Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, exact een jaar geleden stelde ik reeds een vraag over de beschikbare studies van medicijnresiduen en hormoonverstorende stoffen in ons drinkwater. U bracht ons toen op de hoogte van het lopend onderzoek dat de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan het uitvoeren was.
Recent is het rapport van dit onderzoek op het internet verschenen. Er werden 26 verschillende stoffen geanalyseerd, de metingen gebeurden op verschillende delen van de waterketen alsook op specifieke locaties zoals in ziekenhuizen, bedrijven, drinkwaterinnamepunten enzovoort. Bij ziekenhuizen was er vooral een verhoogde concentratie aan röntgencontrastmiddelen en voor 90 procent van de gevallen zijn de gezinnen de grootste bron van medicijnlozing in het water.
De waterbehandelingstechnieken die worden gebruikt door de drinkwaterbedrijven om het drinkwater te zuiveren, verwijderen een groot deel van de medicijnen. De concentraties liggen onder de grens van 100 nanoliter per liter water wat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) mogelijks niet leidt tot negatieve effecten voor de volksgezondheid. Hoewel de WHO bij dergelijke concentraties aanbeveelt dat routine monitoring niet relevant is, wijst de VMM er toch op dat er voorzichtigheid moet worden geboden in de toekomst en dat een verdere opvolging van medicijnen in drinkwater wenselijk is. Dit kan alleen maar worden toegejuicht.
Toch zijn er ook nog andere stoffen die onze aandacht verdienen. Uit uw antwoord bleek dat in 2012 de Vlaamse drinkwaterwetgeving werd herzien. Water Safety Planning en nieuwe verontreinigende stoffen werden opgenomen in de wetgeving. Veel van die ‘nieuwe verontreinigende stoffen’ kunnen ook in een zeer lage concentratie werkzaam zijn.
– Axel Ronse treedt als voorzitter op.
Met de stelling dat ‘de dosis het vergif’ maakt, wordt Paracelsus als de grondlegger van de toxicologie beschouwd. Alles is uiteindelijk giftig, als de hoeveelheid maar groot genoeg is. Dit leidt ertoe dat men in het beleid of de regelgeving vaak drempelwaarden hanteert om gevaren voor de volksgezondheid te benoemen en te bannen. Zo ook het decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid van 2003 dat uitgaat van ‘grenswaarden in de mens’. Dit uitgangspunt roept vragen op inzake het beleid rond hormoonverstorende stoffen.
In 2013 stelde de Hoge Gezondheidsraad in een advies onomwonden dat “er geen wetenschappelijke twijfel over bestaat dat sommige vervuilende stoffen, die het endocriene stelsel ontregelen, bij lage blootstellingsdosissen effecten veroorzaken.”
Minister, hebt u kennis genomen van dit rapport? Welke maatregelen zult u in de toekomst nemen om de opvolging van medicijnen in drinkwater te garanderen en toch nog meer te zuiveren uit het drinkwater? Wat zijn de volgende stappen?
Zullen in de regio’s waar er een verhoogde concentratie aan geneesmiddelen in het drink- en oppervlaktewater is vastgesteld, de veroorzakers van deze vervuiling meer worden gesensibiliseerd over deze problematiek, zodat door een aanpassing in het gedrag of de procesvoering de concentratie hierdoor kan verminderen?
Worden ziekenhuizen met een hogere concentratie röntgencontrastmiddelen hierop aangesproken en opgevolgd om deze hoeveelheden in het water aan te pakken?
Zullen de toekomstige onderzoeken van de VMM zich ook toespitsen op de ‘nieuwe verontreinigende stoffen’ zoals hormoonverstorende stoffen, waarbij zelfs lage dosissen schadelijk zijn?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Franssen, bedankt voor de vraag. Dit is iets wat dit parlement ook al lang bezighoudt. Ik herinner me nog zeer goed dat we, toen ik twee of drie legislaturen geleden aan de andere kant zat, een voorstel van resolutie daarover hebben goedgekeurd in deze commissie Leefmilieu.
