Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, mijn vraag is eigenlijk vrij eenvoudig. Tijdens de commissievergaderingen van 27 april en 11 mei hebt u aangekondigd dat u in extra middelen zou voorzien in de sociale economie. Die komen er om het groeipad in de lokale diensteneconomie op te starten, maar u hebt ook aangekondigd in bijkomende middelen te voorzien om investeren in maatwerk te stimuleren en te ondersteunen. Dat was zeer goed nieuws voor de sector.
U bent intussen gestart met de oproepen om dat te realiseren op het terrein. U hebt hier ook wel duidelijk gesteld dat de fusies voorrang krijgen. Het gaat over tal van voorwaarden, die eigenlijk allemaal passen in het verhaal en in het decreet van de lokale diensteneconomie. Op dat vlak is er dus ook geen enkele discussie. Het enige probleem dat op dit moment op de werkvloer ontstaat, is dat van de tijdsdruk. Er wordt gevraagd om tegen 9 augustus een aanvraag in te dienen, wat ook betekent dat ondernemingen in de lokale diensteneconomie tal van engagementen moeten vragen om hun klaverbladfinanciering rond te krijgen. Er zijn in de zomerperiode heel wat gemeentebesturen waarvan het schepencollege niet elke week samenkomt. We merken dat die timing misschien wel eens een probleem zou kunnen zijn voor een aantal ondernemingen, en misschien kunnen we nu zoeken naar een oplossing, zodat we dat probleem niet krijgen in augustus of september.
Minister, hebt u ook die signalen ontvangen dat er een probleem is met de tijdsdruk? Bent u eventueel bereid om die datum van 9 augustus 2017 te verlaten? In het verleden, in de vorige legislatuur is er nog eens sprake geweest van een redelijk korte termijn waarbinnen ondernemingen hun aanvraagdossier moesten indienen. Toen zei men aan die ondernemingen dat ze hun dossier vóór de vooropgestelde datum moesten indienen, maar dat er daarna nog een periode van advies zou komen en dat het dossier volledig rond moest zijn als er definitief moest worden beslist. Dat was dan bijvoorbeeld anderhalve maand later. Op die manier zouden we dan bijvoorbeeld een maand of anderhalve maand kunnen winnen om bepaalde beslissingen van een schepencollege te kunnen afwachten. Bent u dus eventueel bereid om op die manier te werken, zodat die ondernemingen met iets minder tijdsdruk hun dossier kunnen afronden?
De facultatieve oproep voor investeringssubsidies werd nog niet gelanceerd. Hebt u een timing voor die projectoproep?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Beenders, het feit dat er inderdaad 200 vte’s binnen de lokale diensteneconomie bij komen, is hier al aan bod gekomen, en is ook op groot gejuich onthaald. Ik heb echter inderdaad, net als u, wel een aantal signalen ontvangen. Ik ben me natuurlijk ook absoluut bewust van de redelijk krappe timing. Ik wil echter wel nog meegeven dat we al wel hebben gecommuniceerd over deze oproep voor die er daadwerkelijk was. Bijvoorbeeld in deze commissie is dat ook al aan bod gekomen. Ook mevrouw Claes heeft ter zake, denk ik, ook nog een forum gekregen in een welbepaalde krant. We hebben ook lang voor de oproep definitief was goedgekeurd door de Vlaamse Regering met de koepel overlegd. Dat overleg is er geweest na de eerste keer dat dit aan bod kwam in deze commissie, en dat is toch al wel een tijdje geleden. De koepel heeft die informatie, zij het natuurlijk onder voorbehoud, ook onder zijn leden verspreid. Ik ga er dan ook van uit en verneem zelf ook van de koepel dat heel wat organisaties reeds de eerste stappen hebben gezet om een uitbreiding ook qua draagkracht te onderzoeken.
