Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het voorstel om een mandatensysteem in te voeren voor directeurs
Vraag om uitleg over het personeelsverloop bij schooldirecties
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ‘Vier op de tien scholen starten met een nieuwe directie volgend schooljaar,’ kopte Het Belang van Limburg op 7 augustus.
Minister, uit uw antwoorden op mijn verschillende vragen over ziekteverlof bleek overduidelijk dat psychosociale problemen en overbelasting bij directies verhoudingsgewijs een veel grotere oorzaak van uitval zijn dan bij de rest van het onderwijspersoneel. “De druk is toegenomen,” stelt men bij Directies Vrij Onderwijs (Divo). Volgens die vereniging hielden de directeurs er vroeger mee op na minstens vijf jaar, maar zouden velen nu al na twee tot drie jaar uitstappen.
In 2014-2015 werden 1200 nieuwe directies geïnstalleerd. In het schooljaar 2015-2016 steeg dat tot 1274. Het voorbije schooljaar waren dat er al 1456. De onderwijskoepels stellen het probleem ook vast en ze suggereren om de loopbaan van de directeur aantrekkelijker te maken, onder meer door een betere verloning en de invoering van een mandaatsysteem.
Minister, u ziet ook het probleem. Klopt de stelling effectief dat er de laatste jaren een sterke toename is van vroeger stoppende directies, in vergelijking met een tiental jaren geleden?
De koepels suggereren om voor directies een mandaatfunctie vast te leggen, zodat ze hun onderliggende benoeming als leraar zouden kunnen behouden. Dat zou uiteraard een mogelijke terugvalpositie zijn, wat op zich positief is. Hoe staat u daartegenover? Impliceert het dat een benoeming als directeur daardoor wordt afgeschaft? Als het mandaat van directeur dan niet als benoemde, maar via tijdelijk andere opdracht (TAO) wordt ingevuld, betekent dat in de huidige regelgeving toch dat die zware jaren als directie niet worden meegenomen in de pensioenberekening, wat de taak eerder minder aantrekkelijk maakt. Plant u hiervoor eventueel een oplossing?
Impliceert een mandaatfunctie dat de collega die de directeur vervangt in zijn terugvalpositie als leraar niet kan worden benoemd, of kan men hier gebruikmaken van een systeem van benoeming bij langdurige afwezigheid?
Overweegt men om de directiefuncties aantrekkelijker te maken door een betere verloning? Wordt daarbij ook ingegaan op het zeer grote verschil in salaris tussen directeurs basisonderwijs en directeurs secundair onderwijs? Overweegt men ook een salarisaanpassing voor adjunct-directeurs?
In mijn vraag over de directiefunctie op de commissievergadering van 10 november 2016 kwam ook expliciet de vraag aan bod of de zware directiejaren een eigen berekeningswijze zouden krijgen in de berekening van de dienstjaren voor pensioen. Minister, wat is uw houding hiertegenover?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, in een gezamenlijke mededeling hebben de topfiguren van de grootste onderwijskoepel en het grootste onderwijsnet in Vlaanderen onlangs een aantal voorstellen gelanceerd om het beroep van directeur en adjunct-directeur aantrekkelijker te maken bij de functies.
Twee zaken die daarbij in het oog springen, zijn de formule van een mandaatsysteem van vijf jaar met een terugvalpositie als leerkracht of een andere functie binnen het schoolteam daaraan gekoppeld. Ze koppelen dit – de ene al iets meer dan de andere – ook aan een oefening van bestuurlijke optimalisatie die zij momenteel als koepel aansturen en laten daarbij de opening voor jobdifferentiatie en -specialisatie, waarbij de ene directeur zich dan bijvoorbeeld met pedagogische taken kan bezighouden en een andere directeur de meer administratieve lasten op zich kan nemen.
Vier op de tien scholen starten het huidige schooljaar met een nieuwe directie. Het verloop is groot wegens de toegenomen werkdruk waardoor veel – veelal jonge – directeurs het reeds na enkele jaren voor bekeken houden.
Minister, mijn vragen zijn iets minder technisch van aard, maar wel meer naar het principe van mandaat. Hoe staat u tegenover de voorstellen van de twee grootste onderwijsorganisaties, koepel en net?
Wordt het statuut van adjunct-directeur momenteel besproken in het kader van het lerarenloopbaandebat? Dat lijkt mij een belangrijke vraag. Directeurs zijn ook mensen die in een loopbaan zitten.
Wat is de stand van zaken en de verdere timing van het lerarenloopbaandebat, gezien mijn vorige vraag of het statuut daar op de agenda staat?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, het verloop bij schooldirecties is al jaren hoog. In het schooljaar 2014-2015 werden 1200 nieuwe directies geïnstalleerd. De voorbije schooljaren nam dit nog toe, tot 1456 wissels in het schooljaar 2016-2017.
