Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de zorg voor startende leerkrachten en het loopbaanpact
Vraag om uitleg over de precaire werksituatie jonge en ervaren leerkrachten in het basisonderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Iets wat telkens bij het begin van het schooljaar terugkomt en waar we terecht vaak op worden aangesproken, is de werkonzekerheid bij (jonge) leerkrachten in het basisonderwijs. Ondanks het nakend lerarentekort kopte De Morgen op 24 augustus dat de lerarenopleiding klappen krijgt. Jonge leraren raken ontmoedigd door permanente onzekerheid over hun aanstelling: de moeilijke werkomstandigheden, die we allemaal kennen, zoals opdrachten in meerdere scholen die ze met elkaar moeten combineren en vooral te weinig zicht op verbetering van de situatie.
Ik heb dit al vaak aan bod gebracht in deze commissie. Het probleem blijft wel duren. Minister, welke extra initiatieven hebt u genomen om het vroegtijdig afhaken van die jonge leerkrachten in de toekomst te vermijden? Op die manier gaat heel wat talent verloren om de eenvoudige reden dat heel bekwame leerkrachten dan een job in een andere sector gaan zoeken. Het zijn meestal de bekwame leerkrachten die een job in een andere sector eerst krijgen. Zo raken we potentieel kwijt.
Minister, kan de structurele versterking van de aanvangsbegeleiding, een inloopperiode onder begeleiding van een ervaren leerkracht, soelaas bieden? Kan het invoeren van een algemene standaardprocedure waarbij alle vacatures in het onderwijs minimaal via VDAB moeten worden gecommuniceerd, zodat de leerkrachten die geen job hebben, steeds het overzicht kunnen bewaren, een meerwaarde bieden? Nu zijn die leerkrachten afhankelijk van de goodwill van de directies of van de coördinerende directeur van de scholengroepen.
Minister, kunnen leerkrachten ook na hun 65e in dienst blijven? U hebt cijfers meegedeeld over het aantal 65-plussers dat aan het werk is in het onderwijs. In de laatste vijf jaar is dat cijfer verdubbeld, vooral in het basisonderwijs. Dat toont inderdaad het engagement aan van die mensen, en het is ook goed voor de betrokken school en voor de ervaring van de leerkrachten. Het is wel een contradictie met het feit dat heel wat mensen op zoek zijn naar een job en van hot naar her moeten razen om een job te vinden. Vindt u het een goede zaak dat de 65-plussers een plaats op de arbeidsmarkt innemen? Moeten jonge onervaren leerkrachten dan geen voorrang krijgen op die 65-plussers? Pas op, ik wil dit nuanceren. Het is heel positief dat die mensen zich engageren. Ze hebben een enorme ervaring. Natuurlijk is dat ook regiogebonden. Ik wil graag uw visie daarover horen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Bij de start van een nieuw schooljaar starten in de scholen vaak ook nieuwe leerkrachten, meestal even enthousiast als de nieuwe leerlingen en met de hoop om een carrière in het onderwijs te kunnen uitbouwen. Hoewel we in de komende jaren nog duizenden leerkrachten nodig zullen hebben – ik citeer u, minister – is een stabiele tewerkstelling voor beginners in het onderwijs nog steeds niet vanzelfsprekend.
Starters, maar ook mensen met jaren ervaring, blijven soms interim na interim zoeken en moeten gaatjes vullen in de schoolorganisatie, soms met een ontmoediging als resultaat. Het lerarentekort op macroniveau overkoepelt enorme verschillen tussen de onderwijsniveaus, vakken en regio's. Vandaar dat aanbod en vraag niet altijd op elkaar zijn afgestemd.
Voorstellen om leerkrachten meer werkzekerheid te bieden, zijn al lang een punt van discussie. Ik verwijs naar vroegere gesprekken die we hierover hebben gehad in de commissie. Op de laatste vergadering van 30 maart hadden we het over het startersplatform dat deel zou kunnen uitmaken van het loopbaanpact, en over de studie naar taakbelasting die informatie zou bieden voor het uittekenen van zo'n loopbaanpact.
