Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik hoef de vzw GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap) hier niet voor te stellen. Het belangrijkste is dat zij op 25 juni hun inclusiespiegel voor het jaar 2016 naar voren hebben gebracht. Traditioneel bekijken zij de impact van handicap op het leven van mensen in een aantal domeinen, gaande van werk, de positie op de woonmarkt, tot scholing, inkomen enzovoort, thema’s waar u zowel overkoepelend als functioneel een grote bevoegdheid in draagt. Daarom stellen we u hier ook deze vraag.
De inhoud van die inclusiespiegel is niet eenduidig positief te noemen. De positie van mensen met een handicap blijft in onze samenleving heel precair. Niettemin hebben wij meer dan tien jaar geleden een VN-verdrag onderschreven dat de positie van personen met een handicap op een actieve manier dient te verbeteren. Dat is de draagwijdte van het VN-verdrag. Wij hebben onderschreven dat we voor niets minder gaan dan inclusie. Dat betekent dat mensen met een handicap dezelfde positie dienen te kunnen innemen in de samenleving op tal van domeinen als mensen die geen beperking hebben – als die al bestaan.
Het aantal personen met een handicap dat zelf een wooneigendom heeft, daalt bijvoorbeeld van 74 procent naar 67 procent. De financieel kwetsbare positie is ook duidelijk: 61 procent van de mensen met een handicap bevinden zich in de twee laagste inkomensklassen. En zo kan ik nog even doorgaan.
Heel concreet vraagt GRIP aan de regering “met aandrang om een daadkrachtige ommezwaai in het beleid”. Business as usual is dus niet aan de orde. “Ministers en regeringen moeten duidelijkheid scheppen, ja zeggen tegen inclusie en er ook voluit voor gaan. Dat betekent dat budgetten op korte termijn en zichtbaar verschuiven van de aparte circuits voor personen met een handicap naar de mensen met een handicap en hun gezinnen.” Met zo’n aanbeveling, minister, is het evident dat wij u een aantal vragen stellen.
Onderschrijft u de bevindingen die worden beschreven in de inclusiespiegel 2016? Hoe zult u ervoor zorgen dat de participatie van personen met en zonder een handicap in de toekomst zal worden gemonitord? Ik stel u die vraag omdat bij een eerdere voorstelling van de inclusiespiegel de minister-president zei dat we daar eigenlijk geen duidelijk zicht op hebben.
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat er op elk beleidsdomein zal worden ingezet op inclusie? Welke concrete maatregelen neemt u om die gevraagde ommezwaai in het beleid te realiseren? Welke budgetten zullen daadwerkelijk worden geheroriënteerd? Voorziet u in bijkomende middelen in functie van inclusie?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen zal ik het natuurlijk niet hebben over concrete cijfers. Als u daar vragen over hebt, kunt u zich wenden tot de bevoegde ministers. Over het instrument zelf dan, dat is het belangrijkste om vanuit mijn bevoegdheid te bespreken.
Onderschrijf ik de bevindingen die worden beschreven in de inclusiespiegel 2016? Collega's, voor degenen die niet vertrouwd zijn met het instrument inclusiespiegel: het gaat over cijfers die starten in het jaar 2006 en lopen tot 2016. Dat gaat dus over een periode van tien jaar, dat wil ik voor alle duidelijkheid nog eens meegeven. Dat zijn de cijfers die worden gebruikt en die zijn niet nieuw. We hebben daarover in het verleden al gehoord en ze zijn gebaseerd op een aantal centrale enquêtes zoals naar de arbeidskrachten, de Survey on Income and Living Conditions (SILC) en de survey naar sociaal-culturele verschuivingen van de Studiedienst van de Vlaamse Regering.
Die enquêtes worden geregeld door de Vlaamse overheid gebruikt en ingezet voor monitoringgegevens, statistische rapporten en ook voor het bepalen of vaststellen van indicatoren. De grote verdienste van deze inclusiespiegel is dat GRIP de cijfers op een bevattelijke wijze bij elkaar brengt en een evolutie toont over de tien jaar die ik daarnet heb geschetst, dus van 2006 tot 2016.