Vaak wisselen van directie zorgt voor een verlies aan expertise en brengt de continuïteit van het gevoerde schoolbeleid in het gedrang. De taak van schooldirecteurs mogen we niet onderschatten en vraagt voldoende ondersteuning. Een toenemende werkdruk, stress en burn-out leiden vaak tot uitval. Daarom zien wij graag meer begeleiding op de werkvloer, zeker voor beginnende directeurs.
Minister, welke bijkomende maatregelen zult u nemen om het verloop bij schooldirecties terug te dringen? Hoe zult u de job van schooldirecteur opnieuw aantrekkelijk maken?
Hebt u er zicht op in welke mate schooldirecties worden opgeleid ter voorbereiding van hun job?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor deze interessante vraag. Er is deze ochtend een interessante actie aangekondigd, waarvoor ik geen begrip heb, laat mij dat duidelijk stellen. Ik zal mij beperken tot het antwoorden op de vraag.
Het aantal nieuwe directeurs in het basisonderwijs en secundair onderwijs bedroeg in het schooljaar 2015-2016 1274. Dat waren er 958 in het basisonderwijs en 316 in het secundair onderwijs. In het schooljaar 2016-2017 waren dit er in totaal 1456, waarvan 1081 in het basisonderwijs en 375 in het secundair onderwijs.
Hiervan is er wel een grote groep die tijdelijk een afwezige directeur vervangt. Er is dus ook een beetje een dubbele telling, omdat die ook weer weggaan. Die worden dan twee keer geteld: wie uitvalt en wie nieuw komt. Dat waren er 686 in 2015-2016 en 767 in 2016-2017. Dit geef ik mee als nuance op de cijfers, maar het blijft natuurlijk een aanzienlijk cijfer.
Collega’s, de positie van de schoolleider ligt mij, dat weten jullie, na aan het hart. In het kader van het loopbaandebat heb ik met de sociale partners afgesproken dat het thema schoolleiderschap aan bod zal komen. We willen ook bekijken hoe we de job van schoolleider voldoende aantrekkelijk kunnen maken. Maar die discussie moet je wel binnen het loopbanendebat voeren. Collega Daniëls heeft daar daarnet trouwens terecht naar verwezen. Dit hoort daar ook thuis. Je kunt wel zeggen, zoals mevrouw De Meulemeester daarnet, dat je vindt dat er meer ondersteuning moet zijn, maar het gaat over het inzetten van middelen. Je moet proberen daarover een afspraak te maken in het kader van de loopbaanbesprekingen.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Vandenberghe zei ik dat er een tijdsbestedingsonderzoek wordt gevoerd. U zei toen: ‘Ja, dat is niet meer nodig. We kennen de problemen.’ Maar voor mij is dat toch nodig. En we moeten niet zo lang meer wachten, want dit onderzoek zal afgerond zijn in februari 2018, dat is binnen een paar maanden. En ik vind het wel relevant dat we de resultaten van dat onderzoek meenemen, omdat we ook het verschil zullen zien tussen basisonderwijs en secundair onderwijs, doordat er in het secundair onderwijs een betere omkadering is. Maar we zullen de verschillen dan eens helemaal op punt kunnen zetten.
Dat onderzoek zal sowieso leiden tot een aantal conclusies en beleidsaanbevelingen, waarbij de onderzoekers al hebben aangegeven dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan de reductie van stress van schoolleiders, het verhogen van hun welbevinden en de selectie en professionalisering van de schoolleiders.
Er is ook een heel groot verschil in de types schoolleiders die ik zie, zeker in het basisonderwijs. Afhankelijk van de persoon, is er een heel ander vibe. Dat merk je in de school en in de omgang die er met elkaar is. Dat verrast mij dus. Los van de objectieve verschillen – want er is minder omkadering – zie je ook een heel verscheiden aanpak, afhankelijk van de school waarin je terechtkomt. En, collega’s, dat heeft niet alleen te maken met de populatie van de leerlingen. Ik heb scholen gezien met een zeer grote populatie van kinderen die heel zwaar aantikten op SES en waar de teamspirit en de positie van de directeur fantastisch is. We mogen dit dus zeker niet daartoe herleiden. Jullie doen dat niet, maar ik wil toch meegeven dat er een heel groot verschil is.
In het kader van het sociaal overleg, waar we straks hopelijk ook tot onderhandelingen zullen overgaan, ook met het oog op een nieuwe cao, heb ik gevraagd om aandacht te besteden aan de startende leraar. De positie van de schooldirecteur kan daarin perfect mee aan bod komen. Ik moet het bekijken.
Ik heb een paar maanden geleden een delegatie schoolleiders ontvangen. Zij hadden een hele rits persoonlijke vragen. Maar wat hen sierde, is dat bij hen de extra werkingsmiddelen voor de kleuters op nummer één kwam. Op dat vlak hebben we met de regering trouwens een eerste sprong gemaakt. Maar ook bij hen stond dat dus helemaal bovenaan het lijstje.
