Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, dit is eigenlijk een zeer concrete vraag, die is gebaseerd op een aantal signalen van mensen in technische scholen, nijverheidstechnische scholen zelfs, meer bepaald in de mediasector, die toch zeer ongerust zijn over de toekomst van hun opleiding.
In het kader van de modernisering van het secundair onderwijs besliste de Vlaamse Regering dat in de toekomst leerlingen van de tweede en derde graad een richting kunnen kiezen binnen acht studiedomeinen. We denken dat het zeer belangrijk is dat leerlingen een gerichte studiekeuze maken, in functie van hun interesses en talenten. Daarom is het belangrijk dat we jongeren daadwerkelijk juist laten kiezen en dat het opleidingsaanbod hen ook prikkelt, motiveert en uitdaagt, zodat ze minder snel schoolmoe worden en desgevallend zouden afhaken.
De acht studiedomeinen zijn uiteraard bekend: taal en cultuur, STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics), kunst en creatie, land- en tuinbouw, economie en organisatie, maatschappij en welzijn, sport en tot slot voeding en horeca. Ze hebben uiteraard verschillende finaliteiten: doorstromen naar het hoger onderwijs, voorbereiden op de arbeidsmarkt of de beide finaliteiten. De matrix is al een aantal keren bijgestuurd sinds 2016. We vinden het ook noodzakelijk om regelmatig het ingerichte aanbod tegen het licht te houden: doet dat wat moet, maar ook, zijn de opleidingen actueel?
Heel concreet zien we, in tegenstelling tot bij de matrix van januari 2017, waarbij de opleiding Multimedia niet als dubbele finaliteit werd opgenomen in tso/kso in de derde graad, in de geactualiseerde versie een toevoeging aan de nicheopleiding Grafimedia. Er is namelijk sprake van Grafi- en Crossmedia binnen de domeinen STEM en kunst en creatie. In de recentste matrix voor het secundair onderwijs is er naast breed programmeerbare studierichtingen ruimte voor nicheopleidingen die voorbereiden op specifieke niches in de arbeidsmarkt. De opportuniteit van die nicheopleidingen en de spreiding over het onderwijslandschap zijn elementen die in overweging zouden zijn genomen bij de verdere concretisering van het aanbod in de matrix secundair onderwijs.
Zoals ik zei, er is wel wat ongerustheid op het terrein. Er is nog zeer veel onduidelijkheid over de toekomst van de technische richting Multimedia. Dat is een richting die in heel wat scholen, waaronder ook eentje bij mij in de buurt, TSM in Mechelen, toch populair is, die veel leerlingen aantrekt, ook nog in de tweede en zelfs in het begin van de derde graad. Het is ook een richting die aansluit bij het interessegebied van vele jongeren en waarin theoretische kennis wordt gecombineerd met een verscheidenheid aan praktische vakken.
Minister, om die onrust weg te nemen, stel ik u dus enkele concrete vragen. Kunt u verduidelijken wat precies de toekomst is van de opleiding Multimedia? In welke mate verschilt die van de nieuwe opleidingsvorm Grafi- en Crossmedia, die wel wordt gebruikt in de matrix? Wat zijn de concrete verschillen en gelijkenissen, zowel qua finaliteit als qua inhoudelijke invulling? Binnen de nieuwe matrix wordt gebruikgemaakt van het begrip ‘nicheopleiding’, die wordt bepaald op basis van de noden op de arbeidsmarkt en/of op basis van regionale inbedding. Hoe wordt daar in de praktijk verder invulling aan gegeven? Welke invulling is dat dan concreet?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik dank u voor de vraag. Ik zal proberen om duidelijk te zijn. Het klopt dat binnen het geactualiseerde studieaanbod de studierichting Multimedia binnen de dubbele finaliteit niet meer voorkomt. Daaruit kunnen we evenwel niet afleiden dat Multimedia zomaar uit het secundair onderwijs zou verdwijnen. De screening die we in 2015 hebben gedaan, gaf aan dat leerlingen uit Multimedia zeer moeilijk aansluiting vinden op de arbeidsmarkt, een reden om Multimedia als studierichting toch kritisch te gaan bekijken. De reden van de kloof tussen wat de studierichting belooft te doen en uiteindelijk daadwerkelijk doet, is dat de vereiste competenties voor programmatie en webdesign zich veeleer op het niveau 5, dus hbo5, situeren, en zelfs op het niveau 6 van de professionele bachelor. Daarom werd in de doorstroomfinaliteit van het domein STEM de studierichting Informatie- en Communicatietechnologie opgenomen. Die studierichting zal voldoende bagage geven aan leerlingen om na het secundair onderwijs door te stromen naar het hoger onderwijs, om zo programmeur, digitaal ontwerper of digitaal vormgever te worden. Leerlingen die momenteel hun gading vonden in Multimedia, zullen in de dubbele finaliteit van zowel het domein STEM als het domein kunst en creatie bij de studierichting Grafi- en Crossmedia terechtkunnen. Ook die wijziging, van Grafische Communicatie naar Grafi- en Crossmedia is ingegeven door de realiteit van de ontwikkelingen op de werkvloer. We stellen vast dat er in de grafische sector door het groeiend belang van het digitale belangrijke evoluties op technologisch vlak zijn gebeurd. Deze studierichting zal, conform de verwachtingen van de arbeidsmarkt, duidelijke linken leggen naar het digitaal opzetten van publicaties, campagnes en publiciteit. Zo verbreden we Multimedia naar het meer toekomstgericht vormgeven binnen de studierichting Grafi- en Crossmedia. We verliezen in de actualisering van het studieaanbod de wereld van de grafische media en de multimedia dus niet uit het oog. Integendeel, de actualisering zal er net voor zorgen dat de aansluiting op de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs vlotter en efficiënter verloopt. Dat is net de reden waarom we heel die screening van al die studierichtingen hebben gedaan.
