Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de aanbevelingen van de Gezinsbond inzake de sensibilisering voor hormoonverstorende stoffen
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er is een ministeriële conferentie geweest vanuit de Wereldgezondheidsorganisatie. Een van de aspecten die daar bod kwamen, zijn de gevaarlijke chemicaliën. Dat brengt ons bij de talloze hormoonverstoorders waarmee we in ons dagelijkse leven geconfronteerd worden, vaak onvermoed.
De Gezinsbond en Childproof hebben meegewerkt aan een voorstelling van CEHAP (Children’s Environment and Health Action Plan). Wat zij daarin voorstellen, is in lijn met NEHAP (National Environment and Health Action Plan) maar dan gericht op kinderen. Zij zijn van mening dat, rekening houdend met de kennis die we vandaag hebben, het noodzakelijk is dat de Belgische overheden een CEHAP ontwikkelen.
De Gezinsbond neemt, samen met Childproof, het interdisciplinair platform van verschillende middenveldorganisaties, bezorgde wetenschappers en artsen, al langer een voortrekkersrol op in de bewustmaking over de gevaren van hormoonverstoorders. Ook op hun website kan men daar informatie over terugvinden. Uiteraard wordt hierbij de focus gelegd op het beschermen van het ongeboren en pasgeboren kind, een fase waar de impact van hormoonverstoorders ongelofelijk is. De organisatie stelde met Europese steun een bevattelijke informatiebrochure samen voor zwangere vrouwen.
Helaas bereikt de Gezinsbond niet structureel alle aanstaande ouders en personen met een kinderwens. Zij zoeken voor een ruimere sensibilisering over de effecten van hormoonverstoorders tijdens de zwangerschap dan ook naar partners. Vlaanderen lijkt hierbij een geknipte kandidaat.
Wanneer we sensibiliseren, moeten we dat op een slimme manier doen, coherent met de andere informatie en sensibiliseringacties van Kind en Gezin. Dat moet gebeuren op een aangename manier, zonder mensen de stuipen op het lijf te jagen. We moeten hen wel wijzen op de risico’s, hen duidelijk maken waar het probleem zit en alternatieven aanbieden voor de risico’s.
Minister, op welke wijze sensibiliseert Vlaanderen over de gevaren van hormoonverstoorders? Wordt er bij zwangerschap, naar Deens voorbeeld waar van overheidswege zwangere vrouwen gesensibiliseerd worden, geïnformeerd over de mogelijke gezondheidsrisico's van hormoonverstoorders? Kan er ook bij ons een dergelijk model worden uitgewerkt? Zo niet, waarom niet?
Sensibilisering is noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid op basis van het voorzorgsprincipe. Waarom wordt het voorzorgsprincipe wel ingeroepen bij het verbod op het gebruik van glyfosaat, wat een goede zaak is, en liefst niet alleen voor particulieren maar ook voor professionelen, maar niet voor hormoonverstoorders? Deelt u die logica?
Kan de Gezinsbond rekenen op ondersteuning van de Vlaamse overheid bij de structurele verspreiding van hun informatiebrochure bij zwangerschap of zult u zelf een informatiebrochure of een ander instrument ontwikkelen om dit waar te maken?
Mevrouw Franssen heeft het woord
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Van den Brandt en verwijs naar het rapport van de Gezinsbond over het actieplan rond hormoonverstorende stoffen waarmee men ouders en grootouders wil informeren om die blootstelling te beperken. Volledig vermijden zal vermoedelijk nooit lukken. Zij hebben een aantal aanbevelingen gedaan aan alle overheden.
We weten intussen dat hormoonverstorende stoffen schadelijk zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft daarover al in 2012 aan de alarmbel getrokken. Het is trouwens niet alleen de Gezinsbond maar ook de Vlaamse Liga tegen Kanker die een beleidsdossier over hormoonverstoorders heeft opgemaakt. Zij kunnen leiden tot chronische ziektes en onvruchtbaarheid. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft ook gemeld dat een op de vijf hormoongerelateerde kankers het gevolg is van omgevingsfactoren waarvan de hormoonverstoorders een belangrijke factor zijn.
Ook lage doseringen en mengsels, de cumul van verschillende hormoonverstorende stoffen, kunnen schadelijke gevolgen hebben.
Een ander kenmerk van hormoonverstoorders is de generatieoverschrijdende werking. DDT bijvoorbeeld wordt tot drie generaties ver doorgegeven.
