Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, dit is een opvolgingsvraag over de regionale televisiezenders. Daarrond hebben we het voorbije werkjaar in deze commissie heel intensief gewerkt. De huidige samenwerkingsregeling werd eind 2016 verlengd door het decreet van 23 december 2016. Met deze aanpassing, die in werking trad op 1 januari 2017, kregen zij een verlenging voor 1 jaar. Tegen eind dit jaar moet er dus een nieuwe samenwerkingsovereenkomst op tafel liggen. Ik heb u daarover al ondervraagd op 23 maart 2017. Toen zei u dat er een concreet engagement was om voor de zomer een nieuw beleidskader voor de regionale omroepen uit te tekenen. We hebben daar tot nu toe niets over gehoord. Wij weten ook wel dat de regering nog een beetje doorwerkt. ‘Voor de zomer’ is al gepasseerd, maar de zomer duurt nog tot 21 september. Toch wilde ik net voor het zomerreces graag nog een stand van zaken.
Ik heb veel vragen. Ik hoop dat u op een aantal ervan kunt antwoorden, want ik kan mij voorstellen dat niet alles al in kannen en kruiken is.
Welke stappen hebt u ondernomen sinds begin maart om tot nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met de regionale televisieomroepen te komen? Wat is het resultaat van het overleg? Is een wijziging van het decretale kader noodzakelijk? In dat geval wordt het ook tijd, want we weten allemaal hoeveel tijd decreetswijzigingen hier in beslag kunnen nemen. Als het voor het eind van het jaar rond moet zijn, moeten wij daar stilaan zicht op krijgen.
Een van de belangrijkste vragen vanuit de regionale omroepen is de introductie van een performant crossmediaal meetinstrument om hun bereik zowel kwalitatief als kwantitatief te meten, en vooral om hun decretaal voorziene bereikvergoeding op een meer accurate manier te kunnen berekenen en hun digitale strategie te ontplooien zonder dat dit negatieve gevolgen heeft op hun bereikvergoeding. We kennen allemaal dat verhaal. Ook voor de evaluatie van hun werking in functie van de subsidieovereenkomsten met de overheid is dergelijk meetsysteem onontbeerlijk. Wat is het resultaat van de onderzoeksopdracht die u ter zake hebt gegeven aan uw administratie om een beknopte analyse door te voeren van de gehanteerde meetinstrumenten in de afgelopen jaren? Wat precies wordt gemeten? Wie heeft het eigenaarschap van deze meetinstrumenten? Wat is de kostprijs? Daar horen we eerlijk gezegd ook veel over klagen. Werd er al een keuze gemaakt met betrekking tot de set van kwalitatieve en kwantitatieve data die een toekomstig performant crossmediaal meetsysteem zou moeten kunnen meten?
We vroegen u ook om eens te bekijken welke meetsystemen onze buurlanden gebruiken. Is daar al enig zicht op? Meer in het algemeen: wat is de timing voor de introductie van een dergelijk meetsysteem? Het zal wel wat tijd vragen om zoiets op poten te zetten. Is daar een timing op te plakken?
De regionale televisieomroepen ontvangen een subsidie, gekoppeld aan de samenwerkingsovereenkomst alsook een bereikvergoeding via de distributeurs: Telenet, Proximus en zo. Voorziet u in een wijziging aan dit financieringsmechanisme? Zo ja, in welke zin?
Ze zijn hun situatie expliciet apart komen voorstellen in de hoorzitting. De bereikvergoeding heeft geleid tot minder inkomsten bij één regionale televisieomroep, RingTV. Dat heeft alles te maken met hun specifieke werking in de Vlaamse Rand rond Brussel. Is er een oplossing in de maak om hieraan te remediëren?
We zijn op bezoek geweest bij de VRT, en de VRT is onlangs in het parlement geweest naar aanleiding van het jaarverslag. De VRT heeft telkens gezegd dat zij de regionale omroepen uitnodigt voor een verkennend gesprek over mogelijkheden voor samenwerking. Wij kunnen dat toejuichen. Worden die gesprekken verder opgevolgd? Wanneer worden concrete samenwerkingsafspraken vastgelegd? Of zullen die een onderdeel vormen van de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten?
