Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Voorzitter, minister, in het kader van de zesde staatshervorming kreeg Vlaanderen de bevoegdheid over het onderdeel A3 van het budget van financiële middelen (BFM). Dat heeft betrekking op de investeringskosten voor zware medische apparatuur, waaronder NMR-toestellen (nucleaire magnetische resonantie) of MRI-toestellen (magnetic resonance imaging). In tal van ziekenhuizen worden die toestellen zeer intensief gebruikt. Ze maken immers geen gebruik van ioniserende straling, in tegenstelling tot de klassieke CT-scans (computertomogram). De wetenschappelijke vereniging van radiologen, maar ook de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV), pleit dus voor een geleidelijk optrekken van de NMR-programmatie. Volgens hen is vandaag de capaciteit ontoereikend, met wachttijden en overdreven gebruik van CT-scans tot gevolg. De federale overheid en de gemeenschappen en gewesten kwamen overeen om de capaciteit op te trekken door twaalf nieuwe toestellen te erkennen, waarvan zeven in Vlaanderen. Om de eerste fase van financiering toe te laten, voorziet de federale minister in een nieuwe rubriek in het onderdeel van het BFM, namelijk in het onderdeel B4, dat dus onder federale bevoegdheid bleef.
Om een planningsvergunning voor een NMR-toestel te krijgen, moet men een aanvraag indienen bij het agentschap Zorg en Gezondheid, dat onderzoekt of de toekenningsregels zijn gerespecteerd, die rekening houden met de geografische spreiding, met de bevolkingscijfers – voor de verdeling per provincie wordt rekening gehouden met het inwonersaantal op 1 januari 2014 –, met de capaciteit, dus de bedden, en met de werkzaamheden of activiteit van het ziekenhuis. Deze programmatiecriteria of bijkomende criteria hoorden te worden vastgelegd door de Vlaamse Regering.
Twee ministeriële beslissingen zijn echter nietig verklaard door een arrest van de Raad van State. Het gaat om het arrest van 29 juni 2017 betreffende de vernietiging van twee beslissingen omtrent de erkenningen van NMR-toestellen in Vlaamse ziekenhuizen. De eerste nietig verklaarde beslissing is de beslissing van het agentschap Zorg en Gezondheid om een vergunning te weigeren aan de associatie tussen het Sint-Vincentiusziekenhuis te Deinze en het OLV van Lourdes Ziekenhuis te Waregem om een toestel te kunnen plaatsen. De tweede nietig verklaarde beslissing is de ministeriële goedkeuring om zeven ziekenhuisassociaties een vergunning te verlenen: AZ Heilige Familie Rumst in associatie met de Sint-Jozefkliniek Bornem-Willebroek; AZ Sint-Jozef Malle; Sint-Franciscus Ziekenhuis Heusden-Zolder; AZ Zusters van Barhartigheid Ronse; Sint-Andriesziekenhuis Tielt in associatie met Sint-Jozefskliniek Izegem en AZ Delta Roeselare; AZ Sint-Augustinus Veurne in associatie met Sint-Rembertziekenhuis Torhout; Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Leuven in associatie met AZ Diest.
Minister, vandaar graag een antwoord op de volgende vragen. Welke stappen zult u zetten naar aanleiding van dit arrest? Hoe zal het verdere beleid worden aangepast na deze nietigverklaarde erkenningen? Hoe zal er worden omgegaan met prestaties komende van toestellen waarvan het door de recente discussie naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State niet zeker is of ze nu wel of niet erkend zijn of zullen zijn? Hebt u zicht op de stand van zaken betreffende het ingestelde moratorium? Welke andere mogelijkheden overweegt u om de capaciteit op te drijven, naast het uitbreiden van de programmatie en dus ook het verhogen van het aantal NMR-toestellen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Sleurs, na het arrest van de Raad van State hebben we juridisch advies ingewonnen over de implicaties van die beslissing. Op basis daarvan kunnen we besluiten dat de bijkomende programmatiecriteria moeten worden opgenomen in een besluit van de Vlaamse Regering. Dat is een beetje merkwaardig. Het arrest zegt dat we wellicht wel zeer objectief zijn geweest, maar dat die criteria supplementaire programmatiecriteria zijn en dat dat een reglementair kader moet zijn, terwijl wij natuurlijk, wetende dat we de schaarste gingen verdelen, op zoek waren naar objectieve criteria die onze bestuurshandelingen of die van onze administratie konden motiveren, zoals dat voor elke bestuurshandeling moet gebeuren. Dat is ook de reden waarom ook heel lang is overlegd met de sector, precies over die criteria die uiteindelijk zijn gebruikt.
