maanden en dertig dagen heeft gewerkt, maar die zesde maand niet meer werkt. Hij wordt dan niet in de cijfers opgenomen. Het is ook mogelijk dat iemand gedurende vijf maanden en dertig dagen niet heeft gewerkt, maar die zesde maand niet werkt. Het is gewoon een momentopname. De kritiek dat dit percentage, 43 procent, zeer veel tijdelijken omvat, is niet correct. Dat is niet de wijze waarop VDAB dit doet. Het is mogelijk dat een aantal mensen op het ogenblik van de meting met een tijdelijk contract of een uitzendcontract aan het werk zijn, maar het is niet juist dat het cijfer om die reden zo hoog ligt.
Ik wil even de verschillende cijfers geven. Voor de 50- tot 54-jarigen is het 43 procent na zes maanden. Voor de 55- tot 59-jarigen is het 35 procent na zes maanden. Voor de 60-64-jarigen is het 19 procent na zes maanden. Na een jaar gaat het om respectievelijk 46 procent, 31 procent en 15 procent. Dat zijn de cijfers. Als we naar de evolutie door de kwartalen kijken, merken we een duidelijke stijging. Dit toont aan dat we met een verbetering zitten.
Om de uitstroom naar werk na twaalf maanden te meten, kunnen we naar de cijfers van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid kijken. Het gaat dan niet, zoals op 19 september 2017 foutief in De Standaard stond, om de mensen die werkloos zijn geworden. Dat is wat VDAB doet. Het gaat hier om alle werkzoekenden. Aangezien er natuurlijk veel langdurig werkzoekende 50-plussers zijn, komt vooral het cijfer voor de 55-plussers veel lager uit. We weten dat de oudere langdurig werkzoekenden veel moeilijker te activeren zijn.
We kunnen ons ook afvragen hoe groot de kans is dat iemand die nu werkloos wordt, aan het werk geraakt. Dat zijn, voor alle duidelijkheid, de cijfers die ik naar voren heb gebracht. De cijfers tonen aan dat er een groot verschil is tussen de 50-plussers die pas werkzoekend zijn geworden en de groep van de langdurig werkzoekenden in ‘stock’. Aangezien de groep van de langdurig werkzoekende 50-plussers zeer groot is, trekt deze groep het globaal cijfer van de uitstroom naar werk van 50-plussers sterk naar beneden.
Aangezien ik die plaat al wel een paar keer heb opgezet, weten de meesten het al, maar ik wil toch nog even opmerken dat duizenden langdurig werkzoekenden vanwege sociale en politieke afspraken uit het verleden buiten de activerende aanpak van VDAB bleven toen ik minister van Werk werd. In 2008 moesten werklozen van 52 jaar niet meer worden geactiveerd. Verder zitten heel wat langdurig werklozen in het PWA-systeem zonder perspectief op tewerkstelling in de reguliere arbeidssector. Die tellen nog mee als werklozen.
Ik heb VDAB opdracht gegeven die groep te screenen en van alle langdurig werklozen, dus niet enkel de mensen in het PWA-stelsel, in te schatten of en hoe we hen opnieuw aan het werk kunnen krijgen. VDAB nodigt de langdurig werkzoekenden systematisch uit en heeft reeds voor 78 procent van deze groep een inschatting gemaakt van de nood aan begeleiding op maat. Als ze aan de slag kunnen gaan, worden ze op vacatures gewezen. Hierbij wordt bijkomende aandacht geschonken aan de digitale vaardigheden. We doen er wel degelijk alles aan om die stock opnieuw op de arbeidsmarkt te activeren.
Het klopt dat het vooral voor 55-plussers die hun job verliezen, moeilijker is een nieuwe job te vinden. We zien stapsgewijs beterschap in de cijfers voor de uitstroom naar werk, in de werkloosheidscijfers en in de werkzaamheidsgraad.
Voor de groep tussen 50 en 54 jaar oud is de werkzaamheidsgraad tot 81 procent gestegen. Voor de volgende groep, van 55 tot 59 jaar oud, was dit 51 procent toen ik begon. Nu is dat tot 67 procent gestegen. Er is een veroudering van de arbeidsmarkt en er zijn nog andere omstandigheden. Die mensen blijven echter wel aan het werk. Er is een tijd geweest waarin de 50-plussers duidelijk niet aan het werk waren. Nu is dat 81 procent van de 50- tot 54-jarigen.
We zien dit per blok verschuiven. Het percentage dat in 2005 werd gehaald door de groep tussen 55 en 59 jaar oud, is het percentage dat de zestigers nu halen. Het vroegere percentage voor de groep tussen 50 en 54 jaar oud is nu het percentage voor de groep tussen 55 en 59 jaar. Overal stijgen de cijfers.