Mijnheer De Meyer, u hebt vragen gesteld over het mandaatsysteem voor directeurs. Het is goed dat die wat technisch zijn. Sinds 1998 is het mandaatsysteem voor directeurs in de rechtspositie ingeschreven. Dat zit er dus in. De oorspronkelijke doelstelling was dat op die manier de inrichtende macht de meest geschikte kandidaat-directeur zou kunnen vinden en beoordelen. Bovendien zou ook het personeelslid zelf kunnen ondervinden of de job hem of haar ligt en zou hij of zij zonder gevoel van degradatie de vroegere functie opnieuw kunnen opnemen.
Dat mandaatsysteem is effectief doorgevoerd in de CLB-sector, en voor de coördinerend en algemeen directeur. Voor de andere onderwijsniveaus moet de Vlaamse Regering nog een beslissing nemen. Het is dus ingeschreven, maar er is nog niet over beslist.
De administratieve en geldelijke situatie voor een personeelslid dat bij mandaat wordt aangesteld, is ook in regelgeving vastgelegd, zodat een personeelslid onder meer geen negatieve gevolgen ondervindt voor zijn pensioen.
In het kader van de cao VIII-besprekingen is de optie om het mandaatsysteem uit te breiden grondig besproken. De problematiek werd in kaart gebracht, rekening houdend met alle mogelijke instap- en terugvalscenario’s – vrijwillig of op basis van evaluatie –, en met de effecten op de geldelijke en administratieve rechtspositie. Over het mandaatsysteem is er echter geen consensus bereikt. Het is vastgelegd, principieel. Het kan dus worden ingevoerd, maar men vond geen consensus en het is dus niet gebeurd in cao VIII.
Ik heb er geen probleem mee om een nieuw debat over dat mandaatsysteem te voeren. Maar ik wil toch aanstippen, collega’s, dat er in de personeelsstatuten diverse bepalingen zijn opgenomen die tegemoetkomen aan de oorspronkelijke noden om een dergelijk systeem in te voeren. Ik geef een paar voorbeelden: de externe werving is mogelijk gemaakt, er is een evaluatiesysteem ingevoerd, directeurs kunnen vrijwillig afzien van hun vaste benoeming.
Dit maakt, wat mij betreft, de nood voor een mandaatsysteem iets minder groot. Om goede directeurs aan te trekken en te behouden, zijn wellicht andere maatregelen nodig. Ik weet niet of het mandaatsysteem het wondermiddel is waarmee alles opgelost is. Er zijn bepaalde leden die suggesties hebben aangereikt. Volgens mij moeten de ondersteuning en de verloning worden bekeken. Ik wil gerust dat debat voeren, maar de vraag is of dat hét kerndebat is dat moet worden gevoerd.
Voor een aanstelling van directeur in het gemeenschapsonderwijs is in de regelgeving opgenomen dat een personeelslid moet beschikken over een attest dat wordt uitgereikt na het succesvol doorlopen van een opleiding die wordt georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van de raad van het gemeenschapsonderwijs. In de praktijk organiseert de GO!-nascholing deze opleiding. Meer informatie vindt u op de website van het GO!. In het gesubsidieerd onderwijs bestaan diverse vormen van opleidingen voor directeur, veelal georganiseerd door of onder de verantwoordelijkheid van een onderwijskoepel. Meer informatie over deze opleidingen vindt u op de websites van de onderwijskoepels en -netten.
Daarnaast organiseren instellingen voor hoger onderwijs ook breder georiënteerde opleidingen met een focus op leidinggeven, die dus ook verder reiken dan het aanbieden van een opleiding aan directeurs. Een voorbeeld hiervan is het postgraduaat Schoolmanagement, dat in Odisee wordt aangeboden. Er zijn ook de opleidingen aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde (HIVO), maar ook deze richten zich niet specifiek op directeurs. Tot slot is er nog de banaba Schoolontwikkeling, die wordt ingericht door vier hogescholen.
Er zijn wel mogelijkheden, maar er is geen gecertificeerde, uniforme opleiding. Dat knelpunt heb ik al vaak gehoord. In een lang verleden was er de DHOS. Mijn beide ouders hebben die nog gevolgd en ze hebben elkaar daar leren kennen. Ik heb eigenlijk veel te danken aan DHOS. Anders was ik er niet geweest. (Gelach)
Mijn moeder heeft geen gebruik gemaakt van haar DHOS maar mijn vader wel, want hij is heel lang schoolleider geweest. Mijn grote zorg zit – los van de ondersteuning waarover de heer Vandenberghe het ongetwijfeld nog zal hebben – in de opleiding van de schoolleider zelf. Met geld los je veel op, met ondersteuning los je veel op, maar schoolleidinggeven is iets anders dan de beste onderwijzer van de school zijn. Daar knelt voor een groot deel voor mij ook het schoentje.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, we kunnen het debat niet ten gronde uitputten, want daarvoor is onze tijd te beperkt. Ik wil toch nog een aantal bemerkingen maken.
