Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik heb niet veel inleiding nodig. U hebt net nog aangehaald welke de voorwaarden zijn voor een erkenning als landbouwramp.
Het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) heeft alleszins al erkend dat het karakter van de nachtvorst uitzonderlijk was. Ondertussen hebben de lokale besturen de eerste schade geraamd. De dossiers moesten tegen 10 juni worden overgemaakt. Dan zouden we kunnen zien of voldaan is aan de andere voorwaarde: dat het totale schadebedrag meer dan 1,24 miljoen euro bedraagt en er gemiddeld 5580 euro per schadedossier wordt gehaald.
Minister, hoeveel dossiers hebt u ontvangen? Werden het plafond van 1,24 miljoen euro en het gemiddelde van 5580 euro per schadedossier gehaald? Wat is het totale bedrag van de eerste raming? Kunt u een overzicht geven van het aantal dossiers en de geschatte schade per gemeente? Dat laatste moet u uiteraard niet mondeling doen, dat kan ook schriftelijk.
Het KMI heeft het uitzonderlijke karakter niet voor alle Vlaamse gemeenten vastgesteld. Voor 83 gemeenten werd die erkenning niet gegeven. Ik kan mij voorstellen dat ook daar wel degelijk dossiers werden ingediend. Zijn er ook dossiers uit de 83 Vlaamse gemeenten die niet werden erkend door het KMI? Wat zal daar specifiek mee gebeuren?
Wat is het verdere verloop van de procedure? Gaat de Vlaamse Regering, als aan de voorwaarden is voldaan, overgaan tot erkenning van de nachtvorst als landbouwramp?
– Jos De Meyer treedt als voorzitter op.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Robeyns, van de 226 steden en gemeenten die op de KMI-lijst stonden – want er was een verschil – hebben er tot nu toe 114 aangegeven dat er vorstschade is opgetreden. Van de 82 steden en gemeenten die niet op de KMI-lijst stonden, zijn er momenteel schademeldingen vanuit 31 steden en gemeenten. Er is nog maar één keer vorstschade erkend als landbouwramp. Dat was in de winter van 1985-1986. Toen besliste de Federale Regering om aan gemeenten die geografisch niet onder die uitzonderlijke omstandigheden vielen de schade toch te vergoeden. Zoals ik ook al in de plenaire vergadering heb gezegd, is het mijn intentie om aan de leden van de Vlaamse Regering voor te stellen om ook hier alle gemeenten waar schade is opgetreden op te nemen. Ik zal dat voorstellen aan de Vlaamse Regering, maar het zal door de voltallige Vlaamse Regering beslist moeten worden.
Het dossier wordt volop voorbereid. Op basis van de gegevens die zijn binnengekomen, zullen we dan ook de totale schade kunnen berekenen. Het zal uiteindelijk de Vlaamse Regering zijn die daarover moet beslissen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, het is alleszins positief om te horen dat u de regering zult aanbevelen om die dossiers te erkennen uit de 82 gemeenten waar het KMI de erkenning niet heeft gegeven. Ben ik dan te snel met mijn vraag naar de exacte bedragen van de globale geraamde schade? Uiteindelijk was dat mijn belangrijkste vraag. Wordt het plafond van de 1,24 miljoen euro bereikt? Op basis van het aantal gemeenten kan ik mij voorstellen van wel.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, u hebt geantwoord op een vraag die ik in de plenaire vergadering van 24 mei heb gesteld. Ik ben tevreden dat u uw statistieken hebt kunnen verfijnen. Ik noteer dat u daarnet zei dat van de 226 gemeenten die theoretisch in aanmerking zouden kunnen komen er al 114 schadedossiers hebben voorbereid of ingediend, maar dat van de 82 andere, die niet door het KMI werden erkend, er al 31 een schadedossier hebben ingediend. Voorzitter, u weet ook zeer goed dat die evaluatie moeilijk is. Ik heb het voorbeeld van Herk-de-Stad, waar het tot -7,2 graden blijkt te hebben gevroren, maar dat niet op de lijst staat van de 82 – terwijl we weten dat door de vorst kersen zijn vernietigd, dat de appeloogst grotendeels is getroffen, en 50 procent van de peren.