U zei op 23 maart ook dat de overheidscommunicatie in de loop der tijden sterk is verminderd. Als die overheidscommunicatie plaatsvindt op de televisie, dan vaak op de nationale televisie. Maar we weten allemaal dat de regionale televisieomroepen ook heel veel mensen bereiken. Zij vroegen om daar iets meer van te mogen genieten. U zou daarover een gesprek hebben met minister-president Bourgeois. Is dat al gebeurd? Hoever staat het daarmee?
Minister Gatz heeft het woord.
Sinds maart zijn er diverse bijkomende gesprekken gevoerd. Het is zeker niet op een drafje afgewerkt. Er waren zeer veel contacten en herhaalde contacten met de stakeholders in het kader van de totstandkoming van de nieuwe overeenkomsten met de regionale televisieomroepen waarnaar u verwijst.
Sommige punten heb ik al aangegeven in mijn antwoord op uw vraag om uitleg van 23 maart 2017 en zijn qua uitgangspunt hetzelfde gebleven, zoals het behouden van de zendgebieden. De basis blijft de regionale gebondenheid, de afwezigheid van een zuivere commerciële doelstelling en het onafhankelijk en pluralistisch karakter van de omroep. Daarom wil ik vasthouden aan het vzw-statuut. Dit sluit een samenwerking met een exploitatiemaatschappij niet uit.
Andere aanbevelingen werden verder uitgediept, ik kom daar meteen op terug.
Wat de timing betreft, zitten we wel degelijk op schema. Voor het zomerreces zullen de conclusies van het traject dat we gelopen hebben met alle regionale televisieomroepen in de regering aan bod komen. Dan zullen we afspreken hoe we in het najaar het formele traject aanvatten voor de samenwerkingsovereenkomsten vanaf 1 januari 2018.
U stelde een belangrijke vraag over het crossmediaal meetinstrument. We zijn er ons inderdaad allemaal van bewust dat een geschikt en accuraat meetinstrument nu ontbreekt om de regionale televisies vooruit te helpen in een performantere digitale of online reclamewerving. Het beschikken daarover is noodzakelijk voor henzelf, als het gaat om reclamewerving, maar ook om de waardering die de overheid kan objectiveren met betrekking tot niet alleen het lineair maar ook het digitaal bereik van de omroepen.
De administratie heeft inderdaad de nota waarvan sprake in maart opgemaakt. Er is een overzicht van de mogelijke meetinstrumenten. Dat gaat vooral over het Centrum voor Informatie over de Media (CIM), maar ook over Portable People Meter (PPM) en de meetinstrumenten van distributeurs. Er wordt ook bekeken welke data er precies worden gemeten: kwalitatieve of kwantitatieve data; data in Vlaanderen of per provincie. Uiteraard heeft de administratie ook de kostprijs van die meetinstrumenten in kaart proberen te brengen. De conclusie van de administratieve nota is in elk geval dat de terugkeer naar het PPM-systeem niet haalbaar is. Dat heeft vooral maar niet alleen te maken met kostprijs. Er is in elk geval een hoge drempel om daarnaar terug te keren.
De tweede drempel is dat het eventuele loslaten van de CIM-meting problemen kan geven met betrekking tot de reclamewerving. CIM is nu eenmaal het door de bedrijfswereld gekende en vertrouwde systeem om de aanwezigheid van reclame op televisie te meten.
Gelukkig staat het CIM niet stil. De mogelijkheden die het biedt voor de meting van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens in functie van commerciële valorisatie voor onze regionale omroepen neemt toe. Sinds oktober 2016 zijn de regionale omroepen via RTVM aangesloten bij de grote audiometrie van het CIM. In de loop van dit jaar werd een dagelijkse geautomatiseerde doorgifte van individuele dagplanningen mogelijk. Dat is een nieuw element. Maar dat vergt wel de nodige codering van de programma’s en commercials.
Voor het nuttige gebruik van de opties die het CIM biedt, zijn dus ook inspanningen nodig. Uit gesprekken is gebleken dat dit niet voor elke omroep even gemakkelijk haalbaar is. We bekijken nu verder hoe we dat CIM-instrument kunnen valoriseren. Misschien zijn er tijdelijke investeringen nodig om de sprong naar wat ik dan CIM+ zou durven te noemen, te zetten en naar wat dat op kruissnelheid voor de regionale omroepen betekent.