Niemand moet me ervan overtuigen dat het nog altijd beter kan. Ik wil dat nog steeds verbeteren. Indien we de bedenking maken dat de 52-jarigen in 2008 niet meer moesten worden geactiveerd en we nu een werkzaamheidsgraad van 81 procent hebben voor de groep tussen 50 en 54 jaar, hebben we toch wel iets bereikt.
Natuurlijk voeren we in dit verband een heel beleid. Ik zal dat niet allemaal herhalen. Zo is er de doelgroepenkorting. Ik zie geen reden om die korting aan te passen. De doelgroepenkorting voor de oudere, meer ervaren werknemers geldt nu vanaf 55 jaar. De werkzaamheidsgraad van 81 procent in de groep van de 50- tot 54-jarigen maakt duidelijk dat dit vooral van nut is voor de volgende groep en voor de nog oudere en meer ervaren werknemers.
Daarnaast hebben we natuurlijk nog een hoop specifieke projecten. Ik wil een paar relatief nieuwe projecten naar voren brengen. Misschien zullen sommigen hier die projecten nog niet kennen.
Er is een nieuw project met als titel ‘Op talent staat geen leeftijd’. Voor 55-plussers is netwerken vaak de beste manier om aan een job te geraken. VDAB biedt hun op dit vlak een unieke kans om zelf een netwerkevent te organiseren. Ik ben dat in Leuven gaan bezoeken. De werkzoekende 55-plussers krijgen de vraag zelf een netwerkevent tussen werkzoekenden en werkgevers te organiseren. Dit gebeurt onder de titel ‘Op talent staat geen leeftijd’. Tijdens de voorbereiding van dit netwerkevent doen de 55-plussers ook zelf weer ervaring op. Ze kunnen dit gebruiken als een troef tijdens hun sollicitaties.
De netwerkevents vinden plaats in oktober 2017. Dit is zeer interessant. Ze zitten aan verschillende tafels. Een tafel regelt de inhoud van het event, de communicatie of de logistieke ondersteuning. Ze hebben een paar keer vergaderd. Ze krijgen een klein budget van VDAB. Daarmee moeten ze dan zorgen dat er, bijvoorbeeld, een zetel op het podium staat voor het panelgesprek of zo. Ze moeten ook de ontvangst organiseren en beslissen welke inhoud ze willen brengen. Het is mooi in elkaar gestoken. Die mensen zijn zelf enthousiast.
Op deze manier netwerken ze onder elkaar en leren ze van elkaar, maar ze ontmoeten tevens werkgevers. Ik heb Voka en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) uitdrukkelijk opgeroepen ervoor te zorgen dat er echt veel werkgevers aanwezig zullen zijn. Ik hoop dat dit nieuw evenement, dat nog niet eerder heeft plaatsgevonden, sterk zal verlopen.
Op 23 november 2017 is er de European Employers’ Day. VDAB concentreert zich die ene dag specifiek op de werkgevers. VDAB maakt de werkgevers attent op de mogelijkheden om de felbegeerde werknemer te vinden. Natuurlijk zullen de 55-plussers die dag een prominente plaats krijgen.
Een ander project is een proefproject betreffende de online sollicitatiecoaching specifiek op maat van de 55-plussers. Tijdens het najaar van 2017 zal dit project worden geëvalueerd in functie van een uitrol over Vlaanderen. Dit betekent dat we nooit stilstaan en altijd blijven zoeken. We zoeken nieuwe initiatieven. We doen wat we kunnen om dit verder aan te pakken.
Mijnheer Annouri, VDAB berekent de tewerkstelling tot aan het pensioen niet. We weten wel dat 47 procent van alle werkzoekende 50-plussers die door VDAB tot de uitstroom naar werk worden gerekend, de daaropvolgende twaalf maanden continu aan het werk blijft. Wat de duurzaamheid van de tewerkstelling betreft, doen de 50-plussers het daarmee niet slechter dan de andere leeftijdscategorieën. We zien op dat vlak geen groot verschil.
Mevrouw Talpe, u hebt het over mijn wishlist gehad. Volgens mij zouden heel wat taken ons regionaal beleid nog kunnen versterken. U hebt er al een paar genoemd. Ik denk aan de werkloosheidsreglementering, de reglementering betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (RWT) en de loonvorming zijn belangrijke elementen. Verder is er nog het vrijwilligerswerk, de outplacement, de ontslagregeling en de beschikbaarheden. Deze opsomming is zeker niet limitatief. Dit zijn elementen die op elkaar kunnen inspelen. Ik ben er zeker van dat de grenzen van de rigide federale arbeidswetgeving op dit ogenblik niet bevorderlijk zijn.