Minister, wat is de algemene stand van zaken in de onderhandelingen naar een loopbaanpact? De studie over taakbelasting zou starten op 1 mei 2017 en de oplevering is gepland op 31 maart 2018, zo stelde u. Wat is de stand van zaken van de studie? Hoever staat het met de bevraging van de leerkrachten? Zal de opleveringsdatum worden gehaald?
Voor een leerkrachtenpool in Vlaanderen werd in de Valentijnsvoorstellen van 2017 de naam ‘startersplatform’ gebruikt. Die zou deel kunnen uitmaken van de uitwerking van een loopbaanpact. Is het de bedoeling een leerkrachtenpool dan ook pas te starten na oplevering van de studie over de taakbelasting, of kan die al apart en eerder worden georganiseerd ter bevordering van de werkzekerheid van niet-vastbenoemde leerkrachten? Zo ja, wanneer zou die kunnen starten? Zal dit vanaf het schooljaar 2018-2019 zijn? Hoeveel personeelsleden zouden daarin terechtkunnen als starter of als coach/begeleider? Wanneer starten de specifieke gesprekken opnieuw op over het loopbaanpact en heel specifiek over deze leerkrachtenpool?
Minister Crevits heeft het woord.
Ongelooflijk maar waar, ik had deze morgen niet gedacht dat we de agenda zouden kunnen afwerken, maar het zal lukken, want mijn antwoord is niet zo spectaculair lang.
In het kader van het loopbaandebat hebben we vorig schooljaar met de sociale partners afgesproken om een tijdsbestedingsonderzoek te lanceren in het basis- en secundair onderwijs om op een wetenschappelijk onderbouwde manier verder te kunnen discussiëren over de opdracht van een leraar in die onderwijsniveaus. Met de sociale partners heb ik vervolgens afgesproken dat we de zaken die niet gerelateerd zijn aan de opdracht van de leraar, afzonderlijk of als voorafname zouden kunnen bespreken. Je voelt dat over de werkzekerheid voor beginnende leraren een consensus zou kunnen ontstaan, dat het kan worden losgekoppeld van het loopbaandebat.
Nu moeten we kijken hoe we daar verder mee omgaan, want de werkzekerheid voor de startende leraren interesseert mij ook. Ik ben nogal een fan om zeker in de eerste jaren wat meer zekerheid te geven, maar we moeten er natuurlijk voor zorgen dat we dit op de beste manier in de markt zetten. Hoe we dat organiseren in het lager onderwijs is mogelijk totaal anders dan in het secundair onderwijs. In het basisonderwijs heb je een geïntegreerde opleiding, dus kun je al regionaal samenwerken, maar in het secundair onderwijs is dat veel moeilijker omdat je veel verschillende vakspecialisaties hebt.
Het tijdsbestedingsonderzoek is gegund aan onderzoekers van de VUB en is ondertussen van start gegaan. De resultaten zullen voor zowel het basis- als het secundair onderwijs worden opgeleverd op het einde van dit schooljaar. Deze timing is overeengekomen met de sociale partners. Sowieso zitten we al diep in 2018, maar ze wensten absoluut dat we dit deden, en we zijn er ook op ingegaan.
Voor de zomervakantie heb ik aan de sociale partners een concreet voorstel voor de uitbouw van een starterspool voorgelegd. De besprekingen hierover lopen nog. Daarover kan ik vandaag niet zoveel meer zeggen.
Over de verplichte meldingen van vacatures aan VDAB wil ik toch enkele cijfers geven. In het voorbije schooljaar werden in totaal 15.891 onderwijsvacatures gemeld aan VDAB. Dat is een stijging met 8,4 procent tegenover het vorige schooljaar. In het schooljaar 2015-2016 stegen ze ook al met 34 procent. U ziet dus dat het stelselmatig beter wordt bij VDAB, wat de melding van vacatures betreft.