Hormoonverstoorders bevinden zich in tal van materialen in ons dagelijks leven. Ik deel de voorzichtigheid van mevrouw Van den Brandt dat we mensen niet bang moeten maken, maar we moeten wel aan preventie doen.
In het verleden zijn daar al vragen over gesteld en Vlaanderen heeft al een aantal initiatieven genomen via het Steunpunt Milieu en Gezondheid, dat zich in grote mate toespitst op humane biomonitoring. In een gemeenschappelijke commissie Leefmilieu en Volksgezondheid is daar al een interessante hoorzitting over gehouden.
Een ander initiatief is de Vlaamse strategie hormoonverstoorders. Vlaanderen nam ook deel aan een Europees pilootproject waarbij ftalaten in de mens werden gemeten.
Het verbod van en labeling op stoffen en producten is een federale bevoegdheid. Deze problematiek moet dan ook op verschillende beleidsdomeinen worden aangepakt. Vlaanderen is bevoegd voor preventie en sensibilisering; de federale overheid is bevoegd voor de labeling en voor een eventueel verbod. Vandaag is een belangrijke dag voor de criteria die op Europees niveau verder moeten worden vastgelegd.
Experten schatten de gezondheidskosten veroorzaakt door hormoonverstoorders op 157 miljard euro of 1,23 procent van het Europese bbp. Sensibilisering is dan ook heel belangrijk.
Minister, hebt u kennisgenomen van het actieplan van de Gezinsbond? Zult u de aanbevelingen daaruit die aanleunen bij uw bevoegdheid, overnemen in toekomstig beleid?
Welke beleidsmaatregelen hebt u genomen naar aanleiding van de casestudy over ftalaten in de mens?
Welke acties die vervat zitten in de Vlaamse strategie hormoonverstoorders, zult u opvolgen en tot een goed einde brengen?
Op de website van Kind en Gezin en op de website www.gezondzwangerworden.be kunnen we in een subrubriek enkele tips vinden om hormoonverstoorders te vermijden. Zult u nog maatregelen nemen om de bevolking op een niet angstige manier uit te leggen wat hormoonverstorende stoffen zijn en hoe ze te vermijden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het actieplan van de Gezinsbond is mij bekend als het Actieplan Milieu en Gezondheid voor Kinderen, beter bekend als het CEHAP. Het werd mij op 14 maart gepresenteerd door Childproof. In het actieplan worden maatregelen voorgelegd die inwerken op drie prioritaire gezondheidsproblemen gerelateerd aan omgevingsfactoren: hormoonverstorende stoffen, lucht- en geluidsoverlast en de verontreiniging van het binnenmilieu. Een belangrijke toevoeging die ik ook onderschrijf, is dat dit gebeurt met aandacht voor sociale ongelijkheden in gezondheid en welzijn.
De declaratie van de zesde ministeriële conferentie Leefmilieu en Gezondheid, georganiseerd door de Wereldgezondheidsorganisatie te Ostrava, twee weken geleden, heeft zeven prioriteiten naar voren geschoven. De actiepunten uit het CEHAP zijn integraal opgenomen binnen deze zeven prioriteiten met als veruit belangrijkste prioriteit de inzet op de binnen- en buitenluchtkwaliteit als belangrijkste risicofactor in onze regio. Dit laatste verdient dan ook prioriteit bij de inzet van middelen in het milieugezondheidsbeleid.
Het minimaliseren van negatieve gezondheidseffecten door blootstelling aan chemicaliën, bijvoorbeeld hormoonverstoorders, behoort tot een van die zeven prioriteiten. Het gaat dan om het vervangen van schadende chemicaliën door veiliger alternatieven, het versterken van de capaciteit voor risicoanalyses en het versterken van onderzoek om de blootstelling en ziektelast beter te kunnen inschatten en opvolgen. Zo nodig wordt hiervoor het voorzorgsprincipe toegepast.
Net zoals de landen die een voortrekkersrol vervullen op het vlak van omgaan met hormoonverstoorders – ik denk dan aan Denemarken en Frankrijk –, vraagt het CEHAP inzet op wetenschappelijk onderzoek en epidemiologische surveillance, strengere regelgeving en het intensifiëren van de zoektocht naar veilige alternatieven voor hormoonverstoorders en het opleiden van gezondheidswerkers om met materialen om te gaan die deze stoffen bevatten alsook doelgroepen hierover te sensibiliseren.