Het is goed dat u ook vaststelt dat de probleemsituatie in het basisonderwijs groter is dan in het secundair onderwijs. Ik vind het ook belangrijk dat u stelt dat de mandaatfunctie niet het wondermiddel is om alle problemen op te lossen, maar het is een mogelijkheid. Ik vind het bijzonder nuttig dat alle facetten van dat mandaatsysteem in kaart zijn gebracht. Het kan zinvol zijn dat we te gepasten tijde daarover een discussie houden.
Het is zeer juist dat de beste onderwijzer of de beste leraar niet altijd de beste directeur is. Ik vermoed dat ook niet alle problemen opgelost worden met opleiding en begeleiding. Het is van fundamenteel belang dat men de allergrootste zorg besteedt aan rekrutering van deze mensen.
Ik zal niet ingaan op het facet Loopbaanpact aangezien daar deze namiddag nog heel specifieke vragen over zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u mijn vraag deelt over wat het mandaat oplost. Als we tegen de directeurs die vandaag hun hand opsteken omdat het niet meer lukt, zeggen dat het geen probleem is dat we hun een mandaat zullen geven, dan zal die directeur zeggen dat dat heel tof is, maar dat dat nul komma nul verandert aan zijn huidige situatie. Ik vraag me af welk probleem we oplossen, welk probleem de koepelinstellingen willen oplossen voor de reële klachten en de reële aandachtspunten van de directeurs.
Ik kom dan bij een ander punt van de planlast, waar mevrouw Krekels al regelmatig op heeft gewezen. Ik zou graag het voorstel lanceren van de ‘actie delete’. Als we iets doen in de opleiding van directeurs – de DHOS-opleiding bestaat nota bene nog altijd –, dan is het directeurs aanraden om hun deleteknop meer te gebruiken. Ze krijgen allerlei zaken van bovenaf naar zich gestuurd. Er is daarbij een groot verschil tussen wat moet en wat mag. Ik stel vast dat sommige directeurs nog tellingen moeten doorsturen naar Brussel, maar dan denk ik dat dat niet kan omdat we daar systemen voor hebben.
De hogere entiteiten – ik zal ze zo maar noemen – hebben ook middelen en personeel in dienst. We moeten daar misschien eens naar kijken. Ik deel de bedenking van de minister dat we niet overal veel middelen ter beschikking hebben, maar dat we wel eens naar Onderwijs moeten kijken. Gisteren zei een directeur op de trein nog tegen mij: “Er is genoeg geld en genoeg volk in onderwijs, maar misschien zitten ze op de foute plaatsen.” Daar moeten we misschien nog eens naar kijken.
In het verleden was er een zeer interessante opleiding aan de universiteit van Leuven, namelijk Beginnende Directeurs Basisonderwijs (BDB). Aan de directeurs werd daar het hanteren van de deleteknop aangeleerd en waar ze zelf informatie konden vinden. Dat project is jammer genoeg stopgezet door de toenmalige financiers omdat de directeurs autonoom begonnen te denken, wat blijkbaar niet de bedoeling was.
Mevrouw Demeulemeester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. De schooldirecteurs zijn de spilfiguren van de scholen. Ze leiden en ze maken deel uit van een team. Daarom is het belangrijk om sterke personen met kennis op te leiden en hun de kans te geven op verregaande professionalisering. Zoals u zelf aangeeft, is het spijtig dat er nog geen gecertificeerde opleiding is, maar misschien kan daarover worden nagedacht.
De onderwijskoepels hebben inderdaad enkele voorstellen gedaan. Ik ben blij dat u ook een onderzoek naar de oorzaken van het verloop hebt besteld. Hopelijk komen daaruit dan maatregelen die zorgen voor extra ondersteuning. U gaf aan dat de studie klaar zal zijn in februari 2018. Ik hoop dat u met de onderzoeksresultaten aan de slag kunt zodat we snel een dalend verloop kunnen vaststellen. De administratieve belasting en de psychologische druk moeten echt dalen, of er blijven directeurs afhaken.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, voor ik me aansluit bij de vragen wil ik eerst aandacht vragen voor een bijzondere groep van directies. Ik heb het in het verleden al gezegd, ik maak me sinds het begin van het M-decreet ook wel wat zorgen over de directies buitengewoon onderwijs, en meer specifiek de directies buitengewoon basisonderwijs. Zij moeten niet alleen hun ploeg leiden, maar hebben vaak ook nog de taak om ondersteuningsteams te leiden, aan prospectie te doen, in scholen voor gewoon onderwijs vorming en informatie te geven enzovoort. Uiteindelijk hebben ze ook maar, net als alle andere stervelingen, 24 uur per etmaal.