In het onderwijs is de werkloosheid de afgelopen vier jaar gedaald met bijna 30 procent. Dat zijn spectaculaire cijfers. Van de ongeveer vijftig beroepsgroepen bij VDAB staat onderwijs op de vijfde plaats wat ontvangen vacatures betreft en op ongeveer gelijke hoogte met de verpleegkundigen en verzorgenden. Ik geef deze cijfers om aan te tonen dat er inderdaad een stukje werkonzekerheid is, maar dat het zeker niet slechter is geworden in vergelijking met vroeger. Dat is ook om mezelf wat moed te geven.
Wat de vragen over de aanstelling van leerkrachten na de pensioengerechtigde leeftijd betreft, voorziet de regelgeving momenteel dat een schoolbestuur deze mogelijkheid kan hanteren mits het daarbij rekening houdt met de rechten van de tijdelijke personeelsleden die in dienst zijn in de school of bij het schoolbestuur. Dat betekent dat tijdelijke personeelsleden met het recht op doorlopende duur dus sowieso voorgaan. Die komen niet in de plaats.
Deze maatregel is ingevoerd als een bijkomende mogelijkheid voor een schoolbestuur als ze geen andere geschikte kandidaat vindt. Dat is ook logisch. We zien dat het trouwens dikwijls gaat om vervangingsopdrachten in de loop van het schooljaar of om personeelsleden die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken in de loop van het schooljaar en waar de school in functie van haar schoolorganisatie en in onderling overleg met het betrokken personeelslid kiest om het personeelslid zijn of haar opdracht tot het einde van het schooljaar te laten uitoefenen.
Het is dus niet zo dat er plots een hele colonne gepensioneerden komt die zegt: wij willen werk. Zo is het niet. Ik denk niet dat het aangewezen is om die maatregel terug te schroeven. Als u mij vraagt: ‘mogen ze de plaatsen van jonge mensen afpakken?’, dan ben ik het met u eens: absoluut niet! Het is ook niet de bedoeling. Ik kan me eigenlijk ook niet voorstellen dat het zo is, tenzij iemand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt in februari en dat de school vraagt om voort te werken tot het einde van het schooljaar. Daar kan ik ook wel wat begrip voor hebben.
In mijn eigen stad Torhout hebben ze een man van 72 jaar naar het onderwijs teruggeroepen om wiskunde te geven, omdat er geen enkele leraar wiskunde in de regio beschikbaar was. Onderschat de acute noden dus niet op een aantal terreinen. Mijn excuses als ik de leeftijd van die man verkeerd heb, maar ik denk het niet. Ik denk dat hij boven de 70 is.
Ik wil erop wijzen dat de voorbije vier jaar het aanbod aan vacatures zeer sterk is gestegen, en dat de werkloosheid is gedaald. In het onderwijs hebben we vier groepen: de vastbenoemde leerkrachten, de leraren met TADD zijn ook veilig, dan is er de groep die mensen met een volledige opdracht vervangt en die hebben ook volledig werk, en ten slotte is er de vierde groep die de vervangingen doet.
We zullen altijd een paar duizend leerkrachten nodig hebben die de vervangingen doen omdat iemand die ziek is, in ons systeem recht heeft op vervanging. We hebben dus sowieso een groep leerkrachten nodig. Vaak zijn dat jonge mensen die bereid zijn om die vervangingen te doen. Als we dus naar werkzekerheid willen gaan, zou dat erin kunnen bestaan dat, als je regionaal samenwerkt, je samen aanstelt en dat je telkens op dezelfde groep een beroep doet om die vervangingen te doen. Voor het basisonderwijs zou dat zeker een oplossing kunnen zijn.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik wil wel nog eens benadrukken dat het niet over jonge leerkrachten gaat. Het gaat over alle leerkrachten die in een situatie van werkonzekerheid zitten. Onlangs hoorde ik nog een verhaal over een mama van 30 met een kindje, die gescheiden leeft en haar huis moet afbetalen en voor haar kindje moet zorgen, en die van interim naar interim moet trekken, en dat is niet echt opportuun.