Ik heb twee beschouwingen die mij intrigeren en waarbij u ons misschien kunt helpen.
De datum voor dewelke de eerste schaderaming, die maar kan worden gemaakt als de oogst er is, moet worden ingediend, verscherpt. Dat moet nu 14 juli zijn. Men meldt mij dat vroeger, in de oudere tijden, toen de gemeenschappen en de gewesten niet bevoegd waren voor die materie, dergelijke data niet bestonden. Het is misschien wat te krap om voor die datum al die schadedossiers in raming binnen te krijgen.
De heer De Meyer en de heer Engelbosch zegden het al: bij de samenvoeging van de twee schadebronnen, het vriesweer en de droogte, moet men ervoor opletten niet in een papiermolen terecht te komen. De diensten moeten daar zeer helpend en oordeelkundig optreden, om die twee samen te voegen als ze er zijn, en uit elkaar te houden als het nodig is.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij dat u zo uitdrukkelijk zegt dat die 31 gemeenten waar volgens het KMI geen uitzonderlijke weersomstandigheid kon worden vastgesteld, ook zullen worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Ik denk dat de leden van de Vlaamse Regering in eer en geweten een goede beslissing zullen nemen, want het is toch duidelijk dat wanneer er schade is aan het fruit – en het gaat hoofdzakelijk over fruit – dit enkel en alleen veroorzaakt kan zijn door die vorst. In combinatie natuurlijk met, zoals de heer De Croo zei, de voorafgaande warmte, waardoor de bloei mogelijk te beschadigen was. Het is zeker nodig om dit te doen. Ik geloof ook in de goede wil van uw collega’s in de Vlaamse Regering, minister. Zij zullen een verstandige beslissing nemen en ook die gemeenten mee opnemen. Als er geen vorst is, kan er ook geen schade zijn.
Tweede vraag: wanneer denkt u dat de procedure verder zal lopen? We hebben nu het advies van het KMI. Ik veronderstel dat daar specifiek, ook voor een landbouwramp, een voorafgaand advies van Europa nodig is. Dat kan leiden tot enige vertraging. Wat is volgens u een realistische timing om te komen tot een definitieve erkenning, waarna de dossiers zullen moeten worden ingediend binnen de gestelde termijn?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik ben blij met die vraag van mijn collega. We hebben het daarnet nog over gehad, het is vandaag voorbarig om te verwachten dat kan gezegd worden wat de concrete bedragen zullen zijn. We moeten wachten en de procedure laten lopen. We zijn allemaal wel blij dat het KMI de eerste stap heeft gezet en heeft bevestigd dat het een uitzonderlijke weersomstandigheid is.
Wat betreft de oproep van de heer De Croo, moeten we ervoor opletten dat er geen dubbel verhaal ontstaat. Minister, dat is ook een oproep voor u: een landbouwer moet vergoed worden voor de schade die hij lijdt, maar als iemand in aanmerking komt voor de vorstschade en tegelijk voor de droogte, moeten we toch oppassen dat er geen dubbele dossiers in zitten, van dezelfde landbouwer, voor dezelfde gewassen en dat dit niet leidt tot dubbele betalingen. We moeten daar juist in handelen.
Ik heb nog één vraag. U hebt een brief gestuurd naar de lokale besturen waarin u de procedure hebt uitgelegd en de te volgen stappen hebt beschreven. Hebt u daar feedback van gekregen? Vangt u signalen op dat dit hier en daar niet goed begrepen wordt of loopt het lokaal wel zoals het zou moeten lopen?
De heer Moyaers heeft het woord.
