Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een vraag met betrekking tot jonge mantelzorgers en het mantelzorgersstatuut voor studenten.
Naar schatting 40.000 jongeren nemen als mantelzorger zorgtaken voor een van hun ouders op. Dat is een schatting, want eigenlijk zijn er geen juiste cijfers over. Het gaat dan vaak om huishoudelijk werk of het gedeeltelijk opnemen van de zorg voor andere kinderen in het gezin. Volgens een uitvoerige studie van Kind en Samenleving zijn de kinderen en jongeren zich zelfs vaak niet bewust van hun situatie en status van mantelzorger.
– Kathleen Helsen treedt als voorzitter op.
De rol die deze kinderen en jongeren op zich nemen, heeft echter ook heel wat gevolgen voor hun eigen leven en ontwikkeling. Het onderzoek spreekt zelfs van mogelijke stagnatie van de persoonlijke ontwikkeling van jonge mantelzorgers, een beperkt eigen leven en beperkte vrije tijd, moeilijkheden met de studies tot achterstand op school.
In Nederland zouden een op de zes studenten hun academische loopbaan combineren met zorgtaken thuis. Uit onderzoek in Groot-Brittannië blijkt dat een groeiend aantal mantelzorgende studenten ernstig overbelast is en psychische problemen ervaart. De vraag is al een tijdje geleden ingediend, zelfs nog voor het reces. Toen was mijn aandacht getrokken door het bericht dat studenten van de hogeschool UCLL (University Colleges Leuven-Limburg) vanaf dit academiejaar het mantelzorgstatuut kunnen aanvragen. Wie het mantelzorgstatuut aanvraagt en krijgt, zal examens of deadlines voor werkjes kunnen uitstellen of zal uit de les kunnen opstappen als er zich thuis een dringende crisis voordoet. Uit het onderzoek van Kind en Samenleving blijkt inderdaad dat dit vaak grote problemen zijn: het niet halen van deadlines, niet op tijd in de les geraken enzovoort.
Rond dit thema heb ik enkele jaren geleden een initiatief genomen met een voorstel van resolutie, dat werd goedgekeurd op 6 januari 2016. Deze resolutie focust op verschillende beleidsdomeinen en vraagt aandacht te hebben voor kinderen en jongeren die in een gezin opgroeien waarvan een of meer gezinsleden zorgbehoevend zijn en/of bijzondere ondersteuningsbehoeften hebben en in dit verband onderwijsactoren te sensibiliseren omtrent de situatie, behoeften en perspectieven van jonge mantelzorgers.
Ook wordt in de resolutie gevraagd een flexibele houding van de schooldirecties en de leerkrachten ten aanzien van jonge mantelzorgers te bewerkstelligen, wat onder meer het aanwijzen van een leerkracht impliceert die kan optreden als aanspreekpunt voor de jongeren en als intermediair tussen de jongeren en de collega’s-leerkrachten. Ik denk dat het vaak het probleem is dat men geen weet heeft van de situatie en dat een kind of een jongeren telkens weer bij iemand anders zijn verhaal moet doen en er dus heel wat drempels zijn om dat te doen. Als er dan één aanspreekpunt is, kan dat toch al heel wat helpen.
Intussen is er ook het Vlaams Mantelzorgplan met een honderdtal acties. Een van de vier grote pijlers in dat plan – en dat vind ik zeer positief – betreft de jonge mantelzorgers omdat ze vaak niet gekend en onzichtbaar zijn en omdat de mantelzorg die ze opnemen toch een heel grote invloed heeft op hun jonge leven. In het Vlaams Mantelzorgplan wordt gesteld dat het onderwijs een sleutelfunctie heeft in de erkenning en ondersteuning van jonge mantelzorgers. Sensibilisering en bewustmaking moet hierbij gericht zijn tot de onderwijssector, van basis tot hoger onderwijs. Onderwijzend personeel moet er zich bewust van zijn dat mantelzorgsituaties inderdaad de onderwijskansen kunnen beïnvloeden. Scholen spelen een belangrijke rol in het verspreiden van informatie en het bespreekbaar maken van zorg bij en door jongeren.