Er is ook al heel wat gebeurd. U verwijst zelf ook naar de beleidsinitiatieven die in 2011 zijn genomen. Ik heb toen beslist dat we met ‘water safety plans’ (WSP) echt de hele keten moesten aanpakken, zeer integraal, van bron tot kraan. Op dit moment werken we ook nog altijd verder: de laatste hand wordt gelegd aan de omzetting van de bijlagen II en III van de Drinkwaterrichtlijn. In aansluiting bij de reeds bestaande wetgeving zal ik aan de Vlaamse Regering voorstellen om te kiezen voor het systeem van een op risico’s gebaseerde controle van de conformiteit van ons drinkwater. Het WSP-concept en het principe van de risicogebaseerde controle zijn bij uitstek de instrumenten die ervoor kunnen zorgen dat de residu’s van geneesmiddelen worden geminimaliseerd en goed opgevolgd in ons drinkwater. De toezichthouders bij zowel de VMM als het Agentschap Zorg en Gezondheid gaan ook in dialoog met de sector en maken ook goede afspraken over de wijze waarop deze problematiek wordt opgevolgd. Vrijdag staat er trouwens een besluit op de agenda van de Vlaamse Regering om het concept van richtwaarden die deel uitmaken van de kwaliteitseisen, te kunnen vastleggen. Het is de bedoeling om voor nieuwe stofgroepen, zoals medicijnen, richtwaarden te kunnen vastleggen, die dan ook heel sturend werken voor onze drinkwaterbedrijven. U ziet dus dat we dat aanpakken en dat we ook steeds stappen vooruit zetten.
– Bart Nevens treedt als voorzitter op.
Ik kom tot uw tweede vraag. De opties ter zake kunnen worden bekeken, maar zoals in het rapport wordt aangegeven, zijn de bronnen van de medicijnresten erg divers en diffuus. Het is niet evident om daarop in te grijpen, maar we laten dat niet los en blijven daar verder aan werken. Ook met betrekking tot ziekenhuizen met een hogere concentratie röntgencontrastmiddelen onderzoekt de VMM wat mogelijk is. We volgen ook de Europese strategie op het vlak van de monitoring van nieuwe stofgroepen. Daarbij zijn de richtlijn Prioritaire Stoffen en de Europese Watch List voor oppervlaktewater sturend. Dat wordt aangevuld met gericht verkennend onderzoek in relatie tot de Vlaamse context, door middel van het toepassen van specifieke screeningstechnieken op oppervlaktewaterstalen.
Mevrouw Franssen, u mag er dus op rekenen dat we die problematiek ernstig blijven nemen en dat we ook, waar we kunnen, zo veel mogelijk beleidsinitiatieven nemen.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb eigenlijk niet echt onmiddellijk bijkomende vragen. Het is goed dat het wordt opgevolgd. Ik besef ook dat het zuiveren van medicijnresten niet evident is. Je kunt moeilijk medicijnen gaan verbieden. Misschien kan worden onderzocht hoe de farmacie, hoe de ziekenhuizen zelf die zaken ook mee kunnen aanpakken. Dat is misschien een suggestie om mee te nemen naar een interministeriële conferentie, ook ten overstaan van de federale overheid. Het lijkt me niet onbelangrijk dat ter zake ook met de federale collega’s verdere stappen worden gezet.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat een permanente monitoring met betrekking tot de productiegroepen waarover collega Franssen spreekt, niet aan de orde is, maar is er dan wel in een periodieke monitoring voorzien? Met andere woorden, houdt men dat verder in de gaten en komen er vervolgonderzoeken? U hebt geantwoord dat u meedoet aan een Europees monitoringprogramma inzake nieuwe productiegroepen. Op zich vind ik dat goed. Ik kan dat misschien categoriseren als proactief beleid. Tot nu toe vond ik dat men misschien een beetje achter de zaken aanliep. Maar nogmaals, ik wil veeleer naar de toekomst dan naar het verleden kijken. Ik hoop dus echt wel dat we ter zake stappen vooruit kunnen zetten.
Wat medicijnresten betreft, zegt men dat we natuurlijk geen medicijnen kunnen verbieden. Ik stel echter nog regelmatig vast dat mensen niet weten dat ze medicijnen eigenlijk niet in de gootsteen mogen kiepen. Ik zie dat soms in mijn naaste omgeving gebeuren.
