Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het rapport van Child Focus is intussen al een tijdje uitgebracht. Op 21 juni 2017 werden de resultaten van het onderzoek bekendgemaakt. Het onderzoek gaat over weglopende jongeren. Uit het rapport, opgesteld in samenwerking met de Universiteit van Luik, blijkt dat per dag gemiddeld 22 jongeren weglopen. Steeds vaker gaat het over jonge meisjes die weglopen van huis. In 2013 en 2014 bedroeg de verhouding ongeveer 70 procent meisjes tegenover 30 procent jongens. Tien jaar eerder was die verhouding meer in evenwicht. De meeste weglopers zijn tussen 14 en 16 jaar oud, maar 1 procent van de weglopers is tussen 6 en 9 jaar oud. Gelukkig blijven de meeste weglopers niet erg lang weg. Het onderzoek focust ook specifiek op slachtoffers van tienerpooiers, bijzonder interessant voor deze commissie dus.
Child Focus sluit het rapport af met een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op vier verschillende aspecten. Ten eerste stelt Child Focus dat ouderschapsondersteuning problemen en weglopen zou kunnen voorkomen. Daarnaast dienen ook de scholen gesensibiliseerd te worden. Ten derde is het volgens Child Focus ook belangrijk om de beschikbare hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk te houden en de jongere daarbij de ruimte te geven die hij of zij nodig heeft. Ten slotte moeten ook de jonge ervaringsdeskundigen betrokken worden bij het uittekenen van een preventiebeleid.
De algemeen directeur van Child Focus gaf mee dat er nood is aan een uitgebreidere kennis over het profiel van jongeren die weglopen van huis. Enkel zo kunnen we, volgens haar, komen tot ‘een multidisciplinaire totaalbenadering voor de preventie en bestrijding van het fenomeen’. Er wordt verder ook benadrukt dat het minstens even belangrijk is om de jongeren na de wegloopperiode verder te begeleiden, zeker ook na de hereniging met het gezin.
Minister, welke maatregelen neemt u om in te spelen op de vier concrete beweegredenen van weglopers, die naar voren geschoven worden in de conclusies van het rapport? Hoe wordt de begeleiding van de jongeren na de wegloopperiode vorm gegeven? Als het gelukkig afloopt en er volgt een re-integratie, is er ook nog een vorm van hulpverlening nodig. Welke initiatieven kunt u nemen om de bekendheid van het reeds bestaande hulpverleningsaanbod bij zowel de jongeren als de ouders groter te maken? Wordt het profiel van de weglopers systematisch in kaart gebracht? Zo ja, door wie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, we hebben al eens eerder geantwoord op toen vooral de kwantitatieve kant van de cijfers. We verwijzen naar een commissie van voor de zomervakantie, waar we het toen hadden over de samenwerking met Child Focus in het raam van de problematiek van de slachtoffers van tienerpooiers.
Het meer kwalitatieve onderzoek waar het nu over gaat, heeft vooral de verdienste een update te schetsen ruim tien jaar na het eerste onderzoek en duidelijke aandachtspunten naar voren te schuiven naar de aanpak.
Toch twee voorafgaande bedenkingen. Ten eerste moeten we opmerken dat de cijfers van Child Focus betrekking hebben op het nationale niveau. We hebben momenteel geen zicht op Vlaamse gegevens. We hebben Child Focus wel de vraag naar een opsplitsing voor Vlaanderen gesteld. In elk geval moeten we vaststellen dat we niet over een toename kunnen spreken: in de periode 2007 tot heden zagen we weliswaar schommelingen, maar het gemiddelde over de periode bedraagt ongeveer 1100. Het aantal van 2016, 1134, ligt in die lijn.
Ten tweede is de scope breder dan weglopers uit instellingen, het gaat ook over kinderen, jongeren die weglopen van thuis enzovoort. Daarom is het belangrijk dat de aanpak zich ook situeert op een algemeen welbevinden, het belang van het bespreekbaar houden van de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren en de beschikbaarheid van snel toegankelijke jeugdhulp. Net twee zaken die in onze 2.0-aanpak die we hier ruim schetsten, op de voorgrond treden.
Aangezien we niet over gegevens op Vlaams niveau beschikken, is het moeilijk om een specifiek beleid ter zake te voeren.
