Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, volgens recente persartikels hebben de Europese mediaministers op 23 mei hun standpunt bepaald voor de aanstaande onderhandelingen met het Europees Parlement over de herziening van de richtlijn over audiovisuele mediadiensten, de AVMD. In het voorstel van de Europese Commissie was opgenomen dat on-demandaanbieders als Netflix en Amazon Prime verplicht zouden worden om 20 procent van hun catalogus voor Europese producties te reserveren. Blijkbaar hebben de mediaministers in de Raad afgesproken om, net als de bevoegde commissie van het Europees Parlement, dit aandeel te verhogen tot 30 procent. Dat kunnen we natuurlijk alleen maar toejuichen. Ook over de uitbreiding van de stimuleringsregeling, zodat de on-demandaanbieders ook een financiële bijdrage moeten betalen om lokale content te ondersteunen, bereikten de ministers een akkoord. Videoplatforms zullen net als andere media de regels over de bescherming van minderjarigen en de verspreiding van haatboodschappen en gewelddadige content moeten toepassen.
Ik wil u hierover de volgende vragen stellen.
Kunt u die persberichten bevestigen en meer uitleg geven over het door de Europese mediaministers bereikte standpunt met betrekking tot de AVMD-richtlijn en over het standpunt dat België in dit debat heeft ingenomen? Hebt u zelf aan het debat deelgenomen of uw collega? Was er een gezamenlijk Belgisch standpunt? Dat konden we uit de pers niet afleiden.
Werden er ook kwalitatieve criteria opgenomen om de 30 procent Europese producties te bepalen? Er wordt immers gevreesd dat men deze quota makkelijk kan halen door minderwaardige en goedkope amusementsprogramma’s in de catalogus op te nemen. En wat is Europees? Is dat voor ons ook lokaal Nederlandstalig Vlaams of is een Sloveense productie die in Vlaanderen wordt getoond, ook voldoende om de norm te halen? Gaat het echt over lokale content, die hier in Vlaanderen toch vrij kwaliteitsvol is? Wat zijn de kwalitatieve criteria om die 30 procent te halen?
Werden er ook afspraken gemaakt over de handhaving van de nieuwe AVMD-spelregels voor de ‘over the top’-spelers, de OTT-spelers?
Kunt u meer toelichting geven bij het vervolg van het onderhandelingsproces en de verwachte timing? Hoe loopt het nu verder met die richtlijn, die ook voor ons eigen medialandschap toch niet onbelangrijk is?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, op 23 mei 2017 bereikte de Raad inderdaad een akkoord over een zogenaamde ‘algemene oriëntatie’ over de herziening van de AVMD-richtlijn. De onderhandelingen over de herziening van deze richtlijn liepen al sinds de Commissie op 25 mei 2016 een voorstel tot herziening van de richtlijn bekendmaakte.
De hoofdpunten van de algemene oriëntatie breng ik graag nog even in herinnering.
Eerste hoofdpunt: de uitbreiding van het toepassingsgebied naar videoplatformdiensten. Onder videoplatformdiensten vallen ook sociale media waarvan een ‘essentiële functionaliteit’ bestaat uit het leveren van programma’s en door gebruikers gegenereerde video’s. De verplichtingen die de richtlijn invoert voor videoplatformdiensten, hebben betrekking op commerciële communicatie, bescherming van minderjarigen en het verbod op aanzetten tot haat, geweld en terrorisme.
Tweede hoofdpunt: dezelfde regels voor lineaire en niet-lineaire aanbieders van mediadiensten betreffende het verbod op aanzetten tot haat, geweld en terrorisme, en bescherming van minderjaren.
Derde hoofdpunt: flexibelere reclameregels.
Vierde hoofdpunt: de procedures voor geschillen over ongeoorloofde uitzendingen vanuit andere lidstaten en over aanbieders van mediadiensten die zich in een lidstaat vestigen om de regelgeving in een andere lidstaat te omzeilen, worden effectiever.
Vijfde hoofdpunt: aanbieders van niet-lineaire mediadiensten moeten ten minste 30 procent van hun catalogi reserveren voor Europese producties. Lidstaten mogen aanbieders van mediadiensten ook financiële heffingen opleggen ter ondersteuning van de Europese audiovisuele productiesector, ook als de aanbieder in een andere lidstaat is gevestigd.