RTVM heeft een faciliterende rol inzake de omkadering, de begeleiding, de analyse en het duiding geven ten dienste van de stakeholders van de regionale televisie. Hoe deze in relatie tot CIM en bij uitbreiding tot de steun en de samenwerkingsovereenkomsten kan worden gebracht, zijn we nu aan het bekijken. Maar we kunnen allicht een hefboomeffect genereren. Dat zal ook nodig zijn om een doorbraak te kunnen forceren.
Is in de administratieve nota sprake van een benchmarking? Een uitgebreid diepteonderzoek is niet gebeurd. We hebben geen nuttige benchmarkelementen in het buitenland gevonden. We zullen het grotendeels zelf moeten doen.
De regionale televisieomroepen zijn geen vragende partij om aan de bereikvergoeding te raken, en ik ook niet. Ik voorzie op dit moment dan ook geen wijziging van het financieringsmechanisme. Wat betreft de subsidiesteun gaf ik al aan dit te willen bekijken in functie van de meting, de toegankelijkheidssteun voor ondertiteling buiten beschouwing gelaten natuurlijk. Hierover wordt in de Vlaamse Regering nog gesproken.
De bereikvergoeding heeft geleid tot minder inkomsten bij één regionale televisieomroep – RINGtv –, vanwege zijn specifieke werking in de Vlaamse Rand. Dit wordt nog in de schoot van de Vlaamse Regering besproken. De regionale omroepen steunen de vraag van RINGtv om iets voor zijn specifieke situatie te doen. Ze geven echter tegelijkertijd ook aan dat zij hun eigen vergoeding wensen te behouden.
De VRT heeft inderdaad de regionale televisieomroepen uitgenodigd voor een gesprek, en er zijn concrete pistes voor samenwerkingen besproken. Het gaat over redactionele afspraken, nieuwsgaring en berichtgeving en het uitwisselen van beeldmateriaal, maar ook over innovatie en knowhow, het uitwisselen van informatie in onderzoeken, deelname aan opleidingen voor mensen van de regionale omroepen. De VRT-nieuwsdienst zal voorts overleggen met elke regionale omroep afzonderlijk en ook met het platform van regionale omroepen om een samenwerking op maat af te spreken. Dat proces is nu lopende.
Wat de overheidscommunicatie betreft, heeft mijn kabinet overlegd met het kabinet van minister-president Geert Bourgeois. Overheidscommunicatie wordt niet langer geregeld door de overheid zelf, maar via een extern gesubsidieerd bedrijf. Zo geeft de Vlaamse overheid een subsidie aan een reclamebureau – Mindshare – om autonoom de overheidscommunicatie te organiseren. De Vlaamse Regering heeft dus niet meer een direct contact met de media, maar werkt met een tussenpersoon. Mindshare kiest zelf welke boodschappen via welke kanalen worden verspreid.
Misschien zitten we in een situatie waarin de slang in haar eigen staart bijt. Regionale omroepen moeten via RTVM contact opnemen met deze organisatie, om zich letterlijk in de ‘overheidsmarkt’ te prijzen. Een doorbraak met CIM-Plus is nodig, wat samenhangt met de wenselijkheid om als overheid terug als volwaardige partner aan de overheidscommunicatie vorm te kunnen geven. Ik ben ervan overtuigd dat we op dat punt vooruitgang kunnen boeken.
Ik vat samen. We zitten op koers. In het najaar wordt alles besproken, gedetailleerd uitgewerkt en geformaliseerd.
Dank voor het antwoord, minister. Er is inderdaad vooruitgang geboekt sinds ons laatste gesprek hierover. Een heikel punt is het meetsysteem. Als u uw administratie volgt, zal het niet de PPM worden, en ik veronderstel dat u die zult volgen. Als we naar een zogenaamde CIM-Plus gaan en de subsidies die nu naar de regionale omroepen gaan daaraan zouden worden gekoppeld, dan vraag ik me af of zo’n crossmediaal meetsysteem niet nuttig zou zijn. Ik had een benchmark voor het meetsysteem op zich gevraagd. Dat zou ook nuttig zijn voor alle omroepen. Het zou jammer zijn als de weinige subsidies die regionale tv-omroepen krijgen daarnaar zouden moeten gaan. Ik pleit er dus voor om hen de ruimte te geven om met enige vrijheid over de besteding van de subsidies te beslissen.