De vraagstellers hebben er niet op gefocust, maar ik las in de artikels waarin de voorstellen voor een mandaat werden gedaan dat er sterk wordt aangestuurd op een aantal modaliteiten zoals loon. Dat is natuurlijk een centenkwestie. Ik sluit me aan bij de mensen die hebben gezegd dat een mandaat of meer loon op zich niet zullen volstaan. De werkdruk van directies is momenteel zeer hoog. Daarom wil ik een oproep doen. Ik heb het ook al op een ander forum gezegd. Het is dus niet uit een vorm van hypocrisie dat ik mijn petje hier afzet als ondervoorzitter van de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG) en doe alsof ik dat niet ben. Ik denk dat de inrichtende machten te weinig beseffen wat hun impact kan zijn door meer samen te werken, door meer te poolen, door meer middelen samen te leggen om elkaar te ontlasten. Elke school van het stedelijk onderwijs in Vilvoorde heeft apart te weinig middelen voor een mentor. We hebben nu een mentor omdat de scholen de middelen samenleggen op schoolgemeenschapsniveau. Zo kunnen er nog dingen gebeuren met de huidige middelen. Ik denk dat we aan hen ook eens die oproep moeten doen om dat zeer creatief te bekijken, om de directies beter te ondersteunen en te ontlasten en niet zoveel extra planlast op te leggen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het belangrijkste wat directeurs vragen is ondersteuning. We kunnen discussiëren over het mandaat, maar dat is eigenlijk niet wat men vraagt. Loonsverhoging vindt men zelfs van secundair belang, als men maar de nodige ondersteuning zou kunnen genieten.
De middelen zijn wat ze zijn, maar als we een grondige oefening zouden maken, kunnen we misschien wat ondersteuning genereren of de ondersteuning daadkrachtiger maken. Er zijn veel directeurs die extra punten krijgen omdat ze in de scholengemeenschap een functie innemen en dat dan geven in uren beleidsondersteuning. Zorgcoördinatoren zijn soms ook nog halftijds beleidsondersteuner. Dat kost niet meer, maar die mensen zijn er wel. Ze hebben alleen niet dezelfde daadkracht als een directeur. De ondersteuners doen bijvoorbeeld functioneringsgesprekken met leerkrachten. Daarover wordt dan gebrieft aan de directeur. Als er een probleem is en men wil een bepaalde procedure opstarten, dan kan men niets aanvangen met de verslagen van de beleidsondersteuner omdat die eigenlijk niet het mandaat had om die gesprekken te doen. Als de leerkracht dan in beroep zou willen gaan, dan is dat een voorbeeld van een procedurefout. De ondersteuning die er is, zou misschien eerder een mandaat of iets meer daadkracht moeten krijgen. De ondersteuning moet uiteindelijk ook worden uitgebreid. Een andere berekening van bijvoorbeeld uren administratie zou misschien ook al wat ruimte kunnen geven.
Ik wil ook ingaan op wat de heer De Ro zei over de ondersteuningsnetwerken. Er rust inderdaad heel veel op de schouders van de directeurs buitengewoon onderwijs. Ze hebben een heel schooljaar moeten opstarten. Een aantal directeurs hebben zich dan vrijwillig verzameld omdat ze anders het geheel niet geregeld kregen, aangezien veel ondersteuningsnetwerken een beloop van honderd of meer personeelsleden hebben.
Minister, het kernwoord in de oplossing is ondersteuning.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dit is inderdaad een heel interessant debat dat we niet ten gronde zullen kunnen voeren. Ik kijk wel uit naar het loopbaandebat waarin schoolleiderschap uitgebreid aan bod zal komen.
Het leeft bij directeurs. Ik begrijp de actie om thuis te blijven ook niet, en ik sta er ook niet achter. Minister, ik heb dat gisteren ook tegen u gezegd. Ik begrijp wel de wanhoop en de woede van de directies die het niet meer kunnen bolwerken. Alleen al in mijn scholengroep zitten er sinds 15 augustus toen de directies begonnen te werken, alweer twee thuis. Een heeft me gecontacteerd dat die het niet meer ziet zitten door de werkdruk. We zijn nog maar een maand ver. Als je de diverse getuigenissen in de krant leest of hoort op televisie, dan merk je dat er voortdurend signalen worden gegeven aan het beleid dat het zo niet verder meer kan. Ik begrijp hen als ze vinden dat het allemaal een beetje lang duurt. Ik heb begrip voor de metingen die moeten gebeuren – want meten is weten –, maar het gevoel op de werkvloer is dat het lang duurt.