Zesde hoofdpunt: in de richtlijn worden regels opgenomen die de onafhankelijkheid van de mediaregulatoren in de lidstaten moet waarborgen.
Zevende hoofdpunt: nieuwe regels betreffende transparantie inzake media-eigendom.
Achtste hoofdpunt: nieuwe regels betreffende toegankelijkheid van mediadiensten voor personen met een beperking.
Ons land werd op de Raad vertegenwoordigd door minister Jean-Claude Marcourt van de Franse Gemeenschap. Het Belgische standpunt dat op de Raad werd ingenomen en waarover tussen de gemeenschappen een akkoord was bereikt, werd op 19 mei 2017 op een DGE-vergadering geformaliseerd. Zoals u weet is er in België een beurtrol tussen de verschillende deelgebieden, en deze keer was het de beurt aan collega Marcourt om ons standpunt op de Raad te vertolken.
Het Belgische standpunt, dat een compromis is tussen de gemeenschappen, komt op het volgende neer. We gaan akkoord met de uitbreiding van het toepassingsgebied, met de gemeenschappelijke regels betreffende aanzetten tot haat, geweld en terrorisme en met de harmonisering van de bepalingen over de bescherming van minderjarigen, hoewel er voor België ook meer appreciatiebevoegdheid voor de lidstaten mag zijn. Hoewel de regels inzake jurisdictie een vooruitgang zijn, is de tekst op enkele punten toch nog voor verbetering vatbaar. Het is positief dat de richtlijn maatregelen bevat ter stimulering van de Europese audiovisuele productiesector. De tekst voor de algemene oriëntatie is niet perfect, maar het is dan ook een samengaan van 28 meningen die op het ene punt al feller verschillen dan op het andere. Er staan echter wel genoeg positieve zaken in om ermee te kunnen instemmen. Ons land benadrukt ook dat deze tekst een beginpunt is om de onderhandelingen met het Europees Parlement aan te vatten.
Om de 30 procent Europese producties te bepalen, werden geen kwalitatieve criteria opgenomen, maar dat debat zal nu volop beginnen en zal bij de omzetting van de richtlijn in ons nationaal recht wel degelijk meespelen.
Het gaat dus wel degelijk om Europese producties, dus niet om producties van de lidstaten zelf, aangezien de Europese richtlijn om evidente redenen een Europese markt beschermt en reguleert, en niet zozeer de lidstaten. Ook het debat over enerzijds het betere fictiewerk en anderzijds goedkope amusementsprogramma’s zal zeker nog aan bod komen. Het is geen zaak die op dit ogenblik is uitgemaakt.
U weet dat de OTT-spelers met de nieuwe richtlijn worden meegenomen in het nieuwe toepassingsgebied. Eens de richtlijn is aangenomen, zal zij door de lidstaten moeten worden omgezet in nationale regelgeving. De handhaving van die nationale regelgeving zal gebeuren door de nationale reguleringsinstanties van de lidstaten zelf. In Vlaanderen is dat de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). De richtlijn bevat als dusdanig geen bepalingen over de handhaving van de regels die betrekking hebben op videoplatformdiensten en op aanbieders van lineaire en niet-lineaire mediadiensten. De richtlijn bepaalt wel dat de nationale reguleringsinstanties onafhankelijk moeten zijn en dat zij moeten beschikken over de handhavingsbevoegdheden en de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken wat betreft personeel, deskundigheid en financiële middelen, en dat zij bij de uitvoering van activiteiten rekening dienen te houden met de doelstellingen betreffende pluralisme van de media, culturele diversiteit, consumentenbescherming, interne markt en de bevordering van een eerlijke mededinging.
De ‘algemene oriëntatie’ waarover de Raad op 23 mei een akkoord bereikte, is voor de Raad de basis om te beginnen onderhandelen met het Europees Parlement en met de Commissie over de nieuwe richtlijn in de zogenaamde ‘triloog’. Die onderhandelingen zullen weldra worden opgestart. In die zin is het goed dat er eindelijk een akkoord is binnen de Raad. Hoe lang die onderhandelingen zullen duren, kan ik op dit ogenblik onmogelijk zeggen. Maar er is wel een heel belangrijke stap genomen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk dat wij de totstandkoming van nieuwe richtlijnen of de wijziging van bestaande richtlijnen goed opvolgen. Zoals u al een paar keer hebt gezegd, moeten wij dat nadien omzetten in Vlaamse decreten. Ik ben toch niet helemaal op mijn gemak gesteld door uw antwoord op mijn vraag over de 30 procent Europese producties. U zegt dat we dan maar moeten zien hoe we dat in onze Vlaamse decreetgeving omzetten. Maar kunnen wij dat dan op dat ogenblik strenger maken? (Instemming van minister Sven Gatz)
Ik zie u ja knikken. Zeer goed, dan denk ik dat daarvoor een meerderheid zal te vinden zijn. Welke ook, want misschien zal dit legislatuuroverschrijdend zijn. Het zal een beetje nipt zijn, want men zal toch minstens een jaartje nodig hebben om dit allemaal rond te krijgen op Europees niveau.
