Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over tijdelijke maatregelen in het geval van een acuut lerarentekort. Het verhaal begint met een artikel uit de krant. Drie weken, dat is de periode dat leerlingen uit de tweede graad van het Onze-Lieve-Vrouwe-Presentatie uit Bornem geen leerkracht Frans meer hebben. De directeur luidde daarover op 2 juni de alarmbel in Het Nieuwsblad. Het lijstje met directeurs die met de handen in het haar zitten in hun zoektocht naar vervangende en zelfs startende leerkrachten, wordt steeds langer. Vooral de zoektocht naar leerkrachten voor knelpuntvakken als wiskunde, Frans en Nederlands, vormt in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant stilaan een onmogelijke opdracht.
U hebt in de commissie Onderwijs meermaals aangegeven dat u in het kader van het loopbaanpact en de vernieuwingsoperatie rond de lerarenopleiding maatregelen onderzoekt om de job van leerkracht aantrekkelijker te maken en zo de instroom te stimuleren. Denk maar aan de pool voor jonge leerkrachten om hen meer jobzekerheid te geven in hun eerste werkjaren. Door de gesprekken die nog volop worden gevoerd, zijn die maatregelen echter niet voor morgen.
In de tussentijd wordt de situatie in sommige steden en regio’s echt onhoudbaar. Directies zijn op dit moment heel creatief in het omgaan met afwezigheden. Ze vragen aan leerkrachten om meer uren te presteren, ze laten gepensioneerde leerkrachten opdraven, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en de pedagogische begeleiding worden ingeschakeld en er wordt zelfs getracht om studenten uit de lerarenopleiding te laten overnemen. Dat gebeurt allemaal met zeer wisselend succes. Ondertussen zijn er leerlingen in Vlaanderen die al wekenlang geen les meer hebben gekregen in een bepaald vakgebied. Dat hypothekeert uiteraard de kwaliteit van het onderwijs voor die leerlingen.
Tegen 2024 hebben we 6000 extra leerkrachten per schooljaar nodig, of 10 procent meer dan in 2014. De situatie in sommige regio’s is acuut. Terwijl Vlaams-Brabant in januari 2015 nog 304 werkzoekende leerkrachten secundair onderwijs telde, lag het aantal in januari 2017 nog op slechts 241. Die dalende trend zien we ook in andere provincies. Dat is weliswaar goed nieuws voor de werkzoekende leerkrachten, maar het is een teken aan de wand dat het aanbod van personeel in dalende lijn zit en tot tekorten leidt.
Scholen vragen oplossingen voor de toekomst, maar directies vragen nu maatregelen en tools om hen tijdelijk uit de nood te helpen. Op het veld leven verschillende ideeën, zoals het voorstel om de brutowedde tijdelijk te verhogen van leerkrachten die extra uren presteren, of de vraag naar meer lokale samenwerking tussen VDAB, pedagogische begeleidingsdienst en directies uit de regio om leerkrachten voor korte opdrachten uit te wisselen.
Minister, hebt u er zicht op hoe scholen in gebieden met een probleem het lerarentekort pragmatisch oplossen? We weten dat het lerarentekort in de komende jaren nog zal toenemen. Scholen zoeken naar oplossingen, zoals het samen zetten van klassen, maar dat zijn slechts maatregelen die houdbaar zijn op korte termijn. De draagkracht van de leerkracht en de kwaliteit van het onderwijs staan hier immers op het spel. Denkt u daarom aan maatregelen, van financiële of organisatorische aard, om directies uit regio’s met een acuut lerarentekort tijdelijk en op korte termijn te ondersteunen?
