Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, eind mei kondigde u verschillende maatregelen aan om de gezinszorg in Vlaanderen te versterken. We wisten al eerder dat er in 2017 bijkomend 15 miljoen euro wordt geïnvesteerd in de diensten voor gezinszorg. U gaat ook werk maken van een eengemaakte gezinszorgformule. Tot slot wil u de continuïteit en de flexibiliteit van de gezinszorg versterken. Over deze aangekondigde maatregelen heb ik enkele vragen voor u.
De eengemaakte gezinszorg slaat op de diensten gezinszorg en de aanvullende thuiszorg. Beiden diensten hebben echter een andere prijsvorming. De prijs voor gezinszorg is afhankelijk van de zorgzwaarte en is inkomensgerelateerd, terwijl de prijs voor aanvullende thuiszorg minder gereguleerd is. Hoe wilt u in de toekomst de prijs voor deze eengemaakte gezinszorg bepalen? Welke criteria zult u hiervoor hanteren?
In uw perscommuniqué lazen we dat de gezinszorg nauw zal samenwerken met netwerken rond de cliënt. Hierbij zult u de mantelzorger in de eerste plaats als volwaardige zorgpartner nauw betrekken en ondersteunen. Welke maatregelen zult u nemen om de mantelzorger als een volwaardige zorgactor te betrekken en te ondersteunen in het zorgtraject? Welk tijdspad ziet u hiervoor?
In 2017 komt er een extra inspanning van 15 miljoen euro. Hiermee kunnen ongeveer 2300 gezinnen bijkomend worden ondersteund. In welk financieel groeipad hebt u voor de komende jaren voorzien?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik wil toch nog duidelijk het kader geven. Er is een conceptnota ‘Zorg en ondersteuning op maat van alle gezinnen’ door de regering goedgekeurd, het nieuw werkingskader voor de diensten gezinszorg. Dat is een visienota die nu naar de adviesorganen is gestuurd en dan moet worden afgeklopt en omgezet in regelgeving. Die nota was aangekondigd omdat ze beschreven staat in de veranderingsagenda voor de ouderenzorg. Dat is het kader waarin we ons nu bevinden.
In de conceptnota wordt uitgegaan van één aanbod gezinszorg, zoals u terecht opmerkt. Het integreren van gezinszorg en aanvullende thuiszorg houdt een integrale ondersteuning van de persoon met een zorgnood en zijn gezin in. Daarbij moet de verantwoording van de kwalificatie en competenties van ingezette medewerkers worden bepaald door de door de cliënt geformuleerde zorg- en ondersteuningsdoelstellingen. Deze toekomstgerichte integratie van het aanbod gezinszorg zal ook leiden tot een aanpassing van de regeling van het bijdragesysteem, zo zegt de nota.
Zoals ook in de conceptnota opgenomen, moet vanuit het oogpunt van de cliënt de bijdrageregeling de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorgverlening kunnen garanderen en voldoende transparant zijn. De huidige cliëntenbijdragen voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg houden allebei rekening met de gezinssamenstelling en het inkomen van de cliënt. Het bijdragesysteem voor gezinszorg zal ook in de toekomst rekening blijven houden met de financiële draagkracht van de gebruiker. Verder onderzoek naar het bijdragesysteem voor de eengemaakte gezinszorg is nodig. Aanpassingen zullen moeten passen binnen het totale financieringskader van de Vlaamse sociale bescherming.
De conceptnota gaat ervan van uit dat gezinszorg maar effectief zal zijn als deze ingepast is binnen een integraal zorg- en ondersteuningsaanbod rondom de cliënt. De diensten voor gezinszorg werken dan ook samen met alle andere professionelen en, even belangrijk, de informele zorg en ondersteuning waarop de cliënt een beroep wil doen om tegemoet te komen aan zijn zorgvraag. De diversiteit aan cliënten met hun eigen zorg- en ondersteuningsdoelen houdt in dat de diensten samenwerken met grote verscheidenheid aan zorgverstrekkers en diensten. Het bieden van zorg en ondersteuning op maat van alle gezinnen houdt ook in dat bij het aanbieden van gezinszorg aan specifieke doelgroepen zoals personen met een handicap, met psychische problemen of met een bijzondere opvoedingscontext, men een samenwerking kan aangaan met doelgroepspecifieke zorgverstrekkers.
