Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over een korte- en langetermijnvisie met betrekking tot de E314
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, ik passeer daar elke dag, en praktisch elke dag is het daar prijs. Eerlijk gezegd, is met betrekking tot de signalisatie en de sensibilisering alles gedaan wat moest worden gedaan. Het maakt me altijd zeer boos dat chauffeurs die bij een vertraging de werfzone betreden, hun gsm of iPhone vasthebben. Ik stel vast dat mensen de onbedaarlijke drang hebben hun gsm, iPhone of dergelijke vast te nemen zodra ze trager rijden.
Ik heb tot nu toe waarschijnlijk zeer veel geluk gehad. Ik rijd al sinds 1987 praktisch elke dag naar Brussel. Ik rijd zelf. Ik heb nog nooit een ongeval gehad. Ik heb waarschijnlijk veel geluk gehad. Waarschijnlijk ontfermt een verdwaalde engelbewaarder zich over mij.
Elke dag is het daar prijs. De week van 19 juni 2017 was een zwarte week voor de E314. Elke dag was er wel een zwaar ongeval met een vrachtwagen. Naast het menselijk leed, zorgden die ongevallen vooral voor enorm lange files.
Op maandag 19 juni 2017 is tijdens de voormiddag een vrachtwagen op een botsabsorbeerder op de pechstrook gebotst en is tijdens de namiddag dan weer een vrachtwagen met open laadbak tegen de dynamische wegsignalisatie boven de snelweg gebotst. In totaal was de E314 gedurende drie uur versperd. Ik zat daar ook tussen. Op dinsdag 20 juni 2017 zijn twee vrachtwagens met elkaar in botsing gekomen. Dit heeft wederom voor lange files gezorgd. Op woensdag 21 juni 2017 was er een zwaar ongeval met drie vrachtwagens en is de snelweg gedurende vier uren afgesloten gebleven.
Een tijd geleden hebben we in de plenaire vergadering een discussie gevoerd over het ‘files aanpakken door snelle tussenkomst’ (FAST). De focus lag toen meer op de kostprijs. Nu wil ik het hebben over de ontruiming van de snelweg na een ongeval met een of meerdere vrachtwagens. De takeldiensten zitten met een aantal praktische problemen. Ze moeten wachten tot de federale wegpolitie de plaats van het ongeval vrijgeeft voor takelwerken, en ze hebben, vooral vanwege de file, moeilijkheden om met een takelwagen ter plaatse te geraken. Daarnaast blijkt echter dat het vrij lang duurt voor de snelweg weer open is voor alle verkeer. Ik begrijp dat een ongeval met een vrachtwagen complexer is, onder meer vanwege de lading en de grotere schade, maar FAST staat voor ‘files aanpakken door snelle tussenkomst’, en die belofte wordt jammer genoeg niet waargemaakt. Ik wil de takeldiensten op dit vlak niets verwijten, maar ik heb al vermeld hoeveel uren het duurt voor de snelweg weer wordt geopend. Dat zijn halve en soms zelfs hele dagen.
Naast FAST is vanuit het beleid ook een flankerend beleid opgezet. Door de calamiteitenroutes kunnen bestuurders de autosnelweg voor de plek van het ongeval verlaten en langs een alternatieve route over gewestwegen na de plek van het ongeval opnieuw op de snelweg rijden.
Toen die vrachtwagen met zijn laadconstructie de wegsignalisatie had omgetrokken, ben ik echter zelf door Diest en omgeving gereden. Ik heb een hoge mate van congestie van het onderliggend wegennet vastgesteld. Ik spreek uit ervaring. De calamiteitenroutes zijn vaak aan congestie onderhevig en vormen in de praktijk ook helemaal geen alternatief. Binnen de kortste keren leveren heel wat automobilisten inspanningen om opnieuw op de autostrade te geraken omdat ze op de gewestwegen en de gemeentewegen letterlijk geen meter vooruit geraken.
Specifiek met betrekking tot de E314 en de E313 zou ik een infrastructurele opmerking in het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) willen aanhalen. Volgens dat rapport is een verhoging van de capaciteit van de E313 en de E314 noodzakelijk. Dat staat daarin vermeld.