We zijn dat besluit aan het voorbereiden. Uiteraard is het de bedoeling ons te baseren op datgene waarover ook lang met de sector en met de radiologen is overlegd als basis van de afweging die moet worden gemaakt om een keuze te maken tussen de veelheid van kandidaten.
De ziekenhuizen die naar aanleiding van de procedure een erkenning hebben ontvangen, hebben een bericht gekregen dat de erkenning voor een dienst medische beeldvorming waarin een NMR-toestel wordt opgesteld, voorlopig ongewijzigd blijft. Op dit ogenblik zijn de planningsvergunningen vernietigd, maar de erkenningen zijn daar nog niet in betrokken. De dienst kan dus worden geëxploiteerd in afwachting van juridisch onderzoek dat zal uitwijzen welke stappen verder moeten worden gezet. Je kunt dat een beetje vergelijken met het volgende. Het is niet helemaal hetzelfde, maar toch. Stel dat je een bouwvergunning hebt gekregen voor een huis dat staat op een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) en dat GRUP is vernietigd. De vraag is dan natuurlijk wat de status van je bouwvergunning is. Onze advocaten, onze juristen zeggen dat die zaken – voorlopig, uiteraard – niks afdoen van de erkenning, maar uiteraard kan die toestand niet blijven duren en moet ter zake worden gehandeld.
Het algemene moratorium is door de federale overheid ingesteld tot het einde van de legislatuur. Die overheid kan beslissen om dat moratorium geheel of gedeeltelijk op te heffen. Door het koninklijk besluit van 18 juni 2017 werd het moratorium op diensten medische beeldvorming met NMR en NMR-toestellen de facto opgeheven. We hebben nu dus geen wet meer die verbiedt om nieuwe programmatie te creëren of ruimte voor NMR te creëren, of ook ons verbiedt om te erkennen. Doordat de programmatorische ruimte voor NMR in Vlaanderen volzet is, kunnen er geen bijkomende toestellen worden erkend. De enige mogelijkheid om bijkomende toestellen in Vlaanderen op te stellen, is dan ook het verruimen van de programmatie.
Als Vlaamse overheid zijn wij van mening dat NMR stilaan een basistechnologie is, die efficiëntere onderzoeksmethodes, lagere kosten en minder bestraling realiseert. In plaats van een programmatie op basis van een aantal toestellen lijkt het ons misschien zinvoller om te werken met afspraken over het gebruik, het aantal prestaties volumematig en de budgettaire consequenties daarvan. Ik baseer me ook op de adviezen van de Vlaamse Adviesraad voor de Erkenning van Verzorgingsvoorzieningen (VAR) van 25 september 2007 en van 22 september. Van dat laatste advies kan ik het jaar echter niet in mijn voorbereidingen zien. In ieder geval, we hebben adviezen in Vlaanderen die ook al in die richting gaan.
Opdat elk ziekenhuis zou kunnen beschikken over een NMR-toestel hebben we ook in een brief van 10 maart 2015, al een tijdje geleden, aan de federale collega bevoegd voor de volksgezondheid gevraagd of een uitbreiding op korte termijn van het aantal diensten met NMR-toestellen nog mogelijk is, hetzij door het creëren van bijkomende NMR-diensten in ziekenhuizen, hetzij door de opheffing van het maximumaantal diensten en toestellen voor het rijk. In de brief van 7 april die we daarop hebben gekregen, heeft de federaal minister bevoegd voor de volksgezondheid gesteld dat de federale overheid geenszins van plan was om de programmatie op het maximumaantal toestellen los te laten en dat conform het protocolakkoord inzake medische beeldvorming van 24 februari 2014 eerst de vorige schijf van programmatie diende te worden geëvalueerd.