Mevrouw Talpe, aangezien u hier uitdrukkelijk om hebt gevraagd, wil ik nog meedelen dat ik geen enkele uitnodiging tot overleg of brief van minister Peeters heb ontvangen. De enige verwijzing naar wat er zal gebeuren, heb ik in de pers gelezen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dat laatste is wel hard aangekomen. Met betrekking tot de cijfers verwarring zaaien en dit in de pers nog uitvergroten in plaats van eerst overleg te plegen of nadien een poging tot overleg te ondernemen, dat is niet de aanpak waarvoor wij willen staan. Het is heel onprofessioneel. Ik betreur dit enorm. Dit sluit ook aan bij wat daarnet is gesteld. De mensen in de straat denken dat wij er met onze pet naar gooien. Ik ben verontwaardigd. Ik ben blij met uw verduidelijking aan de hand van de cijfers. Ik zal dat nog in detail bekijken.
Ik wil even op de discussie over duurzame en niet-duurzame jobs ingaan. Wat me stoort, is de manier waarop de interimarbeid vaak wordt afgeschilderd. Het lijkt wel of die mensen tweederangswerknemers zijn. Daar word ik ambetant van. We weten allemaal dat de uitzendarbeid een zeer belangrijke rol speelt en zeker voor de oudere werknemers een opstap vormt. Er worden veel kansen voor de 50-plussers gecreëerd. Ik heb hierover nog een vraag om uitleg gesteld in deze commissie. U hebt toen verklaard dat in 2015 een op de vijf werkzoekende 55-plussers na een jaar uitzendarbeid effectief vast werk had gevonden. Ik zal nog een opvolgingsvraag met betrekking tot 2016 indienen. Die niet-duurzame jobs vormen vaak ook een bewuste keuze van de oudere werknemers. Vaak willen ze liever deeltijds of gedurende een bepaald seizoen aan de slag gaan. Ik verwijs naar Daikin in Oostende. Oudere werknemers komen jaarlijks in het hoogseizoen werken en zijn in het laagseizoen blij dat ze thuis kunnen blijven. Ik wil de interimarbeid niet bewieroken. Er is zeker ook wel wat oneigenlijk gebruik. Het verhaal is echter genuanceerder dan sommigen ons willen laten geloven.
Momenteel zijn in België 130.000 50-plussers langer dan een jaar werkloos. Volgens mij zitten er ongeveer 84.000 thuis in brugpensioen en zijn er 240.000 langdurig zieken. Dat zijn cijfers die aankomen. Er zijn echter ook heel wat kansen. Er is heel wat werk aan de winkel. Met hun activeringsbeleid hebben de regio’s op dit vlak een enorm belangrijke rol te vervullen. Vlaanderen verdient een bemoedigende schouderklop. Dit moet aantonen dat we de juiste weg zijn ingeslagen, maar dat we nog verder op die weg moeten gaan. We moeten nog meer doen. Zoals u al hebt gesteld, is het een werk van lange adem. Dergelijke verkeerde communicatie zet een rem op die gestage vooruitgang.
Minister, wat uw wishlist betreft, kunt u misschien nu al beginnen aan uw brief voor de federale Sint. Zo te horen, gaat het immers om een hele waslijst.
Dames en heren, de minister heeft me net drie tabellen overhandigd waarin de cijfers zijn opgenomen die hij net heeft vermeld. We zullen die tabellen als bijlage bij het verslag voegen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik heb er de tweet van minister Peeters nog even bij genomen. Na uw antwoord kon ik niet meer geloven wat ik toen heb gelezen. Er staat het volgende: “Niet terugkomen op genomen beslissing, wel echte probleem oplossen: slechts 3,8 procent werkloze 50+ geraakt aan nieuwe job”. Dat komt van de federale minister van Werk.
U hebt geantwoord dat het een maandelijkse statistiek betreft. U hebt cijfers aangehaald waaruit blijkt dat 43 procent van de 50-plussers zes maanden of een jaar fulltime aan het werk is. Volgens de federale minister van Werk gaat het om tijdelijke contracten. Ik leid uit uw antwoord af dat ook dit niet klopt. Wat de aanwerving van 50-plussers betreft, pakt hij uit met cijfers die zeer slecht zijn. Eigenlijk omvat dit ook andere mensen, zoals de massa PWA’ers die eigenlijk levenslang in dat statuut blijft. We zullen het stelsel trouwens hervormen. Zoals u terecht hebt opgemerkt, gaat het tevens om politieke afspraken over het niet langer opvolgen van bepaalde groepen.