Minister, ik weet wel dat het organiseren van zo'n mantelzorgstatuut tot de autonomie van een onderwijsinstelling behoort. Ik zou toch graag weten wat uw standpunt is tegenover het mantelzorgstatuut voor studenten. Ik vind het alleszins heel positief dat een hogeschool er werk wil van maken. De vraag is of er vanuit het beleid ook niet een stuk opvolging kan zijn, al behoort het tot de autonomie, om na te gaan wat de resultaten zijn en om het als ‘good practice’ te gebruiken voor andere onderwijsinstellingen.
Zult u specifiek beleid uitwerken met betrekking tot instellingen die zo’n mantelzorgerstatuut aanbieden?
Kunt u meer toelichting geven met betrekking tot de opvolging van de verschillende elementen uit de resolutie ter ondersteuning van jonge mantelzorgers wat betreft de elementen die betrekking hebben op het beleidsdomein Onderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, de regelgeving hoger onderwijs laat perfect toe dat instellingen aan studenten faciliteiten of een geïndividualiseerd traject aanbieden vanwege een bepaald statuut. Dat gebeurt binnen hun onderwijs- en examenreglement. Doorgaans denkt men dan aan topsporters, kunstenaars of studentenvertegenwoordigers, maar dit is ook perfect mogelijk voor een bepaalde thuissituatie. Er is geen enkele regel die verhindert dat men daar aandacht voor heeft en er faciliteiten voor in het leven roept. Wettelijk gezien is er dus geen bezwaar om studenten het statuut van mantelzorger te geven en daar bepaalde faciliteiten aan te koppelen.
Studenten die aan mantelzorg doen kunnen daar zeker baat bij hebben, dus ik sta zeker positief tegenover het initiatief van de hogeschool UC Leuven-Limburg. Zij zijn trouwens niet de enige hogeschool die actief rond dit thema werkt. De Hogeschool West-Vlaanderen bijvoorbeeld heeft niet alleen de beste opleiding ter wereld inzake ‘digital arts’, maar heeft ook een onderzoeksgroep binnen de opleiding verpleegkunde, Kennispunt Mantelzorg, die eveneens aandacht heeft voor mantelzorgende studenten en daarover een project opzet in samenwerking met de andere West-Vlaamse hogeschool, VIVES. Ze investeren daar dus ook in.
Collega Schryvers, ik zeg het hier wel vaker dat de autonomie van de instelling ook in dit verband voor mij relevant is. Hogescholen en universiteiten kunnen zelf de voorwaarden vastleggen waaraan studenten moeten beantwoorden om in aanmerking te komen voor een statuut en eventuele faciliteiten. Ik ben eerder terughoudend als het erover gaat om alles te verankeren en op te leggen hoe je het moet doen, omdat je dan snel in een discussie komt over statuten en formulieren, terwijl de huidige vrijheid precies toelaat om maatwerk te bieden. Ik heb trouwens heel veel directeurs van hogescholen en rectoren van universiteiten actieve pleidooien horen houden dat ze meer aandacht zullen hebben voor diversiteit. Zoals ik al vaker heb gezegd, aandacht voor diversiteit is voor mij niet alleen aandacht hebben voor anderstaligheid. Het gaat over aandacht hebben onder andere ook voor de specifieke situatie van studenten en daar hoort het mantelzorger zijn bij. In plaats van het te verankeren, lijkt het mij van belang om te responsabiliseren, maar zeker ook een kader te scheppen waarbinnen heel veel mogelijk is.