Gezinszorg werkt binnen de context van de cliënt. Zoals dan ook in de conceptnota is opgenomen, houden de zorg- en ondersteuningsdoelen die de gezinszorg wenst te realiseren ook een maximale ondersteuning van de mantelzorg in, telkens met respect voor wat de cliënt zelf beoogt.
De verzorgenden van de diensten voor gezinszorg zijn vanuit hun laagdrempelige en langdurige aanwezigheid bij de zorgbehoevende en zijn mantelzorger zeer goed geplaatst om een relatie met hen op te bouwen en ondersteunend te werken. Het is van belang dat deze verzorgenden voldoende competentie hebben om dit te kunnen realiseren. Een van de actiepunten van het mantelzorgplan zet net ook in op het maken van afspraken met de diensten voor gezinszorg om verzorgenden bewuster te maken van hun mogelijke rol in het versterken van mantelzorg.
De aandacht voor mantelzorg is reeds opgenomen in het huidige werkingskader voor de diensten voor gezinszorg. In bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, is opgenomen dat een dienst voor gezinszorg prioriteit moet verlenen op basis van de vastgestelde behoeften, de beperkingen op het vlak van zelfzorg en de beperkingen op het vlak van de beschikbaarheid en draagkracht van de mantelzorg.
De dienst bepaalt het aantal uren hulp- en dienstverlening aan de gebruiker afhankelijk van die criteria.
Het volwaardig betrekken van de mantelzorgers in het zorg- en ondersteuningsplan is een visie die de gezinszorg overstijgt en is een opdracht van alle betrokken zorgactoren. Zoals ook in dat mantelzorgplan en de beleidsvisie aangaande de eerstelijnszorg is opgenomen, pleiten we ervoor dat de zorgcontext deel uitmaakt van het individuele zorg- en ondersteuningsplan, waardoor de mantelzorger enerzijds als een volwaardige zorgactor wordt aanzien en anderzijds tijdig de behoeften kunnen worden gedetecteerd en oplossingen aangereikt. Zo is op het kabinet ook reeds overleg gepleegd met Domus Medica en de huisartsenvakgroepen om een vormingspakket voor huisartsen inzake mantelzorg op te stellen. Daarover is uiteraard verder overleg gepland.
De toekomstige indicatiestelling voor gezinszorg is voorzien met het BelRAI-model, met de BelRAI-screener en BelRAI Home Care. Momenteel loopt er een onderzoek bij het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Welzijn, Volksgezondheid en Gezin om daarvoor een bijkomende sociale module te ontwikkelen. De mantelzorgcontext zal op die wijze ook worden geïntegreerd in de indicatiestelling.
In de loop van dit jaar wordt in uitvoering van het mantelzorgplan en de conceptnota inzake gezinszorg nog verder gesproken met de Vereniging van diensten voor gezinszorg (VVDG), zijnde het platform waarmee we overleggen, onder andere over het betrekken van de mantelzorg binnen de gezinszorg.
We voorzien in functie van de vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg in een groeipad van 2,5 procent bij constant beleid.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Voor mezelf en voor mijn fractie is het natuurlijk een grote bezorgdheid dat die gezinszorg inderdaad op een coherente en consistente wijze wordt ingekanteld in de Vlaamse sociale bescherming die we samen uittekenen, dat niet alleen die instrumenten zo veel mogelijk worden gedeeld. De zorg evolueert uiteraard. Een zorgpad is een dynamisch gegeven. Dat wordt doorgaans zwaarder naarmate de mensen ouder worden, naarmate een ziekte vordert. Die instrumenten, die bundeling, dat moet op een zeer coherente wijze gebeuren. Men moet bekijken hoe die verschillende financiële tegemoetkomingen, die zich dan vertalen in de nabijheid van zorgenden en verzorgenden, in de toekomst op een bijna continue wijze kunnen worden gerealiseerd.