Ik vind dat eigenlijk bijzonder ernstig. Ik ben oprecht van mijn melk. We werken hier dag in, dag uit aan een betere arbeidsmarkt. Indien het mogelijk zou zijn, zou ik eigenlijk graag de federale minister van Werk in deze commissie zien om duiding bij de Vlaamse cijfers te krijgen. Indien hij kennis kan nemen van de cijfers, zou hij zijn houding met betrekking tot uw wishlist misschien aanpassen. Die wishlist bevat een aantal zaken die dringend en nuttig zijn voor het Vlaams arbeidsmarktbeleid. Indien hij effectief denkt dat slechts 3,8 procent van de 50-plussers in Vlaanderen aan werk geraakt, snap ik zijn huidige houding over een aantal zaken op die wishlist. Indien hij zou inzien dat dat dit niet het geval is en dat het om een maandelijkse statistiek gaat, zouden we hem ervan kunnen overtuigen een aantal reuzesprongen te maken. Dat stemt me dan weer optimistisch. De noodzakelijke hervormingen van het arbeidsrechten zouden ertoe leiden dat het Vlaams arbeidsmarktbeleid nog beter zou worden dan het uitstekend beleid dat we nu al hebben.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik vind de sfeer die hier wordt gecreëerd, met alle respect, tenenkrullend. Het verhaal luidt dat de boeman zich in de Federale Regering bevindt en daar wordt een verhaaltje aan gekoppeld. Er zitten drie partijen in de Vlaamse Regering. Aan de overkant van de straat zitten dezelfde drie partijen. Er is een miscommunicatie van jewelste geweest. De burger heeft hier niets aan gehad.
Minister, in plaats van de straat over te steken of desnoods de trip te maken van Edegem naar Antwerpen of naar Puurs – dat is nog niet helemaal duidelijk – wordt de sfeer nu opgeklopt. Ik vraag me af welke communicatie hier eigenlijk is gevoerd. Het is schandalig. Dit helpt, met alle respect, niemand vooruit. Dit is een theatervoorstelling aan het worden waar ik en de mensen thuis weinig aan hebben.
U hebt daarnet verklaard dat u niets hebt gehoord. Wie ook wat moge hebben gecommuniceerd, mijn eerste vraag is wat u als minister van Werk zult doen om ervoor te zorgen dat de federale minister niet meer op die manier zal communiceren. Jullie moeten elkaar vinden in wat er gebeurt met de 55-plussers en de 50-plussers. Jullie moeten stappen vooruit zetten. Dat is mijn eerste vraag als Vlaams volksvertegenwoordiger van de oppositie: welke stappen zult u zetten ten aanzien van uw federale collega?
Ik wil u danken voor uw uitgebreid antwoord. U bent op alle elementen goed ingegaan. Een eerste bedenking bij de cijfers van VDAB hebt u zelf terecht al aangehaald.
VDAB meet na zes maanden of twaalf maanden. Dat zijn momentopnames. Het is mogelijk dat mensen gedurende vijf maanden en drie weken niets hebben gedaan en die week dan wel aan het werk zijn en omgekeerd.
Minister, u bent eerlijk geweest. Er wordt niet gemeten in welke mate mensen ouder dan 50 jaar tot aan hun pensioen op dezelfde wijze aan een job geraken. Er is op basis van die cijfers geen manier om na te gaan in welke mate werkzoekende 50-plussers op een kwalitatieve wijze een job kunnen vinden op de arbeidsmarkt. Over de werkzaamheidsgraad zal ik straks nog iets zeggen, maar er is een manier om dit te achterhalen.
Volgens mij hebben interimjobs zeker en vast een meerwaarde op de arbeidsmarkt, maar we mogen het risico van interimarbeid op bepaalde momenten ook niet minimaliseren. Er is al veel gezegd en geschreven over de gevolgen van flexijobs. In sommige gevallen brengen ze kwalitatief niet wat ervan wordt verwacht. Dat is een risico dat we volledig in kaart moeten brengen en niet mogen minimaliseren. We moeten op een transparante wijze kunnen nagaan op welke wijze die mensen dezelfde job al dan niet houden. We moeten nagaan of het al dan niet om kwalitatieve jobs gaat.
Minister, u bent over de werkzaamheidsgraad begonnen. Niet ik, maar mensen als rector Sels en professor Baert geven aan dat de werkzaamheidsgraad stijgt. De vraag is in welke mate dit een gevolg van de vergrijzing van de bevolking is. Hierdoor stromen meer mensen de arbeidsmarkt in. Dit kan hier al dan niet iets mee te maken hebben. Ik vind het interessant met dit punt af te sluiten. Volgens professor Baert is de economie in Europa weer aan het aantrekken. We zien veel positieve signalen. De politiek is er snel bij om te verklaren dat dit een gevolg van het gevoerde beleid is. Eigenlijk kunnen we niet duidelijk maken of dit al dan niet een gevolg hiervan is. Ik vraag me af waarom u zich sterk maakt dat er een correlatie is tussen de zaken die u hebt gedaan en de positieve resultaten die we zien. Er is volgens u een correlatie van één op één of toch minstens een correlatie. Daar bestaat wat verdeeldheid over.