We hebben hierover in het recente verleden al van gedachten gewisseld. Het ging dan om mogelijke spitsstroken. Een spitsstrook tussen Wilsele en Aarschot is ondertussen aangekondigd. Er wordt onderzocht of er een mogelijkheid is op de E313 tussen Lummen en Beringen.
Als een ongeval met een vrachtwagen plaatsvindt, brengen een bijkomende spitsstrook of een bijkomend rijvak geen soelaas voor de file, maar dit vereenvoudigt mogelijk wel de takelwerkzaamheden. Hierdoor kunnen de rijvakken dan op kortere termijn worden ontruimd, wat dan toch een tijdswinst betekent.
Minister, ziet u met betrekking tot het takelen van vrachtwagens na ongevallen ruimte om verbeteringen aan het FAST-principe aan te brengen, zodat het mogelijk zou zijn sneller te werken en de rijbaan weer vrij te maken? Welke maatregelen zijn mogelijk om het aantal zware ongevallen met vrachtwagens op autosnelwegen terug te dringen? Is een uitbreiding van het inhaalverbod voor vrachtwagens een mogelijkheid? Op de E314 is in de richting van Lummen een spitsstrook gepland, maar de stand van zaken is onduidelijk. Wanneer mogen we deze spitsstrook effectief verwachten? Worden nog andere mogelijkheden onderzocht om de E313 en de E314 te verbreden en op die manier meer wegcapaciteit te genereren?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Keulen, u hebt net verklaard dat u altijd boos wordt. Als Vlaams volksvertegenwoordiger en als burgemeester heb ik met de jaren geleerd dat boos worden niet altijd een oplossing biedt. Ik moet echter zeggen dat ik tijdens de week van 19 januari 2017 ook boos ben geworden.
Voor alle duidelijkheid, alle begrip voor wegenwerken, want we hebben nog altijd geen toverformule gevonden om wegenwerken uit de hemel te doen neerdalen. Hoe men het ook draait of keert, als we investeren in ons wegennetwerk, dan brengt dat hinder met zich mee, en ik denk dat er op de E314 veel maatregelen zijn genomen om die hinder tijdens de werken tot een minimum te beperken. Er is natuurlijk het feit dat er in die week van 19 juni zoveel ongevallen met vrachtwagens zijn gebeurd. Ik denk dat er ook veel is gebeurd om dat te vermijden.
Op een gegeven moment moest de E314 echter even dicht omdat het wegdek omhoog kwam door de hitte, en daarna besliste men doodleuk om dat toch maar op die manier te repareren, zodat de snelweg vier dagen vrijwel afgesloten was. Toen ben ik zelf toch ook even in een Franse colère geschoten. Ik heb zelf ook getelefoneerd met een aantal mensen binnen het agentschap, omdat ik daar in het verleden toch voorbeelden heb gezien van hoe het anders kon en anders ging. Door het bestaande wegdeel af te frezen en snel met koude asfalt te werken, kon er toen sneller worden ingegrepen, en kon een duurzame herstelling op een verkeersluw moment worden gedaan. Ik denk dat daar op zulke momenten alleszins grondiger over moet worden nagedacht dan in dit geval is gebeurd. De economische impact die dit heeft, is moeilijk te becijferen, maar we zijn het er samen over eens dat die kostprijs gigantisch is.