Voorzitter, ik was vorige week niet in deze commissie aanwezig omdat ik naar een studiedag van de VUB ben geweest over ‘private television’. Het was zeer interessant. Als ik documentatie krijg, wil ik die gerust aan een aantal mensen hier bezorgen. Een van de dingen die daar naar voren kwamen, was dat er een tsunami van regelgeving is. Vanuit Europa is men met 35 voorstellen bezig die op een of andere manier met media zouden te maken hebben. Dat is gigantisch. Wat dat betreft, moeten we misschien naar minder regels, die op meerdere van toepassing zijn. Dat is men wel aan het doen, maar ik ben niet zeker dat het om minder regels zal gaan. U vindt dat misschien eigenaardig. U zou dat eerder vanuit uw eigen partij verwachten. Maar we zijn in Europa niet goed bezig als we te veel regels willen opleggen aan al die private tv-stations die het zo moeilijk hebben. We hebben een paar weken geleden nog maar in deze commissie de discussie gehad over de reclamewerving. Ik ben toch vrij ongerust geworden toen op het einde van die vergadering de vertegenwoordiger van SBS zei dat als het zo verder gaat met de reclamewerving, die op dit ogenblik voor private tv-stations bijzonder moeilijk verloopt, er binnen twee jaar geen Vier en Vijf meer zijn. Ik denk dat hij het ongeveer zo verwoordde.
U bent daar niet verder op ingegaan, maar het is een van de dingen die in deze richtlijn is naar voren gekomen: de flexibelere reclameregels. U hebt daar even naar verwezen. Het zou goed zijn dat we dat opvolgen. Als u meer kunt zeggen over hoe we daarmee omgaan, des te beter. De concurrentie van het internet is natuurlijk enorm.
Op die studiedag werd ook gesproken over het landvanoorsprongbeginsel. Er zijn ook heel veel bekommernissen vanuit de productiesector. U weet dat allemaal. Collega’s, ik stel voor dat we die richtlijn tot in de details blijven opvolgen.
Collega’s, we moeten dat na het reces eens opnemen in deze commissie. Mevrouw Brouwers, ik wil daarmee tegemoetkomen aan uw vraag om ons meer te verdiepen in de stand van zaken, en om niet te wachten tot het helemaal afgerond is.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, we weten dat in de aanloop hiernaartoe er toch wel wat ruis zat op het Belgische standpunt. De gemeenschappen hadden op een aantal punten geen eensgezindheid: de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald onder de bevoegdheid van welke lidstaat een aanbieder van diensten valt; de commerciële communicatie; televisiereclame; sponsoring; productplacement; de promotie van Europese werken door de aanbieders van niet lineaire diensten. Op al die dingen zagen we geen echte eensgezindheid. U zegt dat men er uiteindelijk toch min of meer is uitgeraakt. U noemt een aantal dingen: het verfijnen van het ‘country of origin’-principe waarover we het hier al hadden; de Europese producties die worden bevorderd, ook via de niet-lineaire diensten, wat voor mijn fractie ook heel belangrijk is. De Europese producties nemen toe met 30 procent en gaan breder. Maar is daarbinnen ook een afspraak gemaakt over bijvoorbeeld het bewerkstelligen of het stimuleren van investeringen van onafhankelijke producenten? Wordt daarvoor een specifieke bepaling in het vooruitzicht gesteld? Of blijft het bij een algemene regel?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, ik dank u voor uw belangrijke vraag. Het is een ongelooflijk belangrijk dossier voor de hele Europese mediasector en dus ook voor de Vlaamse. Ik kon jammer genoeg niet aanwezig zijn op de conferentie van mijn collega’s van de VUB. Maar het was een belangrijk ontmoetingsmoment en ik kan mij voorstellen dat daar heel veel aandacht is gegaan naar de Audiovisual Media Services Directive (AVMD). Er liggen heel wat werven op tafel: ‘country of origin’; de ‘hate speech’ waarover we het hier al vaak hadden in verband met Polen, Turkije en Rusland; de kwestie waarover we kamerbreed een resolutie hebben aangenomen, namelijk ons verlangen om de leeftijd voor het instappen in sociale media op 13 te houden terwijl de AVMS die leeftijd wil optrekken naar 16 jaar; het aandeel van de Europese producties. Dat zijn ongelooflijk belangrijke werven waarop we vanuit Vlaanderen onze stempel willen drukken. Ik sluit mij dus aan bij mijn collega’s en vraag dat we vanuit Vlaanderen heel proactief daarop inspelen, ook vanuit het parlement. We hebben het in de coulissen al zo vaak tegen elkaar gezegd dat we ons actief over dit dossier willen buigen. We moeten daar echt mee vooruitgaan in september, na het reces. We kunnen, wat mij betreft, opnieuw een voorstel van resolutie maken met onze vragen vanuit Vlaanderen.