Hierbij moest worden nagekeken of de verhoging van de NMR-capaciteit tot de gewenste substitutie van CT-onderzoeken had geleid en of het principe van de budgetneutraliteit werd gerespecteerd. We zijn ondertussen twee jaar verder en we vernemen dat de bevoegde federale overheid de evaluatie van het protocolakkoord aan het finaliseren zou zijn. We zullen er ook dit najaar uiteraard op aandringen om werk te maken van die evaluatie van dat protocolakkoord inzake medische beeldvorming, en de bespreking over een actualisatie van dat protocolakkoord zullen we ook op de agenda van de interministeriële conferentie zetten. Zonder meer ruimte op de programmatie is het niet mogelijk om bijkomende toestellen te erkennen en deze technologie beschikbaar te maken voor alle ziekenhuizen.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Als ik het goed heb begrepen, wordt het moratorium sowieso dus wel aangepast, aangezien er geen enkele wet meer is om te verbieden uit te breiden. Vlaanderen neemt sterk de optie om naar MRI te gaan in plaats van CT. Als ik uw antwoord goed heb gevolgd, zal de budgetneutraliteit nu echter voornamelijk te pas komen via het antwoord op uw protocolakkoord. Kunt u dan ook een stand van zaken geven? Volgens welke criteria zal worden bepaald hoe en van welke ziekenhuizen of ziekenhuisnetwerken erkenningen voor CT dan zullen worden stopgezet? Zit dat ook bij dat protocolakkoord? In Vlaanderen kiezen we immers voor MRI. We willen dus CT afbouwen, ook gezien de wetenschappelijk eigenschappen daarvan. Is er nu al een zicht op die afbouw en de meerdere MRI’s die dat mogelijk zal maken?
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sluit me graag aan bij de vraag, meer bepaald het feit dat iedereen er inderdaad ondertussen van overtuigd is dat het in het huidige zorglandschap meer dan noodzakelijk is dat elk ziekenhuis over een NMR-toestel kan beschikken, niet het minst voor de patiënten zelf. Ik heb daar ook een schriftelijke vraag over ingediend. Dit haalt de blootstelling aan ioniserende straling drastisch naar omlaag. Ook het kenniscentrum heeft de problematiek in het verleden reeds aangekaart. Het stelt dat, doordat er een programmatie bestaat, er momenteel eerst een CT-scan wordt gedaan om zware problemen in een acute fase uit te stellen, en er nadien alsnog een NMR wordt uitgevoerd in een ander ziekenhuis, als het ziekenhuis in kwestie geen NMR-toestel heeft, om tot een correcte diagnose te komen. Dat kost de gezondheidszorg uiteraard meer, en er is dan ook een totaal onnodige stralingsbelasting.
Een bekommernis die ik ook nog wil meegeven, is dat het hebben van een NMR-toestel vaak ook een voorwaarde of een vereiste is voor de erkenning van andere specialisaties, dus ook daar moeten we zeker de nodige aandacht aan besteden.
De heer Bertels heeft het woord.
Het lijkt me inderdaad belangrijk dat de capaciteit van het aantal NMR-toestellen in het Vlaamse ziekenhuislandschap omhoog zou moeten kunnen. Daar bestaat ook een relatieve consensus over. Minister, ik heb u horen zeggen dat u die beschouwt als een basistechnologie. Daar hangen inderdaad een aantal zaken aan vast binnen het basisziekenhuis. Belangrijker, denk ik, is dat we zekerheid creëren. Minister, dat besluit inzake de programmacriteria dat de Vlaamse Regering moet nemen, dat u niet zelf mag nemen volgens de Raad van State, lijkt me dus dringend, om zekerheden te geven aan ziekenhuizen die nu op zoek zijn naar die broodnodige basistechnologie, onder meer gezien de stralingsbelasting, waar mensen toch attent voor zijn.