Kan ik de deadline van 9 augustus 2017 verlaten? Ter zake moet ik natuurlijk ook wel rekening houden met de duurtijd van de procedure, en die duurtijd staat me dat absoluut niet toe. De procedure voor de aanvraag en toewijzing van een contingent inschakelingstrajecten gebeurt aan de hand van een oproepsysteem en is ook verankerd in de regelgeving inzake de lokale diensteneconomie. De beslissing moet genomen zijn voor 1 oktober 2017. Een van die decretale gronden is het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de lokale diensteneconomie (BVR LDE). Conform dat besluit kunnen de bijkomende inschakelingstrajecten pas ingaan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de datum van de beslissing. Vanaf die dag kunnen de trajecten dus worden gesubsidieerd. Dat maakt dat 1 oktober 2017 de laatst mogelijke dag is om nog dit jaar de uitbreiding te kunnen doen ingaan. Als we 1 oktober niet halen, dan zitten we sowieso in 2018 en zijn alle middelen die we nu voor 2017 extra hadden voor dat groeipad van 200 vte’s verloren. Ik kan die niet zomaar overdragen. Die zijn verloren. Dat zou toch wel jammer zijn. Daarom moeten we dat dus doen.
Voor het volledige administratieve proces worden in het BVR LDE 51 kalenderdagen gerekend. Voor alle duidelijkheid, dat gaat dan over het ontvankelijkheidsonderzoek, maar ook over het onderzoek van de aanvraag op zich en over de beslissing door mezelf, alhoewel die snel kan vallen, maar ook de Inspectie van Financiën komt daarin tussenbeide. Dat is dus allemaal verankerd in dat besluit van de Vlaamse Regering.
Dus, rekening houdend met het feit dat de beslissing voor 1 oktober moet zijn genomen en met de administratieve procedure van 51 dagen die ik net heb uitgelegd, komen we, als we terugtellen, uit bij 9 augustus als uiterste indiendatum.
Ter ondersteuning van de organisaties zullen het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) en onze projectadviseurs sociale economie ter beschikking staan van de LDE-initiatieven, om hen natuurlijk ook bij de aanvraag te ondersteunen. Ze hebben de afgelopen maanden heel veel projecten bezocht en zijn goed op de hoogte van de specifieke situaties.
Zij ondersteunen ook een reeks initiatieven bij hun fusie en daarnaast geven mijn kabinet en het departement morgen, vrijdag 23 juni, een uitgebreid infomoment voor alle Vlaamse regieondersteuners sociale economie. Op deze manier kunnen ook zij de lokale projecten goed ondersteunen en begeleiden bij de aanvraag en de daartoe vereiste formaliteiten.
Uit mijn antwoord is al duidelijk gebleken dat een verlenging van de indieningstermijn inderdaad niet mogelijk is als we de middelen ook nog in 2017 willen aanwenden. Zal ik dan zeggen dat indienen kan, maar dat de eventuele bewijsstukken nadien nog ingeleverd kunnen worden? Ik weet niet over welk concreet dossier uit het verleden u het hebt, maar ik heb al verwezen naar het BVR, het besluit van de Vlaamse Regering, en als u wilt, kan ik nog dieper gaan. In artikel 45 van dat BVR zijn bijvoorbeeld ook de ontvankelijkheidscriteria opgenomen. De impactanalyse en de beslissing voor de lokale diensten van de opdrachtgevende overheid behoren precies tot die ontvankelijkheidscriteria. Ik kan daar niet van afwijken. Bepaalde colleges van steden en gemeenten vergaderen in de vakantie inderdaad niet elke week. Maar als dat ontvankelijkheidscriterium is opgenomen in een besluit van de Vlaamse Regering, dan kan ik toch geen uitbreiding van het contingent toestaan zonder dat alle nodige stukken zijn ingediend. Dat gaat eenvoudigweg niet. De regisseurs, die van het departement en mijn kabinet morgen nog meer toelichting en informatie krijgen, moeten hun lokale besturen daarvan op de hoogte brengen. Als minister van Binnenlands Bestuur weet ik dat heel wat lokale besturen in Vlaanderen momenteel ook al digitale colleges en dergelijke organiseren. Zo’n groot probleem lijkt me dat dus niet.
