Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over sancties voor werkzoekenden die een jobaanbod weigeren
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ten laatste op 1 januari 2018 zal de definitie van ‘passende dienstbetrekking’ voor werkzoekenden worden uitgebreid naar ‘het beschikken over de vereiste competenties’. Hiermee speelt de Federale Regering in op het activeringsbeleid van VDAB, dat meer maatgericht is geworden en derhalve rekening moet kunnen houden met de elders verworven competenties van de werkzoekenden.
De huidige definitie, die in de federale werkloosheidsreglementering van 1991 is bepaald, gaat nog te veel uit van een statisch arbeidsmodel. Hierbij moet een werknemer die zijn of haar job verliest per definitie worden toegeleid naar een nieuwe job die rechtstreeks in het verlengde ligt van wat hij of zij tot dan voor de kost heeft gedaan.
Voor VDAB biedt deze aanpassing heel wat nieuwe mogelijkheden inzake de bemiddeling en de activering van werkzoekenden. Ook voor de werkzoekenden is het een goede zaak. Zij kunnen sneller naar een nieuwe job worden toegeleid en kunnen op die manier de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen vermijden. De gemeenschap wint ook bij deze maatregel, aangezien tegenover het stijgend aantal vacatures een systematische afname van de werklozenpopulatie staat.
Daarnaast heeft de nieuwe regeling ook gevolgen voor het sanctioneringsbeleid, dat sinds kort in de handen van VDAB is. We kijken volop uit naar de goede resultaten van het actieplan inzake de sanctionering en controle. Met de nieuwe definitie zullen werkzoekenden sneller kunnen worden gesanctioneerd indien ze onvoldoende meewerken aan hun activering en te gemakkelijk jobaanbiedingen weigeren. Momenteel kan een werkzoekende ouder dan 30 jaar gedurende de eerste vijf jaar weigeren een job te aanvaarden die niet in de lijn van zijn of haar vorig beroep ligt. Voor werkzoekenden jonger dan 30 jaar is dat drie maanden. Vanaf 2018 wordt weigeren moeilijker. De definitie van de vereiste competenties is immers redelijk breed.
Minister, in welke mate heeft VDAB hinder ondervonden in de bemiddelingsopdracht omdat de huidige definitie van ‘passende dienstbetrekking’ onvoldoende rekening houdt met de elders verworven competenties? Op welke wijze zal VDAB het activeringsbeleid concreet aanpassen om de nieuwe definitie toe te passen? Hoe zal deze wijziging worden vertaald in het controle- en sanctioneringsbeleid van VDAB? Zal VDAB deze aanpassing duidelijk communiceren aan de werkgevers, zodat ze actief op het aangepast activeringsbeleid kunnen inspelen en niet blijven hangen in de focus op het arbeidsverleden en de behaalde diploma’s van sollicitanten?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, aan de overkant van de straat hebben ze eindelijk ook het licht gezien. Tientallen jaren hebben we in Vlaanderen gesteld dat de voorgeschiedenis van de mensen en wat ze hebben gestudeerd, niet het wezenlijke punt is op de Vlaamse arbeidsmarkt. Wat wezenlijk is, is wat de mensen kunnen. Eindelijk heeft de Federale Regering met betrekking tot de zeer rigide arbeidswetgeving opnieuw een steen verlegd. Uw aanhoudende inspanningen lonen. Dat is zeer positief.
Mevrouw Talpe, u hebt het schitterend uitgelegd. Vanaf 2018 worden het periodes van, afhankelijk van de leeftijd, vijf of drie maanden. Dat heeft natuurlijk repercussies voor het Vlaamse opvolgingsbeleid. We hebben dat in deze commissie al meermaals besproken, met als orgelpunt een hoorzitting met VDAB. Toen hebben we van VDAB vernomen dat een nieuw actieplan zou worden uitgerold. Dat punt is door de raad van bestuur besproken.
Minister, wat zal op het terrein de aanpak zijn om de bemiddeling, de opvolging en de sanctionering vanuit een competentiegerichte aanpak vanaf 2018 effectief op te volgen? Hoe zit het met de verdere uitrol van het actieplan?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Ronse, zoals u al schitterend naar voren hebt gebracht, waren VDAB en ikzelf al lang vragende partij om de definitie van de ‘passende dienstbetrekking’ voor werkzoekenden aan te passen.
