Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de oproep van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) inzake de integratie van nieuwkomers
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, het ging daarnet al over dit onderwerp. We zijn in deze legislatuur geconfronteerd met de uitdagingen van de vluchtelingencrisis. Dat heeft een impact op veel beleidsdomeinen en ook op het domein Werk. Op alle niveaus is hard gewerkt om die uitdaging aan te gaan. Federaal heeft men stappen gezet, Vlaanderen heeft stappen gezet. Er zijn bijkomende middelen voor VDAB en dat is zeer belangrijk. In het kader van de integratie van de vluchtelingen in onze arbeidsmarkt is het verwerven van taalkennis zeer belangrijk. Ook de lokale besturen hebben een tandje bijgestoken om de vluchtelingencrisis het hoofd te bieden.
De VVSG organiseerde een interessante enquête. Het gaat uiteraard over veel meer dan het arbeidsmarktbeleid of arbeidsmarktgerelateerde beleid, waarbij onder andere de taal- en activeringsproblematiek aan bod kwam. De perceptie in Vlaanderen rond de wachtlijsten voor taalopleidingen is anders dan de lokale; daar wordt dat probleem wel degelijk als ernstig beschouwd en de wachtlijsten worden zelfs te lang bevonden. Een en ander zou beter georganiseerd kunnen worden.
Hoe wilt u het gebrek aan kennis van de Nederlandse taal aanpakken? Er zijn al stappen gezet uiteraard, maar de perceptie van de wachtlijsten noopt misschien tot nieuwe stappen of tot een evaluatie van het huidige beleid.
Worden er, naast de investeringen bij VDAB, bijkomende middelen uitgetrokken, dit eventueel in samenwerking met onderwijs? Een uitbreiding van Nederlands op de Werkvloer/Opleidingsvloer, IBO-taal en dergelijke zou allicht nuttig kunnen zijn.
Ook de gebrekkige gelijkschakeling van diploma’s vormt voor zes op de tien van de ondervraagde lokale besturen nog steeds een belemmering, ondanks het gewijzigde beleid dat u samen met minister Crevits hebt uitgetekend. Wat is uw reactie daarop?
Een kwart van de OCMW’s is ontevreden over de samenwerking met VDAB, wat vooral betrekking heeft op werkplekleren, jobcoaching en Nederlands op de werkvloer. Wellicht is het nuttig om hierover een dialoog te organiseren met de VVSG en na te gaan op welke manier er kan worden geremedieerd aan de vrij hoge mate van ontevredenheid tussen twee belangrijke actoren in het beleid.
Minister, hoe beoordeelt u het beleid inzake integratie op de arbeidsmarkt van vluchtelingen tot op vandaag? Welke resultaten kunt u voorleggen sinds de grote toestroom in de zomer van 2015? Wat zijn nog de belangrijkste problemen en uitdagingen?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik zal u de samenvatting van de resultaten van de VVSG-enquête besparen, want collega Bothuyne heeft die op een voortreffelijke manier bondig en scherp samengevat.
We hebben er alles aan gedaan – herinner u het akkoord-Muyters-Francken – om zo snel mogelijk de toeleiding te doen, om al van in het opvangcentrum een onestopshop in te richten. We hebben het mogelijk gemaakt dat het traject ‘opdoen van werkervaring’ kan samenlopen met het aanleren van de taal. We worden ook geconfronteerd met lagere kansen op tewerkstelling en dat heeft vaak te maken met taal. Als er problemen zouden zijn met het aanbod of de snelheid ervan, dan moeten we dat hier zeker kunnen bespreken.
Het OCMW is belangrijk voor tijdelijke werkervaring. Mevrouw Van Eetvelde vroeg hoeveel trajecten er zijn aangeboden. Ik heb daar al een schriftelijke vraag over gesteld en een antwoord op gekregen. Dat begint nu te lopen. Natuurlijk weet ik niet hoeveel trajecten er zijn op het niveau van de doelgroep vluchtelingen. Ook daar zijn er mogelijkheden en is er een belangrijke rol weggelegd voor het OCMW. Als de VVSG signaleert dat er fricties zijn, dan behoeft dat ook een bespreking in deze commissie.
