Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn vraag behelst twee domeinen, zijnde de capaciteitsuitbreiding en natuurlijk ook de leerkrachten die daarmee samen hangen. Sinds 2010 voorziet de Vlaamse Regering in specifieke middelen voor extra plaatsen in de scholen in Vlaanderen en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Deze middelen werden elk jaar toegekend op basis van de noden die vanuit de lokale onderwijsverstrekkers werden aangeleverd via taskforces.
Bij de voortgangsrapportage Scholenbouw hebben we een duidelijk zicht gekregen op wat wanneer is toegekend en op de realisatiegraad van scholen voor die periode.
Deze regering heeft vanaf 2016 een nieuwe werkwijze toegepast die overeenstemt met de krachtlijnen van het Masterplan Scholenbouw, zijnde dat de verdeling van de capaciteitsmiddelen voor het basisonderwijs wordt toegekend voor een periode van drie jaar, van 2016 tot 2018, net omdat door een meer uitgebreide scope, men een beter zicht heeft en een betere planning kan maken. Aan de basis van die verdeling ligt de capaciteitsmonitor schoolinfrastructuur die de vraag- en de aanbodzijde in het leerplichtonderwijs in kaart heeft gebracht. De klemtoon blijft op het basisonderwijs liggen, maar de realisatie van een capaciteitsproject in het secundair onderwijs behoort ook tot de mogelijkheden. Van 2016 tot en met 2018 krijgen vijftien steden en gemeenten in Vlaanderen en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bijkomende middelen voor extra plaatsen voor kinderen in het basisonderwijs.
Een gebouw is één zaak, collega’s, maar om werkelijk in capaciteit te voorzien, moeten we niet alleen vierkante meters en banken hebben, maar ook mensen die in die klassen lesgeven. Er moeten dus leerkrachten en ondersteunend personeel zijn.
Ik heb daar twee randbemerkingen bij. We weten ondertussen dat, wanneer we de middelen toegekend hebben in 2010-2011-2012, die school er niet noodzakelijk het jaar nadien staat. Er gaan soms een aantal jaren over, of je hebt net een extra schooljaar nodig. In de omzendbrief ‘Personeelsformatie Scholen in het Gewoon Basisonderwijs’ lezen we onder 3.1.6.2 de voorwaarden voor steden en gemeenten met capaciteitsproblemen die in aanmerking komen voor herberekening van de lestijden. Met andere woorden: er wordt rekening gehouden met het feit dat die school uitbreidt en daar krijgt ze extra middelen voor. In de bijlage worden de steden en gemeenten opgesomd voor het schooljaar 2017-2018, en zo gaat dat elk jaar verder, die mogen hertellen. Dat is gebaseerd op formules die erin zijn opgenomen: 2400 stijging per arrondissement en 240 stijging in die school in die gemeente, weliswaar afgezet tegenover het jaar waarin de capaciteitsmiddelen zijn toegekend.
Wij krijgen op het terrein heel duidelijke signalen die zeggen dat men middelen heeft gekregen, dat men die school gaat bouwen maar dat men over die x plus 1 gaat, men gaat verder dan die hertellingsformule. Het gaat hierbij concreet over Sint-Niklaas, bij mij in het Waasland, Landen, Bonheiden en Machelen.
Minister, ik heb dus de heel duidelijke vraag: hoe valt het volgens u te rijmen dat steden en gemeenten langs de ene kant middelen voor capaciteitsuitbreiding krijgen maar langs de andere kant geen hertelling kunnen uitvoeren, waardoor de investering pas gaandeweg zal renderen en de extra capaciteit niet direct volledig kan worden ingezet? Kunnen we deze twee lijsten, waarbij we nu gekozen hebben voor 2016-2018, een driejarige periode, niet meer op elkaar afstemmen? Misschien moeten we niet de steden nemen die hertellen, maar moeten we daarnaast ook de scholen die middelen krijgen, apart laten hertellen, zodat we die kunnen meenemen en de capaciteit waarin we voorzien, ook direct maximaal kan worden ingezet.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de interessante vraag. Hieronder vat ik samen welke precieze voorwaarden gehanteerd worden voor enerzijds hertellingen en anderzijds de verdeling van de capaciteitsmiddelen voor de periode 2016-2018. De voorwaarden zijn niet helemaal gelijklopend omdat ze een andere finaliteit hebben en bijgevolg een andere tijdsspanne in acht nemen. Het is wel interessant om de twee eens op elkaar te leggen.