Hoe verloopt de samenwerking met VDAB om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen? Welke maatregelen zult u nemen om lokale samenwerkingsverbanden aan te moedigen in regio’s waar er een tekort is aan leerkrachten, naar analogie van het samenwerkingsverband in Antwerpen waar de stad, het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi), VDAB, de lerarenopleidingen en alle andere onderwijspartners samenwerken om die tekorten op te vangen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega Celis, voor uw heel omstandige en heel pertinente vraag. U weet dat mijn administratie de werkgelegenheidscijfers van heel nabij opvolgt. Als we kijken naar de laatste nieuwsbrief, van mei dit jaar, zien we dat er globaal een daling is in het aantal werkzoekende leerkrachten. Ik geef u de meest recente cijfers. In het kleuteronderwijs zien we een lichte stijging van het aantal werkzoekende leerkrachten, van 290 naar 319. In het lager onderwijs daalt het aantal werkzoekende leerkrachten met 8,5 procent, van 258 naar 236. In de eerste en tweede graad secundair onderwijs is er een daling van het aantal werkzoekende leerkrachten met 0,9 procent, van 691 naar 685. Het aantal werkzoekende leerkrachten met een masteropleiding daalt met 10 procent, van 737 naar 663.
Uit de gegevens van VDAB leren we dat het aantal werkzoekende leerkrachten tegenover het aantal openstaande vacatures zeer sterk varieert naargelang de regio. De VDAB-cijfers tonen bijvoorbeeld aan dat de spanningsratio in het arrondissement Turnhout vijftien keer hoger ligt dan in het arrondissement Antwerpen. Dat illustreert de enorme verschillen die er zijn.
Scholen kunnen op veel verschillende manieren een pragmatische oplossing vinden. Er bestaat wetenschappelijk onderzoek over de aanwerving en de opdrachttoewijzing van leraren. Er zijn geen standaardprocedures die gehanteerd worden. Directeurs gaan zeer gevarieerd te werk – ze hebben ook een grote autonomie – naargelang de situatie. Als je bijvoorbeeld mensen zoekt om in OKAN-klassen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) te staan of om technische vakken te geven, is het volgens sommige directeurs wel aan te raden om via VDAB te werken. In sommige situaties doen ze dat heel expliciet, in andere doen ze dat niet. U weet dat wij ook gevraagd hebben dat er één verzamelpunt zou zijn van leraren die werk zoeken, waar vraag en aanbod beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Maar de regionale component kan ik natuurlijk niet uitvlakken, collega Celis.
Er zijn een aantal maatregelen die scholen kunnen hanteren om tijdelijk en acuut een tekort aan leraren op te vangen. In al die situaties wordt het personeelslid dat de extra opdracht opneemt, ook effectief bezoldigd voor de opdracht. Wat zijn de mogelijkheden?
Ten eerste: een school kan een personeelslid dat in dienst is, belasten met een bijkomende prestatie, die dan als overwerk of als bijbetrekking wordt beschouwd. Een personeelslid dat al een opdracht in het onderwijs uitoefent, kan zo bijkomend worden belast met de vervanging van een afwezig personeelslid. Het personeelslid dat de bijkomende opdracht uitoefent, zal volledig worden bezoldigd voor die bijkomende opdracht.
Twee: de school kan een personeelslid dat van een verlofstelsel gebruikmaakt, opnieuw in actieve dienst laten treden. Dat gebeurt op veel plaatsen. Het verlofstelsel van dat personeelslid wordt dan geheel of gedeeltelijk opgeschort voor de duur van de opdracht die het personeelslid opneemt. Drie: ook personeelsleden die de pensioengerechtigde leeftijd al bereikt hebben, kunnen langer in dienst blijven, of men kan zelfs een beroep doen op mensen die al met pensioen zijn.
Samen met VDAB doen we al een pak inspanningen om vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Om de drempel nog te verkleinen, wordt op de website onderwijs.vlaanderen en de website van AgODi alle relevante informatie over het salaris, de bekwaamheidsbewijzen en dergelijke gebundeld. Kandidaat-leerkrachten kunnen ook telefonisch met al hun vragen terecht bij AgODi.
Verder is er in samenwerking met VDAB een leerkrachtendatabank waar kandidaten vacatures kunnen zoeken en scholen vacatures kunnen plaatsen. VDAB organiseert ook OKOT-opleidingen (onderwijskwalificerende trajecten), met als doel gemotiveerde werklozen aan een duurzame job in onderwijs te helpen. Vanaf september dit jaar zal VDAB ook in de mogelijkheid voorzien om de opleiding professionele bachelor (PBA) secundair onderwijs voor werkzoekenden mogelijk te maken voor de knelpuntvakken Nederlands, Frans, wiskunde en ICT. Vroeger was het een structureel knelpuntberoep. Dat stimuleerde velen om de sprong te maken. Dat was dan gedaan vanaf een bepaald moment. Vanaf september zal de PBA opnieuw ingericht worden, maar voor daar waar er echt knelpunten zijn, en dat is dus voor Nederlands, Frans, wiskunde en ICT.