Mevrouw Talpe, we hebben natuurlijk niet op die aanpassing gewacht om de bemiddeling op een andere wijze aan te pakken. U weet dat. U zit ook al een aantal jaren in deze commissie. We screenen de competenties van de werkzoekenden al tijdens het bemiddelings- en opleidingsproces. We houden hiermee rekening op het ogenblik waarop we de werkzoekende een realistisch jobdoelwit voorstellen. Als de werkzoekende zelf een vooropgesteld jobdoelwit heeft, gaan we na of hij hiervoor de nodige competenties heeft of kan verwerven. Dat is een werkwijze die we al lang hanteren. Wat mij betreft, onderschrijft deze werkwijze de bestaande ambities van VDAB op het vlak van het competentiegericht werken.
Mijnheer Ronse, ik zou durven stellen dat het initiatief aan de overkant, zoals u het hebt genoemd, de wetgeving wat meer in lijn brengt met de praktijken die we in Vlaanderen al jaren kennen.
Wat de controle- en sanctioneringsbevoegdheid betreft, is er wel een verschil. Tot nu toe was er een leemte. Indien een inbreuk werd vastgesteld, kon de werkzoekende niet naar de controledienst van VDAB worden doorverwezen. Indien een werkzoekende een dienstbetrekking weigerde die niet bij zijn aangeleerde of aanverwante beroepen aansloot, kon hij de dienstbetrekking weigeren. Nu worden competenties hierin opgenomen. Dit sluit perfect aan bij de aanpak van VDAB. We kunnen dit nauwgezetter opvolgen.
De bemiddelingsopdracht moet niet worden aangepast en de controleopdracht moet wel worden aangepast. Dit betekent dat een doorverwijzing kan plaatsvinden indien iemand weigert in te gaan op een voorstel dat in functie van de competenties wel zou kunnen.
Ten aanzien van de werkgevers neemt VDAB met betrekking tot het competentiedenken zeker een sensibiliserende rol op zich. We proberen de werkgevers er al jaren van te overtuigen dit competentiedenken steeds meer in de jobdescripties op te nemen.
De aanpassing van de definitie bewijst dus ook voor de werkgevers het belang van competentiedenken en het weggaan van alleen kijken naar diploma’s en cv’s. Dat is belangrijk. Ik denk dat de boodschap die VDAB geeft dankzij die wijziging in de wetgeving nog eens wordt versterkt.
Mijnheer Ronse, u had schriftelijk ook iets gevraagd over Voka Antwerpen. Ik heb uiteraard zelf een gesprek gevoerd met Voka Antwerpen. Zij reageerden eigenlijk nog zoals voor mei was gereageerd. Ik heb hen uitgelegd dat je met de zesde staatshervorming zoals die heeft plaatsgevonden, twee dingen kunt doen: gewoon de controle- en sanctioneringsbevoegdheid overnemen zoals die in het verleden federaal bestond of die integreren in de werking, zoals wij dat doen bij VDAB. Ik heb uitgelegd dat wij die controle en sanctionering meenemen in het bemiddelingsaspect, dat het in eerste instantie nog altijd de bedoeling blijft om de werkloze te helpen, te begeleiden naar een job, maar dat wie ervan wil profiteren en niet de bedoeling heeft om naar een job te gaan, natuurlijk moet kunnen worden gesanctioneerd. Door dat te integreren in de bemiddeling kan een waarschuwing eigenlijk al vroeger worden gegeven. Terwijl dat vroeger eigenlijk heel direct officieel moest, kan nu ook al informeel worden gezegd dat men toch een en ander moet beseffen enzovoort. Ik heb uitgelegd aan Voka dat dat dingen zijn die niet altijd in de statistieken meekomen, maar wel gebeuren.
