Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over de resultaten van de Personeelspeiling 2016
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, om de twee jaar organiseert de Vlaamse overheid een personeelspeiling. Minister, veertien dagen geleden maakte u de resultaten van de personeelspeiling 2016 bekend. In uw beleidsbrief wees u er reeds op dat de personeelspeiling meer dan in het verleden medewerkers de kans biedt om hun stem te laten horen bij de uitbouw van het personeelsbeleid. U uitte daarbij de intentie om, in overleg met de vakorganisaties en binnen de randvoorwaarde van de budgetneutraliteit, het moderne HR-beleid van de Vlaamse overheid verder te ontwikkelen tot een meer wetenschappelijk onderbouwd HR-beleidskader. Daarbij zullen duurzame, inclusieve en activerende loopbanen centraal staan om verder te bouwen aan een kwaliteitsvolle en efficiënte dienstverlening.
Uit de recente personeelspeiling komt alvast naar voren dat de algemene werktevredenheid binnen de Vlaamse overheid hoog blijft. Dat is alvast een positieve vaststelling. Tegelijkertijd komen er uit de peiling wel een aantal aandachtspunten naar voren. Aldus blijkt de verloopintentie wel licht toe te nemen ten opzichte van 2014 en 2012, vooral bij de hoogst opgeleide personeelsleden en bij de jongste personeelsleden. Ook blijkt het management zich enigszins kritischer op te stellen ten aanzien van het functioneren van de Vlaamse overheid in vergelijking met 2014 en 2012. Als mogelijke verklaring daarvoor wordt verwezen naar de context van verandering waarin de overheid zich thans bevindt. Daarnaast komt uit de peiling ook naar boven dat er bij de personeelsleden van de Vlaamse overheid vraag is naar een grotere rol van de inhoud en verantwoordelijkheden van de functie in de verloning. Tevens wordt aangegeven dat bij een deel van de personeelsleden de perceptie leeft dat het management niet duidelijk zou aangeven waar het met de organisatie naartoe moet en dat er weinig inspraak is in zaken die hun aanbelangen.
Minister, welke algemene conclusies trekt u zelf uit de resultaten van de laatste personeelspeiling? Op welke manier gaat u om met de verhoogde verloopintentie? Welke specifieke maatregelen plant u om jonge, hoogopgeleide personeelsleden toch bij de Vlaamse overheid te houden? Hoe schat u de meer kritische houding van het management tegenover het functioneren van de Vlaamse overheid in? In welke mate betekent dit dat de managers zelf niet echt mee zouden zijn in de veranderingslogica? En op welke manier zal het management verder worden ondersteund om ze allemaal in voldoende mate mee te krijgen in de veranderingen die de Vlaamse overheid doormaakt? Zult u een grotere rol voorbehouden voor inhoud en verantwoordelijkheid van de functie bij de verloning? Zo ja, welke stappen zult u daartoe zetten? Hoe verklaart u de perceptie bij de personeelsleden dat er weinig inspraak zou zijn in de zaken die hun aanbelangen? In welke mate zal dit een werkpunt worden voor de toekomst?
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag gaat ook over het tweejaarlijkse personeelsonderzoek van de Vlaamse overheid, de Personeelspeiling, die wordt uitgevoerd door het Agentschap Overheidspersoneel. Inleidend zal ik er niets meer over zeggen, want collega Kennes heeft dat zeer goed geduid en de link gelegd met uw beleidsbrief, wat niet zonder belang is.
Heel opvallend is dat de algemene werktevredenheid binnen de Vlaamse overheid hoog blijft. Dat is een zeer groot pluspunt waar we ook trots op mogen zijn. 81 procent van de respondenten gaat akkoord of eerder akkoord met de stelling ‘In het algemeen ben ik tevreden met mijn huidig werk’. Als we dat vergelijken met andere organisaties, dan zien we daar meestal lagere tevredenheidscijfers. Het is toch een pluim voor de Vlaamse overheid als werkgever, en dat mogen we ook wel eens zeggen.
Niettemin zijn er een aantal andere zaken die minder positief zijn of lijken. Het zou ons slecht karakter geen eer aandoen, mocht ons dat niet eerst zijn opgevallen. Ondanks de bijzondere inspanningen die voor de personeelsleden van niveau D werden geleverd, zijn de resultaten voor die subgroep niet representatief. Die groep respondenten nemen minder deel aan de Personeelspeiling dan andere. Ze zijn stevig ondervertegenwoordigd en dat is een jammerlijke zaak. We moeten eens nagaan wat we daaraan kunnen doen.
Minister, hoe denkt u de representativiteit van de personeelsleden van niveau D in de Personeelspeiling te kunnen versterken?
