Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, laat mij eerst zeggen dat het voorbeeld dat ik hier aanhaal, louter als voorbeeld dient. Het is niet om een of andere partner te viseren. Het gaat mij om de structuren en de werking die erachter zit.
Om de stap naar werken in loondienst gemakkelijker te maken, organiseert Stebo (Steunpunt Buurtopbouwerk) sinds juli 2016 loopbaanateliers voor vluchtelingen. In groepssessies worden de nieuwkomers zich bewuster van hun capaciteiten en toekomstperspectieven. Ze leren de Vlaamse arbeidsmarkt kennen, krijgen informatie over solliciteren en leren hun dossier te beheren bij VDAB. Daarvoor krijgt Stebo reguliere Vlaamse financiering.
Stebo krijgt ook financiering vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Vlaamse cofinancieringsfonds voor het project ‘Ondernemen in Vlaanderen voor Vluchtelingen’, waar we het vorige week in de commissie nog over gehad hebben. Daarin worden vluchtelingen wegwijs gemaakt over de mogelijkheid van zelfstandig ondernemerschap. En als ze uiteindelijk niet kiezen voor het ondernemerschap, dan worden ze begeleid naar een gepaste tewerkstelling, zoals in de loopbaanateliers.
Aanvragen van verschillende doelgroep- en projectfinancieringen bij diverse instanties door een promotor of een instelling voor één en dezelfde doelgroep is een vaak voorkomend fenomeen in het versnipperde Vlaamse en Europese subsidielandschap. Daardoor krijgt men soms vanuit vier of vijf verschillende overheidsinstanties – Vlaams, Europees, federaal, provinciaal, stedelijk et cetera – subsidies toegewezen voor de dagelijkse werking en het oplossen van probleemsituaties, met een ‘never ending story’ maar wel al dan niet efficiënte werkformules. Bij controles en/of inspecties mag men ook niet verder controleren dan een welafgebakende werkzaamheid, gelinkt aan één welbepaalde subsidieverstrekker.
Ten slotte valt ook op dat voor een doelgroep met vaak eenzelfde culturele, religieuze of etnische achtergrond, of dezelfde afstand tot de arbeidsmarkt of het ondernemerschap, de wijze van probleemaanpak of de toegepaste methodiek verschilt van provincie tot provincie, zeker in de provincies die niet aan elkaar grenzen.
Daarom wil ik enkele vragen stellen over dergelijke fenomenen. Want dit is maar één voorbeeld. We kunnen er zo verschillende aanhalen. Op welke manier wordt erop toegezien en wordt voorkomen dat er dubbele financiering is bij projectfinancieringen? Welke controlemechanismen zijn er voorhanden? Welke controlemechanismen kunt u hanteren?
Is er een overlegniveau waar subsidiërende agentschappen en diensten overleg plegen over projectfinancieringen en waar gemeenschappelijke projectindieners hun werkzaamheden ook inhoudelijk kunnen aftoetsen?
Wat is uw mening over het feit dat er in Vlaanderen, dat qua afstand relatief klein is, vaak verschillende werkmethodes worden gefinancierd voor een en dezelfde problematiek en doelgroep? Op zich is dat niet slecht, maar dan moet men op termijn wel naar de ‘best practices’ gaan en naar informatie-uitwisseling. Ik ben er niet van overtuigd dat dat het geval is. U kunt dat misschien wat meer toelichten.
Deelt u tot slot de mening dat er een Vlaamse kakofonie van werkmethodes bestaat waarvan de goede praktijken simpelweg niet gemainstreamd worden naar andere regio’s, al dan niet met de achterliggende intentie om vervolgsubsidies te kunnen aanvragen?
Minister Muyters heeft het woord.
We hebben een heel duidelijk mechanisme om te voorkomen dat er dubbele financiering is. Elk agentschap heeft zijn kerntaak, en dat is uiteraard al een eerste element om ervoor te zorgen dat dubbele financiering voorkomen wordt. Als er raakvlakken bestaan, dan organiseren we actief de samenwerking en de afstemming, zodat die raakvlakken niet tot dubbele financiering leiden. Ik geef u een voorbeeld: als we het hebben over ‘Maak werk van je zaak’, de activering van werklozen richting ondernemerschap, werken ESF, VDAB, SYNTRA en het Agentschap Innoveren en Ondernemen daar samen aan. Die hebben die maatregel samen opgestart. Het is dus niet zo dat elk agentschap zijn eigen maatregel uitvaardigt. Ze vaardigen samen één maatregel uit, die bovendien conceptueel zo uitgewerkt is dat elk van de andere maatregelen van die agentschappen gewaardeerd wordt in zo’n traject.