Voorst vraag ik me af of de commerciële omroepen in het bad zullen worden getrokken. En vindt u niet dat het de taak is van de overheid zelf om dat op een of andere manier te ondersteunen? Ik weet dat de budgettaire ruimte beperkt is, maar kan het om alles op hen af te wentelen? Ik denk dat er goed overlegd zal moeten worden. Er zijn regionale omroepen die ons zegden dat ze die subsidies niet echt nodig hebben. Andere staan er minder goed voor. Het zou weleens kunnen dat de omroepen die goed boeren, u zeggen dat u het geld kunt houden, en dan doen ze hun zin. U hebt er dan geen greep meer op, ondanks het feit dat ze de markt van regionale tv monopoliseren. Een overheid zou dus een kleine inbreng kunnen doen en zo afspraken kunnen maken, maar zonder al te veel op te leggen. Het is wat op eieren lopen.
Ik heb geen bijkomende vragen, want ik voel dat alles nog in evolutie is. Allicht zullen we daarover in september of nog vroeger meer vernemen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Brouwers over het meetsysteem. We moeten eruit geraken. Het sop moet wel de kool waard zijn: als de kosten voor het meetsysteem buiten verhouding zijn in vergelijking met de subsidies, dan zijn we niet goed bezig. We delen de bezorgdheid over RINGtv. We zien niet meteen een oplossing. Kan er een oplossing komen in het kader van het Vlaams beleid inzake de Rand? Kan de overheidscommunicatie een duit in het zakje doen? We blijven van mening dat de oplossing het best wordt gezocht in het beleidsdomein Media. Vorig jaar bezochten we BRUZZ. Een aandachtspunt moet de afbakening van beider territoria zijn. BRUZZ heeft behoorlijk wat middelen en schurkt toch dicht aan tegen het territorium van RINGtv.
Die samenwerkingsakkoorden tussen de Vlaamse overheid en de regionale omroepen, daar zit volgens ons voor de toekomst wel muziek in. We denken dat daar een aantal dingen mogelijk zijn: de ondertiteling, de opleidingen en misschien is daar nog wat marge om nog extra dingen te doen. Wat de bereikvergoeding betreft, zijn we daar een paar jaar geleden met zijn allen in meegegaan toen we het decreet hier hebben goedgekeurd. Uiteraard zijn de regionale omroepen daar blij mee. Ik hoop alleen dat ze de inspanning die wij toen gedaan hebben over de partijgrenzen heen ook honoreren. We hebben het al vaak over professionalisering gehad en ik hoop dat die regionale omroepen meer dan vandaag een inspanning doen om hun geloofwaardigheid te versterken. Om het heel concreet te maken: voor één bepaalde omroep heb ik laten turven hoe het zit met de bestuursstructuur en met de aandacht die ze besteden aan de politieke partijen. Dan vind ik het redelijk onverdedigbaar dat er in de algemene vergadering partijen zijn met zes, vijf en vier vertegenwoordigers, en andere partijen die niet de kleinste zijn, met maar één vertegenwoordiger. Dat komt de geloofwaardigheid van zo’n regionale omroep, die dank zij een politieke beslissing een monopolie heeft, niet ten goede. Dank zij die politieke beslissing krijgen zij middelen van de distributeurs en dan verwacht ik toch wat meer kiesheid van sommige van die regionale omroepen. Ik noem dat een kwestie van geloofwaardigheid. Laten we het ook maar een vorm van onafhankelijkheid noemen en van evenwichtigheid binnen hun bestuursorganen en hun uitzendingen. Na dezelfde oefening die ik heb laten doen, merk ik dat bepaalde politici 26 keer in een periode van 4 maanden aan bod kwamen en andere 1 keer. Hoe leg je dat uit? Met alle goede wil kun je mij dat niet uitgelegd krijgen.
