Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik was tijdens de zomermaanden door de powerpointpresentatie over het zomerakkoord aan het bladeren. Ik zag daar 60 miljard euro investeringen staan en dacht: daarover moet ik een vraag om uitleg stellen. Zoals u natuurlijk weet, worden de investeringen in ons land in het bijzonder waargemaakt door de deelstaten. Ik denk dat bijna 80 of 90 procent van de investeringsbudgetten van de deelstaten komt. Ik zal niet zeggen dat ons land het de afgelopen jaren in globo relatief goed heeft gedaan, maar het investeringspeil in ons land is tijdens de crisisjaren niet gedaald. De ambitie is om de volgende jaren een tandje bij te steken. Daarom is dat investeringspact in de steigers gezet. Daar is nu ook een bedrag op geplakt, namelijk 60 miljard euro tegen 2030. Minister, hebt u daar al overleg over gehad met de andere entiteiten van dit land? Wat is daar besproken en wat zal het standpunt van de Vlaamse Regering zijn als die besprekingen eenmaal echt op kruissnelheid komen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer van Rompuy, dank u wel voor uw vraag. Het is inderdaad zo dat het principe van het nationaal pact voor strategische investeringen reeds werd goedgekeurd op de vergadering van het Overlegcomité van 28 september 2016. Aangezien ik, met uitzondering van vorige week, alle vergaderingen van het Overlegcomité heb bijgewoond, was ik daar dan ook zelf bij betrokken. Op de vergadering van het Overlegcomité van 26 april 2017, waarop ik dus ook was, werd vervolgens een interfederale werkgroep belast met de identificatie van concrete investeringsprojecten die een interfederale samenwerking met zich meebrengen. De vergadering van het Overlegcomité van twee dagen later, van 28 april 2017, handelde over het stabiliteitsprogramma 2017-2020, en daarnaast werd gesteld dat de Federale Regering, in samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten, een dialoog zal aangaan met de Europese Commissie over de begrotingsmatige behandeling van de investeringen die strategisch zijn.
Om aan de eerder vermelde dubbele doelstelling van het investeringspact tegemoet te komen, besliste het Overlegcomité op 28 juni 2017 om de volgende methodologie en timing te volgen. Medio september 2017 – dat is dus nu – stelt elke entiteit haar lijst met projecten samen, hetzij strikt publieke investeringen die de entiteit beschouwt als strategisch en die het voorwerp moeten uitmaken van een specifieke budgettaire behandeling, hetzij publieke, private of gemengde investeringen waarvoor interfederale samenwerking nodig is. Eind september 2017, dus binnenkort, is er de voorstelling van de lijst met investeringsprojecten aan het Overlegcomité en dan de verzending naar het strategisch comité, dat bestaat uit leden uit de private, de publieke, de financiële en de academische sector. Dat strategisch comité zal ten laatste tegen de bijeenkomst van het Overlegcomité van oktober advies geven over het budgettaire onderdeel en het onderdeel van de samenwerking. Dat is dus volgende maand. In oktober 2017 zal het Overlegcomité dan de definitieve lijst goedkeuren met openbare strategische investeringen en aan het Planbureau de vraag stellen om een analyse te maken van de macro-economische impact van de lijst met investeringen. Tegelijkertijd zal het strategisch comité zijn aanbevelingswerkzaamheden voortzetten voor het onderdeel van de samenwerking.
In november of december 2017 – daar durf ik dus niet onmiddellijk een uitspraak over te doen, het zal dus op het einde van het jaar zijn – zal er een bijzonder Overlegcomité zijn dat zich zal buigen over de resultaten van de impactstudie van het Planbureau, een ontwerpargumentatie van de overheden ter attentie van de Europese Commissie en het advies van het strategisch comité over het onderdeel van de samenwerking. Wat de strikt publieke investeringen betreft die als strategisch moeten worden beschouwd en die het voorwerp moeten uitmaken van een specifieke budgettaire behandeling, wordt vanuit Vlaanderen uiteraard op de Oosterweelverbinding ingezet. Een mogelijke oplossing in de discussie met Europa over de budgettaire inkanteling van strategische investeringen kan erin bestaan om de actueel geldende investeringsclausule te herbekijken. De lijst met projecten waarvoor interfederale samenwerking is vereist, wordt momenteel opgemaakt. De domeinen Mobiliteit en Openbare Werken, met onder andere de Vliegwet en de spoorinvesteringen, Energie, met onder andere de ombouw van laag- naar hoogcalorisch gas, en Digitale Agenda, met het versterken van de infrastructuur en het toenemen van de datacapaciteit, werden sowieso nu al als relevant voor het investeringspact geïdentificeerd.
