Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
We hadden het een tijdje geleden al over akkervogels in het algemeen, maar nadien bereikte ons het toch wel zeer slechte nieuws over de grauwe gors, de Emberiza calandra.
Vlaanderens meest iconische akkervogel is in Vlaanderen aan het uitsterven. De beheerovereenkomsten voor akkervogels slaan voor deze akkervogelsoort helaas niet aan, met uitzondering misschien van de wintervoedselveldjes, en kunnen het tij voorlopig niet keren.
De optie van een versnelde uitvoering van het soortenbeschermingsprogramma (SBP) akkervogels dringt zich op, naast noodmaatregelen om bestaande recepten bij te sturen en nesten te beschermen. Uiteraard profiteren andere akkervogels, zoals de veldleeuwerik, de patrijs en de gele kwikstaart, mee van deze maatregelen.
Minister, wat is volgens uw diensten de verklaring van deze plotse achteruitgang van de grauwe gors die uitsluitend leeft in intensieve akkerbouwgebieden?
Bij de start van de beheerovereenkomsten voor akkervogels was de aanwezigheid van de grauwe gors een belangrijk criterium om de prioritering van de inzet te bepalen. De bescherming van de grauwe gors was een belangrijk doel van de beheerovereenkomst akkervogels. Het volledige verspreidingsgebied van de grauwe gors werd dan ook aangeduid als prioritair kerngebied voor akkervogels. Heeft dit instrument gefaald voor de bescherming van de grauwe gors? Bent u van plan het instrument beheerovereenkomsten hiervoor bij te sturen?
Ook in gebieden waar beheerovereenkomsten voor akkervogels zijn aangelegd, gaat de grauwe gors achteruit. Niet alle maatregelen lijken dus aan te slaan, in het bijzonder wat de zomersituatie betreft met onder meer het broedseizoen, waar blijkt dat de soort nog amper tot voortplanting komt. Zijn de beheervoorschriften van de beheerovereenkomsten wel voldoende afgestemd op de specifieke noden van de grauwe gors en zijn die voorschriften dan onderbouwd door de nodige adviezen van experten?
Werd de effectiviteit van het beheer voor de grauwe gors onderzocht? Zo ja, wat loopt er dan mis? Zo neen, hoe zult u dit dan rechtzetten?
De snelheid waarmee de soort achteruitgaat, maakt duidelijk dat we niet langer kunnen wachten om in actie te schieten. Hoe zult u reageren op deze nieuwe cijfers? Zult u een soortenbeschermingsprogramma activeren voor deze soort, desnoods als onderdeel voor een soortenbeschermingsprogramma akkervogels?
Aangezien het traject van een nieuw soortenbeschermingsprogramma meerdere jaren lijkt te duren, zal er ook tussentijds actie moeten worden ondernomen. Aan welke initiatieven denkt u dan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De belangrijkste oorzaak van de afname van de populatie grauwe gors in Europa ligt bij veranderingen in het landbouwlandschap, zo blijkt uit internationaal onderzoek. Dat geldt uiteraard ook voor Vlaanderen.
De afbakening van de beheergebieden voor akkervogels was gebaseerd op het voorkomen van een aantal soorten. Tijdens de programmaperiode 2007-2013 ging het over de veldleeuwerik, de geelgors, de grauwe gors en de gele kwikstaart. Tijdens de programmaperiode 2014-2020 ging het over de veldleeuwerik, de geelgors, de grauwe gors, de gele kwikstaart, de patrijs, de ringmus en de kievit.
Beheerovereenkomsten zijn hulpmiddelen om de kwaliteit van het leefgebied te verbeteren voor alle soorten binnen de beheergebieden die door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) zijn voorgesteld. We mogen de werking van de beheerovereenkomsten dus niet beoordelen op basis van de populatietrend van één soort. Het is immers niet correct om te concluderen dat de al genomen maatregelen een maat voor niets zijn geweest.
Het is niet uitgesloten dat bepaalde types van beheerovereenkomsten wel degelijk een positief effect hebben op deze soort. Ik heb het dan over de soorten voor wat het wintervoedsel betreft. Daar zijn er wel degelijk successen.
Sinds 2010 worden de beheerovereenkomsten voor akker- en weidevogels structureel gemonitord door het INBO. Ik ben daar onlangs in deze commissie al uitvoerig op ingegaan.
Sinds 2016 doet het INBO ook onderzoek naar de aanwezigheid van potentiële predatoren van akkervogels. Hieruit blijkt onder andere dat twee Rode Lijstsoorten, namelijk de bunzing en de hermelijn, aanwezig zijn in de meeste bemeten gebieden. Verder worden sinds 2016 ook in gebieden waar de grauwe gors nog voorkomt, beheerovereenkomsten voor de grauwe kiekendief gesloten. In het kader van het soortenbeschermingsprogramma grauwe kiekendief wordt er in deze gebieden dit jaar een monitoring van de broedvogels gestart.
Recent is de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) bijkomend onderzoek gestart naar de effectiviteit van bepaalde beheerovereenkomsten voor akkervogels. Men zal grondig de broedhabitat, het voedsel en het broedsucces bestuderen. Deze studies moeten toelaten om nog meer zicht te krijgen op de effecten van de beheerovereenkomsten.
De VLM wil de effectiviteit van beheerovereenkomsten vergroten via het stimuleren van lokale samenwerking van de betrokken partners van het buitengebied zoals terreinbeherende verenigingen, landbouworganisaties en regionale landschappen. De bedoeling is dat alle lokale partners samen een visie uitwerken die de kwaliteit van de leefgebieden van bepaalde soorten verbetert. Wanneer dit lukt, kunnen we dit ook toepassen ten gunste van de grauwe gors.