De resolutie vertrekt uiteraard van een pertinente vaststelling: bij mantelzorg wordt doorgaans aan volwassenen gedacht die voor een zorgbehoevend familielid zorgen. Maar er zijn ook kinderen en jongeren die opgroeien in een gezin met zorgnoden en zelf ook spontaan zorgtaken op zich nemen. En zij komen zelden in beeld. Ze zijn meestal niet de primaire mantelzorger, maar dragen toch in belangrijke mate bij aan de zorg voor hun zieke ouder, broer of zus. Deze kinderen en jongeren verdienen daarom alle steun. Vaak fungeren personen in hun directe omgeving als eerste aanspreekpunt en luisterend oor. Omdat deze kinderen en jongeren een groot deel van hun tijd op school doorbrengen, is dat eerste aanspreekpunt in hun geval vaak een leerkracht of de zorgcoördinator of leerlingenbegeleider. Dat vertrouwensfiguren op school op de hoogte zijn, beschouwen deze kinderen en jongeren als zeer positief. Op die manier kan er begrip zijn voor hun leefsituatie en voor de problemen waarmee ze thuis soms geconfronteerd worden.
Het is belangrijk zicht te krijgen op de onderwijsloopbanen van jonge mantelzorgers. Afstemming tussen het departement Onderwijs en Vorming, het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het Steunpunt Onderwijsonderzoek (SONO) heeft ertoe geleid dat op het vlak van onderzoek afspraken gemaakt zijn om een module over mantelzorg in te voegen in het LiSO-onderzoek (Loopbanen in het Secundair Onderwijs). Hierdoor kan op een efficiënte manier – zonder extra aparte bevraging – zicht geboden worden op de omvang van de problematiek van jonge mantelzorgers in het secundair onderwijs en kunnen de onderwijsloopbanen van de jonge mantelzorgers verder worden opgevolgd. Dit kan alvast interessante informatie opleveren om er later mee aan de slag te gaan.
De regelgeving voorziet ook in de nodige autonomie voor scholen om rekening te houden met de unieke situatie van jonge mantelzorgers. Een afwezigheid van een leerling om persoonlijke redenen bijvoorbeeld kan door de school worden gewettigd via de zogenaamde afwezigheidscode ‘P’, zodat die afwezigheid niet als een problematisch wordt beschouwd. De overheid heeft in dit verband geen enkel appreciatierecht, want kent ook de unieke situatie van de leerling niet. Het is de school die het best geplaatst is om hier zelf een inschatting te maken en dus al dan niet beslist de code ‘P’ toe te kennen. Die code kan ook een aantal faciliteiten met zich meebrengen: bijvoorbeeld bij het afleggen van examens kan de school een en ander flexibel aanpassen aan de specifieke situatie van de leerling.
Daarnaast wil ik ook meegeven dat we van elke school verwachten dat ze binnen de brede basiszorg – dat is fase 0 – hun leerlingen stimuleren en problemen trachten te voorkomen door het bieden van een krachtige leeromgeving. U weet dat de regering het CLB-decreet heeft goedgekeurd waarbij de basiszorg een erkenning wordt voor scholen. Dit is niet onbelangrijk om mee te geven. Naast kennis opdoen, is de persoonlijkheidsvorming maar ook een omgeving bieden als school waarin voldoende aandacht is voor zorg, heel, heel relevant.
En tot slot, wat de sensibilisering en bewustmaking van de onderwijssector betreft, verwijs ik graag naar een Educatief Pakket Mantelzorg met handleiding voor leerkrachten in de 2e en 3e graad secundair onderwijs. Het pakket slaat in feite dus twee vliegen in één klap: het maakt niet alleen de leerkrachten bewust dat mantelzorg de onderwijskansen van kinderen en jongeren beïnvloedt, maar ook de leerlingen. Ook leeftijdsgenoten kunnen elkaar immers ondersteunen door bijvoorbeeld notities bij te houden enzovoort. Dit gratis te verkrijgen pakket werd samengesteld door het Thuiszorgplatform van het lokale bestuur van Knokke-Heist en het Kennispunt Mantelzorg van de Hogeschool West-Vlaanderen (Howest). Het bestaat uit een handleiding voor de leerkracht, een infobundel voor de jongeren en een powerpointpresentatie. Ik ben zeker bereid om er de nodige extra ruchtbaarheid aan te geven, mochten jullie dat wensen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor u uitgebreid antwoord. Het gaat hier inderdaad niet om – en mijn vraag is ook niet zo gesteld – het creëren van extra regels of het beperken van autonomie. Het is een vraag om voldoende aandacht voor wat vaak een verborgen groep is, de jonge mantelzorgers. Waarom is het een verborgen groep? Omdat ze het vaak zelf niet beseffen, want het gaat vaak ook om nog jonge kinderen, en omdat ze het vaak ook niet altijd kenbaar maken. Pas als er al bepaalde problemen zijn, komt het naar boven. Vandaar is het heel belangrijk, zoals u stelt, dat scholen gewoon alert zijn voor dit thema en dat diversiteit zich inderdaad ook uitstrekt tot die groep. Mogelijks kan door de thuissituatie waarin zorg moet worden geboden, een kind of jongere specifieke noden hebben. Dat is het allerbelangrijkste. Ik ben heel tevreden dat u zegt dat heel wat scholen dit al doen – ik denk dat ook –, ook in hogescholen. Het artikel over het mantelzorgstatuut waarnaar ik verwees, gaat over UCLL. U verwees ook naar West-Vlaanderen. Het zijn heel positieve evoluties.