Daarnaast beperken we het risico op dubbele financiering van projecten door diverse subsidiekanalen samen te brengen in één subsidieverstrekker. Zo beheert de afdeling ESF niet alleen de Europese middelen, maar ook de Vlaamse cofinancieringsmiddelen van het ESF-programma. ESF-projecten vallen dus onder één regelgeving en één controlespoor. Indien er andere subsidies aan ESF-promotoren worden toegekend, moeten die worden ingebracht indien zij betrekking hebben op acties die in het project worden uitgevoerd. Bij de controle van de projecten worden de diverse financieringsbronnen van de promotor gecontroleerd. Dat gebeurt zowel bij de eerstelijnscontrole van de afdeling ESF als bij de tweedelijnscontroles die de afdeling Toezicht en Handhaving uitvoert.
Verder organiseert de afdeling ESF structureel overleg met andere financierende actoren op de arbeidsmarkt. Zo is er maandelijks een overleg met VDAB. Binnen het beleidsdomein Werk en Sociale Economie (WSE) is er ook afgesproken dat ESF alleen acties financiert die niet op een andere manier gefinancierd kunnen worden. Opnieuw om mogelijke dubbelfinanciering met andere Europese fondsen te voorkomen, gaat ESF ook nog deelnemen aan het overleg met instanties die andere fondsen beheren, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
Een goed voorbeeld van een sluitend controlemechanisme vind je bij de controle van deelnemers aan werkprojecten. Alle deelnemers moeten immers geregistreerd zijn in het Mijn Loopbaan voor Partners-systeem van VDAB. Dankzij dat systeem kunnen we verifiëren of deelnemers niet meer dan eenmaal in een gesubsidieerde actie voorkomen.
Wat betreft de agentschappen die een regisseursrol vervullen ten opzichte van externe actoren, heb ik aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen een tijdje terug de opdracht gegeven om een lerend netwerk samen te brengen van de ambtenaren die een dergelijke regierol opnemen. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen heeft dat intussen ook al georganiseerd. Een eerste bijeenkomst vindt begin september plaats. De bedoeling van het overleg is in de eerste plaats alle trajecten die ondernemers en ondernemingen voorzien van inspiratie, informatie, advies en begeleiding of netwerking, samen te brengen. Flanders Investment & Trade (FIT), SYNTRA, het departement Werk, VDAB, het ESF-agentschap, het Agentschap Innoveren en Ondernemen en de clusters zullen allemaal deelnemen aan dat overleg. Het doel is elkaars aanbod beter te leren kennen, maar ook elkaars werkwijze: welke subsidievoorwaarden worden gehanteerd, hoe wordt er gecontroleerd, wanneer wordt voor een overheidsopdracht gekozen, enzovoort? Vandaag werken al die agentschappen al samen, zoals ik al zei, maar door multilateraal samen te komen in een lerend netwerk in plaats van bilaterale contacten zoals vandaag vaak gebeurt, kunnen die kennis en die samenwerking uitgediept worden.
Het feit dat er verschillende werkmethodes worden gehanteerd voor eenzelfde groep – dat zei u zelf al – is op zich niet abnormaal. Uiteraard kan elke overheid middelen toewijzen om haar beleidsdoelstellingen te realiseren, maar dat hoeft niet noodzakelijk tot versnippering te leiden. Bijvoorbeeld bij ESF zijn er twee projecten goedgekeurd om kwetsbare groepen te begeleiden en dichter bij de arbeidsmarkt te brengen. U kent die, want die zijn hier al vaak aan bod gekomen.
Wat uw opmerking betreft over het niet mainstreamen van praktijken en het steeds verder vragen van nieuwe subsidies, kan ik opnieuw verwijzen naar hoe dit bij ESF wordt aangepakt. ESF-medewerkers spelen een actieve rol in het organiseren van rondetafels en themawerkingen, waarop projectpromotoren worden uitgenodigd om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen. Promotoren die op consultatie komen wanneer zij een project willen indienen, krijgen steeds informatie over andere projecten die reeds vergelijkbare zaken gerealiseerd hebben, zodat er niet opnieuw zaken gesubsidieerd worden die al eerder zijn uitgevoerd.
Ik denk, collega Turan, dat ik u met deze antwoorden duidelijk heb gemaakt er geen sprake is van wat u ‘complete versnippering’ noemt.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Het was te veel informatie om het nu te bekijken, dus ik zal het verslag nog eens grondig nalezen.
Ik verwijs opnieuw naar het voorbeeld uit mijn vraagstelling: enerzijds begeleidt een organisatie vluchtelingen naar een job, en anderzijds begeleidt diezelfde organisatie vluchtelingen naar ondernemerschap. De overhead van de twee komen samen, en dat zijn twee verschillende subsidies. Er is een structurele ondersteuning en er is projectondersteuning. En er is een link tussen beide, want als het ondernemerschap niet lukt, dan gaat die maar terug. Dat op zich verklaart al dat er een dubbele financiering is.