Als we het hebben over het type schoolleiders, dan hebt u voor 100 procent gelijk dat veel te maken heeft met de kwaliteiten van mensen. Ze moeten met dezelfde middelen werken. Het is dan ook ongelooflijk belangrijk om over alle netten heen te gaan naar een degelijke opleiding van directeurs. Het ene net doet het op de ene manier en het andere net op een andere. Het gebeurt heel vaak dat bij het uitvallen van een directeur een leerkracht Chinese vrijwilliger is om te starten als directeur en dat dan uiteindelijk nog blijft omdat er geen andere directeur gevonden wordt. Zo heb je niet altijd de juiste mensen op de juiste plaats. Directies worden ook benoemd in scholen en niet voor scholengroepen, waardoor er weinig manoeuvreerruimte is om bij te sturen. Ik ben dan ook absoluut voorstander van een degelijke opleiding vanuit de hogere overheid die de mensen vooraf moeten doorlopen, met stages door de directeurs. Als ze dan op de werkvloer terechtkomen, weten ze op zijn minst wat hen te wachten staat.
Dan is er een debat over schaalvergroting. Ik blijf er voorstander van om scholen te laten samenwerken binnen scholengroepen. Laat directeurs de zaken doen waarin ze goed zijn. Alleen al in Bredene heb je verschillende profielen van directeurs: één is goed op pedagogisch vlak, een andere voert liever beleid en nog een andere doet liever de pr, Meester-, Vak- en Dienstpersoneel (MVD) en preventie. Als je de scholen laat samenwerken en de juiste mensen op de juiste plaats zet, dan zorg je er ook al voor dat de directies beter hun taken kunnen doen. Dat kan perfect door directies aanwezig te laten zijn in scholen, want ouders willen de directeurs zien.
Daar kan de hogere overheid flankerende maatregelen aanbieden om de scholengroepen dat duwtje in de rug te geven om het echt wel te gaan doen. Vandaag zijn er wel al scholengroepen die het doen. Er zijn scholengroepen of scholengemeenschappen die het willen doen, maar het nog niet durven door het ontbreken van flankerende maatregelen. Daar moeten we toch ook eens over nadenken.
We zullen daar in het loopbaandebat heel diep op moeten ingaan, want het is cruciaal dat we ervoor zorgen dat de juiste mensen op de juiste plaats terechtkomen. De directeurs vragen inderdaad in eerste instantie niet naar zo’n mandaat of naar een loonsverhoging – iedereen verdient graag iets meer –, maar hun allergrootste zorg is dat ze hun job kunnen doen, dat ze al hun taken nog kunnen bolwerken op een degelijke manier en dat ze niet elke avond naar huis gaan met het gevoel dat ze heel veel hebben gedaan, maar dat ze alles wat ze moesten doen, eigenlijk niet hebben kunnen doen.
Ik kan de bekommernissen alleen maar ondersteunen. Ik hoop dat we tijdens deze legislatuur nog iets concreet kunnen doen. We zijn de vorige legislatuur geëindigd met de kamerbrede stelling dat we iets moeten doen aan de problematiek van de directies. Professionalisering en schoolorganisatie zijn heel belangrijke elementen, niet alleen professionalisering van de directies maar ook professionalisering van de inrichtende machten. Dat is heel belangrijk om stappen vooruit te kunnen zetten. Het gaat dus niet alleen om professionalisering van directies, maar ook van inrichtende machten waar directies echt op moeten kunnen steunen om hun school aan te sturen. Als dat niet het geval is, is het voor een directeur heel moeilijk om de school goed te leiden. Die professionalisering zal er ook toe bijdragen dat mensen gaan nadenken over de manier waarop ze de organisatie anders kunnen vormgeven. Schaalvergroting is daar een element van, maar er zijn nog heel veel andere elementen die onder de loep kunnen worden genomen. In de professionaliseringstrajecten kan dit allemaal mee aan bod komen zodat zowel inrichtende machten als directies versterkt zijn. Ik hoop dat we daar iets aan kunnen doen, want het is belangrijk voor het onderwijs in zijn totaliteit.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Helsen, u pikt eigenlijk in op wat ik nog niet had gehoord, namelijk de inrichtende machten. Ik heb het genoegen gehad om een paar weken geleden een zeer interessante uitleg te krijgen over de rollen die elkeen te spelen heeft in onderwijs. Daaruit is ook gebleken dat er voorzitters zijn van inrichtende machten die directeur willen spelen. Op die manier is de directeur nog meer geplaagd. Dat is niet goed. Een sterke inrichtende macht kan enorm ontlastend werken voor de taken die een schooldirecteur moet doen.
Scholen die samenwerken, kunnen verenigingen zijn van basisscholen, maar ook scholengroepen. Zij kunnen enorm veel last wegnemen bij de directeur. Ik denk bijvoorbeeld aan samenaankoop, karweien die moeten gebeuren enzovoort. Er zijn heel veel dingen waardoor de positie van de directeur, zonder dat we iets wijzigen aan het huidige kader, kan verbeteren. Iedereen moet daar zijn rol in spelen.