We hebben in de resolutie uitdrukkelijk gevraagd naar één aanspreekpunt op school. Ik denk dat daar ook op het terrein werk van wordt gemaakt.
Minister, wat ik ook heel interessant vind, is dat u zegt dat u de schoolloopbanen van de jonge mantelzorgers gaat opvolgen. Momenteel hebben we zelfs geen zicht op het aantal jonge mantelzorgers. Er is een schatting van Kind & Samenleving die spreekt over 40.000, wat toch wel heel veel is. Niet alleen hebben we geen zicht op het aantal, maar we hebben ook geen zicht op de specifieke problemen en op de schoolloopbaan. Ik ben absoluut tevreden dat u zegt dat er verder onderzoek zal gebeuren. Ik zal dit met veel plezier verder opvolgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, onze fractie vindt mantelzorgers heel belangrijk, ook in het licht van de toekomst van de zorgverlening. We stellen vast dat ze toch een niet onbelangrijke plaats innemen, en ik verwijs dus ook naar de resolutie die mee is ingediend door de collega’s Saeys, Persyn, Schryvers, van der Vloet, Franssen en Jans in verband met de ondersteuning van mantelzorgers. Het is een niet onbelangrijke resolutie.
Ik heb een aantal aandachtspunten. Een statuut? Ja, maar wel opletten, want het is altijd op maat. De ene mantelzorger is de andere niet. We moeten dus een beetje opletten. Minister, als ik u hoor zeggen dat u de schoolloopbanen van dé mantelzorgers gaat opvolgen, dan moeten we een iet of wat sluitende definitie van mantelzorgers hebben, dan moet het ergens worden geregistreerd in een systeem. Dan moet u vervolgens op de resultaten een analyse toepassen waaruit we kunnen afleiden wat voortkomt uit mantelzorg en wat uit andere factoren waarvan we in het Longitudinaal Onderzoek Secundair Onderwijs (LOSO) al multivariate analyses hebben toegepast en dergelijke meer. Ik wil er toch een voetnoot bij plaatsen.
Eén aanspreekpunt op school? Ja, maar ook daar opletten. Mantelzorg gaat over vertrouwen, het gaat over intieme zaken in het huisgezin. De ene leerling voelt zich beter bij de ene leerkracht dan bij de andere. Ik denk dat we daar enige aandacht moeten voor hebben. We mogen niet zeggen: ‘Tegen die persoon moet je nu alles zeggen’. Als het niet de persoon is waar je een vertrouwensband mee hebt, dan zal het wat verloren gaan. Ik wil dus opletten met één aanspreekpunt. Ik denk dat we de accentjes moeten weghalen en moeten spreken van ‘een’ aanspreekpunt.
Als laatste puntje wil ik vragen om dit ook op te nemen in het dossier zodat ook de andere leerkrachten die lesgeven aan de leerling, het weten en die dit niet telkens opnieuw moet uitleggen als er iets is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb geprobeerd om zo goed mogelijk op alles te antwoorden.