Ik geloof ook sterk in lokale samenwerkingsverbanden. De stad Antwerpen is in 2011, in samenwerking met de onderwijspartners, de lerarenopleidingen, AgODi en VDAB, gestart met een sectoraal netwerk onderwijs. Dat is een platform om vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt te monitoren en concrete acties op te zetten om eventuele tekorten aan te pakken. Het netwerk focust op de instroom in de lerarenopleiding, de uitstroom richting onderwijs in de stad en het aantrekken van werkzoekende leraren van elders. Een van de initiatieven was de oprichting van Onderwijstalent als job-, info- en opleidingspunt voor leerkrachten. Het onderneemt een pak initiatieven. In Brussel doet de Vlaamse Gemeenschapscommissie wel wat inspanningen, zoals netwerkevents en een aantal campagnes.
Samen met de sociale partners bekijken we, in het kader van de loopbaangesprekken, ook de mogelijkheid om de werk- en financiële zekerheid van starters te verbeteren. Een lokaal samenwerkingsverband om de vervanging van afwezige personeelsleden op te vangen, is daarbij een van de denkpistes. We hebben daar op dinsdag 27 juni een laatste gesprek over gehad. De leerkrachten hebben ondertussen ook hun eisencahier voor de volgende cao aan mij overhandigd, maar dat houdt hier natuurlijk minder verband mee.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Bedankt voor het zeer uitvoerige antwoord, minister. Het klopt dat er al heel wat inspanningen geleverd zijn. Voor directies is het natuurlijk bijzonder moeilijk als je in een vijver moet vissen waar geen vissen meer in zitten. Dan moet geprobeerd worden om andere elementen te installeren waar mogelijkheden zijn. U hebt er een aantal aangegeven.
In mijn schriftelijke vraag van 14 april 2017 heb ik u de vraag gesteld rond het samenwerkingsverband Onderwijstalent in Antwerpen, waar u in uw antwoord ook op bent teruggekomen. Ik heb de indruk dat dat een samenwerkingsverband is dat zeker vruchten afwerpt en dat werkt. Een tovermiddel of wondermiddel is het niet, maar ik wil u vragen om te proberen om jonge mensen naar een lerarenopleiding te verwijzen en een aantal zaken op te zetten – netwerkverbanden en dergelijke – om mensen die al leraar zijn, te verzamelen en bij elkaar te brengen. Op die manier proberen we om weer wat vissen in die vijver te krijgen, waar dan vanuit de regio’s een beroep op kan worden gedaan. Ik vraag u om dat heel goed vast te houden, ook voor de toekomst, want ik zie in de cijfers dat er zeker op de korte en middellange termijn absoluut nog grote tekorten zullen moeten worden ingevuld.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, de twee principes die u vooropgesteld hebt – enerzijds sterk regiogebonden en anderzijds pragmatische aanpak – zijn twee uitgangspunten die zeer correct zijn.