De nicheopleidingen zijn inderdaad ook in de matrix opgenomen. Dit zijn veeleer smalle, specifiek gerichte studierichtingen, die echter zeer zinvol zijn, omdat ze een goede aansluiting hebben op het onderwijs of op de arbeidsmarkt.
Maar ze worden als niche omschreven omdat ze als studierichting gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld de economische activiteit van een streek – dat kunnen de maritieme opleidingen zijn – of omdat ze een select doelpubliek hebben waardoor een uitgebreid aanbod over het hele Vlaamse land niet nodig is. Er zijn zulke nichestudierichtingen binnen het domein kunst en creatie.
Wat vervolgens de invulling in de praktijk betreft: momenteel bereid ik het regelgevend kader voor met betrekking tot de uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs. Hierin zal ook plaats zijn voor omzettings- en programmatieregels waarmee schoolbesturen zicht krijgen op de manier waarop zij hun school of scholen zullen kunnen organiseren. Uiteraard maken we dan ook een kader voor de programmatie van nicheopleidingen en bij uitbreiding voor de nicheopties van de eerste graad. Mogelijke criteria hierbij: een screening van de aanbodbehoefte, het principe van de keuzevrijheid en de studiecontinuïteit. Daar zullen dus een aantal kanttekeningen bij worden gemaakt.
Nichestudierichtingen zijn zeker zinvol en verdienen hun eigen plaats in het geactualiseerde studieaanbod. Maar het is niet de bedoeling om er op dezelfde manier mee om te gaan als de andere studierichtingen. Dat zou ook niet wenselijk zijn, de studierichtingen zelf zouden dat ook niet zo fijn vinden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Begrijp ik het goed, minister, dat u grafi en crossmedia – het vroegere multimedia – met zowel aandacht voor het creatieve en het ontwerpen als voor het technische en print, de beide dus, ziet als een nicheopleiding? Of zegt u: neen, dat valt er absoluut niet onder?
Ik zie u neen knikken, u hoeft verder niet te antwoorden.
U zegt wel dat u dit ziet als een dubbele finaliteit, de mensen op het terrein zeggen dat ze dat eigenlijk ook zijn, maar u moet wel het correcte traject volgen. Zij zeggen dat ze heel veel instroom hebben in de derde graad van het secundair onderwijs. Zij raden de meeste jongeren aan om niet te stoppen na het zesde tso, maar nog een jaar Se-n-Se (secundair na secundair) te doen en dan door te stromen naar het hoger onderwijs. Dat zijn eigenlijk wel de succesverhalen op het vlak van doorstroom. Als men de dubbele finaliteit zou afschaffen en beide leiden tot grafi en crossmedia, dan zouden we toch een aantal jongeren uit de boot zien vallen die nochtans de capaciteiten hebben om door te stromen naar het hoger onderwijs.
Concreet zeggen ze: uiteraard zijn we bereid om onze opleidingen mee tegen het licht te houden, er is altijd ruimte voor verbetering, maar wat belangrijk is, is effectief een juiste oriëntering, met inbegrip van het Se-n-Se-jaar om zo de doorstroom naar het hoger onderwijs te bevorderen. Maar wij doen dat ook en in die gevallen hebben wij wel degelijk succes bij sommige leerlingen.
In een brief aan u zeggen ze: wij kunnen toejuichen dat in de nieuwe matrix nog een melding gemaakt wordt van crossmedia, een andere benaming voor multimedia zoals we dat vandaag kennen, met eventueel andere accenten. Maar ze denken dat het niet de juiste keuze is omdat de verschillende studierichtingen multimedia en crossmedia, eigen beroepsprofielen hebben. Er zijn gezamenlijke accenten inzake die grafische creativiteit, maar er is toch wel leerstof eigen aan de sectoren, print en web. Alleen de richting oprichten in de derde graad die mossel noch vis is, zou een gemiste kans zijn. Ze zeggen ook wel dat dit in de tweede graad misschien wel zinvol is, om vervolgens dan een specifiekere keuze te maken in de derde graad.