De twee andere beslissingen van de Federale Regering met betrekking tot de financiering van groeibedrijven en het uitgeven van ‘green bonds’ hebben geen directe impact op de Vlaamse begroting van 2018, noch op de meerjarenraming. Het betreft dan ook louter federale initiatieven, die uiteraard wel de bedoeling hebben om het Vlaamse economische weefsel verder te versterken.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uiteenzetting. Het is de eerste maal dat het iet of wat concreet wordt. Wat dat betreft, vond ik het wel interessant. Er is ook een strakke agenda opgesteld, om het deze keer vooruit te doen gaan.
Het enige waarbij ik een beetje op mijn honger blijft zitten, is het volgende. Ik heb begrepen dat er 60 miljard euro extra zou komen. Volgens de oplijsting die u geeft, zijn dat bestaande projecten die naar voren worden geschoven. Ik vind die zinvol, begrijp me niet verkeerd, maar ik blijf me afvragen welke extra middelen we gaan mobiliseren voor dit pact. Hoe zullen we aan 60 miljard euro komen? Wat is in die 60 miljard euro het aandeel dat Vlaanderen op zich zal nemen? We moeten niet heel het debat over de budgettaire verhandeling van Oosterweel heropstarten, maar misschien kunt u nog wat dieper ingaan op hoe u dat juist ziet.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de vraag van collega Van Rompuy, want het is een heel terechte vraag. We delen allemaal de bezorgdheid over het feit dat we de investeringen de laatste tientallen jaren hebben zien dalen. Er wordt minder en minder geïnvesteerd in vaste activa, in infrastructuur en dergelijke meer. Die bezorgdheid delen we allemaal, ook samen met de federale overheid.
Ten eerste denk ik dat we vooral moeten inzetten op het aanknopen bij de Europese plannen, want daar probeert men wel een zekere multiplicator te vinden door extra investeringen te doen. Dat is ook niet altijd zo. In sommige projecten is het ook een dubbelop, en gaat men projecten die al bestonden, die men sowieso wou doen, daarin onderbrengen. Maar ik denk dat er daar meer zekerheid is dat we extra geld hebben.
Wat ten tweede opvalt aan het rapport dat aan de federale overheid is bezorgd, is dat men heel hard wil inzetten op pps. Dat is op zich geen slechte zaak. We hebben daar een commissie over gehad. Daar zijn al interessante dingen uit gekomen. Een van de zaken die daaruit zijn gekomen, is dat men zich nooit mag focussen op een puur debudgetteringsverhaal. Uit het rapport van de Nationale Bank aan de federale overheid blijkt dat men zich daar toch wel redelijk op gaat focussen. En dat is natuurlijk een ontwikkeling die we goed in de gaten moeten houden. Als debudgettering de enige reden is om met pps te gaan werken, dan kom je jezelf vroeg of laat tegen. Dat is de les die we geleerd hebben uit de hoorzittingen en de debatten die we tot nu toe gehad hebben in de commissie over alternatieve financiering.
Daarom sluit ik me ook volledig aan bij collega Van Rompuy: als het niet de bedoeling om er extra aan toe te voegen, wordt misschien beter gewoon het pad gevolgd dat we nu al volgen. In die zin wil ik erop wijzen dat heel de doelstelling van deze Vlaamse Regering net is om meer te gaan investeren. We doen dat ook heel goed. Het begrotingsdebat komt later, maar we hebben al besparingen kunnen doen en nu kunnen we effectief gaan investeren. Dat is heel de doelstelling van deze regering. En dan hoop ik dat we als Vlaamse Regering ook gewoon op dat pad verder gaan, en onze boontjes niet te week leggen op wat op federaal niveau zou moeten komen, want er is naar mijn aanvoelen nog zeer veel onduidelijkheid over hoe dat er precies gaat uitzien. Laat ons dus vooral verder gaan op het pad waar we zelf op zitten.