Ik wijs er dan natuurlijk wel op dat dat niet de bedoeling is, maar ik denk dat we op dat vlak ook nog wel wat kunnen doen qua sensibilisering. Natuurlijk, als je over van alles en nog wat sensibiliseert, dan is het resultaat dat mensen voor niks nog alert zijn. Ik denk echter toch dat men op het vlak van sensibilisering echt nog wat meer kan doen, bijvoorbeeld als het gaat over apothekers of bepaalde ziekenhuizen. Dat valt er immers toch wel wat tussenuit, vooral bij mensen die niet vaak medicijnen gebruiken. Je kunt zeggen dat dat niet het grote probleem is, maar ik denk toch dat dat heel vaak gewoon in de gootsteen verdwijnt of in de vuilnisbak terechtkomt, terwijl het natuurlijk het best wordt teruggebracht naar het punt waar het is gekocht.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Danen, als je mensen kunt verhinderen om dingen door te spoelen, dan moet je dat natuurlijk vooral doen. Het is inderdaad onzinnig dat men dat nog doet. Daarmee ga je echter het probleem niet helemaal oplossen, want als mensen medicatie nemen, dan komen die resten natuurlijk toch ook nog altijd in het afvalwater. Hetzelfde geldt voor drugs en zo. Die blijven er ook altijd in.
Minister, dit lijkt me een heel moeilijk probleem. We zouden onze rwzi’s moeten uitrusten met de meest verfijnde technologie, die ook zeer duur is en ook niet voor honderd procent een oplossing biedt, denk ik.
Collega, u spreekt over ziekenhuizen. Ik kan me voorstellen dat daar misschien wel een soort voorzuivering mogelijk is. Ik ken in elk geval wel instellingen die dat doen. Ik ken een instelling waar op een bepaald moment riolen moesten worden vernieuwd omdat ze helemaal waren weggevreten door het soort medicatie dat daar werd gebruikt.
Minister, men kan daar dus wel iets aan doen op het niveau van een instelling of ziekenhuis, maar ik weet niet of er mogelijkheden zijn om dat voor alle mensen te doen in de rwzi’s die we kennen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Een permanente monitoring is op dit moment inderdaad niet betaalbaar, maar het is wel zo dat daar periodiek veel meer toezicht op is, zeker voor de in die zin bepaalde stoffen. Er is de Watch List, waar de specifieke stoffen op staan waarop we periodiek moeten controleren. De VMM is net aan het onderzoeken of er misschien ook beter kan worden gestuurd via de vergunningen. Het gaat dan over de voorzuivering, de waterzuivering. Er moet inderdaad worden bekeken of we niet wat meer moeten sturen bij de ziekenhuizen, met de vergunning voor het lozen van water en wat er moet worden gezuiverd. Dat moet natuurlijk ook technisch mogelijk en haalbaar zijn, maar misschien wordt daar inderdaad nog te weinig op ingezet vanuit het perspectief van de waterzuivering.
Er is heel wat sensibilisering met betrekking tot het terugbrengen naar de apotheek of het veilig inzamelen op een containerpark van dat afval, maar dat moeten we ook blijven herhalen: dat is klein gevaarlijk afval en dat hoort elders niet thuis. Ik sluit me echter ook enigszins aan bij de heer Vandaele: dat komt natuurlijk ook op andere manieren in ons afvalwater terecht. Dit is dus een complexe problematiek, waarvan we ons bewust zijn. Onze diensten laten dat ook niet los, op alle niveaus. Ze blijven er ook verder wetenschappelijk onderzoek naar doen.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Bij het overleg dat op Europees vlak gaande is, zou het misschien ook goed zijn om te bekijken hoe ook de farmaceutische industrie mee kan worden betrokken om haar verantwoordelijkheid te nemen als het gaat over die medicijnen. De vervuiler betaalt een stukje. Als men dat aan de bron aanpakt, en dat kan op Europees niveau ook worden bekeken, dan lijkt me dat toch een mogelijkheid die we toch mee in overweging moeten nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.