Ik heb eigenlijk geen bijkomende vragen aan u.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik heb wel bijkomende vragen. Ik hoop dat we eens een moment krijgen om die conceptnota ten gronde te bespreken, maar eerst al een meer algemene vraag. In de conceptnota worden, zoals eerder ook al werd aangekondigd, gezinszorg en aanvullende zorg gebundeld, maar tegelijkertijd staat er ook in dat de aanvullende zorg enkel nog voor zwaar zorgbehoevenden is. Mijn vrees was gewoon dat, als je die twee tendensen samen doet, je ertoe zou kunnen komen dat gezinszorg tout court enkel nog voor zwaar zorgbehoevenden is. Ik hoop en ga ervan uit dat dat niet de bedoeling is, maar wou toch even vragen hoe u die twee tendensen dan toch gelijktijdig in gang kunt zetten.
Daaraan gekoppeld zijn er de extra budgetten. U spreekt van 2,5 procent bij constant beleid. Ik hoop dat we naar een versneld beleid gaan. De extra middelen die er nu zijn, zijn zeer welkom en zeer goed, maar geven weinig extra ruimte, gezien de besparingen die eerder zijn gedaan. Bij dienstencheque is er een open enveloppe. Daarbij is er sprake van beperkingen per persoon, maar dat is toch een veel ruimere mogelijkheid. Het lijkt me veel logischer dat die logica ook naar de thuiszorg wordt doorgetrokken en dat mensen die volgens de screening recht en nood hebben aan thuiszorg, daar ook gewoon gebruik van kunnen maken. Er is al een poort vooraleer je dat krijgt. Er is al een screening. Het lijkt me dus evident dat we dan ook gewoon de mensen de zorg geven waarop ze volgens onze eigen screening recht hebben.
Ik zat nog met een vraag over de timing. Die sociale module van BelRAI zal nog eventjes duren. Ook het invoeren van persoonsvolgende financiering voor ouderenzorg zal nog even duren. Daar rijzen ook een hele hoop vragen bij. Hoe zal men dat waarmaken in een context waarbij ouderen zeer snel evolueren? Dat lijkt me een verschil te zijn met bijvoorbeeld mensen met een handicap. Er zijn op zich een aantal voordelen aan de persoonsvolgende financiering. Dan kan men het contingenteren openbreken enzovoort. Dat is echter niet voor morgen. Dat vraagt nog tijd. De vraag is of men intussen in de thuiszorg nog een aantal andere hervormingen zal doen om bijvoorbeeld op korte termijn de kleine, nieuwe organisaties meer zuurstof, meer ruimte te geven, om toch al los te komen van het contingenteren zoals dat nu is, waarbij iedere organisatie heel strak haar vaste percentages krijgt.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, u hebt gesproken over het individuele zorg- en ondersteuningsplan en het BelRAI-model als toekomstperspectief. Mijn vraag is heel concreet en recht door zee: welke criteria voor de verdeling van de bijkomende middelen gaat u aanwenden voor de diverse diensten voor gezinszorg? Wie gaat bijkomende middelen krijgen, gelet op het gegeven dat er wachtlijsten zijn in diverse regio’s en diensten voor gezinszorg? Hoe gaat u prioriteren wat die diensten voor gezinszorg betreft?