De inhoudelijke voorschriften van de lopende beheerovereenkomsten zijn gebaseerd op adviezen van experten en op bevindingen van internationaal onderzoek. Meestal werd hierbij een vrij brede waaier aan akker- en weidevogelsoorten voor ogen gehouden. Om lokaal het leefgebied van de soorten te verbeteren, worden in de praktijk percelen ingericht volgens het tafel-en-bedprincipe: ze moeten er graag verblijven en goed eten hebben. Dat is vergelijkbaar met onszelf wanneer wij met vakantie gaan.
Rondom faunavoedselgewassen worden graskruidenstroken aangelegd. Zo worden lokaal mogelijkheden voor nestgelegenheid en dekking gecreëerd en wordt er gezorgd voor een aanbod van voedsel.
Uit onderzoek naar de relatie tussen weide- en akkervogels en agrarisch natuurbeheer blijkt dat voor bepaalde soorten aanvullend, specifiek maatwerk nodig is. Ik heb al gezegd welke verschillende stappen ondernomen worden om de bestaande beheerovereenkomsten aan te scherpen. Momenteel loopt er in opdracht van de VLM een aanbesteding voor een project dat tot doel heeft om dieper in te gaan op de effectiviteit van beheerovereenkomsten voor weide- en akkervogels.
Tijdens de commissievergadering van 13 juni 2017 heb ik al gezegd dat er voorbereidingen worden getroffen door ANB om in 2018 de opmaak van een SBP akkervogels te starten. Dit SBP zal zich vooral richten op een beperkte selectie van soorten akkervogels om de negatieve trend te keren en de landschapskwaliteit te verbeteren.
De patrijs en veldleeuwerik komen als paraplusoort in beeld gelet op hun nog verspreid voorkomen in Vlaanderen. De grauwe gors is actueel te zeldzaam om drager te zijn van een beleid dat alle akkervogels moet ondersteunen. Dit neemt niet weg dat er ook specifieke punten worden opgenomen ten gunste van de grauwe gors.
Een al gekend voorbeeld van een paraplusoort in een SBP is de grauwe kiekendief.
Er wordt ook tussentijds actie ondernomen. Op 2 juni 2017 werd een ad-hocsubsidieregeling goedgekeurd voor de bescherming van nesten en jongen van vijf vogelsoorten op landbouwpercelen die niet in natuurbeheer zijn. De grauwe gors is een van deze soorten. De subsidieregeling maakt het mogelijk om snel in te spelen op een waargenomen broedgeval. De subsidie heeft tot doel om de betrokken landbouwer te vergoeden voor de gederfde inkomsten en extra inspanningen die worden geleverd. Zo zullen percelen of delen van percelen pas na de gebruikelijke datum gemaaid of geoogst kunnen worden.
Mijnheer De Bruyn, het gaat over een complexe problematiek die wij op verschillende vlakken proberen aan te pakken.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik denk dat we het er met zijn allen over eens zijn dat het inderdaad een complex probleem is maar dat we ook moeten durven vaststellen dat de initiatieven die tot nu toe zijn genomen, hoe goed bedoeld ook, daar twijfelt niemand aan, in elk geval wat de grauwe gors betreft, niet hebben geleid tot een vooruitgang of zelfs een stabilisatie, integendeel. Zij hebben niet kunnen verhinderen dat de soort verder achteruitgaat, en dit aan een tempo dat laat vrezen dat als de initiatieven die u hebt aangekondigd, niet snel tot effect leiden, er geen grauwe gors meer te beschermen valt. Dan zijn de laatste broedgevallen uit Vlaanderen verdwenen, wat een blaam zou zijn voor het gevoerde beleid en een bijzonder pijnlijke evolutie voor iedereen die het goed voorheeft met onze akkervogels.
Ik zal het antwoord in zijn techniciteit nog eens nalezen en desgevallend, indien een en ander nog om verduidelijking zou vragen, daar schriftelijk om verzoeken. Ik wil enkel nog eens benadrukken hoe belangrijk het is om ook in het op til zijnde SBP akkervogels voldoende soortspecifieke, en dan bedoel ik wel degelijk voor de grauwe gors, maatregelen op te nemen, met alle begrip dat het geen vogel kan zijn die deze paraplufunctie waarneemt. U hebt echter aangekondigd dat er voldoende specifieke maatregelen voor de grauwe gors in moeten zitten.
De heer Tobback heeft het woord.
We hebben al eerder vragen gesteld over de problematiek van akkervogels in Vlaanderen, die heel prangend blijft. Dit is een bijkomend voorbeeld.
Ik sluit me aan bij de heer De Bruyn dat er toch wel reden is om een aantal zaken in vraag te stellen. Wanneer het gaat over de grauwe gors, kunnen we niet anders dan vaststellen dat het instrument van de beheerovereenkomst heeft gefaald. Dat betekent niet dat die moeten verdwijnen of dat daar geen middelen naartoe mogen gaan, maar wel dat we onze middelen beter moeten besteden dan nu het geval is. In verhouding tot het geïnvesteerde geld is het resultaat bijlange niet goed genoeg.
Zoals de heer De Bruyn terecht opmerkt, is er wanneer men in een jaar tijd een halvering van het aantal broedgevallen vaststelt, niet veel tijd meer om de boel grondig te herzien. Ik hoop dat u dat ook wilt doen. Ik pleit niet voor minder middelen, integendeel, maar we moeten wel in vraag stellen of de middelen op dit moment verstandig worden besteed.
De vraag om uitleg is afgehandeld.