Het feit dat er bij VDAB een overzicht komt voor de leerkrachten, zodat ze weten waar ze terechtkunnen als er vacatures zijn: dat is al een grote stap vooruit. Ook de scholengemeenschappen moeten heel transparant zijn. Als er vacatures zijn, moeten ze die goed kenbaar maken. De contradictie daarbij is dat de directeur die mij heeft opgevolgd, deze week zei dat hij geen vervanging vond voor twee zieken. In sommige regio's kom je dat ook tegen. Het is moeilijk om dit voor heel Vlaanderen te zeggen. Die directeur heeft enkele dagen zelf voor de klas gestaan omdat hij geen vervangers vond. Het is dus niet zo simpel om dit op te lossen.
Minister, ik noteer dat de studie zal worden opgeleverd in het schooljaar 2018. Als we dit tempo aanhouden, is het natuurlijk niet vanzelfsprekend dat je met het loopbaanpact in deze legislatuur kunt landen, hoewel ik dat natuurlijk ten zeerste hoop. Zoals ik ook hoop dat u bij de begrotingsbesprekingen nog wat middelen hebt gekregen in een apart zakje in uw handtas – u moet me vandaag niet vertellen hoeveel –, maar ik hoop dat er toch wat middelen in zitten. Dat zal het misschien ook gemakkelijker maken.
Minister, over het startersplatform was u zeer voorzichtig in uw antwoord. Ik hoop ten zeerste dat het voorstel dat u hebt gelanceerd, wordt besproken. Als het dit niet wordt, hoop ik dat het een variant of een verbeterde versie wordt. Ik denk dat de jonge mensen, de starters, daar effectief op zitten te wachten. Ik weet dat je daar niet alle problemen mee oplost, maar het is toch een belangrijke stap die men zou kunnen zetten in de goede richting.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik wil drie zaken aanhalen. De werkonzekerheid bij jonge leerkrachten wil ik iets ruimer zien. De collega's hebben er ook al op gewezen. De werkonzekerheid bij startende leerkrachten, die zijn niet noodzakelijk altijd jong.
Mijn eerste punt is de zijinstroom, zeker in het secundair onderwijs. Als we mensen met praktijkervaring willen overtuigen om de stap naar onderwijs te zetten – zeker in het tso en bso, maar ook in het aso en kso, kunnen die zeer, zeer zinvolle bijdragen leveren … Als iemand zijn job opzegt om naar het onderwijs te gaan, dan moet hij op een of andere manier enige zekerheid hebben om dat te doen. Daar moeten we in het kader van de zijinstroom naar kijken, ook in het lerarenloopbaanpact. Ik weet dat sommige partners daar wat meewarig naar kijken, maar we gaan ze nodig hebben, en dat gaat zinvol zijn.
Twee: de zogenaamde praktijkschok. Ik ga iets verder dan de vraagstelling die zich hier voordoet. Wat is de praktijkschok? Dat is de ervaring die beginnende leerkrachten hebben, dat wat ze op school hebben gezien, niet noodzakelijk overeenstemt met de realiteit waarin ze terechtkomen, in alle mogelijke aspecten. Ik denk dat dat iets is waar we nu, met het decreet over de lerarenopleiding dat voorligt, belangrijke stappen in moeten zetten, onder meer dat docenten uit de lerarenopleiding mee moeten begeleiden bij startende leerkrachten, dat ze terug de praktijk zien waarop ze voorbereiden. Ik denk dat dat belangrijk is, en er zijn nog een aantal andere zaken.
Collega Vandenberghe verwijst ook naar minimaal op VDAB aanbieden. Zowel ikzelf als collega Jo de Ro hebben daar al naar verwezen. U hebt het net ook zelf gezegd. We betalen al die mensen, we betalen al hun werkingsmiddelen. Dan lijkt het toch ook logisch dat we zeggen: je moet je vacatures op VDAB zetten. Je beslist nog altijd zelf wie je aanneemt, maar dat we ten minste weten: hoeveel zijn het er nu, waar? En dat mensen een plaats hebben.