Tot slot is er nog het verschil tussen een werkzoekende na een maand of na twee jaar. Dat is uiteraard de achilleshiel van de werkzoekenden. Hoe langer ze zoeken, hoe moeilijker het voor hen wordt. Dat geldt voor alle leeftijdscategorieën. Dit is meteen een van uw grote uitdagingen als minister van Werk.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, het schouwspel tijdens de vakantie heeft nog maar eens aangetoond hoe zorgvuldig we met cijfers moeten omgaan. Het is niet de eerste keer dat met cijfers wordt gezwaaid en dat iedereen probeert hiermee zijn gelijk te bewijzen. Het lijkt me goed op het niveau van de Vlaamse overheid het hoofd koel te houden en te proberen zo transparant en correct mogelijk te zijn. We moeten de focus op het echte doel leggen. Dat is niet het geruzie met de federale overheid, maar werkzoekenden vooruit helpen. Daar moet de focus op liggen. Er is veel gezegd over de cijfers, en ik ben blij dat ze bij het verslag zullen worden gevoegd. We kunnen die cijfers dan als kompas gebruiken.
Een belangrijk punt is de Vlaamse bevoegdheid voor de activering van de werkzoekenden. Dat is een kernbevoegdheid. Het is belangrijk dat we 50-plussers en 55-plussers in de richting van duurzaam werk activeren. Dat is echt belangrijk. Interimarbeid kan een opstap naar werk vormen, maar we moeten opletten dat we dit niet te veel relativeren. Een verbrokkelde loopbaan zorgt voor een verbrokkelde sociale bescherming. De ongerustheid van oudere werkzoekenden inzake de impact op hun pensioen is zeer terecht.
Minister, u hebt verklaard dat VDAB de duurzame uitstroom monitort. Door na te gaan wie twaalf maanden aaneensluitend aan het werk is, kan de duurzaamheid worden gemeten. We stellen vast dat dit voor de 55-plussers achteruitgaat. Er is een positieve evolutie voor de jongeren en de groep tussen 50 en 54 jaar oud, maar er is ook een achteruitgang voor de 55-plussers. Ik wil u vragen hier alert voor te zijn. U moet de verleiding weerstaan de cijfers al te gemakkelijk te veralgemenen of te beweren dat alles in orde is. Wat de 55-plussers betreft, is het niet in orde. Dat is een knipperlicht. De precariteit van hun loopbaan neemt toe. We weten dat dit een impact op hun pensioenen zal hebben. We moeten des te alerter zijn en des te harder inzetten op de duurzaamheid van hun jobs.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, een aantal mensen zullen wel van hun melk zijn, maar de enigen die echt het recht hebben om van hun melk te zijn, zijn de betrokkenen op het terrein, de werkzoekenden van 50 jaar, 55 jaar, 60 jaar en ouder. Het is voor hen zeker niet evident om opnieuw aan de slag te gaan. Zelfs het meest rooskleurige cijfers voor de groep tussen 50 en 54 jaar oud, namelijk een uitstroom van 43 procent, betekent nog steeds dat meer dan de helft geen duurzame job vindt binnen een normale termijn. Dat blijft een grote uitdaging voor ons arbeidsmarktbeleid.
Discussies tussen ministers over cijfers zijn absoluut niet relevant en hoeven we hier tussen volksvertegenwoordigers niet dunnetjes over te doen. Wat relevant is, is de samenwerking om tot een goed beleid te komen. De Vlaamse overheid heeft al goede stappen gezet. De federale overheid heeft dat ook gedaan. De werkzaamheidsgraad stijgt vooral in de groep tussen 50 en 54 jaar oud. Dat heeft vaak te maken met de vergrijzing en met de pensioenproblematiek die op een andere wijze wordt benaderd. De federale overheid heeft de regels met betrekking tot SWT aangepast. Wij kunnen hier op onze beurt op een andere manier op inspelen. We doen dat met ons beleid ook. We moeten gewoon verder de ingeslagen weg volgen.
Minister, ik heb in de kranten gelezen dat minister Peeters de regio’s wil ondersteunen. Ik zie dat als een uitgestoken hand. We moeten die hand aannemen. U hebt een wishlist. misschien moeten we die lijst hier eens bespreken. Dat lijkt me relevanter dan een minister van een ander bestuursniveau uit te nodigen. Misschien moeten we eens nagaan of we in Vlaanderen een draagvlak voor die wishlist kunnen vinden. Op basis daarvan kunnen we dan met de federale overheid rond de tafel zitten.