Een belangrijke kanttekening is dat die cijfers nog geen rekening houden met belangrijke inclusiemaatregelen die deze regering heeft genomen. Ik geef een aantal voorbeelden zonder daar dieper op in te gaan, want ze behoren tot de bevoegdheden van mijn collega's. Persoonsvolgende financiering bijvoorbeeld, of het M-decreet, het is toch belangrijk om dat hier aan toe te voegen.
Hoe zal ik ervoor zorgen dat de participatie van personen met en zonder een handicap in de toekomst zal worden gemonitord? De Universiteit Gent heeft op vraag van mijn departement Gelijke Kansen een ontwerpindicatorenset ontwikkeld met betrekking tot de maatschappelijke participatie van personen met een handicap. Dit ontwerp werd begin dit jaar opgeleverd en kunt u terugvinden op onze gelijkekansenwebstek. Dit najaar 2017 wordt dat ontwerp verder ontwikkeld en verfijnd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering en er wordt in een update voorzien in 2018.
Op welke manier zal ik ervoor zorgen dat er op elk beleidsdomein zal worden ingezet op inclusie? U weet dat inclusie een opdracht is voor de voltallige Vlaamse Regering en elke minister is binnen zijn of haar bevoegdheden verantwoordelijk om maximaal in die inclusie te voorzien. Met de coördinatie van het Horizontaal Gelijkekansenbeleidsplan van 2015-2019 stimuleer ik die inclusie en vragen naar concrete acties en maatregelen. De eerste reeks acties loopt over 2016 en 2017. Begin 2018 wordt hierover gerapporteerd. Ik bereid intussen een tweede reeks actieplannen voor in 2018 en 2019.
Welke concrete maatregelen neem ik om een daadkrachtige ommezwaai in het beleid te kunnen realiseren? Welke budgetten zullen daadwerkelijk worden geheroriënteerd? Budgetten die direct gerelateerd zijn aan ondersteuning van personen met een handicap vallen voornamelijk onder de bevoegdheid van minister Vandeurzen. U zult die vraag dus aan hem moeten stellen. In het verleden is dat ook altijd zo gebeurd. Mijn voorgangers wezen ook gewoon door naar collega's. Niet dat ik mijn verantwoordelijkheid wil ontlopen, maar ik ben niet verantwoordelijk voor het beleid van de collega's als het over concrete cijfers gaat. Ik ben wel verantwoordelijk voor het instrument. Ik wil het instrument hier verdedigen. Ik heb ook uitleg gegeven bij het instrument. Maar als het over concrete resultaten en acties gaat van collega-ministers, dan moet u die vragen aan hen stellen. Mijn voorganger op de bevoegdheid van Gelijke Kansen – ik zal de naam niet noemen – deed dat net op dezelfde manier.
Mijnheer Van Malderen, ik denk dat ik u toch een klein beetje blij zal maken omdat ik natuurlijk een bevoegdheid heb, namelijk sociale economie, waarin we ook spreken over mensen met een zekere handicap, met een zekere afstand tot de arbeidsmarkt. Nu weet u wel of niet dat er in 2018 in een groeipad is voorzien voor sociale economie, maatwerk en lokale diensteneconomie (LDE) van 12 miljoen euro extra. Misschien is dat wat ondergesneeuwd geraakt in de Septemberverklaring. Bovenop het groeipad dat we eigenlijk dit jaar al hadden gepland voor de LDE van 200 voltijds equivalenten, zal dat er met het bijkomend groeipad van 2018 voor zorgen dat we een groter groeipad zullen hebben in deze legislatuur – ik weet niet wat er voor 2019 nog uit de bus zal komen – dan wat er in de vorige legislatuur is gerealiseerd.
