Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, in de conceptnota betreffende de hervorming van de lerarenopleiding staat dat de Vlaamse Schools of Arts vanaf 1 september 2019 de onderwijsbevoegdheid zullen krijgen over de lerarenopleidingen in de kunsten, zowel op bachelor- als op masterniveau. Om deze nieuwe lerarenopleiding vorm te geven richtte u een adviesgroep op, samengesteld uit afgevaardigden van de verschillende onderwijsverstrekkers in de kunsten, de onderwijskoepels, het GO! en de vakorganisaties.
De adviesgroep kreeg onder meer als opdracht om de educatieve master concreet in te vullen, naast de lerarenopleiding voor een professionele bachelor in de kunsten. Daarnaast wordt op de adviesgroep gerekend om een advies te verlenen met betrekking tot de clustering van de onderwijsvakken en de concrete invulling van de aanbevelingen uit het regeerakkoord over de hervorming van de lerarenopleiding.
Over de educatieve master adviseerde de meerderheid van zowel de werkgroep van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA ) hieromtrent als de adviesgroep om geen tweejarige master te creëren voor de kunstopleidingen. Wel suggereerden zij om met een eenjarige master te werken, volgend op het behalen van een domeinmaster, een manama dus. De reden daarvoor is onder meer dat op die manier de artistieke discipline sterker ontwikkeld zal zijn bij potentiële leraren. Men vreest dat wanneer men de domeinspecifieke vakinhouden combineert met de pedagogische vakinhouden in twee jaar men de kwaliteit in de kunsten van de leraar op zich teniet zouden doen. Men gaat ervan uit dat de meeste studenten geen kunsten studeren met het oog op het leraarschap.
De afgevaardigden van de verschillende Schools of Arts zien nu dat hun werk in het geleverde advies verloren zal gaan. uw kabinet kwam zelf met een eenzijdig voorstel om de educatieve master in de kunsten in te vullen. Men wil de lerarenopleiding toch integreren, beginnend met een keuzetraject in de academische bachelor. Dat ‘lerarentraject’ bedraagt 15 studiepunten met een educatieve master als vervolgopleiding, of mits 15 studiepunten voorbereidingsprogramma wanneer men voor het traject niet opteerde in de bachelor. De educatieve master wordt dan een traject van 120 studiepunten voor tweejarige domeinmasters of 90 studiepunten voor de eenjarige domeinmasters.
Minister, waarom volgt het onderbouwde advies van de werkgroep niet? Waarom opteert u voor een eigen invulling van de educatieve master in de kunsten? Wat betekent dat financieel voor de verschillende Schools of Arts? Zult u toch het advies van de adviesgroep hanteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Soens, uw vraag verrast me een beetje, omdat het advies van de werkgroep over de lerarenopleidingen in de kunsten verschillende scenario’s voor het inrichten van een educatieve master in de kunsten beschrijft, telkens met voor- en nadelen. De werkgroep concludeert echter ook dat de meningen verdeeld zijn en heeft zich niet achter één model kunnen scharen.
Wel formuleert de werkgroep een aantal randvoorwaarden. Zo vond de werkgroep dat een educatieve master in de kunsten in alle disciplines gelijkaardig zou moeten zijn en vraagt ze een duidelijk financieel kader, dat geen negatieve invloed heeft op de financiering van de andere bachelors en masters in de kunsten. Op basis van al die adviezen zijn een aantal voorstellen uitgewerkt over hoe de versterking van alle lerarenopleidingen vorm zou kunnen krijgen. Ik heb die voorstellen dan opnieuw voorgelegd aan de werkgroep kunsten van de VLHORA. Het is dus niet zo dat ik nu zo eigenstandig te werk ga. Er is een werkgroep, ik doe dan een voorstel en dat gaat dan terug naar de VLHORA.