De uitdaging blijft hoe dan ook groot, zelfs voor de groep tussen 50 en 54 jaar oud. Voor hen gaan de uitstroomcijfers in de goede richting. Ik heb de werkloosheidscijfers met betrekking tot de andere groepen bij de hand. We zien een daling in bijna alle groepen. Zoals we gisteren tijdens het debat hebben vernomen, geldt dit ook voor de werkzoekenden van allochtone origine. In de groep van de 60-plussers, een nieuwe groep in ons beleid, is er echter een sterke stijging van de werkloosheid. We zitten nu met bijna 14.000 werkzoekenden ouder dan 60 jaar. Vroeger was dit gewoon niet aan de orde in ons arbeidsmarktbeleid. We moeten ook voor die groep een aangepast beleid ontwikkelen. Ondanks de vrij gunstige internationale conjunctuur stijgt de werkloosheid in die groep nog altijd zeer snel.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, als we alle cijfers samenvatten, kunnen we stellen dat het probleem voor de 50-plussers minder erg is. Het is natuurlijk nog erg dat slechts 43 procent een job vindt. Uiteindelijk zijn het er meer die geen job vinden. Het probleem stijgt met de leeftijd. Dit geldt voor de 55-plussers, wat mevrouw Kherbache heeft aangehaald, en voor de 60-plussers, wat de heer Bothuyne heeft aangehaald. Wat de 50-plussers betreft, heb ik het gevoel dat het wel in orde komt met de maatregelen die we nemen. Wat de 55-plussers en de 60-plussers betreft is er een groter probleem. In die zin is het belangrijk dat we onze doelgroepmaatregelen op die groep focussen. We moeten daar de juiste focus op leggen.
We zien ook dat het voor wie pas werkloos is geworden, nog wel gaat om opnieuw aan de slag te gaan, maar er is natuurlijk ook de grote groep die u ‘stock’ noemt. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Die mensen zijn nu gescreend. Dat blijft ook een groot probleem. U hebt daarstraks gezegd dat VDAB 78 procent daarvan individueel heeft gescreend. Wat zijn de uitslagen van die screening? Wat is de positie van die ‘stock’? Sorry dat ik het opnieuw ‘stock’ noem. Wat kan er worden gedaan om ook op die ‘stock’ in te werken? Voor de rest is er immers het netwerken. Volgende week donderdag zal ik niet in de commissie zijn, want dan is er het netwerken in Limburg. Ik ga daarnaartoe om mij daar ook echt van te vergewissen: hoe pakt men dat in de praktijk aan? Ik ben dus wel heel geïnteresseerd in die individuele gesprekken die er zijn geweest. Wat is precies het resultaat daarvan?
Minister Muyters heeft het woord.
Veel vragen, maar ik wil graag reageren. Wat de cijfers betreft: jullie hebben duidelijkheid gevraagd, ik heb geprobeerd die te geven. Ik kan er ook niet aan doen dat sommige cijfers duidelijk anders zijn voorgesteld dan ze werkelijk waren. Dat is een feit. Ik heb op een bepaald moment de discussie zelf gestopt en gezegd dat ik het nu wou hebben over de maatregelen die we nemen voor de 50-plussers, voor de 55-plussers, over onze nieuwe maatregelen. Na de RSZ-cijfers hebt u van mij niks meer gehoord. Ik heb die ook niet meer gecorrigeerd. Ik heb gezegd dat ik er in elk geval alles aan zal doen om 50-, 55- en 60-plussers meer aan het werk te helpen. Met die cijferdiscussie gaan we die mensen niet helpen. Ik ga wel niet naar de collega gaan. Hij heeft in de pers gezegd dat hij mij uitnodigt. Ik wacht op de uitnodiging. Zij hebben maatregelen genomen. Zij hebben gezegd dat ze met de gemeenschappen gaan spreken. Ik wacht op die uitnodiging. Ik heb op dit moment niet meteen behoefte. Ik wist niet dat ik een ‘wishlist’ zou mogen maken. Ik zal die wel maken en ik verwacht dan de uitnodiging.
Ik wil nog een ander punt naar voren brengen. U vraagt of we die duurzaamheid beter in kaart kunnen brengen. Ik denk dat de evolutie van de werkzaamheidsgraad een parameter daarvan is. De andere is die van de twaalf maanden later, waarnaar mevrouw Kherbache ook heeft verwezen. Ik zal dat bekijken wat 55-plussers betreft. Dat cijfer heb ik zeker niet bij, maar ik ga ervan uit dat het klopt wat ze naar voren brengt. Ik zal dan bekijken wat de redenen voor die daling zijn en of we dan opnieuw nieuwe maatregelen of acties kunnen doen ter zake. Meestal is dat niet een nieuw decreet of zo, maar hier of daar een actie. Ik zal dus bekijken hoe we dat aanpakken.