Ik zou echter graag ook een tweede insteek maken, ook een beetje gebaseerd op een noodkreet die is geslaakt door zowel radiologen als het betrokken directoraat-generaal van het RIZIV en die begin september in de Artsenkrant is verschenen. We moeten er immers ook voor zorgen, denk ik, en daarin heeft ook Vlaanderen een rol te spelen, dat er een rationeel gebruik is van medische beeldvorming. Wat we nu immers zien, is wat mevrouw Franssen net heeft beschreven: er worden twee scans genomen, én een CT-scan én een MRI. Dat is ook niet goed als het gaat over een rationeel gebruik van beeldvorming. Het kan niet zijn dat men gewoon dubbel scans gaat nemen. Daarom lijkt het me belangrijk dat we in de discussie over het protocol ook praten over dat rationeel gebruik, maar dat kan volgens mij het best door NMR als basistechnologie te erkennen. We moeten ook beseffen dat die CT-scans nog nuttig kunnen zijn voor andere ziektebeelden, maar dan is er geen sprake van dubbel gebruik. Daar moeten we dringend werk van maken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Misschien toch een paar zaken uit elkaar houden om geen babylonische spraakverwarring te krijgen. In de vorige legislatuur is er inderdaad een protocol gemaakt tussen de gemeenschappen en de federale overheid over een aantal thema’s. Een daarvan was programmatie-uitbreiding voor NMR, een ander de PET-scanner (positron emissie tomografie) enzovoort. Dat protocol kwam er net in een periode waarin de gemeenschappen bevoegd werden voor de investeringsfinanciering, ook voor de zware medische apparatuur. Voor NMR zijn de nieuwe toestellen daarbuiten gehouden, omdat de federale overheid heeft gezegd die financiering te zullen verwerken in de financiering via het ziekenhuis. Voor andere aspecten is dat wel degelijk verwerkt in onze nieuwe bevoegdheid voor de financiering van investeringen. Ik kan me vergissen, maar ik denk dat de CT-scan niet aan programmatie is onderworpen. Dat is dus vrij. De redenering van de federale overheid op dat ogenblik was echter, en dat is uiteraard ook afgesproken met de beroepsvereniging van radiologen, dat men eigenlijk een substitutie-effect zou moeten kunnen provoceren. Daarom zijn er ook heelder campagnes voor de sensibilisering van radiologen gevoerd. Dat is immers niet goed voor de gezondheid. Men heeft dan de uitbreiding van het aantal toestellen onder meer budgettair verantwoord door op dat substitutie-effect te wijzen.
De vraag is nu natuurlijk of dat heeft gewerkt of niet. Dat kunnen wij niet nakijken. Daar moet je de nomenclatuur voor hebben, en de gegevens van de prestaties. Ik denk dat dat ook niet zo gemakkelijk is. Ondertussen zijn er natuurlijk nieuwe indicaties gekomen. Dat is toch wel een complex verhaal, denk ik, maar goed, in dit soort dossiers moet de gemeenschapsminister met twee woorden spreken, want wij kunnen natuurlijk vinden dat we vanalles moeten hebben, maar het is wel iemand anders die daar de budgettaire consequenties van moet nemen.
Wat natuurlijk ondertussen ook is gebeurd, is het volgende. In dat protocol was ook afgesproken dat de toestellen in de zware medische apparatuur zouden worden geïdentificeerd en er dus een link zou moeten kunnen worden gelegd tussen het nummer van het toestel en de prestatie die daarmee is verricht. Dat is gebeurd. Ik heb, uiteraard samen met u, gelezen dat de federale overheid, meer bepaald het RIZIV, inderdaad op een bepaald moment aan een aantal ziekenhuizen het bericht geeft gegeven dat ze prestaties hebben gedaan op blijkbaar niet erkende toestellen. Ik heb begrepen dat daarover pv’s zijn gemaakt. Daar is dus op zich ook een debat bezig. Ik begrijp dat men bij het RIZIV vindt dat, als er een programmatie is, men zich daaraan moet houden en dat niet-erkende toestellen eigenlijk niet in dat plaatje passen. Dat verhaal komt daar dus nu nog bij. De vraag is nu natuurlijk hoe er nu moet worden geageerd.