We steunen dat dus en we vinden die regionale omroepen nog altijd heel belangrijk, want er wordt hier vaak, met name door mevrouw Segers, geklaagd over de pluriformiteit van ons medialandschap. Ook in deze context vinden we het belangrijk dat die regionale omroepen daar hun rol blijven spelen, maar ze moeten ook hun verstand gebruiken. Het blijft een aandachtspunt, en na het reces moeten we daar stilaan meer klaarheid krijgen over waar we in dit dossier naartoe gaan.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De vraag van mevrouw Brouwers is terecht, want het dossier van de regionale omroepen houdt ons bezig, al was het maar vanuit het perspectief van de diversiteit van het medialandschap. De essentie is dat we ervoor moeten zorgen dat die regionale omroepen kwaliteitsvol zijn, dat ze het doelpubliek bereiken, waarvoor we ze financieel ook ondersteunen, en dat hun leefbaarheid gegarandeerd wordt.
Minister, ik kijk uit naar de oefening die u aan het maken bent, wellicht met het oog op een wijziging van het decreet. Essentieel is dat er evenwicht is en dat de evenwichten bewaard blijven tussen de zenders en de exploitatiemaatschappijen. Ik deel ook de bezorgdheden van uzelf en van mevrouw Brouwers, die geuit zijn in verband met het meetsysteem. We kijken daar naar uit en we ondersteunen u in uw pogingen om de leefbaarheid van die regionale omroepen te verzekeren.
Namens onze fractie sluit ik mij aan bij de bekommernissen van mevrouw Brouwers. Over de verhouding tussen de vzw’s en de exploitatiemaatschappijen en wie de zendvergunning geeft, wil ik de volgende opmerking maken. De aanleiding is duidelijk, het is niet het feit dat een bepaalde politicus in Noord-West-Vlaanderen 26 keer in beeld is gekomen, maar de algemene problematiek van onze West-Vlaamse regionale televisiezender, die kwalitatief relatief hoog scoort, maar – laten we de zaken zeggen zoals ze zijn – op de rand van het faillissement balanceert.
In die zin is het wel belangrijk om de positie van de vzw’s en de exploitatiemaatschappijen goed te onderscheiden. De uitzendvergunning komt vandaag aan de vzw’s toe, maar toch moet er over die verhouding nagedacht worden. Hoe kun je voorkomen dat mismanagement zo’n zender kapot dreigt te maken? Ik heb daar geen pasklare oplossing voor. Het is een bekommernis, veeleer dan een vraag, die ik in dit verband wil meegeven. Er moet nagedacht worden over de structuren, die een mix zijn, met de vzw’s vanuit een soort gemeenschapsdenken, en met de exploitatiemaatschappijen vanuit een commerciële benadering. Hoe moeten die zich tegenover elkaar verhouden? De vraag hoe de politieke balansen daarin meespelen is een vraag die de heer Vandaele terecht heeft aangekaart.
Minister, ziedaar onze bekommernissen bij de gedeeltelijke hervormingen die wellicht op stapel staan.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil nog drie bijkomende beschouwingen maken.
De eerste gaat over het evenwicht tussen de pluralistische vzw en de exploitatiemaatschappij. Dat thema komt de komende maanden weer op de agenda omdat we zien dat er ook vanuit de exploitatiemaatschappijen hergroeperingen aan de gang zijn, wat niet noodzakelijk slecht hoeft te zijn met betrekking tot de professionalisering of tot mogelijk andere of betere dienstverlening en tot lagere prijszetting. Dat is in elk geval de hoop die we mogen koesteren. De druk vanuit een grotere exploitatiemaatschappij op individuele vzw’s moet nauwgezet in de gaten gehouden worden. We zullen die elementen zeker meenemen om daarin het best mogelijke evenwicht te vinden.
Een tweede punt is dat ik de bekommernis van de heer Vandaele meeneem, die over het pluralisme in de vzw’s terecht een boompje heeft opgezet. Ook daar moeten we, op een ogenblik dat we in een ander beleidsdomein van mij, namelijk de kunstensector, vragen om goed bestuur verder te bevorderen in de bestuursorganen, dit ook wel doen in deze sector. We zullen daar dus een aantal doelstellingen en beleidslijnen rond afspreken.
Ten derde was de belangrijkste vraag van mevrouw Brouwers, die door iedereen is ondersteund, die over het meetsysteem. We zijn het erover eens, denk ik, dat het meetsysteem en het performant maken ervan, een kwestie van leven of dood zal zijn voor de regionale televisies in de komende jaren. Ik wil dat in deze termen stellen. In die zin zal het samen uit en samen thuis zijn: ik ben mij ervan bewust dat sommige zenders daar al verder mee staan en daar al meer in geïnvesteerd hebben dan andere, en dat siert hen. We zullen dat in een gezamenlijk platform moeten kunnen doen.