Het volgende lijkt me ook duidelijk. Mevrouw Claes, dan richt ik me ook tot u. We hebben het doelgroepenbeleid voor 55- en 60-plussers duidelijk naar voren gebracht, dus niet meer 50 tot 54 jaar. Wat we doen met dat netwerkevent, dat is ook 55-plus. We weten dat de grootste problematiek vandaag zit bij de 55-plussers. Wat je kunt doen met de mensen in de ‘stock’, dat is natuurlijk iets moeilijks. Ik ga u gewoon een voorbeeld geven om dat aan te tonen. Stel u voor dat u acht jaar geleden 52 was en werkloos bent geworden. Op dat moment heeft men gezegd dat u niet meer moest zoeken, dat men u niet meer zou activeren, dat u voor de rest werkloos zou zijn. Nu bent u 60 jaar en zeggen we: we gaan eens zien hoe we u gaan activeren. Nu, dat kan, en voor sommige mensen zal dat een zegen zijn, maar laten we eerlijk zijn, een aantal mensen zullen – gelukkig – in die acht jaar een leven hebben opgebouwd zonder werk. Als we nu aan die mensen zeggen dat we gaan proberen hen opnieuw te activeren, dan zal dat niet echt veel succes hebben. Ik zal dat dus navragen, of anders moet u een vraag stellen over de resultaten van die screening van die 78 procent. Ik heb die nu niet bij. Ik weet dat men met die 78 procent heeft gesproken en gekeken wie die stappen naar activering verder wil zetten. Ik vind dat we daar ook voorzichtig mee moeten omgaan: acht jaar geleden heeft men aan iemand gezegd dat hij niet meer moest zoeken en nu zeggen we eens te zullen bekijken hoe we hem gaan activeren. Dat is niet zo’n goede communicatie.
Mijnheer Annouri, heeft dat ook te maken met vergrijzing? Ja, zeker en vast. Ik heb het overigens in mijn antwoord zelf gezegd. Er is echter toch een correlatie, en ik kan die aantonen. De federale wetgeving is dezelfde. Dan zouden we dezelfde evolutie moeten zien in Vlaanderen en in Wallonië, en die is compleet verschillend. Wij zijn vanaf 2008 duidelijk uit mekaar gegroeid qua werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad bij 50-, 55-plussers en zelfs 60-plussers.
Dat is ook niet moeilijk te begrijpen, want als ik me niet vergis, was in 2014 de activering in Wallonië nog altijd maar tot 52 jaar. Het zou spijtig zijn mocht dat dan geen effect hebben gehad dat ik daar al zes jaar wel mee bezig ben, samen met VDAB.
Men had nog iets gevraagd over langer dan twee jaar. Ik denk dat ik daarop heb geantwoord. Dat is natuurlijk de grote moeilijkheid, maar ook daar zien we dat de werkloosheidsgraad ondertussen aan het dalen is. Dat is een goede zaak.
Mijnheer Bothuyne, dan zijn er de 60-plussers. Ik vind dat u dat ook heel genuanceerd hebt gebracht. Dat zijn gewoon andere cijfers, met mensen die vroeger allemaal niet meer werden meegeteld omdat ze SWT’er waren (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) of weet ik veel wat. Die stopte men er ook in. Het is dus heel moeilijk om die cijfers te vergelijken. Laat me echter duidelijk zijn, en daarmee wil ik afsluiten, met alles wat er is gezegd: voor mij is het werk niet af. Ik heb dat ook gezegd. Ik heb u nog drie nieuwe maatregelen en acties gegeven. Een totaal nieuwe actie is die van de netwerking. Er is ook een actie inzake digitale vorming. We gaan zien of de resultaten van een proefproject goed zijn. Ik hoop dat jullie er ook overtuigd van zijn dat wat mij betreft elke bijkomende actie die we vanuit Vlaanderen kunnen doen om nog meer mensen aan het werk te krijgen die dat willen, een positieve zaak is.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Collega Annouri, uiteraard minimaliseer ik bepaalde risico’s van uitzendwerk niet, maar ik voel me toch genoopt om telkens die positieve kant van uitzendarbeid te blijven belichten, zodat dat niet ondergesneeuwd geraakt in negatieve berichtgeving. U had het ook over de risico’s van flexi-jobs, maar zoals u wellicht weet, gaat dat over mensen die al een job hebben, dus daar gaat de vergelijking niet zomaar op.
Minister, we delen allemaal de bezorgdheid wat de activering van 50-plussers betreft. U kunt op beide oren slapen. Heel wat elementen behoeven inderdaad een federale oplossing, zeker ook wat de houding van de werkgevers ten opzichte van die oudere werknemers betreft. Dan denk ik uiteraard aan de loonkosten. Wat we echter vanuit Vlaanderen ook kunnen doen, is bij de werkgevers zelf de voordelen aantonen en vooroordelen wegwerken. Daar moeten we zeker verder op inzetten.
Tot slot, u zegt dat u wacht op een uitnodiging van de overkant, maar ik zou toch liever zien dat we de hand reiken, als positieve en constructieve persoon, en dat we het verslag van deze commissievergadering en de gedetailleerde cijfers overmaken aan minister Peeters.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het alvast eens met die laatste suggestie. We kunnen er nog een mooie strik rond doen.