Minister, samen met dat incident zou ik samen met u ook nog eens willen kijken naar oplossingen op langere termijn voor die E314. Dan wil ik nog eens verwijzen naar een studie van het Verkeerscentrum van 2012, die naar twee oplossingen verwijst als het gaat over een betere doorstroming op de E314, namelijk bijkomende wegcapaciteit en een beter openbaar vervoer. Daarom wil ik toch nog eens terugkomen op iets dat ik hier al meerdere keren heb opgeworpen, maar waarvoor ik tot nu toe nog geen gehoor heb gevonden. Ik zeg ‘tot nu toe’. Hoop doet leven, zeg ik altijd. Die E314 is een verkeersader vanuit Limburg. Als ik me niet vergis, zijn er daar een zestiental gemeenten waar minder dan 2 procent van de bevolking met de trein naar het werk pendelt. Daar is de treinontsluiting dus eigenlijk onbestaande. Daar heeft men geen toegang tot de trein. Ter hoogte van Halen kruist die verkeersader de bestaande spoorweg. Ik wil nogmaals verwijzen naar Nederland, waar men op dat vlak allang het licht heeft gezien, waar men het mogelijk maakt om vrij snel de modal shift te maken, om naast de snelweg snel toegang te hebben tot de trein. Laten we eerlijk zijn, als iemand die zich morgen naar Brussel wil begeven, eigenlijk net voor de files – want daar beginnen die toch – de mogelijkheid heeft om op de trein te stappen en snel naar Brussel te sporen, dan kan die eigenlijk alleen maar zeggen het over zichzelf te hebben afgeroepen als hij naderhand nog in de file staat.
Dan is er de capaciteitsuitbreiding, de verbreding van de E314. Minister, ik heb u in het verleden horen beloven dat er op de E313 een spitsstrook zou komen tussen Beringen en Lummen, en dat er voor de E314 een extra afslag plus een verlenging van de invoegstrook van Lummen zou komen. Op dat vlak leven wij dus op hoop. De vraag is alleen of dat voldoende is.
Minister, bent u van plan om alsnog de mogelijkheid te bekijken om de volledige E314 van twee naar drie rijstroken te verbreden? Zullen de voorziene extra spitsstroken op de E314 het nodige soelaas bieden? Bent u van plan om te onderzoeken of er een opstapplaats voor de trein naast de snelweg in Halen kan komen? Hoe kunt u er in de toekomst voor zorgen dat het verkeer sneller kan doorstromen bij ongevallen of onvoorziene omstandigheden? Zijn er richtlijnen voor het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) over de snelheid waarmee het in dergelijke omstandigheden moet optreden, zodat de doorstroming te allen tijde kan primeren? Indien neen, overweegt u richtlijnen uit te werken?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat zijn heel veel vragen, met een wijde range. Ik ga eerst in op de FAST-methodiek. We hebben al een tijdje FAST-contracten voor personenwagens. Normaliter zullen tegen eind dit jaar ook alle FAST-contracten rond zijn voor de vrachtwagens in elke provincie, zodat natuurlijk de doorstroming bij calamiteiten absoluut zal verbeteren. Ik denk dat het ook een goed principe is. Voor personenwagens heeft dat systeem zijn deugdelijkheid bewezen. Anderzijds waren er in het verleden voor de vrachtwagens moeilijkheden om voor alle regio’s een aannemer te vinden om dat contract aan te gaan, maar mondjesmaat zijn we er nu toch in geslaagd om die laatste gaten te dichten en dus te zorgen voor een volledige dekking ter zake.
Wat een evaluatie betreft, die kan ik u nog niet geven, eenvoudigweg omdat er bij de lopende FAST-contracten nog geen enkel contract is dat al een looptijd heeft van langer dan een jaar. Het is dus toch wat te vroeg om dat te kunnen evalueren.
Wat kunnen we daarnaast nog meer doen voor de preventie van ongevallen met vrachtwagens? In 2008 is er via de federale wegcode een heel specifiek reglement uitgevaardigd met betrekking tot een algemeen inhaalverbod voor vrachtwagens op twee-maal-tweewegen buiten de bebouwde kom.
In de huidige situatie worden dus geen inhaalverboden gesignaleerd. Dat is de algemene regel: er wordt geen inhaalverbod aangeduid, niet alleen in Vlaanderen, maar in heel België, maar wel inhaaltoelatingen, als uitzondering op de algemene regeling. Daarmee wijken wij af van de regels zoals die bestaan in het buitenland, wat de zaken nog enigszins compliceert. Dat betekent dat elk inhaalverbod in het buitenland door specifieke verkeersborden moet worden aangeduid. Bij ons is het tegenovergestelde het geval: elke toelating inzake het inhalen moet worden gemeld via verkeersborden, wat natuurlijk de nodige verwarring doet ontstaan in hoofde van buitenlandse chauffeurs.