Ik sluit mij daar graag bij aan.
Minister Gatz heeft het woord.
Wanneer men misschien bepaalde vragen zou kunnen hebben over de onvoldoende eensgezindheid tussen de deelstaten in dit land, is dat altijd relatief ten aanzien van de eensgezindheid die men met 28 lidstaten moet bereiken. Concreet was het wel degelijk zo dat er over het overgrote deel van de in te nemen posities wel eensgezindheid was tussen de deelstaten in België. Het bereiken van de eensgezindheid tussen de 28 lidstaten was een veel zwaarder te nemen horde.
Er werden vragen gesteld over de reclamemarkt in het algemeen en de evolutie daarvan met betrekking tot de audiovisuele media. Ik heb enkele weken geleden al aangekondigd dat ik van plan ben om voor de zomer met de verschillende stakeholders daarover de nodige contacten te hebben. Die zijn wel degelijk gepland en zullen nog plaatsvinden, om met argumenten ervoor te zorgen dat dat media-ecosysteem van advertenties de programma’s van voornamelijk private spelers voldoende kan blijven voeden.
Ik zal dus mijn rol ter zake spelen. Voorzitter, in die zin is het ook goed dat u en anderen hebben gesuggereerd om daar in het najaar dan expliciet op terug te komen. Dat zal ons ook toelaten om dan te zeggen waar we juist staan en daar een breder debat over te hebben. We zijn daar echter dus wel degelijk mee bezig.
Mijnheer Vandaele, dan was er uw vraag over de kwalitatieve criteria, met nog een andere invalshoek. Ik kan op dit ogenblik alleen maar zeggen dat er wordt gesproken over 30 procent Europese producties, niet meer, niet minder. Er zijn dus geen andere criteria bepaald, maar zoals mevrouw Brouwers ook aangaf, zal dat debat nog vele invalshoeken kennen. Ik kan me moeilijk indenken dat we ter zake helemaal geen verdere precisering zouden hebben in de komende maanden, of jaren, want u gaf het ritme ook net aan, mevrouw Brouwers. Laat dat nu echter maar gebeuren. We moeten ook bekijken hoe dat staat ten opzichte van de spelers van vandaag. Vlaanderen heeft daar in het algemeen minder op aangedrongen, omdat, zeker als het gaat over die 20 procent, het eerste percentage waarvan sprake was, alle aanbieders van programma’s daar vandaag al ruimschoots aan voldoen. Mocht het 30 procent zijn, dan wordt het al een ander debat. Wij zien die 30 procent immers nog al te vaak als Vlaamse producties, maar het gaat over Europese producties. De vragen over kwalitatieve criteria die mevrouw Brouwers en de heer Vandaele hebben gesteld, zijn dan pertinente vragen, waarin we verder klaarheid zullen brengen. Ik wil echter toch ook nog even bekijken hoe de dialoog, of beter, de ‘trialoog’ met het Europees Parlement nu verder zal verlopen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, het is heel goed dat u verder overlegt met de stakeholders, met de mediasector, over alles wat reclame betreft, maar ik denk dat het ook interessant kan zijn om de mening van bijvoorbeeld de productiehuizen eens te horen over heel die richtlijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.