Wat de problematiek zelf betreft, dat is natuurlijk een van de allermoeilijkste. Als parlementslid, als politicus komen we allemaal op straat en onder de mensen. Ik vind dat een van de moeilijkste gesprekken die ik ook maar kan hebben, met 50-plussers die op zoek zijn naar werk, die zeggen dat ze al dertig brieven hebben verstuurd en zelfs geen antwoord krijgen. Wij zeggen hier wel dat er beter moet worden geactiveerd en hebben het over anciënniteit, maar zij verklaren bereid te zijn om voor minder te werken. Wij zeggen dat er veel meer werk is, maar waarom worden ze dan nergens uitgenodigd? Tegelijk vraag je je dan af als politicus, van welke partij dan ook, wat we nog kunnen doen voor die mensen. Hebben we voldoende opleiding? Ik denk dat we daar op Vlaams niveau in excelleren: als je langsgaat bij VDAB, dan moet je het maar vragen en je krijgt een opleiding. Doen we voldoende campagnes gericht op werkgevers? Ik heb in mijn vorige leven bij UNIZO Jobkanaal zien passeren. Ik heb al allerlei campagnes zien passeren, supergoede en minder goede, en opnieuw supergoede. Dit is een problematiek die sowieso niet met een toverstok op te lossen is. We zullen altijd realistisch moeten zijn: er zullen ter zake kleine, incrementele stapjes kunnen worden gezet. Het is echter wel belangrijk, en vandaar mijn misschien forser taalgebruik in eerste instantie, dat de cijfers juist zijn. Als die 50-plusser die aan het solliciteren is, leest dat maar 3,8 procent van zijn leeftijds- of soortgenoten aan werk geraakt, dan zal de moed hem immers nog veel meer in de schoenen zakken. Ik ben het volledig eens met collega Bothuyne: 43 procent is ook niet om over naar huis te schrijven, is ook niet fenomenaal. Dat betekent echter ook dat je bijna de helft kans hebt om binnen het jaar werk te vinden.
In die zin denk ik dat we met zijn allen toch een verantwoordelijkheid hebben, en dat is geen spelletje of wat dan ook, om met juiste cijfers mee te gaan, zeker als die positief zijn. Dat is immers net hetgeen waar die mensen zich ook voor een stuk aan vasthouden.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, collega Ronse, u had het in het begin over uw schoonouders. Geen haar op mijn hoofd twijfelt eraan dat dat heel sympathieke mensen zijn. (Opmerkingen van Axel Ronse. Gelach)
Ik zou graag willen dat in het verslag staat dat de heer Ronse niet al te enthousiast mompelt.
Alle gekheid op een stokje, die mensen en heel wat andere mensen zijn niet gebaat bij politici die onderling ruziemaken over cijfers. Zij zijn gebaat bij duidelijke analyses en oplossingen. Zij zijn gebaat bij ‘Op talent staat geen leeftijd’, niet bij in de kranten lezen dat minister Peeters dit zegt en dat minister Muyters het daar niet mee eens is enzovoort. Minister, in die zin kunnen we dan inderdaad de hele discussie herleiden tot: wie moet de eerste stap zetten? Ik heb genoeg vertrouwen in u om te zeggen dat u dat moet doen en dat u dat kunt, en dat het niet gaat over wie fout of wie juist zit, maar wel over welke oplossingen er kunnen worden bedacht. Ik neem aan – en ik denk dat u het er met mij over eens bent – dat dat ook de eerste taak is van een minister: oplossingen zoeken en vinden.
Over die duurzaamheid blijf ik het gevoel hebben dat dat nog wat vaag is. Ik denk dat er daarover nog wel wat meer duidelijkheid moet komen, ook naar aanleiding van de opmerking die collega Kherbache heeft gemaakt over die twaalf maanden. We zullen dat blijven opvolgen en het benieuwt me ook wel welke cijfers daaruit komen. Ik vind dat immers wel iets cruciaals. Als je in gesprek gaat met 50-plussers, 55-plussers die op zoek zijn naar een job, dan zeggen ze ook dat ze aan het lijntje worden gehouden, of dat ze met volle moed beginnen en dan na een paar maanden blijkt dat het dan toch niet meer doorgaat, en dan staan ze twee jaar later of een jaar later terug bij af. Dat is natuurlijk ook heel demotiverend en dat is ook iets waarvoor we een oplossing moeten vinden.
Minister, ik sluit af met een heel simpele zin. Op talent staat geen leeftijd. Op dialoog ook niet, dus blijf die alstublieft voeren met uw collega’s.
Toch even zeggen dat we hier net hebben beslist om het zekere voor het onzekere te nemen, dus zowel de secretaris als de minister en ikzelf blijven bij dit werk. We gaan het niet riskeren om later in de reactivering terecht te komen. (Gelach. Opmerkingen)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.