Daarom hebben wij er altijd voor gepleit om ons te conformeren aan onze buurlanden inzake die regelgeving. Dat is ook meegenomen in het pakket van wijzigingen die worden beoogd in het kader van de federale oefening rond de wijziging van de wegcode, een oefening die volgens federaal minister Bellot tegen eind dit jaar rond zou moeten zijn en waarin dit ook zou worden meegenomen. We zouden dus dezelfde regelgeving hanteren als in het buitenland. Intussen zijn wij met onze administratie al bezig ons daarop voor te bereiden en in kaart te brengen welke stukken en wegen wij zouden moeten voorzien van de betrokken nieuwe verkeersborden. Daarbij is het natuurlijk niet de bedoeling om te gaan versoepelen in de praktijk, integendeel, maar het is wel nodig om alle locaties in kaart te brengen waar we dan borden zouden moeten aanbrengen, zodat we niet in een vacuüm terechtkomen op het moment dat die nieuwe wegcode van kracht zou worden.
Andere maatregelen zitten natuurlijk vervat in het Vlaams Verkeersveiligheidsplan, als het gaat over vakbekwaamheid, nascholing, dodehoekongevallen. Ook bij alles wat we doen in het kader van flankerende maatregelen zit heel wat preventie, het subsidiëren van verkeersveiligheidssystemen en natuurlijk ook de uitbreiding van gerichte controles op vermoeidheid, onaangepaste snelheid, gsm-gebruik, veiligheidsafstand en dergelijke meer.
Momenteel lopen de studies en voorbereidingen voor de spitsstrook tussen Aarschot en Wilsele. In 2018 wordt het viaduct van Wilsele richting E40 gerenoveerd. Vervolgens moet ook het viaduct richting Lummen gerenoveerd worden, samen met een gedeeltelijke verbreding van het viaduct voor de aanleg van de spitsstrook, de aanleg van een auto-fietsdoorgang en het plaatsen van geluidsschermen. Daarnaast moeten we ook de rijwegverharding volledig heraanleggen en kunnen we ook de spitsstrook realiseren. Dat zijn dus allemaal voorafgaanden die we moeten doen, vooraleer we aan die spitsstrook gestalte kunnen geven. We trekken daarvoor in totaliteit 47 miljoen euro uit.
Daarnaast bleek uit de studie van het Vlaams Verkeerscentrum inderdaad de nood aan het wegvak van de E313 tussen Lummen en Beringen in beide richtingen. Dat is ook opgenomen in het programma 2017, namelijk 10 miljoen euro voor de aanleg van de weg en 2,5 miljoen euro voor een dynamisch verkeersmanagementsysteem. We streven ernaar om de werken zo spoedig mogelijk te starten, zodat de spitsstroken operationeel zouden zijn in 2018. Concreet gaan we de pechstrook omvormen tot een spitsstrook met bijkomende pechhavens. Daarvoor moeten we in de rijrichting van Lummen wel de volledige weg heraanleggen. In de andere rijrichting is het wegdek voor het grootste deel in goede staat en moet er enkel aangepaste markering worden doorgevoerd. Daar kan het dus wel sneller gaan.
Ook het wegvak tussen de verkeerswisselaar in Lummen en het complex 28 in beide rijrichtingen is in slechte tot zeer slechte staat en staat bovenaan op ons prioriteitenlijstje voor een grondige renovatie. Tijdens die renovatie kunnen we van de gelegenheid gebruik maken om op de middenberm een derde rijstrook aan te leggen in één rijrichting. AWV doet daar de nodige voorbereidingen voor. Samen met de geplande verlenging van in- en uitvoegstroken ter hoogte van de brug over het Albertkanaal, die we zouden realiseren na de verhoging van de brug in 2018, zullen we ook die ingreep kunnen realiseren. Ik denk dat dat een serieuze vooruitgang moet zijn met betrekking tot het aantal voertuigverliesuren. Volgens de eerste timing zouden die werken in 2019 kunnen plaatsvinden.