Vanuit mijn bevoegdheid sociale economie, waar dus ook mensen met een zekere handicap te vinden zijn, heb ik daar zeker aandacht voor. Ik heb zelfs een groeipad uitgetekend.
Collega's, op uw vragen over het instrument heb ik u antwoorden gegeven. Als u heel specifieke vragen hebt, dan kunt u die met veel plezier aan mijn collega's stellen. Ik heb alvast een goed antwoord gegeven op mijn concrete betrokken bevoegdheid, namelijk sociale economie.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, bedankt voor dat laatste. Verder kan ik toch alleen maar mijn teleurstelling uitdrukken voor dit antwoord. Tot driemaal toe – u bent ermee begonnen en u bent ermee geëindigd – had u het over de sociale economie. U hebt gezegd: vraag het aan de anderen. Dat is een beetje symptomatisch voor de benadering die bestaat. Ik had de illusie dat de Vlaamse Regering een collegiaal gegeven was, maar blijkbaar is dat niet zo. Het is net die verkokerde kijk die GRIP aanklaagt in de inclusiespiegel die de aanbeveling doet om daarvan weg te gaan en een integraal inclusief beleid te voeren. Dat vraagt een trendbreuk. Niemand vraagt dat u van vandaag op morgen alle uitdagingen oplost, maar we hebben wel stappen voorwaarts nodig en een trendbreuk.
Het grote voordeel is dat je met die inclusiespiegel een lange sequentie neemt en dat je dus trends kunt waarnemen. Het is gewoon een gegeven dat die trend niet positief te noemen is. Er zijn zeker bewegingen in de goeie richting. We kunnen nog discussiëren of dat sectoraal de juiste aanpak is. U had het zelf over de persoonsvolgende financiering. In principe zijn we daar voorstander van. Dat biedt veel mogelijkheden. Alleen hebben we uiteraard de gekende kritieken op de manier waarop dit wordt aangepakt. Willen we echt de trendbreuk realiseren, dan zult u – ik richt me tot het geheel van de Vlaamse Regering – meer moeten doen en ook fundamenteel anders moeten doen. In uw antwoord heb ik niet de lichtpunten gezien die ik nodig acht, net omdat u heel categoriaal antwoordt en zegt dat u maar een beperkte bevoegdheid hebt en dat ik vragen over budgetten aan anderen moet stellen.
Ik ben blij dat de monitoring ondertussen wordt opgestart en voortgezet. Twee jaar geleden was dat blijkbaar een probleem. Ik blijf hier wel ongelooflijk op mijn honger zitten. Ik vraag uitdrukkelijk, ook aan de voorzitter, dat als we andere ministers moeten bevragen, we dit gecoördineerd doen en dat we dit desnoods op een andere manier doen. In het andere geval moeten we die vraag stellen aan alle andere vakministers, en dan zijn we in hetzelfde bedje ziek als wat GRIP aanklaagt.
Minister, men vraagt een trendbreuk, men vraagt dat men de dingen op een andere manier gaat bekijken. Ik heb in uw antwoord geen enkele aanwijzing gekregen dat die andere aanpak er zit aan te komen. We zijn blij met elk groeipad in de sociale economie. Alleen weten we dat er 7000 mensen wachten met een ticket sociale economie. We zijn blij met elke bijkomende plek. Het blijft evenzeer wachten op een aantal andere maatregelen, ook op het gebied van arbeidsmarkt. Ik heb het dan bijvoorbeeld over individuele rugzakken.
Minister, ik neem akte van uw antwoord en ik druk mijn teleurstelling uit over het gebrek aan coördineerde aanpak. Ik zie eerlijk gezegd de aanzet tot een trendbreuk niet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, het is met heel grote bescheidenheid dat ik het woord voer, want ik ben geen lid van deze commissie. Ik kom wel met enige verwachting luisteren naar het antwoord op deze vraag. Ik begrijp collega Van Malderen voor een deel omdat we elders naar de budgetten moeten vragen. Minister, we kennen die budgetten. Minister Vandeurzen heeft bij het begin van de legislatuur 330 miljoen euro beloofd voor deze sector. Hij maakt dat jaar na jaar waar. Vorig jaar was dat 109,5 miljoen euro, dit jaar is dat 72 miljoen euro. Die budgetten zijn duidelijk.