De selectie van gemeenten die in aanmerking komen voor hertelling, is initieel geregeld via OD XX. Via OD XXIV werd de bepaling van OD XX geherformuleerd. De herberekening van de lestijden volgens de schalen in het kleuter- en lager onderwijs is via OD XXIV van toepassing in stedelijke gebieden die aan de volgende twee voorwaarden voldoen: ten eerste, een totale aangroei van minstens 2400 regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs op arrondissementeel niveau of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en dit over een periode van vijf schooljaren; ten tweede, de totale aangroei van het aantal regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs op het grondgebied van een gemeente van minstens 240 leerlingen over een periode van vijf schooljaren. Er is ook in een waarborg voorzien. Om een stabiele omkadering, noodzakelijk omwille van onder andere een goede personeelswerking in de scholen, te verzoenen met een jaarlijks aangepaste lijst van gemeenten waar scholen om capaciteitsredenen hertellen, wordt er sinds 1 september 2015 in een waarborgperiode van één schooljaar voorzien waarin, ook al komt de gemeente volgens de gehanteerde parameters niet meer in aanmerking voor een hertelling, de scholen op hun grondgebied toch nog kunnen hertellen. Ik geef een voorbeeld: een gemeente die op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar x, bijvoorbeeld 2015, niet meer aan de hierboven geformuleerde voorwaarden voldeed, maar op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar x-1, bijvoorbeeld 2014, wel aan deze voorwaarden voldeed, komt voor het schooljaar x - x+1, dus 2015-2016, in aanmerking voor een hertelling. Scholen die in deze gemeenten in de waarborgregeling gelegen zijn, hertellen dus niet in min. Dat is dus de waarborg waar in wordt voorzien.
Bij herstructurering en oprichting van nieuwe scholen als capaciteitsuitbreiding is de teldag sowieso 1 oktober. Bijvoorbeeld: als de capaciteitsuitbreiding van de school gepaard gaat met de oprichting van een nieuw niveau – een nieuwe kleuterschool of nieuw lager onderwijs – of een nieuwe vestigingsplaats, dan gaat de school in herstructurering en heeft de school voor één schooljaar de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar als teldag. Dat is dus nog een bijkomend element. De omkadering van de school sluit dan met andere woorden aan bij het aantal leerlingen in het lopende schooljaar. Een mogelijke leerlingenstijging door de herstructurering wordt reeds onmiddellijk in het schooljaar van oprichting van het niveau of de vestigingsplaats gehonoreerd.
Als de capaciteitsuitbreiding gebeurt door de oprichting van een nieuwe school, geldt een gelijkaardig principe. Bij de oprichting van een nieuwe school geldt dat de school de eerste zes schooljaren de eerste schooldag van oktober als teldag heeft. Ook hier sluit de omkadering dus aan bij het leerlingenaantal van het schooljaar zelf.
De wijze van verdeling van de capaciteitsmiddelen voor de periode 2016-2018 werd hier al een aantal keer toegelicht. Ik zal dat niet opnieuw doen. Een drietal weken geleden is dat opnieuw aan bod gekomen.