Uit de Personeelspeiling volgt dat het management zich over het algemeen iets kritischer opstelt ten aanzien van het functioneren van de Vlaamse overheid en het personeelsbeleid. Ik denk eigenlijk dat het wel binnen de lijnen van de verwachtingen ligt. Het management is doorgaans wat kritischer dan andere personeelsleden. Welke initiatieven zult u nemen naar aanleiding van deze vaststelling? Uit de Personeelspeiling blijkt ook dat de personeelsleden minder tevreden zijn over het loopbaan- en beloningsbeleid van de Vlaamse overheid. Ook dat is een beetje een open deur intrappen en nooit een verrassing. Als mensen over iets klagen, is het vaak over de centen en de combinatie van werkdruk met de vergoeding die daartegenover staat. Dat is een menselijke reactie. Ik denk dat zelfs sommige politici dat ook wel eens doen. Welke initiatieven zult u hiervoor nog nemen in de loop van deze regeerperiode?
Minister Homans heeft het woord.
Collega's, als u het mij toestaat, ga ik de vragen gebundeld beantwoorden omdat jullie vragen overlappen, wat logisch is omdat het over hetzelfde thema gaat.
Wat zijn de algemene conclusies? Uit de Personeelspeiling 2016 leer ik in eerste instantie vooral dat de algemene personeelstevredenheid van de personeelsleden van de Vlaamse overheid hoog blijft. De twee vraagstellers hebben dat ook aangegeven. Het spreekt voor zich dat de vele veranderingen en de noodzakelijke stappen die de Vlaamse Regering heeft moeten zetten en al heeft gezet in de richting van een kleinere en efficiëntere overheid, hier een impact op hebben. Men zou al blind moeten zijn om dat te ontkennen. Dat is natuurlijk ook een van de verklaringen waarom er af en toe slechtere resultaten in zitten.
Een gelijkaardige tendens is niet enkel in Vlaanderen vast te stellen. Wereldwijd kunnen we het fenomeen waarnemen dat het engagement van werknemers een lichte daling kent. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar een studie van SD Worx voor België, waaruit deze conclusies ook wel blijken. Zij wijten de achteruitgang aan de onzekere maatschappelijke context zoals terrorisme, economische onzekerheid, technologische revoluties.
Ik wil ook benadrukken dat nog nooit eerder zoveel entiteiten deelnamen aan de Personeelspeiling. Ondanks het feit dat het aantal entiteiten is gedaald door de fusies, hebben er toch veel meer deelgenomen, wat goed is omdat je dan nog meer personeelsleden van de Vlaamse overheid hebt kunnen bereiken. De aandachtspunten en beleidsmatige conclusies die ik op verschillende deeldomeinen trek, staan ook beschreven in de mededeling, maar ook in de bijlage die bij de mededeling hoort, een officieel stuk dat door de Vlaamse Regering is goedgekeurd. Wellicht is dit ook al in jullie bezit.
Wat ik persoonlijk zeer opmerkelijk vind, is dat de algemene tevredenheid bij de statutaire personeelsleden lager is dan bij de contractuelen, terwijl de mensen die een contractueel dienstverband hebben, eigenlijk geen vooruitzicht hebben op ‘een vaste betrekking voor het leven’. Toch zijn ze meer tevreden dan de statutair aangestelde ambtenaren. Ik vind dat zeer opmerkelijk. Het is gewoon een vaststelling.
Er waren vragen over de verhoogde verloopintentie of de uitstroom, als ik dat zo mag noemen. Ik moet toch meegeven dat het percentage vrijwillige uitstroom in de Vlaamse overheid zeer beperkt blijft.
Ik heb recent nog een schriftelijke vraag van collega Van Rompuy gekregen en ik heb in het antwoord meegegeven dat dit percentage in 2016 2,4 procent bedraagt. Dat is nog steeds een relatief laag percentage.
Daarnaast wil ik erop wijzen dat een dynamische personeelsmobiliteit van belang is in het hr-beleid van de Vlaamse overheid en dus niet per definitie positief of negatief kan worden geduid. Het is er logischerwijze een onderdeel van. Jonge, hoogopgeleide medewerkers willen in de eerste plaats interessante werkervaring opdoen – dat hebben we allemaal wel meegemaakt nadat we waren afgestudeerd – en zich kunnen ontplooien op basis van hun talenten. Om hen aan boord te krijgen en te houden, is het van groot belang om hen uitdagingen te blijven aanbieden. Ze moeten natuurlijk geprikkeld blijven. Men heeft wel een eerste job, maar het is de kunst om dat jong talent ook te kunnen blijven houden als Vlaamse overheid. Medewerkers die zich kunnen ontplooien in hun job en kunnen doen waarin ze uitblinken, vertonen een hogere inzet, presteren beter en zijn duurzaam inzetbaar. Ik denk dat die aanpak zijn vruchten afwerpt.