Het proces is niet afgelopen. Het zit wel in de finale fase. Ook over de financiële gevolgen ben ik in gesprek met de Schools of Arts binnen de VLHORA. Enkele dagen geleden zijn de hogescholen ook bij mij geweest en is ook het dossier van de educatieve master in de kunsten opnieuw besproken. Er zijn dus nog geen definitieve beslissingen genomen. We zijn nog in een evolutief proces.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Natuurlijk, er staat in het advies wel dat de werkgroep kunsten van de VLHORA verdeeld is over de keuze, maar een beetje verderop staat er: “Alle instellingen kiezen voor de tweede optie, behalve één instelling, die een minderheidsstandpunt inneemt en kiest voor het eerste model.” Dat ze dus zo verdeeld zijn, zou ik dus niet stellen. De overgrote meerderheid is voor één voorstel. Het is eigenlijk maar één instelling die kiest voor het andere voorstel. Ik ben blij te horen dat het nog niet definitief is, dat u nog overlegt met de hogescholen, maar het lijkt me toch zeer belangrijk om er zo snel mogelijkheid duidelijkheid over te geven hoe het financiële kader voor die Schools of Arts er dan zal uitzien. De enveloppe voor de kunsten is immers een gesloten enveloppe. Het is uiteraard wel van belang dat zo’n educatieve master geen financiële consequenties heeft voor Schools of Arts die vandaag al moeilijkheden hebben met de financiën. We zien bijvoorbeeld dat de loonschalen in de kunsten ook nog altijd niet zijn geregeld, dat er ook middelen te kort zijn om dat op een deftige manier op te lossen. Ik zou u dus toch willen vragen om daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te geven aan de Schools of Arts, zodat ze weten waar ze aan toe zijn.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben ook tevreden te horen dat de beslissing nog niet is genomen en dat opnieuw de gelegenheid wordt geboden aan de werkgroep van de VLHORA om hierover te discussiëren. Het is goed dat er wordt gewerkt met werkgroepen, maar als de meerderheid van een werkgroep achter een standpunt staat, dan lijkt het me eigenlijk wel logisch dat we ons baseren op dat standpunt, en niet op het standpunt van de minderheid. Er zijn inderdaad twee scenario’s met elementen pro en elementen contra, maar wie goed kan lezen, ziet dat in het eerste scenario, zijnde die tweejarige educatieve master met 120 studiepunten, de elementen pro niet zo zwaar wegen als de elementen contra, en dat het in het tweede scenario het omgekeerde is, dat de elementen pro die eenjarige educatieve master na de domeinmaster inhoudelijk sterker zijn dan de elementen contra.
Dan heb ik het inderdaad alleen over de inhoud, maar ik kan ook bevestigen wat mevrouw Soens zegt. Bij een gesloten enveloppe zijn het – ik zal man en paard noemen – de publiekrechtelijke Schools of Arts die dan financieel verliezen, tenzij die enveloppe plotseling veel groter wordt, natuurlijk. Toevallig is het dan één school die dan zou winnen bij dat scenario van die tweejarige master.
Ik wil er ook op wijzen dat het belangrijk is in de kunsten dat de domeinmaster in alle volledigheid kan worden behaald. Ik denk niet dat het wenselijk is om te gaan naar kunstenaars, muzikanten met een lightopleiding in hun domein en anderen die het grondig doen en die wél nog voldoende studiepunteninhoud meekrijgen. Het lijkt me heel belangrijk om daar te waken over de kwaliteit, zoals men dat nu ook doet, en dat zorgt ook voor een heel sterke reputatie van die Schools of Arts in ons land. Ik zou dus toch zeer behoedzaam zijn met het gaan naar de tweejarige educatieve master, waar eigenlijk geen sterke vraag naar is op het terrein.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we moeten opletten als het gaat over de educatieve master van de Schools of Arts en andere educatieve masters. In de kunsten is dat natuurlijk één zaak, in andere domeinen een andere zaak. Ik denk dat we domein per domein goed zullen moeten monitoren en bekijken hoe we enerzijds de inhoud van de master overeind zullen kunnen houden. Dat is immers belangrijk. Dat is de vakbekwaamheid, de bekwaamheid om een bepaald vak te geven. Anderzijds zijn er de didactische kwaliteiten.