De beschikbare capaciteitsmiddelen, 150 miljoen euro, zijn in 2016 verdeeld voor de driejarige periode 2016-2018 aan de scholen over die gemeenten waar de verwachte vraag in het gewoon basisonderwijs in schooljaar 2020-2021 het verwachte aanbod met minstens honderd plaatsen overschrijdt, daar waar er dus in de nabije toekomst een capaciteitstekort is of dreigt te ontstaan van meer dan honderd plaatsen. U kent de tabel met de verwachte plaatsen. Ik hoef die niet opnieuw te tonen.
In 2018 plannen we een update van de capaciteitsmonitor voor het leerplichtonderwijs. Aan de hand van de nieuwe demografische prognoses, de vraagzijde, en een bevraging van het aantal actuele plaatsen op school, de aanbodzijde, zullen we een geactualiseerde capaciteitsmarge voor de eerstvolgende jaren kunnen bepalen.
Kunnen wij die twee lijsten beter op elkaar afstemmen? In functie van de toekenning van capaciteitsmiddelen voor de periode 2016-2018 is rekening gehouden met de te verwachten groei tot schooljaar 2020-2021. Het kan zijn dat de groei in het leerlingenaantal zich al grotendeels heeft voltrokken, maar evengoed kan het zijn dat die groei zich nog grotendeels moet manifesteren. Dat weten wij ook niet.
Daarnaast kan het ook zijn dat de te verwachten groei gelijkmatig gebeurt of dat er bepaalde schooljaren zijn waarin de groei veel sterker is dan in andere schooljaren. Hierin zou een verklaring kunnen liggen waarom bepaalde gemeenten het ene jaar wél in aanmerking komen voor hertelling en het andere jaar niet. Bij een gelijkmatige groei van de leerlingenpopulatie in een bepaalde gemeente is de kans mogelijk groter dat de scholen niet in aanmerking komen voor hertelling omdat ze onder de dubbele drempelwaarde blijven. Daarnaast is het ook zo dat gemeenten mogelijk in een arrondissement liggen waar de groei in andere gemeenten in het arrondissement beduidend lager ligt dan in die gemeente die specifiek capaciteitsmiddelen heeft ontvangen.
Het kan dus effectief gebeuren dat een project opgeleverd wordt in een school die niet in aanmerking komt voor hertelling volgend schooljaar en dat er zich het volgende schooljaar toch een forse stijging voordoet in de school. De waarborgregeling kan hierin voor een stuk soelaas brengen.
Wat op dit ogenblik ook mogelijk is, is het overdragen van lestijden naar andere scholen, voor zover dit niet tot terbeschikkingstelling leidt. Binnen de scholengemeenschap kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Maar als we willen dat dit nog beter op elkaar wordt afgestemd, zal er regelgevend moeten worden ingegrepen om dit opgelost te krijgen.
Er zijn dus wel wat buffers ingebouwd, maar uw basisopmerking dat het kan zijn dat men uit de boot valt, klopt inderdaad.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u om nog eens op een rijtje te zetten welke maatregelen of stappen er allemaal zijn.
U hebt het goed begrepen: mijn vraag gaat inderdaad over die scholen die de inspanningen doen om bij te bouwen en hun capaciteitsnood op te lossen, over de inspanningen die deze Vlaamse meerderheid heeft gedaan om die scholen middelen te geven en de inspanningen van de lokale taskforce.
Het is dan wel heel sneu dat, zoals u zegt, door een wisseling in de cijfers, die scholen niet die hertelling kunnen doen, waardoor die dure gebouwen niet ten volle worden benut en je dan toch nog potentieel capaciteitsdruk hebt. Dat was de reden van mijn vraag om uitleg.
In Sint-Niklaas ben ik vrij zeker van één school die in 2015 op de lijst voor hertelling stond. Die school zal allicht kunnen worden geopend – het is een vernieuwbouw met uitbreiding, een basisschool, geen herstructurering, geen programmatie, maar gewoon de bestaande school – tegen 2019-2020. Maar door de denataliteit zou die daar net niet in zitten.