Collega Daniëls, ik heb niet echt iets gehoord dat strijdig was met mijn uitleg. Ik wil er misschien ook een kanttekening bij maken. Ik heb net gezegd dat ik, zeker in het hoger onderwijs maar eigenlijk ook in het leerplichtonderwijs, niet zo'n voorstander ben van het statuut. Het statuut maakt het net zo kwetsbaar. Het doet me beetje denken aan een label: je registreert en er moet dan een eenvormige aanpak zijn voor iedereen. Dat is net de reden waarom ik in mijn eerste antwoord heb gezegd dat zeker het hoger onderwijs, de universiteiten en de hogescholen, de mogelijkheden heeft om iets te doen. Het kader laat dat toe. Het is van belang dat ze het ook doen, maar het zal altijd anders zijn afhankelijk van de situatie van de persoon die mantelzorger is en van de faciliteiten die worden gevraagd. Het feit bijvoorbeeld dat je verder of dichter woont, kan een enorme impact hebben. Dus: niet te veel eenheidsworst maken, maar wel zorgen dat de mogelijkheden er zijn.
Wat het aanspreekpunt op school betreft, heb ik zelfs ‘één aanspreekpunt’ niet gebruikt. Ik heb gezegd dat, vanuit de jongere bekeken, de jongere wel ofwel de zorgleerkracht ofwel een andere leerkracht zal kiezen. Het is niet noodzakelijk dezelfde persoon. Het kan zelfs de fysicaleerkracht zijn waar men toevallig een goed contact mee heeft en waar men wel iets meer tegen wil zeggen. Het klikt of het klikt niet. Je kunt daar niet veel aan doen, maar het is wel van belang. Nog eens, het is mijn grote strijd om van het zorgbeleid ook een erkenningsvoorwaarde van scholen te maken. Dat betekent dat het wordt opgenomen in het globale zorgbeleid en dat inderdaad, collega Daniëls, het niet jaar na jaar opnieuw moet worden gezegd, maar dat de school er een beleid rond ontwikkelt waardoor jongeren zich niet telkens opnieuw moeten verantwoorden voor hun situatie. Ik vind dat heel belangrijk en dat is ook de reden waarom we dat in de basis steken. Ik ga dus zeker ook akkoord met dat dossier, maar laat ons er niet al te veel regels rond maken. Laat dit vooral een basiswerking worden van elke school.
Wat LiSO betreft, hebt u mij misschien verkeerd begrepen. LiSO volgt duizenden jongeren doorheen de schoolloopbaan. Ze worden op allerhande factoren gevolgd en in die groep zullen ook jongeren zitten die een thuissituatie hebben waar veel gebeurt. Het is eigenlijk mijn bedoeling om met de resultaten van dat onderzoek na te gaan of we er iets mee kunnen doen, maar niet om op voorhand te definiëren en te zeggen dat er honderd op moeten aantikken. Het mantelzorg verlenen is een criterium om te onderzoeken in dat onderzoek van die 7000 of 8000 jongeren en om nadien na te gaan of we moeten definiëren of niet, maar nu zeker niet. We gaan niet op voorhand 150 jongeren uit scholen plukken die we dan gaan volgen, maar het zit erin geïntegreerd. Het voordeel daarvan is dat we nu niet een aparte bevraging moeten doen omdat het mee wordt onderzocht in het geheel.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, mijn vraag is voornamelijk dat scholen voldoende aandacht hebben voor het thema en openstaan voor specifieke problemen waarmee jonge mantelzorgers te maken krijgen.
Collega Daniëls, voor wat betreft het aanspreekpunt, is het belangrijk dat kinderen en jongeren niet telkens opnieuw hun verhaal moet doen. Dat was ook de achtergrond van de vragen die in de resolutie zijn gesteld. Het hoeft inderdaad niet één uniek aanspreekpunt op school te zijn, maar wel één aanspreekpunt per kind die dan verder andere leerkrachten inlicht of ingrijpt waar het nodig is. Ik denk dat we elkaar wel goed begrijpen en dat we dezelfde bekommernis delen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.