Verder heb ik gezegd dat er wel nood aan is dat de bemiddelaars de klik krijgen dat ook dat sanctioneren nu in hun portefeuille zit, terwijl dat vroeger niet zo was, dat dat tijd vergt en dat we een actieplan hebben goedgekeurd, dat ik een beetje verbaasd was over hun reactie in de krant terwijl ze zelf dat actieplan mee hebben goedgekeurd, want ze zitten in de raad van bestuur van VDAB. Ze zeiden dan dat ze het resultaat op het terrein nog niet zagen, maar ze kenden de statistieken niet. De jongste statistieken hadden ze niet bekeken. We zien dat het actieplan ook resultaat heeft. Als we kijken naar het aantal transmissies die we hebben gedaan in 2016 en de eerste helft van 2017, dan zien we dat die kans om transmissies te doen ook daadwerkelijk wordt meegenomen door de bemiddelaars. We hebben 26.292 transmissies gehad in 2016, en in de eerste helft van 2017 hadden we er al 16.456, dus bijna 16.500. Als de tweede helft hetzelfde is, dan zitten we aan 33.000, wat toch merkelijk meer is dan in 2016. Maar nogmaals, voor mij is sanctioneren niet de doelstelling van VDAB. De doelstelling is de bemiddeling, de opleiding, de begeleiding van de werkloze, en de sanctionering is het sluitstuk voor wie niet doet wat hij moet doen. Nota bene ook in Antwerpen waren de cijfers veel beter in 2017 dan in 2016. Dat wil ik ook nog meegeven.
Ten slotte heb ik Voka Antwerpen ook uitdrukkelijk gevraagd om mee te werken en wat meer feedback te geven. U kent die verhalen over mensen die aan werkgevers zeggen dat ze komen omdat ze moeten komen. Dan zeg ik: geef dat dan eens door, geef feedback, je kunt ons helpen en je kunt de werkloze helpen. Als die werkloze immers vier keer dezelfde VDAB-feedback krijgt, dan kunnen we die beter begeleiden. Ik vraag dus dat ze dat nu eens eindelijk zouden willen doen. Ook dat heb ik dus meegegeven, en ik hoop dat dat ook een aanzet is voor Voka Antwerpen, wat niet hetzelfde is als Voka Vlaanderen of Voka-VEV (Vlaams Economisch Verbond), om steeds meer die boodschap door te geven aan hun bedrijven.
Alles bij elkaar denk ik dat dat wat bemiddeling betreft niet veel verschil gaat geven. Ik ben blij dat de praktijk nu in de wetgeving wordt vertaald – op zich is dat altijd gezond –, en dat we daarbij sanctionering indien nodig kunnen meenemen lijkt me ook een goede zaak.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die versoepeling van dat begrip zal volgens mij ook op de activering een positief effect hebben, want we kunnen nu ook gepast sanctioneren. Het sanctioneringsbeleid wordt nu aangepast aan de praktijk die al gaande is bij VDAB. VDAB is daar heel enthousiast over, en u ook. De heer Fons Leroy heeft dat ook al duidelijk aangegeven, en terecht, uiteraard. Het is ook nodig, gezien de ontwikkelingen op onze arbeidsmarkt. We kennen een stijging van het aantal vacatures en ook een stijging van het aantal niet-ingevulde vacatures, dus op die manier kunnen we daar ook een hefboom creëren, zeker ook voor de oudere werklozen. Dat komt hier straks ook nog aan bod bij een andere vraag om uitleg. Die aanpassing kan ook wel kansen creëren voor die mensen op de arbeidsmarkt.
Anderzijds is het natuurlijk niet de bedoeling dat werkzoekenden zomaar alles zullen moeten aanvaarden wat wordt aangeboden. Ik stel het even overdreven: het is niet omdat een ingenieur regelmatig voor een groot publiek spreekt dat hij zomaar huis-aan-huis stofzuigers zou moeten verkopen. Ik denk dat dat niet de bedoeling is. Uiteindelijk zal het maatwerk van VDAB dat op een juiste en evenwichtige manier moeten omkaderen.
Er zit altijd een zekere mate van subjectiviteit in de beoordeling van de competenties. Zult u zich ter zake in eerste instantie op een bepaalde categorie van werkzoekenden richten, of zijn er bepaalde criteria die u zult hanteren om een kader te geven waaraan de consulenten zich kunnen houden als het gaat over die passende dienstbetrekking en die uitbreiding naar de competenties?
De heer Ronse heeft het woord.