In het regeerakkoord hebben we inderdaad ingeschreven dat we educatieve masters zouden doen. Ik sta daar nog altijd achter, om drie belangrijke redenen. Ten eerste, we hebben heel wat studenten die beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs of de universiteit en die eigenlijk willen lesgeven. Dan moeten we ervoor zorgen dat we die inderdaad aan boord houden, want het is niet zo dat we voor bepaalde disciplines en bepaalde vakken mensen te over hebben, integendeel. Collega Celis verwees daar al naar in haar vraag. We moeten dus proberen om hun met een educatieve master binnen de termijn ook dat stuk mee te geven.
Een tweede reden vind ik echt cruciaal. Op dit moment heb je in heel veel disciplines aan de universiteit eigenlijk niet echt vakdidactisch onderzoek. Waarom? Er zijn geen studiepunten, er zijn geen proffen in die faculteit. Met andere woorden, er gebeurt eigenlijk zeer weinig onderzoek naar, behalve als het gaat om academische lerarenopleidingen van groep 2, en dan nog. Hiermee wordt vakdidactisch onderzoek binnen de discipline een erkende discipline.
Een derde reden lijkt me ook belangrijk. Ik heb daar daarnet al naar verwezen. We moeten onze inhoudelijke kwaliteit bewaken. Minister, dan komen we inderdaad tot het evenwicht dat er moet zijn. Hoeveel studiepunten moeten nu waarin? Moet alles in de educatieve master? Kan bijvoorbeeld de stage worden gecombineerd met een leraar in opleiding (lio)? Kunnen we dat daaraan koppelen, zodat er nog genoeg studiepunten overblijven voor de inhoudelijke master? Collega’s, u hebt me in mijn betoog niet horen spreken over instellingen van de ene groep en instellingen van de andere groep, want als het gaat over educatieve masters, dan gaat het voor mij over de inhoud en niet over wie waar hoeveel studiepunten krijgt. Helaas stel ik ook vast dat dat getouwtrek bezig is en dat dat boven de inhoud gaat, en dat betreur ik ten zeerste.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, in de reglementaire spreektijd van 1 minuut ga ik de inhoudelijke discussie niet voeren, maar ik wil er wel voor pleiten om het project van de educatieve master toch niet te vertragen door allerlei andere projecten.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb zeer goed naar al uw opmerkingen geluisterd. Ik neem ze ook mee, want het debat wordt nog gevoerd. Ik wil wel meegeven dat het zogenaamde minderheidsstandpunt toch wel het standpunt is van een school die een derde van de studenten telt. Je kunt dus niet zomaar zeggen dat het een ministandpunt is.
Mijnheer Daniëls, het gebeurt niet zo vaak, maar ik ben het eigenlijk volkomen eens met uw betoog. U hebt een aantal inhoudelijke aspecten aangekaart die voor mij ook wel relevant zijn. Ik vind het ook een beetje sterk dat kunstenaars niet kunnen worden geschoold binnen de basisopleiding, maar dat dat voor wiskundigen en taalkundigen dan wel kan. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
Mevrouw Brusseel, dan heb ik u misschien verkeerd begrepen.
De discussie wordt gevoerd. Ik denk dat het nuttig is dat de vraag wordt gesteld, dat ik alles nog eens heb gehoord, en wij werken naarstig verder aan het dossier van de educatieve master.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik denk dat er toch wel een verschil is tussen de educatieve masters in het algemeen en de educatieve master in de kunsten, puur omdat de financiering voor de kunsten natuurlijk wel verschilt van die voor de rest van het hoger onderwijs. Nogmaals, ik denk dat we zeer voorzichtig moeten zijn, als we kijken naar die financiering: de Schools of Arts mogen er niet op verliezen als ze plots die educatieve master moeten organiseren. Het zou toch wel heel jammer zijn dat andere instellingen zouden verliezen, terwijl één instelling met het minderheidsstandpunt daar dan bij zou winnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.