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In de conceptnota spreekt men ook over de nood aan flexibilisering. We hebben het hier ook al regelmatig daarover gehad: zorg is niet iets dat men geeft van 9 tot 5 uur. Dat is ook nodig in het weekend, ’s avonds laat. Wat is de timing ter zake? Moeten we niet meer bewegingsruimte geven aan diensten als het gaat over de vraag hoe ze hun uren gaan inzetten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, er zal zeker in deze legislatuur nog worden gewerkt met een programmatie van het aanbod. Dat is eigenlijk wel de bedoeling voor het hele aanbod dat er is binnen de Vlaamse sociale bescherming. Dat heeft natuurlijk redenen. Dat heeft te maken met het borgen van de kwaliteit en de betaalbaarheid, maar uiteraard ook met de budgettaire haalbaarheid voor de overheid. In die zin is er dus weinig verschil tussen programmatie-instrumenten als het gaat over woonzorgcentra, psychiatrische verpleegtehuizen, beschut wonen en de gezinszorg, zij het dat dat in de gezinszorg tot op heden met uren gaat. Het principe dat je ter zake een programmatie en een groeipad hebt, is daar echter inderdaad aanwezig, en het ziet er nog niet naar uit op korte termijn dat we dat gaan verlaten. Als men uw redenering dat je een inschaling en dan toegang tot terugbetaalde zorg hebt, consequent wil volgen, dan moet men immers natuurlijk ook stellen dat die inschaling leidt tot de vaststelling dat mensen moeten worden opgenomen in een woonzorgcentrum, en dan moet men daar ook de openendformule toepassen. Ik begrijp die redenering, maar ze is op dit moment niet haalbaar, denk ik. Er is natuurlijk zeker vraag naar een groeipad, maar het is zeker niet zo dat we op dit moment in staat zijn om een openendformule te maken. Trouwens, er zijn al landen waar openendformules met een enorme push plotseling leiden tot de vaststelling dat het ook niet meer houdbaar is. Men moet dus ook weten dat, als je het systeem zo’n incentive geeft dat het budget explodeert, de overheid dat wellicht op een bepaald moment zal moeten corrigeren, en dan wordt het waarschijnlijk nog problematischer om dat te moeten doen. Wat de vergelijking met de gehandicaptenzorg betreft, op dit ogenblik, in de fase waarin we ons nu bevinden, gaat die wat dat betreft natuurlijk niet op, want in de gehandicaptensector is het helaas nog altijd zo dat we moeten prioriteren. Het budget is daar ook gesloten, maar de allocatie gebeurt op een andere manier.
We gaan natuurlijk gezinszorg blijven inzetten voor veel situaties, en niet alleen voor diegenen die de meeste zorg behoeven. Als er één weg is die in de nota zeker wordt aangegeven, dan is het dat gezinshulp ook een rol moet kunnen spelen bij de hulpverlening in de integrale jeugdhulp, in de geestelijke gezondheidszorg enzovoort. Het lijkt me dus een kwestie van positionering, ook in dat soort samenwerkingsverbanden waar de heer Persyn ook naar heeft verwezen in zijn vraag. Die aanvullende thuiszorg moet echter natuurlijk wel kunnen worden verantwoord door de meerwaarde die die kan hebben, precies gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van de mensen waarover het gaat. Dat is een beetje de reden waarom we denken dat dat beter in één geïntegreerd pakket zit en vanuit dat perspectief ook mee wordt bekeken.
Mijnheer Bertels, het antwoord op uw vraag staat op bladzijde 23 van de conceptnota. Daarin staat ook hoe men in de tussenfase dat groeipad zou willen alloceren. Daarin wordt ook gepleit om in de toekomst en in afwachting van de hele constructie van de Vlaamse sociale bescherming toch meer rekening te houden met meer regionale zorgafbakeningen, om er zeker van te zijn dat die uren ook daadwerkelijk in regio’s terechtkomen waar er echt een groot probleem is. U kunt het voorstel dat daarvoor is uitgewerkt, dus in de nota terugvinden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.