Een laatste punt dat ik wil aanhalen, is me recentelijk nog eens ter ore gekomen van een leerkracht die toch al een tijdje werkt, maar telkens op 15 juni wordt ontslagen, zodat hij geen volle schooljaren meedraait om dan niet in een TADD-verhaal terecht te komen. Dat is toch wel schrijnend, dat directies dat blijkbaar gebruiken om telkens opnieuw iemand op 10 september aan te werven en op 15 juni buiten te zetten. Dat heeft dus wel implicaties voor de betaling in de vakantie, de opbouw van rechten en dergelijke meer. Daar wil ik toch wel paal en perk aan stellen, ministers en collega's. Er zijn evaluatie-instrumenten voor. Als men die niet goed vindt, dan moeten we die bijsturen, maar het kan toch niet dat men op die manier telkens leerkrachten in de onzekerheid zet, want dat vreet aan mensen.
Collega’s, bedankt voor de aanvullende opmerkingen. Mijnheer De Meyer, u had een opmerking over de oplevering. De afspraak met de sociale partners is dat de studie eind dit schooljaar wordt opgeleverd. Dat betekent dat je ten vroegste in september of oktober opnieuw kunt onderhandelen. Dat is als alles goed gaat en iedereen akkoord gaat en alles onderzocht is. We hebben die afspraak gemaakt, dus ga ik die ook honoreren.
Wat de starters betreft, ik ben zelf een beetje slordig geweest in mijn definitie daarnet. Ik zei ‘jong’, maar met ‘jong’ bedoel ik vooral zij die in onzekerheid zitten. Ik heb de categorieën genoemd; ik heb het hier over de vierde categorie. Dat is de categorie die de vervangingen doet en die dus in die situatie zit.
We hebben wel wat geleerd van vroeger. Enkele jaren geleden was er een poolsysteem onder Marleen Vanderpoorten. We hebben toen gezien dat dat ook mensen uit de privé aantrok als ze de zekerheid hadden dat ze een opdracht kregen voor een volledig jaar. Dat kan dus wel aantrekken, maar de grootste reden waarom meewarig wordt gekeken naar die zijinstroom, is omdat we een oplossing moeten vinden voor het meenemen van de anciënniteit.
Mijn voorganger, Pascal Smet, heeft in de vorige legislatuur een beslissing laten nemen door de regering – ik was daar trouwens bij – om in die pool een aantal jaren anciënniteit mee te nemen, maar enkel voor de nieuwe. De Raad van State heeft dat zeer negatief geadviseerd. De vakbonden stonden op hun achterste poten omdat het natuurlijk ook van toepassing moet zijn op al de mensen die al in het onderwijs staan. Dan waren de budgettaire effecten daarvan zeer, zeer zwaar.
Dat zijn keuzes die we moeten maken. Ik ga geen regeling maken voor anciënniteit voor zijinstromers als ik het niet kan doen voor de hele groep. Daar zit dan een vrij groot budgettair knelpunt dat mee moet worden opgelost.
Collega’s, ik ben het er zeker mee eens dat we mensen uit de privé moeten aantrekken naar het onderwijs. In het decreet Lerarenopleiding, dat u nog moet goedkeuren, breiden we de lio-banen (leraar in opleiding) uit tot alle niveaus, ook in het basis- en kleuteronderwijs. Als je uit de privé komt, kun je daar al aan de slag terwijl je een opleiding volgt. Dat is een goede zaak en het kan ook soelaas bieden voor de bestaande noden.
TADD is een thema dat kan worden meegenomen in de cao-besprekingen. Ik hoor dat ook. In mijn dichte omgeving zie ik dat jongeren in juni plots te horen krijgen dat ze niet meer moeten komen. Of erger nog, iemand kreeg op het einde van het schooljaar te horen dat hij kon terugkomen, maar in de vakantie kreeg hij te horen dat het dan toch niet ging. Die persoon had nergens meer gesolliciteerd omdat hij dacht terug naar zijn school te kunnen, maar op 15 augustus hoorde hij plots dat het toch niet ging. Dat is een zeer erge situatie. We moeten dat dus bekijken.