Trouwens, de verdeling van welke overheid wat investeert, is: ongeveer 60 procent gemeenschappen en gewesten, 30 procent lokale besturen en 10 procent federale overheid. 60 procent zit bij de gemeenschappen en gewesten, dus laat ons daar ons ding doen als Vlaamse overheid. We waren daar goed bezig, dus laat ons verder gaan op dat pad. Al de rest is welkom, maar de focus moet blijven liggen op onze eigen investeringen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vraagsteller, collega Van Rompuy, en ook bij een aantal bemerkingen van collega Diependaele. In de powerpointpresentatie die door de Federale Regering zelf naar buiten is gebracht en die ook gehanteerd wordt bij de voorstelling van het Zomerakkoord, staat heel duidelijk dat men in 2018 647,5 miljoen euro extra investeringen voorziet. Men heeft die ook netjes uitgesplitst. Daar staat onder andere mobiliteit bij, voor 120 miljoen euro. Ook bij mij was de vraag: hoe zit het nu met het samenspel tussen de Vlaamse Regering en de plannen van de federale collega’s? Ik ga er nog altijd van uit dat u daar heel goede contacten mee hebt.
Op een deel van de vraag van collega Van Rompuy bent u wat minder ingegaan. Mag ik uw woorden zo interpreteren dat er geen impact is op de Vlaamse begroting, ook in de volgende jaren, wat betreft het federale Zomerakkoord? In de powerpointpresentatie is er immers ook sprake van inspanningen, en inspanning is een ander woord voor sanering of besparing. Dan houd ik af en toe mijn hart vast, want er zijn een aantal middelen die vanuit de federale overheid naar de gewesten komen. De vraag is dan hoe groot de impact zal zijn op uw begroting. Aan 2018 wordt niet meer getornd, maar dan zit je bij de vraag van collega Van Rompuy: hebt u enigszins zicht op 2019 en de volgende jaren?
Er zijn hier in het verleden geregeld vragen gesteld over het feit dat op het moment dat men op federaal niveau iets beslist, wij dat hier gewoon in onze boot geduwd krijgen, zonder dat we daar veel impact op hebben. Daar zijn nog hevige debatten over geweest in de plenaire vergadering, onder meer met uw voorganger. In hoeverre bent u betrokken geweest bij en op de hoogte gehouden van wat er in het zomerakkoord werd beslist? Daar zit immers ook een budgettaire impact op de gewesten in.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord op de interessante en pertinente vraag van de heer Van Rompuy. Bij een en ander dat al is gezegd, kan ik mij zeker aansluiten. Toen u ons de agenda van dat interfederale investeringspact toelichtte, doemde bij mij in de eerste plaats een beeld op van een loutere inventarisatie van projecten. Daarvoor is een goede samenwerking tussen de gewesten en de staat aangewezen. Ik denk aan investeringen in het kader van het spoor. We weten allemaal dat bijna drie jaar geleden het meerjareninvesteringsplan voor het spoor werd verscheurd door toenmalig minister Galant, en dat er nog altijd geen nieuw investeringsplan op tafel ligt, terwijl de nood aan investeringen in mobiliteit en in het spoor in het bijzonder gigantisch is. Laat ons dus hopen dat die interfederale samenwerking daar de zaken vooruit kan helpen.
Ik noteer ook dat het de bedoeling is dat de gewesten en het federale niveau met één stem spreken in Europa, toch wat die strategische investeringsprojecten betreft waarvoor een specifieke behandeling in de begroting nodig is. Ik wens u daarbij veel succes. Ik onderschrijf de redenering, maar zolang de regels niet veranderd zijn, kunt u natuurlijk geen begroting in evenwicht indienen in dit parlement.
De heer Rzoska noemde een zeer concreet getal. In welke mate gaan die 60 miljard euro die worden gemobiliseerd over extra middelen bovenop wat je met ongewijzigd beleid kunt verwachten? Hoe creatief zal men daar te werk gaan? Er is in dit land inderdaad heel wat slapend spaargeld. Heel wat private ondernemingen willen mee op de boot springen om investeringen van publiek belang te doen. Ik hoop dat dat ook een belangrijke focus is.