Ik kom dan bij uw laatste vraag over de facultatieve oproep voor investeringssubsidies. Die oproep ligt momenteel bij de Inspectie van Financiën. Hij werd ook al met de koepels besproken, zodat de bedrijven zich al konden voorbereiden. De koepels zijn dus ook al aan het informeren. Na een gunstig advies van de inspectie – ik ga ervan uit dat het gunstig zal zijn – zal deze oproep onmiddellijk worden gelanceerd. We verwachten dat dat begin juli kan en we trekken ongeveer anderhalve maand indientijd uit.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik hoop dat na het overleg van morgen blijkt dat het inderdaad geen probleem meer is. Laten we ervan uitgaan dat alles net door de tijdsdruk ook sneller kan gaan. We moeten proberen dat als een voordeel te zien.
Ik twijfel niet aan de communicatie van de koepel en aan het feit dat we als commissieleden maximaal proberen te communiceren naar de sector, maar de frequente signalen die binnenkwamen, maken duidelijk dat er echt nog ondernemingen zijn die het niet wisten en op 12 juni, toen ze uw oproep kregen, uit de lucht kwamen vallen, blij waren met die oproep, begonnen te tellen en vragen te stellen. Ik ga hoe dan ook kijken hoe het in het verleden ooit werd opgelost. Als blijkt dat er een juridische grondslag voor een vorm van uitstel is, zullen we u die bezorgen. Het kan maar helpen. Verder zullen we alleszins daar waar we kunnen, duidelijk maken dat u niet anders kunt dan de timing te volgen. Het zou jammer zijn dat als er toch een juridische grondslag voor uitstel is, die niet te gebruiken. Maar ik begrijp dat u alles zult doen om uit te leggen dat het op deze manier moet en wij zullen waar we kunnen de druk opvoeren, zodat lokale besturen en provinciebesturen sneller beslissen, omdat we anders gewoon onmogelijk het groeipad krijgen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik wil even iets over de timing zeggen, minister. De meeste gemeentebesturen hebben deze bevoegdheid naar het schepencollege gedelegeerd. In sommige gemeenten is het een bevoegdheid van de gemeenteraad gebleven. Een gemeenteraad kan niet zomaar worden samengeroepen. Misschien is het mogelijk om voor gemeenten waar het een bevoegdheid van de gemeenteraad is, genoegen te nemen met een beslissing van het schepencollege? Het schepencollege beslist dan dat ze naar een uitbreiding gaan, als dat door de gemeenteraad wordt goedgekeurd. Dat systeem wordt ook wel eens voor andere beslissingen gebruikt. Mij lijkt dat een oplossing voor het beperkte aantal gemeentebesturen die de bevoegdheid niet naar het schepencollege hebben gedelegeerd.
Alles ging heel snel. Opeens werd er aangekondigd dat er een uitbreiding lokale diensteneconomie kwam. Ik heb daarbij drie concrete vragen.
Er is een voorafname voor Antwerpen en Gent. Is er een motivatie waarom niet ook andere centrumsteden bij die voorafname betrokken zijn?
Is er een regionale verdeling afgesproken? Bij vorige uitbreidingen was dat zo. Is dat nu ook?
In de oproep staat dat er twee criteria zijn, namelijk projecten lokale diensteneconomie die werken op doorstroming en projecten die groeien naar vijf vte’s, voltijdse equivalenten. Zijn daarin prioriteiten afgesproken of maakt het eigenlijk niet uit?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
We hebben dit onderwerp inderdaad al verscheidene keren in de commissie besproken. De heer Beenders hekelt de krappe indieningstermijn voor de aanvragen. Het klopt inderdaad dat de vakantieperiode er aankomt, maar dat is niet hetzelfde als inactiviteit. We weten al sinds april dat er extra middelen zijn en men heeft zich dus al wat kunnen voorbereiden. Ik ben het er zeker mee eens, minister, dat het groeipad nu aan de orde is.
Ik heb nog een vraag over de vte-grens die tegen begin volgend jaar moet worden bereikt. Er wordt nu een faciliterend kader met extra middelen klaargestoomd. Hoever staat het daarmee? Weet u of dat gehaald zal worden of ligt het voor bepaalde bedrijven toch moeilijk? Kunt u daar nog even over uitweiden?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Talpe, kunt u die laatste vraag nog eens herhalen, want ik heb ze niet kunnen noteren.