U zegt dat er veel overleg is. Er is een lerend netwerk opgestart, de ambtenaren nemen een regierol op en overleggen. U hebt ook gezegd dat alle trajecten worden samengebracht. Kunt u dat even uitdiepen? Worden de trajecten die uitgaan van verschillende agentschappen, allemaal uitgestippeld en wordt er bepaald wie voor welk traject subsidie krijgt vanuit welk agentschap of welke overheid? Is daar een algemene controle over? Dat er controle is van elk subsidieverstrekkend agentschap voor de eigen KPI, is op zich normaal, maar de KPI langs de ene kant kan ook een KPI langs de andere kant zijn. En dan heb je wel een dubbele financiering. Op zich kan dat geen kwaad, als we veel geld zouden hebben, maar dat is niet het geval. En dus moeten we echt kijken hoe we elke cent aan wie overhandigen en welke beleidsstrategische punten die u wilt realiseren, worden binnengehaald. We hebben het er gisteren nog over gehad: heel veel geld, maar we moeten zien dat de realisaties binnenkomen.
De heer Ronse heeft het woord.
Over het concrete dossier ga ik geen uitspraken doen. Bovendien vond ik de uitleg van de minister vrij overtuigend. Ik maak me er dus geen zorgen over dat er daar een kwestie van dubbele financiering is. Waar ik wel uitspraken over zou willen doen, is het volgende. Collega Diependaele heeft het gisteren al gezegd met betrekking tot subsidies aan kmo’s vanuit Europa. En elke aanleiding is goed om dat hier in het parlement mee te geven.
Hetzelfde geldt voor subsidies vanuit Europa aan organisaties om bepaalde doelstellingen te realiseren. Ik blijf erbij dat ESF-dossiers inzake rapporteringsvereisten, administratieve overlast en prefinanciering moordend zijn voor de werking van een organisatie. Soms is er gedurende 1 of 2 jaar prefinanciering. Ook de beoordeling is vaak heel arbitrair. We moeten bij Europa verder blijven aangeven dat dit moet verbeteren. In tegenstelling tot wat het nu is, moet daar de methode-Muyters worden toegepast, namelijk resultaatgebonden financiering. In ESF-dossiers moet men zelfs bijna uitschrijven wanneer een medewerker naar het toilet gaat, wat hij of zij daar doet enzovoort. Wat telt, is wat achtergelaten wordt in het toilet.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Turan, ik ben het niet eens dat er dubbele financiering is in het voorbeeld dat u naar voren brengt. Er is een project dat werkzoekenden met een asielachtergrond enzovoort probeert te begeleiden naar ondernemerschap. Dat is een traject waar inspanningen worden gedaan en bepaalde competenties worden aangeleerd. Wanneer een persoon niet voor het ondernemerschap kiest, kan met die persoon een ander traject worden gevolgd om hem of haar aan een job te helpen. Die persoon kan van dat eerste traject wel iets opsteken, maar de begeleiding die wordt gevraagd in het andere project is een andere begeleiding dan in het eerste project. Dat het toevallig tweemaal dezelfde onderneming is omdat die goed heeft ingetekend op de oproep, is mogelijk, maar het is een ander project en het is een andere begeleiding waardoor er geen sprake is van dubbele financiering. Het hadden evengoed bedrijf A en bedrijf B kunnen zijn. Ze moeten iets anders doen, en dat is ook zo beschreven. We gaan niet tweemaal dezelfde weg beschrijven in twee verschillende projecten, de finaliteit is anders. Iemand begeleiden naar ondernemerschap is iets anders dan iemand begeleiden naar een job. Er kunnen hier en daar overlappingen zijn maar in het algemeen gaat het over iets anders, zeker in deze projecten.
Is alles sluitend inzake dubbele financiering? Wellicht niet, dat kan alleen als men één gemeenschappelijke databank heeft. Wij werken daaraan, maar dat bevindt zich nog in een embryonale fase. Om die reden had ik het niet genoemd in mijn antwoord. Dat is ook niet voor morgen realiseerbaar. Het zou echter wel de oplossing zijn voor dat geheel.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw informatie. Gaat de inspectie van WSE op elk project af? Er is een deskcontrole en een controle ter plaatse. Hebben wij er zicht op hoeveel personen daaraan werken? Ik zal u daar een schriftelijke opvolgvraag over stellen.
We moeten zoveel mogelijk streven naar uitsluiting van dubbele financiering, vandaag en morgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.