Misschien eerst over die competenties. Minister, u zegt zeer duidelijk dat we aan ons bemiddelingstraject eigenlijk niet echt meer iets hoeven aan te passen, aangezien men op het terrein al op die manier werkt, dat het vooral over de controle zal gaan. Ter zake denk ik dat het belangrijk is dat VDAB bij transmissies waarbij het gaat over werkzoekenden die een job weigeren op basis van competenties, dienaangaande ook oormerkt, zodat we vanuit dit parlement, en u ook als minister, kunnen evalueren hoe werkzoekenden meegaan in dat beleid, hoeveel werkzoekenden er daadwerkelijk nog een job weigeren op basis van competenties. Het is belangrijk dat we dat weten.
Aansluitend bij collega Talpe: het zal inderdaad ook belangrijk zijn om voor een stuk een bijna-objectiveerbare norm te vinden als het gaat over de vraag over welke competenties een persoon beschikt die de bouwsteen zijn voor een bepaald type job, zodat er een bepaalde mate van rechtszekerheid is ter zake. Ik vermoed echter dat VDAB dat ook meeneemt.
Twee, ik heb een dubbel gevoel bij de cijfers die u citeert over de transmissies. Enerzijds wijst dat op het feit dat VDAB inderdaad alert is en dat actieplan goed doorduwt; anderzijds deel ik de mening dat de sancties geen doel op zich mogen zijn. Het feit dat er zoveel zijn, kan misschien wel wijzen op het feit dat er minder werkgelegenheid is bij de werkzoekenden die men op vandaag engageert. Dat moet alleszins nader worden onderzocht. Ofwel is het VDAB die actiever registreert, ofwel zijn het de werkzoekenden die minder geneigd zijn om aan de slag te gaan.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Het is inderdaad toe te juichen dat de federale wetgeving zich ook ent op de nu gangbare praktijk om meer te gaan bemiddelen op basis van competenties dan louter op basis van diploma’s. Het is daarbij natuurlijk van groot belang om die competenties goed in kaart te brengen. Een van de instrumenten om die competenties op een goede manier te registreren is het ervaringsbewijs. Uit het jaarverslag over de ervaringbewijzen blijkt dat dat wat stilgevallen is, het ontwikkelen van beroepsprofielen. Er zouden ook testcentra hun erkenning hebben verloren wegens het gebrek aan dienstverlening.
Zal de focus terug op het competentiebeleid worden gelegd? Zou deze gelegenheid geen aanleiding kunnen zijn om wat extra initiatieven te nemen om de EVC’s en het ervaringsbewijs terug een boost te geven?
Ik wil eerst reageren op die ingenieur die geen stofzuigers wil verkopen. Laat me duidelijk zijn, wat is de bedoeling met mijn competentiebeleid? Het is in het verleden ook altijd zo geweest dat de bemiddelaar de werkzoekenden op een aantal mogelijkheden wijst die hij anders misschien niet zou gezien hebben. Het is niet zo dat iemand omdat hij een job kan doen, hij die automatisch moet aanvaarden.
Zoals u zegt, mijnheer Ronse, waar dient het kader voor? Het is nooit een beoordeling op één punt alleen. Ik kan me best voorstellen dat iemand geschikt is om zonnepanelen te gaan installeren, ik zeg maar wat, maar daar om een of andere goede reden niet op wil ingaan. Dat kan best zijn, omdat de firma wat te ver ligt, of wat dan ook. Zo’n weigering of sanctionering bekijken, is altijd een totaal, een geheel. Het is nooit wegens het te weinig aanklikken, om al naar de volgende vraag te verwijzen, of omdat iemand één keer niet is ingegaan op een kans om te solliciteren. Het is een totaalpakket.
Als de bemiddelaar duidelijk het gevoel krijgt dat iemand niet werkwillig is, dan volgen de sancties. Zoals ik zei, de sanctie is geen doel op zich, de sanctie dient om degenen die duidelijk de stap naar werk niet willen zetten eruit te krijgen, al hen te tonen dat het krijgen van een werkloosheidsuitkering hen verplicht om te zoeken naar een job. Dat is de combinatie. Ik heb nog zelden geweten dat dit op basis van één gegeven gebeurt. Het is heel moeilijk om de statistieken naar voren te brengen.