Minister, wat u doet op sociale economie is belangrijk en nodig. Dank u dat u daarop inzet samen met uw collega's. Maar voor de rest hoor ik u zeggen dat het een belangrijke opdracht is, dat het horizontaal is zoals alles wat belangrijk is, tot er natuurlijk echt wel actie moet worden ondernomen. Ik zit dan een beetje op mijn honger: hoe gaan we dat inderdaad doen?
De vakminister plant budgetten en voert beleid, zit met technische problemen, de transitie is een hele oefening, dat gaat met vallen en opstaan, wij doen ons werk in de commissie Welzijn, maar daar horen we vaak dat het niet alleen Welzijn is – Health is in All Policies en dit ook –, dus dan breken we wel eens uit en gaan we naar andere commissies om daar relevante vragen over te stellen. Ik kan collega Van Malderen dan wel een stuk volgen dat we met dit antwoord echt niet verder geraken en dat inclusief dan voornamelijk op papier belangrijk is. Ik ontwaar het niet uit uw antwoord, maar mogelijks zet u dat in uw repliek recht.
Mijnheer Van Malderen, het is toch jammer dat u geen vooruitgang ziet. Als ik dat lees, zie ik wel vooruitgang in de cijfers. U haalt dus weer al het negatieve naar boven, terwijl er echt wel dingen zijn waarin we vooruit zijn gegaan.
Minister, u zegt het: we moeten bij elke vakminister gaan horen. Dat doen we natuurlijk in de commissie Welzijn al zeker. Minister Vandeurzen geeft 330 miljoen euro extra. Dat komt allemaal na deze cijfers. Ik geloof er wel in dat Welzijn en Onderwijs al zeker een kloof gaan dichten inzake onderwijs en vrije tijd voor die mensen. Door die budgetten extra te geven, zullen de mensen zeker meer vrijheid krijgen zodat ze zelf kunnen kiezen en kunnen bepalen waar ze hun assistenten willen inzetten.
Het is nog wachten op nieuwe cijfers, want het gaat over tien jaar terug. Deze regering is daarin een grote steen aan het verleggen. Ook Werk kwam aan bod, maar we zien dat er heel veel mensen deeltijds werken. Dat is ook heel normaal omdat die mensen niet meer kunnen werken. Onze federale collega Jan Spooren werkt daar volop aan, dat ook zij naast de integratietegemoetkoming een aantal uren kunnen gaan werken om zo meer inkomsten te kunnen verwerven. Zeggen dat er helemaal niks gebeurt, klopt dus niet.
De minister zei het, de conclusie is voor de voltallige regering, maar het kan ook lokaal worden bekeken. Het is heel belangrijk om inclusie te laten vertrekken vanuit elke gemeente. We hebben heel veel hoorzittingen gehad over autisme in de commissie Welzijn. Daar zagen we dat er maar twee gemeenten inzetten op mensen met autisme. Als er maar twee gemeenten op inzetten, waar is dan de inclusie dicht bij de mensen? Er is toch een heel grote verantwoordelijkheid voor alle gemeenten, waar de mensen wonen, dat daar de inclusie wordt gestart. Hopelijk gaat dat ook vooruit en zullen de mensen dat ook voelen op alle gebieden.
Minister Homans heeft het woord.
Ik zal nog eens herhalen wat ik daarnet heb gezegd. Het instrument is mijn verantwoordelijkheid en het is heel duidelijk dat ik dat opvolg en dat ook zal laten monitoren. Dat is ook mijn taak. Ik herhaal dat dat ook in het verleden zo gebeurde.