Daarnaast werd in april van dit jaar het plan-MER voor de capaciteitsuitbreiding van de E313 tussen Ranst en Antwerpen afgerond. Het project heeft tot doel een betere doorstroming van de hoofdweg A13/E34 voor het gedeelte tussen de aansluiting met de Antwerpse ring en de verkeerswisselaar ter hoogte van Ranst. Dat is, zo blijkt uit alle studies, de meest kritische flessenhals op het hele tracé van de E313. AWV plant nog dit jaar een aanbesteding voor de opmaak van een project-MER. Parallel werden met het departement Omgeving afspraken gemaakt om te starten met de voorbereiding van de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Tot slot was er de vraag betreffende het treinstation naast de snelweg in Halen. Tot mijn grote spijt zijn treinstations en de NMBS zelf geen bevoegdheid van de Vlaamse Regering of van mezelf als Vlaams minister van Mobiliteit. Maar anderzijds is het natuurlijk ook niet echt de bedoeling om ter hoogte van alle kruisingen van een snelweg met een spoorlijn een park-and-ride uit te bouwen.
Als er keuzes moeten worden gemaakt, geeft mijn administratie de voorkeur aan de uitbreiding van de parking aan het station van Diest, zowel ten aanzien van bereikbaarheid als van ruimtelijke inpassingsmogelijkheden. De afstand van de op- en afrit Halen tot de nieuwe stopplaats is groter dan tot het station van Diest. Bovendien is Diest beter gelegen ten opzichte van Brussel. Het realiseren van een eventueel nieuw op- en afritcomplex te Halen langs de E314 zou bovendien stuiten op heel wat milieubezwaren, want dit complex zou komen te liggen in de nabijheid van de Demervallei en in bos- en Natura 2000-gebied, wat de zaken niet vereenvoudigt.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, dat is belangrijk nieuws over de spitsstroken. De E314 is een van de laatste grote autostrades die er is bijgekomen na de vroegere Boudewijnsnelweg. Dan zitten we al in het begin van de jaren 80. Die was binnen de kortste keren verzadigd. Het zijn twee rijvakken in elke richting, een mini-autostrade om het zo te zeggen. Door die spitsstroken creëer je daadwerkelijk capaciteit. Je ziet dat elke avond als je Brussel verlaat via de E40 richting Luik. Je kunt vlot doorrijden, tenzij er zware calamiteiten gebeuren. Dat is net omdat daar die spitsstroken operationeel zijn geworden. Ik vind dat heel goed nieuws. Dat is een structurele maatregel en dat is inzake filebestrijding en dergelijke een belangrijke stap voorwaarts, sowieso, los van calamiteiten, verkeersongevallen en voorbeelden van die strekking.
Het aanpassen van de wegcode is ook heel belangrijk. Je mag nooit veralgemenen, maar de meeste vrachtwagenchauffeurs vegen daar hun laars aan. Hoe vaak kom je niet op wegen als de E313 en de E314 twee vrachtwagens naast elkaar tegen? Het duurt soms verschillende kilometers eer ze inschuiven. Ik denk dat daar absoluut extra mag worden ingezet op repressie, handhaving en controle. Het zijn zo van die regels die wetenschappelijk georiënteerde mensen uitvinden, zeggende: ‘We verbieden het in het algemeen en we geven aan wanneer het toegelaten is’. Ik denk dat de mens soms anders werkt. Als je het verbod signaleert, werkt dat op het bewustzijn en geeft dat een prikkel om correct te rijden op in dit geval de E313, de E314 en andere wegen waar die aangepaste wegcode van toepassing zou zijn. Ook dat vind ik een stap in de goede richting. Ik kan alleen maar aandringen op een zo snel mogelijke implementatie.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Wij hopen alleszins dat de ingreep op de E314 vooruitgaat. Dat zou al een belangrijke stap vooruit zijn.