Ik herhaal, mevrouw Brouwers, al moeten we de business-case nog maken, dat ik niet uitsluit dat een investeringsondersteuning vanuit de overheid kan gebeuren. Die opening wil ik hier wel maken. Als het systeem eenmaal op poten staat, moeten de zenders daar de komende jaren mee kunnen werken. In die zin ga ik geen ‘Media IDbis’ oprichten met nog eens veel meer partners. Dat zou de zaak vertragen en bemoeilijken. We gaan nu een systeem maken dat zoveel mogelijk op maat werkt voor de regionale televisies en waar misschien inderdaad wel een aantal dingen uit kunnen worden geleerd van andere systemen, of waar het systeem dat we op punt willen stellen nuttig kan zijn voor anderen.
Wat betreft de mogelijke koppeling van de subsidiesteun aan de gezamenlijke inspanning in dit nieuwe meetsysteem, denk ik dat als je nu de samengelegde investering van alle regionale zenders bekijkt in het sim-abonnement dat ze nu al hebben, je wel degelijk uitkomt op een bedrag dat voor een deel vergelijkbaar is met wat ze daar nu al vanuit de eigen inkomsten of vanuit de subsidies in investeren.
Met andere woorden, laten we daarover niet vervallen in semantiek. Het gaat mij niet zozeer over verplichtingen of verplichte koppelingen, maar wel over het feit dat het samen uit en samen thuis is: er zal geen sprake kunnen zijn van sommige regionale televisies, die al dan niet gemeend zeggen dat ze deze subsidies niet nodig hebben. Ik kan ook niet zomaar een subsidie geven aan één vzw en aan een andere niet. Ik kan en wil dat niet en dat vraagt ook niemand. We gaan het op die manier in een goed evenwicht proberen te brengen, waar vooral de doelstelling belangrijk is. Het is niet zozeer de overheid die zegt wat er met dat geld moet gebeuren als verplichting, maar de overheid die met de gezamenlijke regionale omroepen de overeenkomst zal maken over waar we willen uitkomen met het investeren in dat meetinstrument. Ik ben daarover behoorlijk optimistisch. Ik ken de uitkomst daarvan nog niet. Over de randvoorwaarden die er zijn om samen in die richting te gaan, ben ik wel optimistisch gestemd na de vele contacten die er geweest zijn.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik ben bij mijn vraagstelling niet echt doorgegaan op de verhouding tussen vzw’s en exploitatiemaatschappijen. Ik steun wel de vraag van de collega’s van de N-VA om toch te zorgen dat er een pluriforme samenstelling is van die vzw’s. Uiteindelijk zijn zij uw schakel met de onafhankelijke redactie. Misschien moet daar toch eens over gepraat worden, een beetje in de geest van het cultuurpact. Los daarvan heb je dan de exploitatiemaatschappij. Die moet, zoals de voorzitter zegt, inderdaad voldoende afgescheiden zijn, want je kan volgens de Europese regels alleen subsidies geven aan de vzw en niet aan de exploitatiemaatschappij.
U zei iets over een mogelijke hergroepering van exploitatiemaatschappijen binnen Vlaanderen. We moeten opletten dat daar geen al te grote monopoliepositie zou ontstaan. Ik weet niet of het goed of slecht is, maar we hebben het hier al zo vaak gehad over crossmediale mediaconcentratie. Je ziet het overal gebeuren in de wereld. Misschien is het ook niet tegen te houden. Ik spreek me er nu niet over uit of het al dan niet positief is, maar dat bekijk ik met de nodige kritische zin.
Een laatste punt valt mij nu plots te binnen. Als u het opzetten van dat meetsysteem, dat in de eerste plaats interessant zou zijn voor die regionale televisiezenders, misschien zou gaan koppelen aan de subsidie, dan vraag ik mij af voor wie dat meetsysteem het meest interessant is. Dat is voor de exploitatiemaatschappij en voor het commerciële luik. Misschien moeten zij daar dan maar ook mee in investeren en dan heb je de mediasector op die manier mee. Zij zitten immers overal in die exploitatiemaatschappijen. Het is een denkspoor dat mij nu te binnen schiet. We zijn dus duidelijk nog niet aan het einde van dit debat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.