Ik zou kunnen zeggen: hier is 4 miljoen euro extra, we zullen een paar punten bijsteken en trek uw plan. Nu besteden we jaarlijks ongeveer 68 miljoen euro aan ondersteuning in het basisonderwijs. Daarmee zal het echter ook niet opgelost zijn. We moeten kijken naar de professionalisering van de inrichtende machten. Mijn medewerker hier aanwezig is persoonlijk geen voorstander van een uniforme, gecertificeerde opleiding. Ik zie dat een beetje anders. Het is belangrijk dat iedereen notie heeft van de taken. We kunnen daarover van gedachten wisselen, maar er moet aandacht voor zijn.
Er zijn vandaag scholen die werken met gedeeld leiderschap en die niet meer inzetten op de eenzaamheid van de directeur die voor alles verantwoordelijk is. Dat is ook een goede zaak. Het moet wel allemaal eens aan bod komen. Dat kan perfect nog tijdens deze legislatuur.
Mijnheer Vandenberghe, ik zal niet wachten op het hele loopbaanonderzoek. U weet dat we met de sociale partners een onderzoek voeren naar de taakbelasting van de leraar, maar specifiek voor de directies zouden we in februari 2018 de resultaten moeten hebben. Daarmee kunnen we samen aan de slag. Ik vind echt dat er extra administratieve ondersteuning nodig is. Ik zeg hiermee niets nieuws. Vooraleer we daar effectief middelen tegen zetten, wil ik dat de rest mee opgelost geraakt en dat we de positie in haar geheel wat kunnen versterken.
Mijnheer De Meyer, uw opmerkingen waren uiteraard zeer terecht. Ik heb niet gezegd dat we het mandaat niet opnieuw in het leven kunnen roepen. Ik heb anderzijds een vereniging van schooldirecteurs bij mij gehad die zeiden dat hun koepel had gecommuniceerd maar dat ze eigenlijk nergens van wisten. Ze kwamen dan met hun prioriteitenlijst. Daar is ook wat overeenstemming nodig. Het iets dat heel sterk leeft. Iedereen heeft zijn prioriteiten. We kunnen het debat over het mandaat zeker verder voeren. Ik zie daar ook wel wat voordelen in. We hebben ook al geprobeerd om een aantal zaken op te lossen.
Mijnheer De Ro, u had het over het buitengewoon basisonderwijs. Ik heb daar alle begrip voor. Anderzijds vraag ik ook een beetje begrip voor het feit dat de Vlaamse Regering aan het zoeken is om de directies buitengewoon onderwijs een rol te geven in de toekomst. Ze krijgen de sleutels in handen om de ondersteuning te organiseren. Daar is ook wat tegenkanting tegen van mensen die dat niet zo graag zien gebeuren. We gaan daar deze namiddag nog over debatteren. Dat heeft uiteraard wat druk op hen gezet. Voor mij is het van belang dat het buitengewoon onderwijs het expertisecentrum van de toekomst wordt, is en blijft om ondersteuning te geven aan jongeren in het gewoon onderwijs. We hebben die keuze gemaakt. Ik heb ook in 1 miljoen euro extra werkingsmiddelen voorzien vanaf 2018. Dat zal ook wat soelaas bieden. Men vraagt ook coördinatie. Ik wil al deze argumenten wel ontmoeten, maar de fundamentele keuze om buitengewoon onderwijs het scharnier te laten zijn in het toebedelen van ondersteuning vind ik persoonlijk een goede keuze. Op die manier hou je ze bestaand en de expertise kan worden gedeeld op de klasvloer van het gewoon onderwijs. Die keuze is goed. Ik ben het er zeker mee eens dat wat er deze zomer is gebeurd, de directies extra kwetsbaar heeft gemaakt. Ik heb alle lof voor de geleverde inspanningen, maar daarover deze namiddag meer.
Dit debat wordt zeker vervolgd. Ik ben ook blij dat iedereen het erover eens is dat we het basisonderwijs apart moeten bekijken. Er is eensgezindheid op alle banken dat we ons daarop zullen focussen. Ik wil ook kijken of er elders middelen zitten die ik daarvoor kan inzetten. Dat is voor mij ook een goede zaak. Ik heb wel geleerd dat een hervorming doorvoeren door middelen af te pakken van een ander een slecht idee is, al zou er wel enige solidariteit kunnen ontstaan binnen het onderwijs zelf.