Volgens mij heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over de richtlijnen voor het Agentschap Wegen en Verkeer. Dat is voor mij toch een vrij pertinente vraag. Ik zal ook duiden waarom. Ik meen te weten dat niet elke provincie daar op dezelfde manier mee omgaat. Ik hoor agentschappen uit andere provincies zeggen dat ze dat sneller en voorlopig doen. Ik zou er toch willen op aandringen dat wordt bekeken hoe zoiets gebeurt. Want in dit geval is het het Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant dat beslist, maar uiteindelijk wordt Limburg erdoor getroffen. Is daar het nodige overleg en de nodige afstemming op elkaar?
Minister, u zult niet verbaasd zijn dat ik teleurgesteld ben over uw antwoord over het station van Halen. ‘Les excuses sont faites pour s’en servire.’ Die uitspraak kan ik u bezwaarlijk in de mond leggen, maar het is toch het gevoel dat ik hierbij krijg. Dat dat op het federale beleidsniveau ligt, weet ik uiteraard ook, daar hoef ik hier geen vraag voor te stellen. De vraag bij het dossier is natuurlijk: wie zet het in gang en wie durft al beginnen te duwen aan de trein?
Wat betreft Halen op zich: je moet inderdaad een afrittencomplex hebben ter hoogte van de spoorlijn, anders brengt het totaal niets bij. Vanuit Diest zal men uiteraard zeggen dat dat beter gesitueerd is. Versta me niet verkeerd, het station in Diest is erg belangrijk, maar voor de pendelaar die met de wagen vanuit Limburg komt, is dat vandaag geen alternatief. Men zal pas op die trein stappen als er een heel vlotte aansluiting kan zijn en wanneer men met de wagen van de autosnelweg komt, men geen enkel risico heeft dat men te laat aan het station zal zijn. Ik denk dat hier kansen liggen, minister. Eerder dan bezwaren te zoeken waarom we het niet zouden doen, zouden we eens moeten kijken hoe we dat wel kunnen doen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, over de spitsstroken op de E314 – ik ga me niet uitspreken over de E313 – heb ik ook al verschillende schriftelijke vragen gesteld. U hebt hier herhaald wat ons te wachten staat de komende jaren. We kunnen dat alleen maar toejuichen.
Het grootste knelpunt is natuurlijk nog steeds de ochtendspits. U hebt gezegd dat u tussen Aarschot en Wilsele gaat werken aan een spitsstrook. Uit de studie voorafgaand aan al die beslissingen bleek dat het moeilijkste was dat je het punt dat nu in Aarschot en zelfs nog verder moeilijk zit, deels verschuift naar Holsbeek en dat de winst niet zo heel erg groot zal zijn. Gelukkig zal er een beetje winst zijn, anders moeten we die investeringen niet doen.
Ik wil nog het volgende toevoegen. Openbaar vervoer heeft ook een rol te spelen. Diest-Halen is één aspect. Het station van Diest ligt redelijk ver van de E314. Of je nu van Halen komt of van Bekkevoort, het is niet evident voor de Limburgers om daar de E314 af te rijden om dan naar het station van Diest te gaan. Ik vind het fantastisch dat het station van Diest wordt uitgebreid met een grote parking, geen enkel probleem, maar of dat nu voor de mensen uit Limburg het alternatief is? Dan denk ik dat het station van Aarschot nog beter geconnecteerd is met de E314.
Het beste is natuurlijk om vanop de E314 – en uw administratie is ermee bezig – rechtstreeks naar een parking op Leuven-Noord te rijden. De NMBS wil daarin investeren. Er zouden 1500 – en op termijn misschien wel 2000 – wagens kunnen worden geparkeerd om de mensen met zeer vlotte verbindingen – en vanuit Leuven kun je alle richtingen uit – met de trein te laten rijden. Ik wil u nog eens vragen om werk te maken van het project Leuven-Noord. Ik heb het hier al verschillende keren gevraagd. Ik weet dat men stapje voor stapje wel in de goede richting gaat, maar er mag nog een serieuze tand bij worden gestoken. Naast Halen en Diest is Leuven ook een van de elementen.