Het is wel duidelijk dat we op de belangrijkste conclusies en de beweegredenen voor het weglopen ingrijpen met de versterking binnen de brede jeugdhulp. Child Focus clustert zijn aanbevelingen in vier grote groepen, of met andere woorden: op welke domeinen moeten we inzetten? Jongeren lopen weg omdat het niet meer zo goed gaat in de familie: hier het belang van het werken met de context en snelle ondersteuning aan gezinnen. Of er zijn problemen met leeftijdsgenoten: hier moeten we ook de stem van jongeren zelf inbrengen door bijvoorbeeld het betrekken van vzw Cachet op de jeugdhulp te versterken. Een derde beweegreden zijn zorgen of problemen die zich afspelen op school: hier verwijzen we naar de afstemming met onderwijs en het CLB als actor in de jeugdhulp. Tot slot, aansluitend op de thematiek van vandaag: spelen er issues rond het zich niet goed voelen in zijn vel, dus op het vlak van geestelijke gezondheid?
Het is onze overtuiging dat de werven die we voor de uitbouw van de jeugdhulp uitzetten, ook inspelen op deze beweegredenen van de weglopers. We verwijzen hiermee naar onze reactie op het intersectorale jaarverslag van de jeugdhulp. Drie werven zijn uitermate relevant zijn voor de problematiek van weglopers.
Met de uitbouw van samenwerkingsverbanden van actoren uit de brede instap en de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp is het de uitdrukkelijke bedoeling om de probleemgebonden hulp sneller in te zetten, volgens het één-gezin-één-planprincipe en waar nodig in een goede afstemming met de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Via goede afspraken tussen de aanmelders en het hulpaanbod en met een goede outreachende werking zullen we sneller op hulpvragen in kunnen spelen, waardoor we probleemescalatie, waar wegloopgedrag vaak een symptoom van is, kunnen vermijden. Voor de uitbouw van deze samenwerkingsverbanden voorzien we in 2018 en 2019 in een budget, wat we allemaal al hebben besproken. We schatten in dat we hiermee op kruissnelheid jaarlijks ongeveer drieduizend gezinnen bijkomend zullen kunnen helpen.
Ook de werf inzake jongvolwassenen is in deze context relevant. Naast de uitbreiding van de mogelijkheden inzake voortgezette hulpverlening voorzien we in een planmatiger voorbereiding en begeleiding van jongeren in de jeugdhulp en een betere overgang naar en afstemming met de volwassenhulp. Ook de link met de laagdrempelige Overkop-huizen zal een meerwaarde bieden. Via de realisatie van kleinschalige wooneenheden creëren we daarnaast een nieuwe verblijfsvorm die beter aansluit bij de realiteit en de verwachtingen van jongvolwassenen. Ik maak in 2018 en 2019 telkens 1 miljoen euro vrij om in totaal 100 dergelijk wooneenheden te creëren. We zullen met het werkveld goede praktijken naar boven halen onder andere op het vlak van motiverende en hulpacceptatieverhogende methodieken. Ook hier is het de overtuiging dat we hiermee de hulpverlening voor jongvolwassenen op een hoger niveau kunnen tillen, dat ze meer zal aansluiten bij de leefwereld van jongeren en jongvolwassenen en dat er zich daardoor minder aan de hulpverlening zullen onttrekken.
Ten slotte installeren we in de derde werf – jeugddelinquentie en gesloten opvang – in het private aanbod van Jongerenwelzijn, naast de bestaande reguliere leefgroepen, kamertraining en de proeftuinen, een vernieuwde verblijfsvorm: het beveiligende en fuguevermijdende verblijf. Ik heb hiervoor op de begroting 2017 van het Fonds Jongerenwelzijn 600.000 euro vrijgemaakt. In september starten twee organisaties met een totale capaciteit van 13 met een specifiek aanbod voor jongeren die onder invloed van een negatieve peergroep grensoverschrijdend gedrag stellen. We denken hierbij onder meer aan de slachtoffers van tienerpooiers. Dit aanbod zal heel gestructureerd werken en vanuit een risicotaxatie de nodige toezichts- en beveiligingsmaatregelen nemen op maat van de jongere. Via intensieve begeleidings-, behandelings- en trainingsprogramma’s en in samenwerking met relevante partners uit onder meer de medische en de geestelijke gezondheidszorg, wordt gewerkt aan re-integratie in de maatschappij en desgevallend de reguliere hulpverlening. Het is duidelijk dat dit aanbod zich specifiek richt op een kwetsbare doelgroep die zich kenmerkt door een manifest wegloopgedrag.
Alle organisaties, ongeacht of ze mobiel of residentieel werken, hebben enerzijds procedures voor het omgaan met weglopers en verdwijningen: het inschakelen van Child Focus en desgevallend politionele diensten, het informeren van verwijzende instanties en context, de melding als ernstige gebeurtenis aan Jongerenwelzijn enzovoort.