Mijnheer Diependaele, we zullen volgende week weten of deze Vlaamse Regering doet wat ze heeft beloofd op het vlak van investeren na de besparingen. Ik zie enorme noden, bijvoorbeeld in de beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs. De wenslijstjes beginnen op te duiken in de kranten. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord volgende week maandag. Minister, daar hoeft u vandaag nog niet op in te gaan.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, dank u dat ik nog niet hoef in te gaan op de zaken die normaal gezien maandag in de Septemberverklaring van minister-president Bourgeois zullen staan.
Collega’s, de meeste vragen zouden moeten worden beantwoord door de initiatiefnemers en door diegenen die het hebben aangekondigd: ofwel federaal minister van Financiën Van Overtveldt ofwel federaal minister van Begroting Wilmès of zelfs de eerste minister. Maar ik stel ook vast dat ik geen minister-president ben. Ik word hier ondervraagd als viceminister-president. Ik begrijp natuurlijk wel de vragen. Ik stel enkel vast dat het Vlaams Parlement eerder met de commissiewerkzaamheden begint dan het Federale Parlement.
Ik moet natuurlijk geen 60 miljard euro vrijmaken voor nieuwe investeringen, mijnheer Van Rompuy. Ik heb dat niet. Mijn begroting heeft zelfs niet eens 60 miljard euro op jaarbasis. Het is natuurlijk de bedoeling om geld te mobiliseren. Er is, zoals de heer Vandenbroucke al zei, heel wat slapend geld. Ik hoop dat heel wat van dat slapend geld de komende maanden en jaren in hernieuwbare-energieprojecten zal worden geïnvesteerd, zodat we onze doelstellingen kunnen halen. Daarom probeer ik de mensen warm te maken om die investeringen te doen. Ook de bedrijven zouden dat meer moeten doen. Uiteraard gaat het om een mobilisatie. En niet ik maar de eerste minister moet daarop antwoorden: het gaat om de mobilisatie van middelen, zowel uit de private sector als uit de publieke sector.
Mijnheer Diependaele, u hebt gelijk: wij zijn een investeringsregering. Wij hebben in de voorbije jaren hier en daar toch wel wat moeten besparen. Wij gaan nu inderdaad investeren. U zegt dat wij goed bezig waren. Ik zou zelfs zeggen dat wij goed bezig zijn en goed bezig zullen blijven. Maar het is juist: wij moeten kijken naar wat wij kunnen doen. Ik zeg nogmaals: als wij bovenop de Vlaamse middelen die wij vanuit de begroting willen investeren ook anderen kunnen overtuigen om via pps of zelfs in andere formules te investeren in toekomstgerichte projecten, dan hebben wij daarover op het Vlaamse niveau zeker geen lessen te krijgen. Integendeel, wij geven daar zeker het voorbeeld. De cijfers zijn duidelijk: 60 procent van de investeringen zijn van het gewest of de gemeenschap, waarbij dan nog eens een flink deel het Vlaamse niveau is. Er zijn ook investeringen op het lokale niveau, de steden en gemeenten. Wij zijn op dat vlak correct bezig.
Mijnheer Rzoska, wat men in het Zomerakkoord aankondigt, kan onmogelijk een directe impact hebben op een begroting. Ik ga daar niet flauw over doen. Ik was niet betrokken bij de bekendmaking van het Zomerakkoord. Men heeft mij ook niets gevraagd. Als de federale overheid een communicatie doet, is het uiteraard al op voorhand duidelijk dat de gewesten en gemeenschappen daarin een belangrijke rol zullen moeten spelen. Dat kan ook niet anders, aangezien wij de investeringsregeringen zijn. Maar heel concrete afspraken daarover werden op dat moment niet gemaakt. Ik heb de timing gegeven met betrekking tot wanneer er resultaten moeten zijn. We starten nu, om daarover dan tegen het eind van het jaar duidelijkheid te hebben. Het valt moeilijk te voorspellen of dat een directe impact zal hebben op de begroting. Ik denk het niet. Maar je kunt nooit uitsluiten dat er initiatieven worden genomen om elkaar te versterken.