Epidemiologische surveillance is een aandachtspunt dat wordt opgenomen in de verschillende Vlaamse biomonitoringscampagnes. Naar aanleiding van het afsluiten van het derdegeneratiesteunpunt Milieu en Gezondheid werden een aantal aandachtspunten naar voren geschoven die kunnen worden uitgediept om te komen tot concrete acties
Hormoonverstoorders staan voorlopig in de shortlist. Om op de problematiek van hormoonverstoorders te reageren met regelgeving zoals ecolabels, verbodsbepalingen van bepaalde chemische stoffen enzovoort, is samenwerking nodig met de federale collega’s bevoegd voor productbeleid.
Het toepassen van wetenschappelijk inzicht naar ondersteunende methodieken voor gezondheidswerkers, adviesverlening in dossiers voor een omgevingsvergunning, afwegingscriteria in risicoanalyses die gaan over hormoonverstoorders, bijvoorbeeld naar normering in drinkwater en sensibilisatie zijn aandachtspunten waarop extra ingezet kan worden. Dat is echter geen gemakkelijke opdracht. Hormoonverstoring is een erkend probleem. Het is echter zeer moeilijk om de impact ervan op de volksgezondheid in te schatten en tevens, daar deels mee verbonden, ook om een goede preventie uit te bouwen.
De problematiek is uitermate complex: er ontbreekt nog zeer veel informatie en het probleem omvat zeer veel beleidsdomeinen aangezien hormoonverstoorders eigenlijk alom vertegenwoordigd zijn.
Het meest effectieve is het, indien mogelijk, verbieden van de stoffen in dagelijkse producten. Daarbij moet worden opgelet dat ze niet vervangen worden door andere of nog schadelijkere chemicaliën. Met het oog op de preventie is het inderdaad belangrijk mensen goed te informeren over de gezondheidsrisico’s, zodat men bijvoorbeeld de keuze kan maken om ecolabelproducten te gebruiken. Belangrijk is dit te doen zonder overmatige ongerustheid te creëren.
Hormoonverstoorders zijn een erkend probleem waarbij, zelfs wetenschappelijk, nog veel inzichten moeten worden uitgeklaard. Het is een breed voorkomend probleem dat niet enkel binnen het gezondheidsbeleid kan worden opgelost. Het vereist structurele inzet van middelen. Graag wil ik hiervoor nagaan of er een werkgroep onder het National Environment and Health Action Plan (NEHAP) kan worden opgestart die deze inzet een meer gerichte focus kan geven. Samen met het initiatief van de Senaat, die verzoekt om een infoverslag over deze problematiek, vormen de zonet toegelichte documenten hier een mooie insteek voor.
Al sinds 2002 worden in Vlaanderen humane blootstelling aan onder andere hormoonverstorende stoffen en de vroegtijdige effecten ervan op de bevolking gemeten met de humane biomonitoringscampagnes. Deze meetcampagnes werden uitgevoerd door de opeenvolgende steunpunten Milieu en Gezondheid. Ook in het huidige vierdegeneratiesteunpunt is er plaats voor het opvolgen van deze hormoonverstoorders in een Vlaanderen-brede biomonitoringscampagne bij jongeren. Een gezondheidskundig eindpunt dat steeds wordt opgenomen, bijvoorbeeld ook in de nu lopende hotspot-biomonitoringscampagne Genk-Zuid, bestaat uit hormonale gezondheidseffecten, waaronder de puberteitsontwikkeling. In samenwerking met mijn collega’s van de andere gemeenschappen, de gewesten en het federale niveau nemen we deel aan het meten van Persistent Organische Polluenten (POP’s) in moedermelk.
Deze steeds weerkerende campagnes tonen tot nu toe aan dat de meeste gemeten persistente stoffen afnemen in de tijd. In het Europese pilootproject Humane Biomonitoring, waar Vlaanderen aan deelnam via de Nationale Cel voor Leefmilieu en Gezondheid werden zo de ftalaten in de mens gemeten. Er werd vastgesteld dat biomonitoring, zelfs op een complexe set van polluenten als ftalaten, mogelijk is binnen Europa. De resultaten gaven aan dat globale brondetectie mogelijk is – we denken dan vooral aan bronnen binnenshuis, voeding enzovoort. En ook aan het feit dat kinderen de meest gevoelige groep zijn.