Laat ons duidelijk zijn, het is altijd een samenspel tussen bemiddelaar en werkzoekende. Dat geldt ook voor het online aanklikken, dat is juist hetzelfde, ik kom daar nog op terug. Het is altijd een samenspel tussen beide. Als die ingenieur die job echt niet ziet zitten probleem, als hij bijvoorbeeld ambetant wordt als hij aan een deur moet aanbellen, dan wordt dat aanvaard, dan wordt dat meegenomen. Maar als hij dit niet ziet zitten, dat niet ziet zitten en ook dat andere niet ziet zitten, dan kan er een probleem ontstaan. Begrijpt u wat ik wil zeggen? We moeten dat altijd in een geheel gaan zien.
Collega Talpe, het kader voor bemiddelaars is er rond competentiemanagement. Ik denk dat je dat moet gaan bekijken zoals ik het daarnet heb geschetst.
Collega Ronse, wat de cijfers betreft, de marge was er om terug dicht aan te sluiten bij wat vroeger aan transmissie werd doorgegeven. Als ik de cijfers nu zie, dan zitten we terug wat in de lijn van vroeger. Het is niet zo dat we een heksenjacht houden, dat is niet onze bedoeling. Dat actieplan was niet in die richting. U hebt een hoorzitting gehad met Fons Leroy; hij heeft dat zo naar voren gebracht. Het is het slotstuk, maar we moeten die stok achter de deur wel hebben.
Ik zal in de KPI’s van VDAB zeker niet zeggen dat het aantal transmissies en sanctioneringen moet stijgen. Dat hangt van de markt af.
Vóór mij waren deze enorm aan het zakken. Dan moet men zich afvragen of er iets mis is. Hier was dat de bevoegdheidsoverdracht die nog niet helemaal afgerond was en niet helemaal meegenomen werd. Of is dit iets anders? Dat is hier wel gebeurd.
Mevrouw Kherbache, inzake de EVC’ blijf ik altijd drie lijnen naar voren brengen. De derde lijn zijn de EVC’s zelf. Eerst is er de inschatting van de competenties. Twee is nog altijd het spoor waarbij de competenties worden bevestigd door iemand anders zonder dat men die zware procedures moet doorlopen. Drie is waar men de procedures volgt en examen aflegt of dergelijke. Over de derde stap, de EVC’s, zijn minister Crevits en ik een gemeenschappelijk ontwerp van decreet aan het uitwerken om te zorgen dat dit meer uniform gebeurt tussen Onderwijs en Werk.
Nogmaals, dat papiertje op zich is belangrijk, of het kan belangrijk zijn in een aantal gevallen. Maar laat ons niet een nieuw soort diploma in het leven roepen dat we dan het belangrijkste vinden. De inschatting van de competenties kan ook op een andere manier. Als iemand twintig jaar een bepaalde functie bij Ford heeft vervuld en Ford sluit, dan weten we wel wat die persoon kan zonder dat hij een examen moet afleggen. Die drempel om cursussen te volgen en weer examens af te leggen is vaak – zeker voor oudere werknemers – te hoog. Als we zien wat iemand kent, wat de testen en/of het assessment opleveren, kunnen we dat meenemen zonder – maar het kan nuttig zijn – het formalisme. We werken eraan. Ik hoop dat we in dit politiek jaar effectief een ontwerp van EVC-decreet kunnen voorleggen.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. De maatregel moet zich inderdaad focussen op wie zich vandaag wil verschuilen achter de definitie van passende dienstbetrekking. Het is zeker niet de bedoeling om degenen die nu al soepel zijn een job te gaan opdringen.
We ondersteunen de bredere invulling met oog voor de competenties. We vertrouwen op de consulenten om dit goed te omkaderen en evenwichtig toe te passen. Hier zal ook weer het maatwerk aan bod komen.
Het omgekeerde geldt natuurlijk ook. De grenzen van de flexibiliteit van die passende dienstbetrekking zijn eindig. In sommige gevallen zal dit niet zo evident zijn, daar moeten we voorzichtig te werk gaan.
Ten slotte, de aanpassing van het begrip heeft in eerste instantie de bedoeling om tot een betere matching van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te komen. Het sanctioneringsbeleid hoort er noodzakelijkerwijze bij, het is geen doel op zich, daar zitten we op dezelfde lijn, dat hebt u daarnet al gezegd.
Ik was van plan om hetzelfde te zeggen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.