Minister, ik heb drie vragen voor u opgesteld. Ik zal u voorlezing ervan besparen, iedereen kan ze lezen. Minister, u zult ze wel beantwoorden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik zal dat ook doen, ik zal u de antwoorden geven. (Gelach)
Alle gekheid op een stokje, ik zal wel verwijzen naar dingen die we al hebben besproken. De toelichting over mijn plan van aanpak van integratie door werk is in de actuele vragen van uzelf en de heer Kennes aan bod gekomen in de plenaire vergadering.
Ik wil heel duidelijk zeggen dat er geen wachtlijsten zijn voor het volgen van taalopleidingen bij VDAB. Sommige personen met een migratieachtergrond stuurt het OCMW wel door naar VDAB voor het volgen van een sectorspecifiek traject. Afhankelijk van de vragen die VDAB krijgt, vormen we zo gauw mogelijk een groep met mensen met dezelfde ondersteuningsnoden, en richten we zelf een cursus of opleiding in of besteden we die uit.
Die cursussen of opleidingen kunnen ook worden uitbesteed aan een onderwijspartner, bijvoorbeeld het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) of het centrum voor basiseducatie (CBE). De cursussen bij de onderwijspartners zijn gebonden aan vaste instapmomenten in onderwijs, waardoor de indruk van wachtlijsten ontstaat.
Daarnaast verwijst het OCMW ook personen door naar de onderwijstrajecten in samenwerking met het Agentschap Integratie en Inburgering. Mogelijk zijn er daar ook wachtlijsten te situeren, maar dus niet bij VDAB.
Naargelang de nood en het aantal aanvragen voor taalopleidingen, activering en de opleidingen Nederlands op de werkvloer, zet VDAB extra capaciteit in indien nodig. Zo zette VDAB in 2016 54 personeelsleden in voor taalcoaching op de werkvloer. VDAB heeft sterk ingezet op de samenwerking met Onderwijs voor het geven van beroepsgerichte NT2-opleidingen. De VDAB-capaciteit wordt prioritair aangevuld via samenwerkingsovereenkomsten met Onderwijs. Het is dus niet altijd met eigen mensen, maar in de eerste plaats met onderwijsmensen.
De gelijkschakeling van diploma’s is en blijft een bevoegdheid van minister Crevits. Samen met minister Crevits werk ik verder aan het ontwerpdecreet betreffende een geïntegreerd beleid inzake de erkenning van competenties. Voor dit onderwerp verwijs ik graag naar een vraag om uitleg van Griet Coppé van 15 maart 2017 over erkennen en inzetten van elders verworven competenties in de zorgsector. Die antwoorden kunnen ook hier nuttig zijn.
Op uw vraag, meneer Bothuyne, over het feit dat een op vier OCMW’s ontevreden is, kan ik alleen maar zeggen dat we het actieplan ‘Integratie door werk’ nooit kunnen realiseren als er geen samenwerking is tussen VDAB en de diverse partners. Dat is al vaak in de commissie aan bod gekomen. Ik verwijs naar een vraag om uitleg van Guy D’haeseleer. Ik ben uiteraard van mening dat enkel door een optimale afstemming tussen VDAB en de partners, waaronder de VVSG, verdere stappen voorwaarts kunnen worden gezet. Mijn kabinet heeft uiteraard overleg met VVSG en we zullen de verbeterpunten meenemen. VDAB nam reeds het initiatief om met de VVSG aan tafel te zitten om een samenwerkingsovereenkomst op te maken, specifiek voor werkzoekenden met een migratieachtergrond.
Die overeenkomst moet die betere samenwerking en afstemming waarborgen, ook wat betreft de verschillende initiatieven om Nederlands te leren. Dat zal gebeuren op het niveau van de operaties in regio’s en provincies, dus dicht bij waar de problemen ontstaan.