De resultaten werden besproken in een workshop binnen de Nationale Cel voor Leefmilieu en Gezondheid (NEHAP). Het voorstel hierrond was een werkgroep in te richten binnen het NEHAP om de ftalatenproblematiek op te volgen. De actiepunten situeren zich binnen het afstemmen van surveillance-initiatieven binnen Europa, bijvoorbeeld de biomonitoringscampagne van het steunpunt Milieu en Gezondheid; het aanleggen van een biobank, zodat men resultaten kan linken aan milieublootstelling; onderzoek naar het effect van het samen voorkomen van verschillende polluenten; aandacht voor sensibilisering. Met betrekking tot dit laatste is het de aanbeveling om te communiceren over ftalaten, maar onder de noemer ‘hormoonverstoorder’ aangezien het een heterogene groep van verschillende stoffen betreft. Dit moet gebeuren op een coherente wijze, zonder onnodige angst te creëren.
Daarnaast werd het gebruik van bepaalde ftalaten in bepaalde producten gereguleerd, onder voorwaarden en na een expliciete toelating, volgend op een risicobeoordeling ter bescherming van de consument. Dit is productbeleid. Biomonitoring kan hier de vinger aan de pols houden en aanleiding zijn om ondanks bestaande wetgeving toch te besluiten tot sensibiliserings- en controleacties.
Dit dient dus nog verder uitgeklaard te worden in het NEHAP. De administratie volgt dit verder op.
Vele van de initiatieven die al werden toegelicht, vallen onder de Vlaamse Strategie Hormoonverstoring. Voorbeelden van acties waaraan meegewerkt wordt, zijn de biomonitoringscampagnes, de risico-inschattingen voor niet-genormeerde stoffen in drinkwater, sensibilisering van de doelgroepen van hormoonverstoorders via Kind en Gezin, het mee uitdragen van het pesticidebeleid op de website www.zonderisgezonder.be.
Het managementcomité van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) heeft eerder dit jaar kennisgenomen van de stand van uitvoering van de Vlaamse strategie en de engagementen herbevestigd. Voor het najaar staat hierrond een actualisatie gepland, waarbij ook onze administratie gevraagd zal worden deel te nemen.
Een mooi voorbeeld van sensibilisering is de folder over hormoonverstoorders die je kunt terugvinden op de website van Kind en Gezin. Het is een mooi voorbeeld van samenwerking met de Gezinsbond en het Life+-programma van het Directoraat-generaal Leefmilieu in Europa. Voorlopig staan er geen extra of nieuwe initiatieven gepland.
Zoals ik heb aangehaald, wil ik hiervoor het NEHAP consulteren, om een meer gerichte focus op de problematiek van de hormoonverstoorders te krijgen, en om in dit complexe verhaal doordacht in te zetten op mogelijk nieuwe initiatieven.
Het voorzorgsprincipe voor glyfosaat werd toegepast na grondig wetenschappelijk onderzoek en review. Glyfosaat is een van de mogelijke hormoonverstoorders. Naast zijn mogelijk hormoonverstorende eigenschappen zorgen ook andere gezondheidsschadende eigenschappen ervoor dat het voorzorgsprincipe werd toegepast voor glyfosaat. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat waarin de formuleringshulpstof POE-tallowamine aanwezig is sinds vorig jaar door de FOD verboden werd.
Op voorstel van mijn collega-minister Schauvliege en mezelf werd vorige week door de Vlaamse Regering beslist om in Vlaanderen gebruiksbeperkingen op te leggen voor pesticiden op basis van glyfosaat. Dit sluit aan bij de resolutie hierover die door het parlement werd aangenomen. De hormoonverstorende eigenschap is belangrijk, maar het is niet het enige criterium. Dit maar om aan te tonen dat het lineaire toepassen van het voorzorgsprincipe door bijvoorbeeld een verbodsbepaling voor hormoonverstoorders een complex verhaal is. Ik verwijs naar de zonet aangevoerde argumentatie. Wat betreft hormoonverstorende gewasbeschermingsmiddelen verwijs ik enerzijds naar de inzichten beschikbaar op www.fytoweb.be en anderzijds naar het correcte naleven van het hierrond opgezette pesticidebeleid, dat u gebundeld kunt terugvinden op www.zonderisgezonder.be .
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dank u voor het overzicht en het antwoord. Als ik het goed begrijp, is er een werkgroep die op een aantal zaken gaat werken. Dat is een goede zaak. Maar het is wel belangrijk dat we ons achter zijn conclusies zullen scharen.