In de oproep staan twee criteria vermeld. Het eerste criterium is de doorstroming naar het normaal economisch circuit. Het tweede criterium betreft bedrijven die naar vijf vte’s groeien. Is er een prioritering? Als ik het lees, vind ik het niet duidelijk. Is het ene belangrijker dan het andere of zijn beide criteria even belangrijk voor de goedkeuring van projecten? Het is een gewoon een vraag om verduidelijking van het besluit van de Vlaamse Regering.
Mijnheer Beenders, indien u naast het zoekwerk dat mijn administratie en mijn kabinet al hebben verricht, toch nog een oplossing ziet, zou ik u zeer dankbaar zijn als u het ons zou laten weten. U hebt dat zelf al aangeboden.
Mevrouw Claes, ik trek niet in twijfel dat bepaalde lokale besturen de bevoegdheid niet van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en schepenen hebben gedelegeerd. Ik zit hier echter in de commissie Sociale Economie. Ik ben natuurlijk ook minister van Binnenlands Bestuur, maar dit valt natuurlijk ook onder de lokale economie. Mij lijkt het geen probleem dat het college van burgemeester en schepenen die beslissing neemt. Iemand moet maar in de gemeenteraad opstaan en verklaren dat het college van burgemeester en schepenen zijn bevoegdheid te buiten is gegaan. Hij kan dan eisen dat de beslissing wordt ingetrokken. Dat is zijn verantwoordelijkheid. Aangezien het gaat om een groeipad voor de lokale diensteneconomie en om een hogere tewerkstelling in die sector denk ik niet dat in eender welke gemeenteraad iemand hiertegen kan zijn. We weten dat natuurlijk nooit zeker.
Er is gewerkt met een gesloten oproep voor 30 vte’s en met een open oproep voor 170 vte’s. De gesloten oproep is tot Antwerpen en Gent beperkt gebleven. We moeten eerlijk zijn. We hebben rekening gehouden met de werkloosheidscijfers. Dit zijn de steden die ik me nog herinner van de besprekingen van het dossier door de Vlaamse Regering. Ik haal dan ook enkel die steden aan.
In Antwerpen zijn er 32.000 werklozen. In een andere stad, Genk, gaat het afgerond om 3200 werklozen. De stad Gent heeft er ook behoorlijk veel, maar toch niet meer dan de helft van Antwerpen. Dat is nog altijd de helft te veel. Het lijkt me niet meer dan billijk bij de toewijzing van de contingenten en de oproepen rekening te houden met de sociaal-economische toestand van de lokale besturen. We moeten zeker rekening houden met de economische toestand en met de werkloosheid.
Wat de regionale verdeling betreft, is de nota aan de Vlaamse Regering heel duidelijk. Ik citeer: “Op basis van de ingediende aanvragen zal gestreefd worden naar een billijke regionale spreiding.” Er moeten natuurlijk uit elke regio projecten worden ingediend. Dat hebben we niet in de hand. We zullen in elk geval streven naar een billijke regionale spreiding.
De criteria zijn de doorstroming naar het normaal economisch circuit en het behalen van vijf vte’s in initiatieven in de lokale diensteneconomie (LDE). Die criteria zijn niet ondergeschikt aan elkaar. Ze zijn gewoon gelijkwaardig. Dat staat heel duidelijk in punt 3.2 prioriteitscriteria van de nota aan de Vlaamse Regering. Die nota staat online.
Mevrouw Talpe, u hebt me gevraagd om een stand van zaken. Hebben we nog signalen opgevangen van LDE-initiatieven die problemen blijven ondervinden om de grens van vijf vte’s te halen? Ik kan daar niet uit het hoofd op antwoorden. Ik weet dat de kleinere LDE-initiatieven de bijkomende oproep op zeer veel enthousiasme hebben onthaald. Ze moeten tegen 1 januari 2018 minstens vijf vte’s hebben, en voor hen is dit een mogelijkheid om het probleem op te lossen. Volgens mijn medewerkers zijn er voor het overige geen signalen van LDE-ondernemingen geweest.
De vraag om uitleg is afgehandeld.