Ik heb straks nog een specifieke vraag over de combinatie met de verloven en werken, maar daar zal ik nu niet op ingaan. Waar ik nu wel op wil ingaan, minister, is dat u stelt dat ook gepensioneerden eventueel kunnen worden ingeschakeld om interims te geven. Ik denk dat dat heel juist is. Ik verwijs naar gesprekken die ik met mensen gehad heb, die ik trouwens ook de suggestie heb gegeven om contact op te nemen met uw kabinet. Wie van de gepensioneerden is eventueel bereid om nog in te springen voor een interim? Dat zijn uiteraard de jonggepensioneerden. Dat is niet zo gemakkelijk voor de 65-plussers, wat zeer begrijpelijk is. Maar de niet-65-plussers, die heel veel ervaring hebben en die die ook ten dienste willen stellen van het onderwijs, worden wel afgeremd door de vrij strakke federale regelgeving, met het maximumbedrag dat ze slechts mogen bijverdienen. Dat heeft soms als gevolg dat ze in de loop van hun interim verplicht zijn om te stoppen. Ik zou ervoor pleiten dat er overleg is tussen u en uw kabinet enerzijds en de federale overheid anderzijds, om na te gaan of er voor die jonggepensioneerden, die toch bereid zijn om die opdracht op te nemen, geen soepelere reglementering tot stand zou kunnen komen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik wens mij aan te sluiten bij de laatste suggesties van collega De Meyer. Het kan inderdaad nuttig zijn om met de collega’s op federaal niveau te spreken. Ik weet dat als er over pensioenen gesproken wordt, er al eens iemand naar het toilet moet, maar ik denk dat dat geen tweede keer zal voorvallen. (Opmerkingen)
Ik verwijs naar een discussie in de plenaire vergadering, minister. Niet u moest naar het toilet. Iemand van uw collega’s op federaal niveau had daardoor een stukje van de discussie gemist. (Gelach)
Het zou inderdaad een goede zaak zijn om die beperking onder de loep te nemen, want dat is kafkaiaans, als je opnieuw wilt gaan werken, de school kunt helpen en de leerlingen verder hun vak kunt geven, zodat ze geen achterstand oplopen en die leerwinst gegarandeerd blijft.
Maar laten we ook naar de oorzaak van het probleem kijken. Een aantrekkelijke lerarenloopbaan, gemoderniseerd ten opzichte van die van vandaag, zal natuurlijk ook al zorgen voor een grotere instroom. De opwaardering, zo nodig, van de lerarenopleiding door de lat hoger te leggen en er een meer prestigieuze opleiding van te maken, zal ook een groot verschil maken. Want anders, minister, zult u voor het vak Frans nog parlementariërs de toestemming moeten geven om te gaan bijklussen in het onderwijs. Sommigen zijn misschien bereid om dat te doen, maar ik denk dat dat maar een druppel op een hete plaat zou zijn.
De heer De Ro heeft het woord.
Mogen we ter zitting amendementen indienen op het personeelsstatuut? De wetgevende macht is hier verzameld, we kunnen dat onmiddellijk doen. (Gelach)
Minister, ik wil een bijkomende vraag stellen. Ik heb het al een paar keer over de vacatures gehad. Als alle vijf de partijen die hier vertegenwoordigd zijn, hetzelfde vinden, dan moeten we dat misschien opnemen in OD XXVIII. Alle leerkrachten in Vlaanderen worden betaald vanuit dezelfde pot. Waarom is het dan zo moeilijk om alle vacatures op één plaats hebben, de korte vacatures, de grote vacatures, de vrijkomende plaatsen, alles? Er zijn hier mensen in dit parlement, ouders van jongens en meisjes die constant op zoek zijn, die honderden sollicitatiebrieven geschreven hebben en die telkens achter het net vissen, omdat ze niet de juiste informatie hebben. Ik vind dat in 2017 niet meer oké. Als we dat met vijf partijen vinden, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, dan vind ik dat we dat in september-oktober zo snel mogelijk in regelgeving moeten omzetten. Dat is echt niet meer te doen, met 100 procent belastinggeld, dat mensen honderden websites moeten gaan uitpluizen of via via moeten vernemen dat er ergens een vacature is. Dat is echt niet oké.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, zoals collega De Ro heb ik daar in het verleden ook al geregeld voor gepleit. Ik wil verder gaan op de beeldspraak die collega Celis gebruikt. Collega Celis zegt: men vist in een vijver waar geen vissen in zitten. Het probleem is dat niet alle vissen in één vijver zitten, maar dat er heel veel vijvers zijn, en dat die vissen in die andere vijvers niet noodzakelijk de vislijn vinden.