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, collega’s, het Vlaams Verkeerscentrum schoof vorig jaar vier spitsstroken naar voren. Er zijn er twee of drie besproken, maar ik wil ook verwijzen naar de aangekondigde spitsstrook tussen Zwijnaarde en De Pinte, vlakbij de Ghelamco Arena. Ik heb u daar ook al een aantal vragen over gesteld. Ik wil vragen of u weet wat de stand van zaken is.
Mijn tweede vraag gaat over FAST: files aanpakken door snelle tussenkomst. De federale politie en het BIVV hebben geïnvesteerd in de drones om sneller een en ander in kaart te brengen. Is de werking met drones intussen veralgemeend? Kunnen er conclusies worden getrokken? Zijn die positief of negatief?
Minister, ik herinner me dat minister Galant ‘een instituut voor accidentologie’ wou oprichten in samenspraak met gewestelijke instanties. Wat is daarvan gekomen? Hebt u daar een zicht op?
Ik zou ook nog iets willen zeggen over de problematiek van de E313-E314. Ik rij regelmatig op de E313 en zit dan in de file. Minister, ik ben zeer tevreden – en voor mij was het geen nieuws – dat u effectief verder uitvoert wat was afgesproken, namelijk de aanpassing Lummen-Beringen, de spitsstrook Aarschot-Wilsele. Ik denk dat het heel belangrijk is dat dat op korte termijn gebeurt. U zegt dat u in 2017, 2018 en 2019 deze werken zult uitvoeren en dat de budgetten in het investeringsplan zijn opgenomen. Ik ben dus zeer tevreden te horen dat het effectief wordt uitgevoerd.
Minister Weyts heeft het woord.
Men vraagt naar de richtlijnen voor wegwerkzaamheden aan een omhooggekomen wegdek. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen enerzijds zo snel mogelijk en anderzijds respect voor de verkeersveiligheid en kwaliteit. In dezen speelt dat natuurlijk wel een rol. Het ging hier over een calamiteit op de E314 die men naar godsvrucht en vermogen heeft aangepakt. Er was een snelle herstelling mogelijk waarbij men het omhooggekomen stuk zou uitzagen en een nieuwe asfaltlaag zou leggen. Hier ging het echter om wat men noemt ‘een DGB’, een doorgaande gewapendbetonverharding, waarbij men moet zorgen dat de uiteinden verankerd zijn. In het tegenovergestelde geval gaan die uiteinden altijd opnieuw omhoogkomen in geval van temperatuurwisselingen. Er ontstaat dan een soort verkeersdrempeleffect dat beperkter is dan wat nu is gebeurd. Net om dat te vermijden, is men grondiger te werk moeten gaan, wat meer tijd heeft gevraagd.
We hebben al een paar keer de discussie over de trein gevoerd. Ik focus in eerste instantie om de elf spoorprioriteiten vertaald te krijgen in het investeringsplan. Geloof mij, dat is op zich al een serieuze taak om dat gerealiseerd te krijgen.
Voor de drones moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik weet dat er wordt op ingezet door de federale wegpolitie, alleszins in Vlaams-Brabant. Er zijn wel wat mogelijkheden.
Het ‘instituut voor accidentologie’ werd door mevrouw Galant aangekondigd in 2014 of 2015. Ik heb begrepen dat de concretisering daarvan stuitte op kritiek van onder meer het College van procureurs-generaal. Het doen van de vaststellingen door wetenschappers en door mensen van de wegpolitie en door het parket, vormt een probleem. Ik ga maar voort op wat ik gehoord heb, maar in globo is het stil rond de evolutie ter zake.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Wat het station van Halen betreft, is het laatste woord zeker nog niet gezegd, minister. Ik zal u daarover blijven aanspreken. U verwijst terecht naar de spoorvisie, maar dit moet geen plan zijn dat over dezelfde bedragen gaat als die spoorprioriteiten. Het zou gewoon een hele vooruitgang zijn voor de Limburgers die zich naar Brussel begeven. Ook wat milieu en duurzaamheid betreft, zou het een enorme stap vooruit zijn. Eindelijk zou dat stuk van Limburg de toegang tot de trein krijgen die het vandaag absoluut nog niet heeft.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.