Anderzijds hoor ik dat er in de Westhoek zoveel TADD’ers zijn omdat de Westhoek te maken heeft met een denataliteit en er dus minder kleuters in de scholen zitten, waardoor er TADD’ers in overtal zijn die dus geen werk meer hebben. Ook het omgekeerde gebeurt. Kleuterleidsters worden zwanger, vallen uit en blijven een of twee jaar thuis omdat ze kleine kindjes hebben. De nieuwe leerkrachten blijven op school en worden TADD, maar plots komt iedereen terug, en dan zit je met TADD’ers die niet kunnen worden benoemd.
Het is dus zeer genuanceerd verspreid over Vlaanderen. In Antwerpen krijg je natuurlijk een heel ander beeld omdat je daar een boom hebt van kleuters. We hebben dus een heel verscheiden beeld verspreid over heel Vlaanderen.
Samengevat, alles met betrekking tot de loopbaan komt na oplevering van het onderzoek. De pool, of iets anders – u weet dat de werkgevers ook andere scenario’s voor ogen hebben –, kunnen we zeker op voorhand bespreken. Ik probeer toch liefst tot een akkoord te komen. We kunnen ook wat systemen uittesten. Maar het gaat over de vierde groep die de vervangingen doet en in een onzekere situatie zitten, en dat kunnen ook ervaren mensen zijn.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik heb er alle begrip voor dat dit probleem niet gemakkelijk op te lossen valt, en dat het verschilt van plaats tot plaats. Het is wel belangrijk dat we die mensen perspectief geven. Het zijn mensen die moeilijk aan een job geraken. Ze moeten een perspectief krijgen en weten dat we er echt wel mee bezig zijn. Het zou doodjammer zijn dat door dit probleem heel wat capabele mensen naar een andere job vertrekken, terwijl ze droomden van een job in het onderwijs. Je moet er de capaciteit voor hebben. Het zijn de mensen met de meeste capaciteiten die, als ze ontmoedigd geraken, het vlugst een job krijgen in een andere sector. Zo hangt dat aan elkaar. Onderwijstalent moet in het onderwijs blijven.
Collega’s, mag ik nog een aanvulling doen? U weet dat er ook op het federale niveau een discussie woedt over de inkomensgarantie-uitkering. U weet dat voor mensen zonder vast werk in het onderwijs, een aanvullende vergoeding cruciaal is als ze geen volle opdracht hebben. Ik heb meegedeeld aan de federale collega’s dat als ze daarin snoeien … In onderwijs is er een groep van enkele duizenden leerkrachten die sowieso onvrijwillig deeltijds werken. Ze willen niet liever dan voltijds werken, maar dat kunnen ze niet, zeker niet in het secundair onderwijs. Vandaar dat die aanvullende uitkering heel erg belangrijk is voor al wie onvrijwillig deeltijds werkloos is in het onderwijs.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, wij steunen u ten volle met het loopbaanpact. Zeker willen we dat u tijdens deze legislatuur een systeem hebt voor een vervangingspool. Hoe men dat dan noemt, is minder belangrijk.
Mijnheer Daniëls, een correcte evaluatie van personeelsleden is bijzonder belangrijk. Het is een vorm van correct personeelsbeleid.
Minister, ik wil u een suggestie meegeven voor de zijinstromers. Ik heb het dan over de huidige regeling. Op dit moment wordt het aantal nuttige jaren ervaren dienst onderzocht door de administratie nadat de personeelsleden in dienst zijn genomen. Dit zorgt soms voor verrassingen omdat directies een ander oordeel hadden over bepaalde jaren die achteraf niet blijken mee te tellen, en sommige jaren wel, afhankelijk van de beroepsbezigheid die men had. Dat zorgt voor heel veel problemen en frustraties. Is het niet mogelijk dat men van mensen die zich effectief aanbieden voor een job, als ze duidelijk vermelden om welke job in het onderwijs het gaat en als ze alle gegevens correct doorgeven, voorafgaandelijk weet hoeveel jaren er precies in aanmerking komen? Op die manier zou u heel wat zorgen bij sommige mensen voorkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.