Anderzijds, en voor wat het pedagogische aspect betreft, is wegloopgedrag een thema in de begeleiding waar aspecten als het voorkomen en vermijden van een dergelijk gedrag, het bespreken van risico’s en gevaren, maar ook de dieperliggende oorzaken aan bod komen. Vanuit het hulverleningsperspectief wordt wegloopgedrag niet als een breekpunt in de begeleiding beschouwd, maar als een gebeurtenis in de hulpverlening, die de basis vormt voor gesprek en analyse om van daaruit verdere stappen vooruit te zetten.
Wat de bekendheid van het aanbod betreft, verwijzen we naar de samenwerkingsverbanden tussen de brede instap en de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Een belangrijk element hierin is de profilering van de samenwerkingsverbanden en het aanbod naar de basisvoorzieningen. Van deze basisvoorzieningen verwacht ik dat ze laagdrempelig en vindplaatsgericht gaan werken.
Wat het profiel van de weglopers betreft, is het natuurlijk, doordat dit ruimer gaat dan weglopers uit voorzieningen, de verdienste van Child Focus om hier regelmatig onderzoek naar te doen. Child Focus beschouwen we binnen de jeugdhulp – gelet ook op de lopende samenwerking – als partner bij uitstek voor overleg en de nodige opvolging van deze resultaten.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt in de laatste zinnen van uw antwoord dat het profiel van de weglopers systematisch in kaart zal worden gebracht door Child Focus. Ik denk niet dat dat hun taak is. Child Focus sprak in de aanbevelingen over het systematisch bijhouden van welke van de vier profielen uit het rapport bij weglopers aan de orde was. Ik neem aan dat u bedoelt dat Child Focus dit verder zal blijven bestuderen. Gaan wij er in onze integrale jeugdhulpverlening voor zorgen dat we weten, als iemand is weggelopen, in welke van de vier profielen die Child Focus heeft opgesteld, de wegloper thuishoort? Dat is een vraag. Ik begrijp dat het reglementitis zou zijn, mochten we dat opleggen, maar het is een vraag die vanuit Child Focus komt. Ik was benieuwd hoe u daarmee zult omgaan.
De cijfers over Vlaanderen zouden mij ook interesseren. Zou u ze kunnen doorsturen naar de commissie als u ze krijgt van Child Focus en als ze kunnen worden opgesplitst?
Een volgende vraag is heel specifiek. Als zo’n jongere wegloopt, dan niet uit een voorziening, maar uit een gezin, en die wordt terug geïntegreerd in zijn gezin, is er dan ook een hulpverlening die zich sowieso kenbaar maakt, die zegt bereid te zijn om hen in de volgende weken te begeleiden, gezien dat probleem en om ervoor te zorgen dat die integratie opnieuw vlot verloopt?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik was waarschijnlijk heel onbeleefd, maar ik was aan het kijken in de aanbevelingen van Child Focus waar u dat van die profielen hebt gevonden.
Ik heb het rapport niet bij me. Ik kan ook niet zeggen op welke pagina, om eerlijk te zijn. Ze hebben gewoon een aantal profielen opgemaakt, waarbij ze zeggen dat iemand die wegloopt onder een van die vier profielen valt. Ze vragen dat dat systematisch zou worden opgevolgd. De vraag is natuurlijk wie dat gaat doen en waar dat gaat terechtkomen.
Ik wil wel eens vragen aan diegene die dat jaarverslag maakt of je dat kunt registreren, maar ik vrees dat ik het antwoord zal kennen.
Doordat ik aan het lezen was, heb ik uw derde vraag echter niet gehoord.
Als iemand wegloopt uit een voorziening, dan is het normaal dat die terug in de hulpverlening zit, maar als iemand wegloopt uit een gezin en die wordt terug geïntegreerd, is er dan ook aan automatisme waarbij daaraan hulp wordt aangeboden, om ervoor te zorgen dat die weken na de terugkomst ook vlot verlopen?
Ik denk niet dat dat systematisch is, maar ga er ook van uit, opnieuw, in de opportuniteit die we nu creëren, dat men dat ook kan meenemen als men lokaal tussen al die actoren in de brede instap vindt dat daar kort op de bal moet worden gespeeld. Ik heb echter niet het gevoel dat dat nu altijd systematisch wordt opgevolgd.
Er is ook niet altijd een melding bij de hulpverlening als iemand is weggelopen.
Voorzitter, dat waren mijn vragen. Ik heb ook geen slotbemerking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.