De Vlaamse overheid heeft dus nood aan een loopbaanbeleid dat intern en extern billijk beloont en dat inzetbaarheid stimuleert, mobiliteit verhoogt en duurzaam is. De blauwdruk voor een vernieuwd loopbaan- en beloningsbeleid die ik laat ontwikkelen, is een zeer belangrijke stap in die richting.
De kritische houding van het management tegenover het functioneren van de Vlaamse overheid is inderdaad een van de zaken die kan worden geconcludeerd uit die Personeelspeiling. Ik geef u mee dat het management van de Vlaamse overheid zich over het algemeen inderdaad iets kritischer opstelt ten aanzien van het functioneren van de Vlaamse overheid dan in 2014 en 2012. Zoals ik in mijn mededeling aan de Vlaamse Regering en in de bijlage heb gesteld, is de context van verandering waarin de Vlaamse overheid zich ontegensprekelijk bevindt, wel een mogelijke verklaring voor deze iets kritischere opstelling. Het is natuurlijk ook een uitdaging voor het management om ‘meer te doen met minder’. Voor alle duidelijkheid: het management van de Vlaamse overheid is nog steeds sterk geëngageerd, het haalt de hoogste scores voor algemene tevredenheid van alle werknemersgroepen. Ze zijn weliswaar een beetje kritisch, wat uiteraard mag, maar van alle werknemersgroepen scoren zij nog altijd het hoogst voor algemene tevredenheid. Dat wil ik nog meegeven als nuance.
U weet dat ik in mijn Beleidsbrief Bestuurszaken 2016-2017 heb aangekondigd en in de mededeling aan de Vlaamse Regering heb gesteld dat het absoluut de bedoeling is dat de Vlaamse overheid de ondersteuning en ontwikkeling van leiderschap blijft ondersteunen en er zelfs een prioriteit van maakt, onder meer door verder te bouwen aan een open feedbackcultuur, zoals dat heet.
Dan kom ik bij de vragen over het loopbaan- en beloningsbeleid. Zoals ik daarnet heb gezegd, zal ik in het najaar een blauwdruk voor een vernieuwd loopbaan- en beloningsbeleid opleveren. De belangrijkste bouwsteen van dit vernieuwende beleid is dat functiezwaarte diploma en anciënniteit zal worden vervangen als belangrijkste beloningsgrondslag. Daarnaast zal ik in de blauwdruk voorstellen doen om de loopbaanmogelijkheden, zowel verticaal, horizontaal als diagonaal, van de medewerkers te vergroten en om het nemen van loopbaanstappen te vergemakkelijken. Pistes die momenteel onderzocht worden, zijn onder andere het invoeren van een modulaire selectieprocedure, het stimuleren van tijdelijke mobiliteit, het werken met talentpools en het ontwikkelen van de loopbaancompetenties van medewerkers. Uit de Personeelspeiling 2016 blijkt met andere woorden dat het realiseren van een vernieuwd loopbaan- en beloningsbeleid een absolute topprioriteit dient te zijn van het hr-beleid van de Vlaamse overheid.
Er wordt gezegd dat er weinig inspraak zou zijn, als ik dat zo mag samenvatten. Ik kan opnieuw verwijzen naar de mededeling en de bijhorende bijlage waarin ik een aantal zaken heb gesteld. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb inspraak in zaken die mij aanbelangen’: een middelmatige gemiddelde score waarover er weinig consensus is. Wat we daaruit kunnen concluderen, is dat bij een deel van de personeelsleden, zo’n 23 procent, de perceptie leeft dat er weinig inspraak is in zaken die hen aanbelangen. Bij de overige 77 procent, toch een grote meerderheid, is dat niet het geval. Natuurlijk moet in eerste instantie de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid opnemen, maar dit is natuurlijk ook de verantwoordelijkheid en een van de taken van de leidinggevende ambtenaren. Zij zijn de eerste aanspreekpunten van de desbetreffende personeelsleden. Ik denk dat ze daar een rol in hebben te vervullen. Er is altijd een marge voor verbetering, maar ik ben er ook van overtuigd dat de leidende ambtenaren dat zeker ter harte zullen nemen.
Het is natuurlijk jammer om te moeten vaststellen dat deze perceptie bij een deel van de personeelsleden leeft. Precies daarom blijf ik inzetten op onderzoeken als de Personeelspeiling die elke medewerker en manager anoniem, een even zwaar wegende stem bij de voorbereiding, de opvolging en de evaluatie van het personeelsbeleid op het niveau van de Vlaamse overheid en ook in de entiteiten zelf geven. Vooral het feit dat de stem of de mening van iedereen even zwaar doorweegt, vind ik een belangrijk argument, evenals dat het anoniem blijven. Als je het niet anoniem gaat doen, ga je mensen afschrikken, ga je mensen niet motiveren om deel te nemen aan die Personeelspeiling. We hebben nu een record bereikt van het aantal entiteiten dat heeft deelgenomen. Het zou jammer zijn als we van die principes zouden afwijken, maar ik ga niet vooruitlopen op jullie betogen straks. Ik ga ervan uit dat in deze commissie niemand vragende partij is om die principes op te geven. Ik zal dat straks wel horen.