De directeur – dat zal nog later aan bod komen en hopelijk ook blijken uit de studie – is voor mij ook de poortwachter op het vlak van planlast. Mijnheer Daniëls, u had het over de 'actie delete'. Ik vind dat iemand in de eigen organisatie er aandacht voor moet hebben om geen extra planlast te creëren. Het is niet omdat drie kwade ouders een procedure aanspannen omdat ze het met iets niet eens zijn, dat de administratieve last in het geheel moet worden verhoogd. Leiderschap betekent ook dat men vecht tegen de eigen angsten. Die angsten worden soms door externe factoren gecreëerd. Er is ook regelgeving die komt van buiten het onderwijs en die ervoor zorgt dat men nog eens voor zoveel extra dingen moet instaan. Men moet intern in de organisatie proberen om de planlast te beheersen, maar dan moet men wel weten hoe men dat moet doen. Dat is voor mij dan weer een argument om naar iets uniforms te gaan, want dat is voor elke schoolleider gelijk. De discussie wordt vervolgd, als u het mij vraagt graag met het resultaat van het onderzoek in de hand. Dan kunnen we misschien via het parlement zoeken naar een gedragen oplossing, over meerderheid en oppositie heen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ik denk dat niemand de problemen die er effectief bestaan onder de mat wil vegen. Het is duidelijk dat er zorgen zijn. Anderzijds ben ik het volledig eens met de minister dat de aangekondigde acties die we deze morgen via de media vernamen, niet bijdragen tot oplossingen. Oplossingen zoek je in overleg, in sociaal overleg, in dialoog. Laat me heel duidelijk zijn: ik keur frauduleus ziekteverlof ten volle af.
Is in de praktijk alles kommer en kwel? Ik geloof van niet. Heel veel directies doen hun job bijzonder graag en vullen die dag na dag op een schitterende wijze in. Met andere woorden, enige nuance in de analyse maar ook in de zoektocht naar oplossingen, is zeker en vast op zijn plaats. Daarbij moeten we geen groepen culpabiliseren.
Ik kijk ook uit naar het vervolg van het gesprek dat we deze namiddag nog zullen voeren met betrekking tot het Loopbaanpact.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik treed de heer De Meyer volledig bij dat overleg nodig is. Het verbaast me dan ook dat die koepels komen met de vraag naar een mandaat, terwijl in alle adviezen van de verenigingen die directeurs vertegenwoordigen nergens 'mandaat' in voorkomt. Ik vraag me af in welke mate er overleg is geweest.
Ik noteer ook – en daar ben ik blij om – dat u het mandaatsysteem niet als een deus-ex-machinaoplossing beschouwt voor de problemen die zich voordoen. Dat is een weg die andere doelen dient, maar zeker en vast dit niet.
Wat de heer De Ro aanhaalt en wat u ook suggereert om dingen samen te doen, is een goede zaak, maar het gaat dan wel over vrijwillige samenwerking om te proberen de sterke punten van ieder te maximaliseren. Dat is iets anders dan een top-downvorm van samenwerking, want als er dingen van bovenaf worden opgelegd in zogenaamde hervormingen van bestuursorganisatie, dan krijg je dat waar directeurs net last van hebben, zijnde geen controle meer hebben over wat er gebeurt. Er komt van alles op hen af en ze weten niet meer wat moet en wat kan. Daarom wil ik opnieuw de oproep doen om duidelijkheid te verschaffen aan de directeurs en hen te zeggen wat er van de overheid moet, om hun duidelijk te maken dat als die dingen niet in orde zijn, er gevolgen zijn voor de school.
U haalt terecht aan dat er ook van elders signalen komen. Ik geef een concreet voorbeeld. Een directeur sprak me aan met de mededeling dat hij van de inspectie in alle brieven met betrekking tot de kleuterschool het woord 'slaapklas' moet vervangen door 'rustklas'. Ik heb dat eens nagevraagd. Bij de inspectie zegt men ‘no way’, maar blijkbaar is er een of andere pedagogische dienst die iets heeft uitgewerkt waardoor 'slaapklas' overal moet worden vervangen door 'rustklas'. Dat is iets waar je als directeur een punthoofd van krijgt. Mensen die dergelijke brieven en adviezen rondsturen, moeten eens goed nadenken over wat ze aan het doen zijn.
Ik volg dit verder mee op, om maatregelen uit te werken die het voor directeurs mogelijk maken om beheersbaar hun taak te doen en niet een marionet te zijn in een systeem. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ik heb 'pedagogische dienst' gezegd. Dat zijn niet noodzakelijk pedagogen, minister. (Opmerkingen)
Als het pedagogen zijn die les hebben gegeven en in een school hebben gestaan, dan is dat een absolute meerwaarde.(Opmerkingen van minister Hilde Crevits. Gelach)
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
We zijn het er allemaal over eens dat er twee heel belangrijke punten zijn: het professionaliseren en vooral de ondersteuning. We kijken uit naar de resultaten van het onderzoek in februari volgend jaar. Ik hoop dat we dan met die onderzoeksresultaten aan de slag kunnen om ervoor te zorgen dat die ondersteuning er komt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.