Mijnheer Van Malderen, het gaat inderdaad over cijfers van 2006-2016. De ministers Muyters, Vandeurzen, Crevits en ikzelf – misschien vergeet ik iemand – hebben in ieder geval maatregelen genomen om de trendbreuk waar u terecht voor pleit, ook te kunnen realiseren.
Als u mij nu zegt dat ik in deze commissie vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen moet antwoorden op concrete vragen over hoe ik die inclusie bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt ga kunnen realiseren, of hoe minister Vandeurzen de persoonsvolgende financiering concreet gaat invullen, vindt u echt – en ik richt me ook tot collega Jans – dat dat mijn bevoegdheid en verantwoordelijkheid is? Neen. Mijn verantwoordelijkheid is het instrument bewaken, en dat doe ik.
In het verleden is het altijd zo geweest dat het instrument bij de minister van Gelijke Kansen zat. Ik moet natuurlijk mijn collega's aanporren om de cijfergegevens en allerlei andere data aan mij te bezorgen om te kunnen monitoren. Zij doen dat ook. Maar hoe concrete acties wordt ingevuld, die vragen zijn nog nooit gesteld in de commissie Gelijke Kansen. Ik vind het dan ook zeer vreemd. Ik wil die informatie wel opvragen bij mijn collega's, maar denkt u nu echt dat u met mij een zeer waardevol debat kunt voeren over arbeidsmarkt, over onderwijs of over welzijn?
Mijnheer Van Malderen, ik wil veel doen, maar de waarheid heeft ook haar rechten. Dat u teleurgesteld zou zijn in mijn antwoord, daar was ik van overtuigd. Dat weet ik al, dat is niet nieuw. Maar als u van mij verwacht dat ik antwoord op zeer concrete vragen over zeer specifieke thema's, die niets met mijn bevoegdheden te maken hebben – ik zeg niet over het instrument, daar heb ik wel op geantwoord – dan vraag ik me af waarom we al die andere ministers nog nodig hebben. In het verleden was dat ook zo.
Mijnheer Van Malderen, u hebt zeer lang de minister van Gelijke Kansen geleverd, u weet dat maar al te goed.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, u onderschat zichzelf. Ik denk dat u perfect in staat bent om over al die thema's een zinnig debat te voeren. Het zou zeer leerrijk zijn. Essentieel is dat we van mening verschillen over de rol en de invulling van het ministerschap Gelijke Kansen. U beperkt dat tot het bewaken van het instrument. Ik citeer u, waarvan akte.
GRIP vzw pleit in haar inclusiespiegel voor een trendbreuk op basis van een andere aanpak, die weggaat van aparte circuits en kijkt naar de mensen zelf. Dat vraagt een veel actievere coördinatie.
Mevrouw van der Vloet, ik ben het volmondig met u eens dat u daar ook de lokale besturen moet bij betrekken. Wel, minister, u bent ook bevoegd voor Binnenlandse Aangelegenheden. Ook daar kunt u een stimulerende rol spelen. U verwijst naar de jobs in sociale economie die u bij creëert, maar ook dat is een apart circuit. We moeten het debat kunnen voeren over de positie van mensen met een beperking in de reguliere arbeidsmarkt. Daar kunt u ook een actieve rol in spelen. U verwijst naar de budgetten van Welzijn, maar een van de achilleshielen van heel die hervorming is bijvoorbeeld de woningmarkt.
Het is heel goed om in te zetten op assistentie, maar het weggaan van instituties en werk maken van inclusie vraagt ook stappen op de woningmarkt. Ook daar zijn kwalitatievere stappen te zetten dan ik in uw antwoord heb gehoord. Als u al op voorhand weet dat ik teleurgesteld zal zijn, dan moet u in het vervolg eens proberen om een ander antwoord te geven. Ik kijk altijd positief uit naar de zaken die u voorstelt, maar dan moeten die er wel zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.