U zegt dat we het voorzorgsprincipe niet zomaar kunnen copypasten vanuit het glyfosaatdossier. Ik volg uw redenering. Maar anderzijds heb je een steeds toenemende hoeveelheid wetenschappelijke evidentie om inzake hormoonverstoring voorzichtig te zijn. Het voorzorgsprincipe is er niet wanneer je bewezen hebt dat er schade is maar wanneer je vreest dat er schade kan zijn. Groen voert dat pleidooi ook op het federale niveau, en zal het blijven voeren: we moeten een aantal stappen verder gaan en stringenter durven op te treden, zeker als het om productbeleid gaat.
Ik heb u niet horen zeggen of u mee de folder van de Gezinsbond zult verspreiden, of zelf een andere folder zult maken. Dat staat los van de planning die er zal zijn volgens de werkgroep.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Dank u, minister, voor het uitgebreide antwoord. We beseffen allemaal dat het geen evidente oefening is. De werkgroep die u aankondigt, lijkt ons opnieuw een stap in de goede richting. Ik ben ook blij dat u als Vlaams minister verwijst naar een senaatsrapport. We proberen er, over de partijgrenzen heen, met verschillende rapporteurs vaststellingen en aanbevelingen in uit te werken. We hebben tal van hoorzittingen achter de rug, met toxicologen, endocrinologen enzovoort. Juist omdat het geen evidente oefening is maar omdat wij ook vanuit de CD&V-fractie ervan overtuigd zijn dat we dit thema moeten warm houden, en aangezien er een kritische massa is die groeit rond de problematiek van hormoonverstoorders, hebben wij een conceptnota ingediend met het oog op de decretale verankering van de sensibilisering rond de preventie van de blootstelling aan chemische stoffen. Die nota is gebaseerd op de nota van de Gezinsbond. Zeker als het gaat over de belangrijke ontwikkelingsfase van het menselijke organisme is dit belangrijk, denk aan de zwangere vrouwen.
We hopen dat we dit in het najaar aan bod kunnen laten komen met hoorzittingen. Als we op elk beleidsniveau onze verantwoordelijkheid nemen, zullen we daar verdere stappen in kunnen zetten. Ondertussen zal Europa ook nog een aantal beslissingen genomen hebben waarmee we hopelijk ook nog verder kunnen. Dat zal ons er niet van weerhouden om ook op het federale vlak de nodige aanbevelingen te doen.
Mevrouw Van den Brandt, hebt u het over die folder die al bestaat? Ik veronderstel dat Kind en Gezin dat doet. We kunnen het eens vragen. Hij is in elk geval beschikbaar op de website van Kind en Gezin.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind dit een zeer moeilijke discussie. Ik ga ermee akkoord dat we de mensen daarover goed moeten informeren. Maar we mogen tegelijkertijd ook geen paniek organiseren. We moeten vooral vermijden dat we mensen tot het gebruik van producten brengen waarvan de risico’s veel minder gekend zijn omdat ze minder bestudeerd zijn. Dat was ook een opmerking van de Hoge Gezondheidsraad.
Wat betreft bisfenol A (BPA) is al het een en ander gebeurd. Het is een van de meest bestudeerde stoffen ter wereld. Er zijn meer dan tweeduizend wetenschappelijke studies. Een aantal van die studies gaven aanleiding tot de beperkende maatregelen op Europees niveau door lidstaten zoals België ter bescherming van baby’s en peuters. In België geldt nu ook een verbod op het gebruik van BPA in producten die met voedingsmiddelen in aanraking komen, bestemd voor kinderen tot 3 jaar: de papflessen, de sterilisatoren, babycooks en dergelijke.
Op basis van nieuwe data en betere onderzoeksmethodes beveelt de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) aan om de dagelijkse inname tijdelijk te verlagen van 50 microgram per kilogram lichaamsgewicht naar 4 microgram per kilogram lichaamsgewicht. De aanbevolen drempel is met andere woorden meer dan twaalf keer strenger. Dit is tijdelijk, in afwachting van de resultaten van een langetermijnstudie. Daarbij moet men opmerken dat de wetenschappelijke onzekerheid over de effecten van BPA op de werking van borstklieren, op reproductief metabolisch, neuro-ethologisch en immunitair vlak, in rekening wordt gebracht bij de aanbeveling van die nieuwe drempel.
De EFSA stelt ook vast dat de werkelijke blootstelling aan BPA vele malen kleiner is dan voorheen werd aangenomen: drie tot vijf keer, naargelang de leeftijdsgroep, inclusief ongeboren kinderen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Na de conceptnota zal het debat worden voortgezet. Ik stel voor dat we dat dan ook doen.
Voorzitter, zelfs de oppositie vraagt om deze vraag te agenderen in het najaar.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.