Daarom, minister, wil ik het voorstel doen – en ik nodig uw collega's hiertoe uit – om regelgevend, maar ook binnen de budgettaire marges – want daarmee moeten we uiteraard rekening houden – na te gaan of we nog in een andere waarborg kunnen voorzien, zodat we scholen die effectief capaciteitsmiddelen krijgen – want daarover gaat het, het plannen van capaciteit of extra capaciteit – op een of andere manier kunnen borgen. Als het project vertraging oploopt of als door een toevalligheid als denataliteit in het arrondissement, maar toch een stijging of status quo in die gemeente waarvoor we bijbouwen, moeten we dat toch kunnen opvangen in het licht van de hertelling. Ik zou dat voorstel heel graag willen lanceren. Ik hoop dat ik bijval krijg. Ik heb alleszins begrepen dat u zegt: 'Als je die die uit de boot vallen, wilt meenemen, zullen we dat regelgevend moeten bekijken.' Ik zou daartoe graag het initiatief nemen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ben uiteraard tevreden dat mijn collega bezorgd is over mijn stad. Ik deel deze bezorgdheid volledig.
De concrete uitwerking is natuurlijk iets complexer dan alleen maar het principe stellen. Het is niet per definitie zo dat er een causaal verband is tussen capaciteit en de noodzaak van hertelling, mede wegens het feit dat – de minister heeft erop gewezen – de datum van toekenning, de goedkeuring van de capaciteitsuitbreiding en de effectieve realisatie ervan sterk verschillend kan zijn van project tot project.
Ik houd geen pleidooi voor een tabula rasa van de bestaande regelgeving – ik heb trouwens ook niet begrepen dat dat bij de collega zo was –, maar ik kan mij wel volledig inschrijven in het principe dat er het best een verfijning zou komen van deze regelgeving, zodat ze beter op elkaar worden afgestemd, rekening houdend met de eventuele gevolgen van capaciteitsuitbreiding.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vind het een goed idee om te proberen het afgestemd te krijgen. Maar er is bijvoorbeeld ook capaciteit die wordt gerealiseerd in overbevolkte klassen waarin er een stuk regularisatie is. Soms wordt die capaciteit ook in stukken gerealiseerd.
Maar tegen een hertelling op zich of tegen het mogelijk maken van die hertelling op zich heb ik geen probleem. Want er zijn effectief scholen waarvan ik denk dat ze uit de boot vallen. En we moeten er natuurlijk voor zorgen dat de middelen die we uittrekken, maximaal renderen. Ik ben er zeker toe bereid om te bekijken of we die lijsten beter op elkaar kunnen afstemmen, maar het zal maatwerk zijn. We moeten er bovendien voor zorgen dat we de juiste maatregelen nemen.
Beide collega's die voor Sint-Niklaas strijden, we moeten ook niet dramatiseren. Ik denk niet dat de gebouwen zo vaak leegstaan. Ik denk niet dat dat zo'n probleem is.
Maar nogmaals: het principe dat we bekijken hoe we het kunnen verfijnen, daarmee ben ik het op zich wel eens.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik dank u. Ik noteer alvast de wil om samen te bekijken hoe we kunnen verfijnen. Dat is ook mijn oproep.
Ik denk niet meteen dat de gebouwen leegstaan, maar wel dat we niet meteen de volle capaciteit waarvoor we middelen hebben gezocht – en die middelen liggen niet meteen voor het grijpen kunnen inzetten.
Minister, ik had het daarnet over een school die nu al overbevolkt is. Die leerlingen zijn er natuurlijk al. We hebben die geteld op 1 februari. Het schooljaar nadien krijgt de school die middelen.
Bij capaciteitsuitbreiding komen er kinderen bij die er voorheen niet waren. Die konden niet geteld zijn en daarom wordt er een hertelling gedaan. Dat is de insteek. Ik zal er in ieder geval een eerste aanzet tot initiatief rond nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.