Mijnheer Vandenbroucke, het lijkt mij duidelijk dat wij op een aantal terreinen absoluut een interfederale samenwerking nodig hebben. Als wij spreken over mobiliteit, energie en nog een aantal andere zaken, bijvoorbeeld digitale problemen, dan moet er samengewerkt worden. Het zou nogal raar zijn dat de regeringen elkaar daarin niet zouden kennen. Ik heb daar goede hoop in. Ik heb ondertussen in het Waalse Gewest een nieuwe collega van Energie, Financiën en Begroting gekregen, de heer Crucke, met wie ik zelfs in het Nederlands vlot kan overleggen. Zijn naam heeft niets te maken met de symboliek die ik vandaag meedraag.
Ik steek niet onder stoelen of banken dat het absoluut noodzakelijk is dat de federale en gewestelijke overheden heel duidelijk maken bij Europa waar het in verband met de strategische investeringen op staat en op welke manier zij de strategische investeringen die absoluut noodzakelijk zijn voor een regio als Vlaanderen en voor heel België en bij uitbreiding de hele euregio hier op een ordentelijke manier kunnen realiseren. Wij moeten die discussie niet blijven voeren: iedereen weet dat een project van 3,5 miljard euro in een begroting van iets meer dan 40 miljard euro in één jaar wegboeken onmogelijk is. Dat betekent dat we daarover toch afspraken zullen moeten maken. De begroting zal de komende dagen of toch zeker tegen volgende maandag duidelijk maken waar de belangrijkste investeringen voor Vlaanderen zullen plaatsvinden en waarin de extra middelen zullen worden geïnvesteerd. Dat maakt de komende dagen het voorwerp uit van de discussie.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
De vraag is hoe we die 60 miljard euro moeten zien. Terwijl u bezig was, heb ik een raming gemaakt. Als je 60 miljard euro neemt, waarvan 60 procent voor een gemeenschap en een gewest is, dan is dat 35 miljard euro. De helft of iets minder is voor Vlaanderen: 17,5 miljard euro. Als je dat over dertien jaar spreidt, tot 2030, kom je uit op een dik miljard euro per jaar. Maar waar spreken we over? Komt dat bovenop wat al gepland is? Is dat het algemene investeringskader? Is dat het mobiliseren van spaargeld? Dan zullen we rap aan 1 miljard euro komen! Is het private aandeel erbij geteld? Het zou dus wel nuttig zijn voor het parlement om te weten wat nu in budgettaire termen de investeringsambitie is.
Als we een lijstje maken en daarover in het Overlegcomité akkoord gaan, dan wil ik ook dat alle bedragen die daaraan worden gekoppeld in de meerjarenbegroting komen. Ik volg daarin de redenering van de heer Diependaele. We moeten niet zeggen dat het nog onduidelijk is hoe we die gaan boeken of al dan niet debudgetteren. Als we zeggen dat we dat gaan doen, dan moeten we dat ook boeken in de meerjarenbegroting. Dat is de hoofdreden waarom ik de vraag heb gesteld: het moet een duidelijk engagement zijn, waaraan we ons zullen houden en dat we moeten kunnen waarmaken.
Minister Tommelein heeft het woord. (Opmerkingen van Peter Van Rompuy)
Normaal is het slotwoord voor de volksvertegenwoordiger. Maar, mijnheer Van Rompuy, als u het toestaat?
Aan u wil ik dat nog afgeven, minister. (Gelach)
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk wel dat de parlementsleden duidelijkheid willen. Ik heb dat Zomerakkoord niet gecommuniceerd. Maar wat mij betreft, als Vlaamse minister van Begroting en Financiën, is het duidelijk dat alle publieke middelen en engagementen voor publieke middelen mee in de meerjarenraming zullen moeten worden opgenomen. Dat lijkt mij toch logisch. Als ik in het Overlegcomité een engagement opneem om publieke middelen te investeren, inclusief Oosterweel, dan moet dat in de meerjarenraming. Alle private middelen vallen buiten de Vlaamse begroting. Ik heb een aantal ideeën over het aantrekken van spaargelden. Ik heb dat daarnet al aangekondigd. Dat moet sowieso niet in de Vlaamse begroting worden opgenomen. Wij moeten proberen om de slapende middelen – waarvan er vooral in Vlaanderen nogal wat zijn – wakker te maken, om deel te nemen aan investeringen. Maar dat zit natuurlijk niet in de begroting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.