Uiteraard gaat het, voor wat VDAB betreft, om initiatieven Nederlands gericht op werk. Het lijkt me belangrijk dat men daarnaast ook afspraken maakt met het Agentschap Integratie en Inburgering voor wat betreft het aanbod Nederlands bij onderwijs. VDAB heeft dit reeds opgenomen voor de bij VDAB ingeschreven werkzoekenden. Aangezien de VVSG eveneens werkte aan een samenwerkingsovereenkomst met het Agentschap Integratie en Inburgering, is het belangrijk dat mee te nemen, zodat we in eenzelfde lijn zitten.
Collega Bothuyne, over hoe ik mijn beleid naar integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt evalueer, kan ik alleen maar stellen dat het actieplan ‘Integratie door werk’ een degelijk plan is. Het wordt zowel Vlaams als Europees bijzonder goed onthaald. Hier verwijs ik naar vraag om uitleg van collega D'haeseleer over de tewerkstelling van erkende vluchtelingen.
In het kader van het traject naar werk, kan de betalende opleiding ‘Nederlands op de Werkvloer’ (NodW) een mooi sluitstuk zijn voor anderstalige werkzoekenden die bij tewerkstelling na een stage of een IBO nog taalondersteuning op de werkvloer nodig hebben. Nederlands op de Werkvloer is voor mij een absolute succesformule, maar het is in de eerste plaats een betalende opleiding op vraag van de werkgever. Voor meer info verwijs ik naar een schriftelijke vraag van collega Bothuyne van 17 februari 2017 over het sluitend taalbeleid.
Wat dit betalende aanbod betreft, werkt VDAB complementair aan het marktaanbod. Collega Ronse, u weet dat ik altijd op die manier wil werken. Ik vind het belangrijk dat VDAB zijn taalinstructeurs optimaal en op maat inzet voor het activeren van nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Op de werkvloer zet VDAB zijn taalinstructeurs prioritair in op taalondersteuning bij de diverse vormen van werkplekleren zodat de anderstalige werkzoekende zijn competenties direct kan ontwikkelen bij een werkgever. In dit kader biedt VDAB ook gratis job- en taalcoaching aan. Er wordt in overleg met de werkgever gekeken wat het meest geschikte aanbod is voor de verdere competentieversterking van de pas aangeworven anderstalige werknemer. In de samenwerking met de werkgever gaat VDAB ook verder dan het coachen van de anderstalige werknemer.
Tot slot moeten we maximaal blijven inzetten op het mobiliseren van de werkgevers om in het kader van het werkplekleren hun werkvloer open te stellen.
Wat ik nog niet heb aangehaald, is het vrijwilligerswerk voor personen met een migratieachtergrond, maar dat is daarnet in de vraag van de collega’s aan bod gekomen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het bewijst dat we hierover al vaak hebben gesproken, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Ik ben blij met uw antwoord, in die zin dat u duidelijk de samenwerking met de lokale besturen erkent. De samenwerkingsovereenkomsten die in opmaak zijn tussen VDAB en de VVSG zijn heel positief. Ik begrijp dus dat er een samenwerking wordt gezocht tussen VDAB en de VVSG en niet met elk lokaal bestuur apart. Ik denk dat dat positief is. Misschien kunt u nog iets meer duiding geven met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst, het doel ervan en de timing. Dat we er op die manier voor kunnen zorgen dat de tevredenheidscijfers bij de lokale besturen over de samenwerking met VDAB omhoog gaan, kan alleen maar positief zijn.