De laatste vraag ging over de vertegenwoordiging van de personeelsleden van niveau D. Ook hier verwijs ik naar de mededeling en naar de bijlage. Ik heb duidelijk aangegeven dat het Agentschap Overheidspersoneel zal onderzoeken hoe de representativiteit voor deze groep van personeelsleden in gelijkaardig toekomstig onderzoek verder verhoogd kan worden. Dat onderzoek is aan de gang en daar wil en kan ik nog niet op vooruitlopen. De resultaten daarvan zullen worden meegenomen in de voorbereiding van de nieuwe Personeelspeiling 2018. Ook hier is de Vlaamse overheid natuurlijk geen eiland op zich en wordt ook in ander onderzoek vastgesteld dat mensen met een lager opleidingsniveau veel minder participeren aan bevragingen allerhande. Deze tendens trekt zich jammer genoeg ook door in de Personeelspeiling bij de Vlaamse overheid, maar is iets wat algemeen gekend is. Het neemt niet weg dat wij er toch aan willen werken. Ik heb u daarnet gezegd hoe wij dat zullen doen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U hebt een aantal keren verwezen naar documenten die we intussen hebben ontvangen. Ze geven meer uitleg en meer achtergrond.
Een belangrijk punt om naar uit te kijken is de blauwdruk voor een nieuw verloningsbeleid. Het is een thematiek die al lang op de agenda staat in het overleg met de werkgever, de Vlaamse overheid, en de werknemers. Er zijn al lang vragen over. Het is zeker een belangrijk punt om een aantal zaken verder op te nemen en uitvoering aan te geven.
Ik begrijp dat het management wat kritischer is en dat sommige groepen minder geneigd zijn om aan zulke enquêtes deel te nemen. Zoals u ook zegt, gaat het nu over een recordaantal entiteiten wat positief is.
Intussen is er een traditie ontstaan bij de Vlaamse overheid om dit soort peilingen te doen. Het geeft de mogelijkheid om te vergelijken door de jaren heen en om bepaalde trends te zien en daarop in te spelen. Dat is zeker heel goed.
De uitstroom blijft procentueel beperkt, maar het gaat over categorieën waar we er niet te veel van hebben en waarin ook wordt geïnvesteerd met opleidingen. Het is goed om een goed beleid te hebben om mensen bij ons te houden en intern een kans te bieden om hun carrière te ontplooien.
Minister, u sprak in het kader van loopbaanmogelijkheden over horizontale, verticale en diagonale mogelijkheden. Ik kijk uit naar die diagonale bewegingen die we in het najaar zullen zien opduiken. Het zal mij op dat moment ongetwijfeld heel erg bezighouden.
Globaal heb ik geen bijkomende vragen. Het is een interessante studie waar we als overheid, regering en parlement mee de vinger aan de pols moeten houden.
De heer Maertens heeft het woord.
Ik wil me kort aansluiten bij de repliek van collega Kennes. Ik heb een aantal dingen opgeschreven die zeer gelijklopend zijn, dus zal ik het bijzonder kort houden.
Net zoals collega Kennes kijken wij uit naar de blauwdruk voor het vernieuwd loopbaan- en verloningsbeleid.
Als het gaat over de iets kritischere houding van het management ten aanzien van de Vlaamse overheid, dan zegt u terecht dat wij de laatste jaren constant in een context van verandering zijn en die verandering is niet altijd even makkelijk. Vandaar het belang van een goed uitgebouwd en goed onderbouwd veranderingsmanagement binnen de hele organisatie, niet alleen voor het management maar ook voor de hele organisatie.
De Personeelspeiling is een hele klus voor het Agentschap Overheidspersoneel. Het is een grote taak die de inzet van heel veel mensen vergt en veel middelen vraagt. Maar het levert een leerrijk rapport op, niet alleen voor ons maar zeker voor het management binnen de Vlaamse overheid om een aantal zaken te verbeteren inzake HR en personeelsmanagement om ervoor te zorgen dat de Vlaamse overheid aan de top blijft als het gaat over een voorbeeldige werkgever te zijn, maar ook een aantrekkelijke werkgever te blijven in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, toch zeker in bepaalde regio's in Vlaanderen. We moeten hopen dat de Vlaamse overheid een zeer aantrekkelijke werkgever kan blijven. Dit soort peilingen, en vooral wat ermee gedaan wordt, zal daar enkel toe bijdragen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.