Er zijn een tiental scholen die dit aanbod indienen in heel Vlaanderen. Kunt u met hen overleggen? En ook met Grafoc, de federatie voor de grafische sector, die waarschijnlijk de beroepskwalificaties moet uittekenen? Kunt u met hen in overleg gaan en niet het kind met het badwater weggooien? Kunt u komen tot een juiste profilering van die studierichting? Daarbij is – alvast wat mij betreft – de naam van ondergeschikt belang, de inhoud en de finaliteit verdienen het meest aandacht en zorg. Beschouw dit als een warm pleidooi, minister, om het overleg aan te gaan.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik wil mij daar graag bij aansluiten. Opleidingen zoals deze zullen aan belang winnen. Sommige dingen in het verleden hadden beter gekund. Het is een zoektocht. Het is een sector die voortdurend in beweging is. We moeten voortdurend zoeken en bijsturen.
De sector zelf erkent dat ze recent heel wat aanpassingen hebben gedaan om te kunnen beantwoorden aan een aantal hedendaagse noden. Misschien zijn die aanpassingen niet volledig meegenomen door de timing. Een aantal aanpassingen en aanzetten tot verbetering zijn genomen nadat de screening was afgerond of nog liep. In elk geval zeggen ze zelf dat ze meer accenten gelegd hebben op alles wat met het web te maken heeft. Ze hebben ook meer accenten gelegd op competenties die moeten worden verworven en waarmee men in een steeds evoluerende context toch nog verder aan de slag kan, zoals creatief en innovatief denken en dergelijke.
Ik zou er ook willen voor pleiten, minister, om niet te snel te beslissen op basis van wat de screening heeft weergegeven, bijvoorbeeld: deze richting boekt niet het gewenste resultaat en dus gaan we die schrappen in de nieuwe matrix.
Er zijn toch echt argumenten, waarvan mevrouw Gennez er een reeks heeft gegeven, die aantonen dat er inspanningen worden gedaan om bijvoorbeeld met leerlingen die laat in die richtingen terechtkomen en voor die late instroom hun redenen hebben, nog aan de slag te gaan. Via dergelijke kanalen kunnen leerlingen die het moeilijk hadden, echt wel nog een nieuw elan krijgen om in een creatieve richting opnieuw te beginnen. Ik wil u dus vragen, minister, verder in overleg te gaan en de richting niet te snel te schrappen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil er gewoon nog even op wijzen dat de vraag van mevrouw Gennez ons vooral moet aanzetten om in de hele hervorming die gaande is, alert te blijven. Vanaf het moment dat de opleidingsmatrix voor het secundair onderwijs bekend werd gemaakt, hadden mensen de neiging om te gaan kijken waar ze zaten, hoe de opdeling was en hoe hun opleiding naar de laatste graad zou groeien. Sommigen vonden niet meteen hun richting terug en sommigen vonden ze helemaal niet meer terug. We moeten heel voorzichtig zijn met de parameters waarop we ons baseren. Ik denk bijvoorbeeld aan de opleiding dierenzorg. Onlangs hebben we een school bezocht die deze richting organiseert. In verhouding volgt maar een klein aantal mensen de opleiding, maar daarom is ze niet minder belangrijk. Leerlingen die daar studeren, studeren ook af en hebben een heel grote kans op werk. Dat is maatschappelijk heel waardevol. Kinderen die in deze richting terechtkomen, hebben vaak al op verschillende manieren hun weg gezocht, niet altijd met even veel succes. In de opleiding dierenzorg vinden ze dan toch opnieuw ‘goesting’ om te leren en een diploma te behalen. Dat is een voorbeeld van hoe we met de matrix moeten omgaan, hoe we alles moeten samenstellen en hoe we omzichtig moeten omgaan met het al dan niet vervormen van bepaalde studiedomeinen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank voor alle opmerkingen. Ik heb nog niet gezegd dat mijn mensen deze week GRAFOC, het vormingsfonds van de grafische sector, hebben gezien. Zij waren heel tevreden met de verbreding naar crossmedia. Dat vinden zij een goede zaak.
Mevrouw Gennez, in mijn matrix staat wel een sterretje bij ‘grafi- en crossmedia’ en ik heb begrepen dat ook de sector zelf absoluut geen vragende partij is voor honderd grafische scholen in Vlaanderen. Ook zij willen dat beperkt houden. Anders is het met de doorstroomrichting informatie- en communicatietechnologie. Vanuit de tweede graad is er de mogelijkheid om naar doorstroom en naar dubbele finaliteit te gaan. Alle leerlingenprofielen worden op die manier bediend. De uitstroom op een later moment moet in een systeem van getrapte studiekeuze eigenlijk de uitzondering zijn. We willen echt naar zes jaar, waarna je je diploma krijgt, zonder een zevende jaar als je de sprong naar hoger onderwijs wil maken. We zijn natuurlijk in nauw overleg met de sector en proberen hieraan zo goed mogelijk vorm te geven.
Voor de rest neem ik alle opmerkingen die werden gemaakt, mee.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het is goed dat er met GRAFOC wordt overlegd. Dat is alvast gebeurd en wordt waarschijnlijk ook voortgezet. Misschien is het ook goed de bekommernissen van een netwerk van een tiental scholen over heel Vlaanderen verspreid mee te nemen. Zij zijn ook bereid tot afstemming met de sector. Het is belangrijk dat zowel de onderwijscomponent als de sector in het overleg wordt betrokken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.