Over taal hebben we ook al vaak gesproken. U zegt dat er geen wachtlijsten zijn bij VDAB. Tegelijk zijn er wel tienduizend werkzoekenden waarvan VDAB zelf zegt dat ze niet of nauwelijks het Nederlands machtig zijn en die al zeer langdurig werkzoekend zijn. Het zijn mensen die al jaren in begeleiding zijn bij VDAB, maar op een of andere manier slagen ze er niet in om Nederlands te leren of slagen wij er niet in om dat Nederlands bij hen onder de knie te krijgen, minstens op een basisniveau, noodzakelijk voor onze arbeidsmarkt. Misschien zijn er inderdaad geen wachtlijsten bij VDAB, maar misschien sturen we niet voldoende actief de mensen die echt die taalopleiding nodig hebben, door naar de gepaste opleiding. Dat blijkt misschien ook een beetje uit de dalende cijfers van de georganiseerde taalopleidingen bij VDAB vorig jaar.
Maar goed, die discussie hebben we al eerder gevoerd. Ik denk dat we er kritisch naar moeten blijven kijken en VDAB moeten blijven aanmoedigen om, waar mogelijk, tandjes bij te steken.
De heer Ronse heeft het woord.
Uit het antwoord van de minister begrijp ik dat er kosten noch moeite gespaard worden om die taalopleidingen voort te zetten, dat dat strakke tempo in dat geïntegreerde verhaal, zowel leren op de werkvloer als taalopleiding, gehandhaafd blijft en dat er zelfs nog een boost aan wordt gegeven. Ik ben dus opnieuw tevreden.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik had graag gewezen op de aanbevelingen die ella vzw heeft gemaakt, een kenniscentrum dat specifiek focust op het emanciperen van vrouwen op de arbeidsmarkt, en in het bijzonder nieuwkomers. Ze hebben een onderzoek gedaan ‘Empowerment door taal? Ervaringen van vrouwen met lessen Nederlands en het NT2-aanbod’. Daarin wordt sterk benadrukt dat veel vrouwelijke nieuwkomers nog in de klassieke zorgtaken zitten, wat een drempel is om ofwel Nederlands te volgen ofwel systematisch Nederlandse les te volgen. Ze doen een oproep om nog meer te investeren in aanbod en in een systematisch aanbod van kinderopvang dat daarbij aansluit. Hoe is dat nu georganiseerd? Ik weet dat voor werkzoekenden aandacht is voor voldoende kinderopvang wanneer ze een beroepsopleiding moeten volgen. Hoe gebeurt dat bij de lessen NT2?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk dat u daarvoor bij mijn collega’s moet zijn. Wij organiseren taallessen voor mensen die werkzoekend zijn en voor wie het niet kennen van het Nederlands een probleem is.
Mijnheer Bothuyne, de dalende cijfers van de georganiseerde taalopleiding hebben mee te maken met het feit dat we focussen op het geïntegreerd gegeven van de lessen samen met een werkvloeropleiding. Dat is de essentie. Is daar dan kinderopvang? Ja, er kan op dezelfde manier als voor werkzoekenden in kinderopvang worden voorzien. Dat is de klassieke werking. Dat is niet anders voor NT2 dan voor andere opleidingen. In eerste instantie is dat voor de werkzoekende zelf. Als zij werkloos zijn of als zij, om de werkloosheidsuitkering te kunnen krijgen, in het kader van een traject naar werk dingen moeten doen, moeten zij natuurlijk zelf voor kinderopvang zorgen. Maar er zijn wel een aantal aspecten daaromtrent binnen VDAB mogelijk. Maar er is niets speciaals ten aanzien van een of andere groep.
Met betrekking tot VVSG en VDAB is de filosofie vooral dat dichter bij de lokale noden acties kunnen worden gevoerd. De samenwerkingsovereenkomst is, als ik mij niet vergis, ondertussen ondertekend en vorige week woensdag bekendgemaakt. Die is dus gemakkelijk terug te vinden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, dan gaan we die zeker eens bekijken.
Wat betreft de taalopleiding en de integratie van werkervaring en taalopleiding, moet ik zeggen dat ook daar de cijfers niet zo rooskleurig zijn en er geen stijging is die de daling van de klassiekere taalopleidingen goedmaakt. Daar is effectief zowel kwantitatief als kwalitatief nog verbetering mogelijk.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.