Mijn vraag gaat specifiek over die 82 gemeenten, die niet op de lijst voorkwamen, maar waarvan nu toch 31 steden en gemeenten dossiers hebben ingediend, wat door u positief wordt onthaald. De heer De Croo heeft het perfect aangehaald. In Herk-de-Stad is er een erkend weerstation, dat een temperatuur van -7,2 graden Celcius heeft vastgesteld. Hoe komt het dat dit niet op de lijst van het KMI voorkomt? Als er in andere gemeenten erkende weerstations zijn die misschien ook temperaturen hebben vastgesteld die duidelijk onder het vriespunt zaten, terwijl die gemeenten niet op de lijst voorkomen, kunt u dan nagaan of in de toekomst al die gemeenten waar er erkende weerstations zijn, minstens ook op die lijst van het KMI kunnen worden opgenomen?
Wat betreft de metingen die gebeuren door het KMI en die vallen onder de bevoegdheid van minister-president Bourgeois, heb ik in het verleden al een pleidooi gehouden om te overwegen of het aantal meetstations niet moet worden uitgebreid. Er zijn fusiegemeenten met een uitzonderlijk grote oppervlakte. De temperatuur of de neerslag aan één zijde van de grote fusiegemeenten is niet altijd dezelfde als aan de andere zijde.
Minister, ik heb begrepen dat er dossiers zijn uit 31 gemeenten die niet erkend zijn door het KMI. Ik begrijp dat de verdere afhandeling van die dossiers niet uitsluitend uw verantwoordelijkheid is, maar die van de gehele Vlaamse Regering. Ik meen wel te hebben begrepen dat bij alle fracties die aanwezig zijn in deze commissie, zowel van de meerderheid als van de oppositie, dezelfde bezorgdheid weerklinkt. Ik hoop dat de collega’s die er hier voor pleiten, dat ook nog eens zullen herhalen bij hun eigen ministers.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het is veel te vroeg om de schade te kunnen begroten. Mevrouw Robeyns, ik kan daar niet op vooruitlopen zolang we niet over een volledige inventaris beschikken. Mijnheer de Croo, we moeten de eerste raming hebben om de procedure verder te kunnen laten lopen. De tweede definitieve raming komt dan bij de oogst zelf en dat zal voor heel wat van die teelten dan in augustus zijn. We zijn in dit verband gebonden aan een strakke timing. Ik ben het met u eens dat we de administratieve rompslomp zoveel mogelijk moeten beperken, maar we moeten er ook voor zorgen dat het over correcte en goede dossiers gaat en dat daar voldoende controle op is.
Mijnheer Dochy, wat de procedure betreft, wordt het dossier zelf nu opgemaakt. Het is mijn intentie om dat nog voor het zomerreces aan de regering voor te leggen. Er moet ook een Europese melding gebeuren. De regelgeving vereist dat het verband tussen de vorst en de schade vaststaat. Ik denk niet dat er een bijkomende oproep naar de gemeenten nodig is. We krijgen ook geen signalen dat er gemeenten zijn die problemen hebben, maar we wijzen hen er wel op dat het op de meest correcte manier moet gebeuren.
Wat betreft het fijnere meetnet, zullen we daar nogmaals op aandringen bij het KMI. Het plaatsen van die weerstations valt onder de federale bevoegdheid, maar uw vraag is terecht en we zullen dat ook zo doorgeven.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik heb mijn vraag vandaag gesteld omdat de eerste dossiers tegen 10 juni ingediend moesten zijn. U bevestigt dat er in totaal 145 dossiers vanuit de steden en gemeenten zijn binnengekomen. Daar moest alleszins ook een bedrag aan gekoppeld zijn van de geraamde schade. Daarom ging ik ervan uit dat de optelsom daarvan al kon meegedeeld worden en dat er zou kunnen gezegd worden of aan het plafond werd voldaan of niet. Daar zullen we dus nog even op moeten wachten.
Wat ik nog wil benadrukken is dat als de droogte als ramp of als uitzonderlijke weersomstandigheid wordt erkend, dat ook heel arbeidsintensief is voor de schadecommissies zelf. Misschien kan daar gedacht worden aan een combinatie van de tweede vaststelling in dit verband en de eerste vaststelling voor de droogte? Dat zou de zaken ook al iets eenvoudiger maken.
Minister, ik heb begrepen dat u voor de zomer een voorstel aan de Vlaamse Regering zult voorleggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.