De programmatie waarover we spreken op het niveau van de Vlaamse Regering, is natuurlijk de programmatie binnen het absolute cijfer van te erkennen toestellen zoals dat door de federale overheid is opgegeven. Wij kunnen dat aantal toestellen niet uitbreiden. Dat is ook na de staatshervorming een expliciet federale bevoegdheid gebleven. Wat dat besluit van de Vlaamse Regering dus zal doen, is de schaarste waarover we moeten beslissen toewijzen op basis van criteria. Die criteria hebben we natuurlijk ook al gebruikt in de eerste ronde die we hebben gedaan. We hebben met de sector overlegd. Zoveel ziekenhuizen vragen dit. Er zijn maar zoveel toestellen te geven. We hebben met de sector afgesproken wat volgens hen de criteria zijn die wij moeten gebruiken. Op basis van die criteria heeft de administratie dan toewijzingen gedaan, waarvan nu de ene zegt dat ze niet correct zijn gebeurd of dat men daarover van mening verschilt. Bij al die argumenten kunnen er valabele dingen zitten. De Raad van State heeft zich niet uitgesproken over de pertinentie van die criteria. Hij heeft alleen gezegd dat we ze alleen mogen gebruiken als we ze in ons eigen reglementair kader opnemen, terwijl wij van oordeel waren dat we in ieder geval een individuele beslissing moesten motiveren als bestuurshandeling en dat we daar toch argumenten voor mochten bijeenzoeken. Blijkbaar heeft de Raad van State dat anders gezien.
Dat besluit over programmatie op Vlaams niveau gaat dus alleen maar iets zeggen in de trant van: de Vlaamse minister, of de leidend ambtenaar – want het is zelfs een gedelegeerde bevoegdheid – zal toekennen binnen de federaal vastgelegde programmatie op basis van die en die mogelijke criteria. En dan zal dat misschien nog per dienst of apparaat verschillen, of dat nu PET-scanners zijn of NMR’s. Daar zullen we moeten bekijken hoe we dat technisch formuleren.
Daar gaan we dus op dit moment naartoe. Er zijn de adviezen van de VAR van 2007 en 22 september 2011, en er is onze brief van maart 2015. Wij hebben het gevoel dat die technologie sterk is geëvolueerd. Als ziekenhuizen dus zeggen dat ze een spoedgevallendienst en geen NMR-toestel hebben, dan is die vraag toch wel iets anders dan twintig jaar geleden. We hebben dus al meerdere keren gevraagd of men eens kon nadenken over een andere methode en of die programmatie eventueel uitbreidbaar is.
Er zijn nog negen ziekenhuizen in Vlaanderen die geen NMR hebben. Van die negen zijn er een aantal die in samenwerkingsconstructies zitten, maar als je die dan neutraliseert, wat misschien ook niet de bedoeling is, als die ziekenhuizen weten dat er ruimte in de programmatie is, dan spreken we toch over ongeveer zes ziekenhuisorganisaties, -netwerken of -samenwerkingsverbanden waar er nog geen NMR is. We hebben een aantal van die partijen natuurlijk ondertussen al gezien. We begrijpen de gedrevenheid waarmee ze vechten voor die technologie, maar we hebben hun ook proberen duidelijk te maken dat het eigenlijk niet veel oplost om onder elkaar hier in Vlaanderen daarover te discussiëren, want als diegene die er nu geen heeft, er een krijgt, gaat iemand anders hem natuurlijk niet krijgen. Je verplaatst het probleem dus, maar je lost het eigenlijk niet op. Daarom denk ik toch dat de vraag is of dat protocol kan worden geëvalueerd en of we kunnen zien of dat zijn budgettair effect heeft bereikt, en of er andere technieken mogelijk zijn om dit soort programmatie mee uit te voeren. In plaats van toestellen kun je bijvoorbeeld naar volumes van prestaties gaan. Nogmaals, ik moet met twee woorden spreken, want wij zijn daarvoor niet bevoegd.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. De problematiek is inderdaad complex. Geneeskunde gaat soms sneller dan regelgeving. Ik neem er echter nota van dat u inderdaad zoekt naar de beste oplossing. Ik denk dat we inderdaad met de Federale Regering snel naar een oplossing moeten gaan, om zo goed mogelijk naar een betere programmatie te kunnen gaan van modernere toestellen in het landschap van onze geneeskundige zorg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.