Ik denk dus dat er maar één oplossing voor is. En dat werkt kostenbesparend voor scholen. Ze moeten niet meer op aparte websites, in scholengemeenschappen hele databanken beginnen aan te leggen om alles daarin te steken. En ook voor sollicitanten: ze moeten niet op zoek gaan op verschillende websites en altijd maar brieven en mails sturen en andere voorwaarden en dergelijke meer. Wat collega De Ro voorstelt, en wat ik in het verleden zelf ook al heb voorgesteld, is zeer eenvoudig. We hebben een instrument. We hebben een databank. Dat werkt. Dat is rechtstreeks gekoppeld met jobs zoeken. Dat is rechtstreeks gekoppeld met werkloosheid. Dat zit in één pakket. En dit is inderdaad de kern van de zaak: zowel in het gesubsidieerd als in het officiële onderwijs betalen wij al die mensen, van de eerste tot de laatste euro.
Naast zorgen dat er vis in de put zit, moeten we ook zorgen dat alle vissen in dezelfde put zitten.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik laat een aantal zaken met plezier over aan jullie parlementaire besprekingen. Er staat wel in het regeerakkoord dat we vrijheid geven aan scholen, en ik vind het van belang dat scholen vrij kunnen kiezen wie ze aanwerven. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Collega, u hebt daarnet uw standpunt kunnen duiden. Ik heb ook geen commentaar gegeven. Ik geef alleen maar mee dat het voor mij van belang is dat de vrijheid voor scholen blijft bestaan om aan te werven, na een procedure, wie ze willen.
Ten tweede wil ik ook wijzen op het feit dat het aantal werkloze leerkrachten bijzonder laag is. En het gaat zelfs nog naar beneden. Ik verwijs naar wat collega Brusseel daarnet stelde: de echte nood die er is om voldoende mensen aan te trekken die in het onderwijs willen stappen. Ook de educatieve master moet wat mij betreft zo snel mogelijk uitgerold worden. We mogen daar geen tijd meer in verliezen. Nu kunnen jongeren zelfs de keuze niet maken, als ze naar de universiteit gaan, om onmiddellijk te kiezen voor het traject om leerkracht te worden. Je moet het altijd nadien doen. Op zich zou het een grote meerwaarde zijn, mocht die master er kunnen komen. Het zal ook, hoop ik toch, een aantal extra jongeren aantrekken. Er is dus veel werk. Ik denk dat de website er trouwens al is. Maar ik laat dat graag aan jullie verdere gesprekken over.
Collega De Meyer, het is interessant wat u vertelt over het pensioen. Men spreekt over de mogelijkheden om deeltijds pensioen te nemen. Dat bestaat nu nog niet, maar het zou in de toekomst wel een oplossing kunnen zijn, dat je een stukje op pensioen bent en nog een stukje werkt. Maar de vraag is zeer pertinent, en wat mij betreft ook urgent. Er zijn een pak leerkrachten die daartoe bereid gevonden worden. Ik ken er zelf ook een paar die na hun pensioen terugkeren om bijvoorbeeld weer wiskunde te geven, omdat er een tekort is. Ik vind het dus zeker een initiatief waaromtrent ik richting mijn al of niet plassende federale collega’s zeker vragen wil stellen – het is mij nog altijd niet duidelijk wat er daar in dat parlement gebeurd is, het is mij blijkbaar ontgaan. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik wil afsluiten met de zaken die hier gezegd zijn en die zeer waardevol zijn, nog even samen te vatten. Er is vanuit heel wat groepen goodwill. Ik denk aan gepensioneerde mensen. Ik denk aan mensen die in de lerarenopleiding zitten en die bereidheid tonen om uren op te vullen. Ik denk ook aan mensen die bereid zijn om meerdere uren aan de slag te gaan en dergelijke. Alle goodwill die er is, moeten we zeker respecteren en maximaal inzetten, zeker in de regio’s die erom vragen. En uiteraard mag de verloning van zo’n zaak – goodwill en inzet binnen onderwijs – er zeker bij zijn. Dan neem ik aan dat het aan u is om een aantal zaken te bekijken, en aan ons om de zaken die wij kunnen bekijken, maximaal te doen draaien, zodat we de tekorten zo goed mogelijk kunnen opvullen. Op dit moment kunnen we daar niet meer over zeggen of doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.