Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik denk dat er in Antwerpen een zeer goed initiatief genomen is met die lage-emissiezone. Als we iets willen doen voor de verbetering van het klimaat, is dat zeker en vast een gewenste maatregel. Een dikke proficiat dus ten aanzien van de stad Antwerpen voor het nemen van dit initiatief.
Maar het initiatief dreigt ook wat ondergraven te worden doordat buitenlandse bestuurders die met een vervuilende dieselwagen door de lage-emissiezone in Antwerpen rijden, niet kunnen worden beboet. Het federale niveau zou de nummerplaatgegevens niet mogen delen met Vlaanderen. Dat zou het gevolg zijn van het feit dat enkel België en niet de gewesten partner zijn bij de internationale en bilaterale verdragen over gegevensuitwisseling. U betwist die visie, minister.
Minister Bellot heeft Vlaanderen een aantal pistes aangereikt op basis waarvan men toch aan de nodige gegevens zou kunnen komen. Een van de opties is een uitbreiding van het Europese verdrag dat in de inschrijvingsgegevens van voertuigen voorziet. Een andere mogelijkheid is dat Vlaanderen een protocol goedkeurt dat de bilaterale verdragen met onder andere Frankrijk en Nederland een gemengd karakter verleent. Ook de Kamer moet dan een nieuwe wet goedkeuren, net als alle betrokken parlementen in het buitenland. Dat lijkt allemaal redelijk omslachtig. Niettemin dringt een oplossing zich op. In februari 2018 worden de nummerplaten die op dat moment een jaar in de databank zitten, gewist en vervallen de boetes van de buitenlandse bestuurders. Daardoor ontstaat de indruk dat zij de dans ontspringen, wat uiteraard het draagvlak voor de lage-emissiezone ondergraaft.
Minister, op welke wetgeving baseert u zich als u stelt dat het federale niveau zijn nummerplaatgegevens mag delen met Vlaanderen? Hebt u daarover verder overleg gehad met uw collega-minister Bellot? Welke maatregelen zult u zelf nemen om ervoor te zorgen dat de buitenlandse bestuurders die de lage-emissiezone schenden, alsnog beboet zullen worden? Kunt u aangeven hoeveel buitenlandse bestuurders momenteel een boete hebben openstaan en over welk bedrag aan gemiste boete-inkomsten we spreken? Geldt het niet mogen delen van inschrijvingsgegevens ook voor andere overtredingen waarvoor Vlaanderen bevoegd is geworden, zoals de snelheidsovertredingen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, de uitwisseling van kentekengegevens voor snelheidsovertredingen begaan door buitenlanders, gebeurt op basis van de Cross-borderrichtlijn. Voor de uitwisseling van de gegevens voor overtredingen in de lage-emissiezone (LEZ) kregen we tot nog toe van de federale overheid geen toegang en geen beschikking over de nodige gegevens om die overtredende buitenlanders te kunnen beboeten. Dat creëert natuurlijk straffeloosheid, wat we absoluut niet willen.
We zijn er stellig van overtuigd dat gegevensuitwisseling binnen de huidige regelgeving perfect mogelijk is. We hebben dat ook laten weten via de minister-president aan minister Bellot met een schrijven verwijzend naar twee internationale verdragen. Het eerste is het verdrag van 2013, gesloten tussen België en Nederland, over de uitwisseling van persoonsgegevens voor inbreuken in het kader van het gebruik van de weg. Het tweede is het verdrag van 2008, tussen België en Frankrijk, over de uitwisseling van persoonsgegevens voor de bestraffing van verkeersovertredingen. Het is zelfs zo dat heel specifiek de memorie van toelichting bij het verdrag van 2013 met Nederland heel uitdrukkelijk vermeldt dat het de bedoeling is “gegevensuitwisseling mogelijk te maken voor zoveel mogelijk verkeersinbreuken, los van het feit of die strafrechtelijk, administratief of fiscaal worden gekwalificeerd en of die met een inning, een minnelijke schikking, een geldboete of retributie worden afgehandeld.” Zodra een gedraging in strijd is met de regel over het gebruik van de weg, is grensoverschrijdende gegevensbevraging uit elkaars kentekenregister dus perfect mogelijk, wat zou betekenen dat ook de stad Antwerpen gebruik zou moeten kunnen maken van die toegang. De verdragen zijn van toepassing op de LEZ-regelgeving omdat een LEZ zijn oorsprong vindt in de verkeerswetgeving waarover die bilaterale verdragen effectief handelen. Een inbreuk op de LEZ-reglementering is een inbreuk op het gebruik van de weg of kan alleszins als dusdanig worden beschouwd.
Omdat de problematiek mijn bevoegdheden wel wat overschrijdt – het is ook gerelateerd aan de bevoegdheden van collega Schauvliege op het vlak van milieu en natuur –, heeft de minister-president het initiatief genomen om met onze argumenten een schrijven te richten aan minister Bellot. Er is een antwoord op gekomen in de zin van dat ze het nog eens zullen bekijken en nog eens zullen laten onderzoeken door de FOD Buitenlandse Zaken.
Wat we intussen wel doen, is gebruikmaken van de mogelijkheden die nu voorhanden zijn, namelijk dat ‘bij overtredingen begaan door personen zonder vaste woon- of verblijfplaats in België gemeenten kunnen overgaan tot onmiddellijke inning’. De toezichthouders in de LEZ van de gemeenten kunnen de bestuurders van voertuigen een bevel tot stopzetting geven, kunnen de wettelijk voorgeschreven documenten opvragen – het inschrijvingsbewijs, het certificaat van overeenstemming –, kunnen de identiteit van de vermoedelijke overtreder controleren, kunnen zich zelfs laten assisteren door de politie.
Ik heb geen zicht op het aantal boetes. Het zijn natuurlijk de gemeenten zelf die daarvoor instaan. Ik ga er wel van uit dat de informatieverstrekking die werd opgevraagd bij de FOD Buitenlandse Zaken tot nieuwe inzichten zal leiden aan de kant van de Federale Regering en dat we effectief kunnen beschikken, zonder verdragsrechtelijke aanpassingen, over de registers van Frankrijk en Nederland.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, het is positief dat het perspectief wordt gegeven dat de FOD Buitenlandse Zaken alsnog de opdracht heeft gekregen om het positiever te bekijken. Ik denk dat het ook goed is dat onmiddellijk de nodige maatregelen kunnen worden getroffen met onmiddellijke inning. Het is ook goed dat dit verder met de nodige communicatie kan worden onderstreept zodat het duidelijk is dat het niet straffeloos kan gebeuren en dat het draagvlak voor de LEZ niet verder wordt ondergraven.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik sluit me natuurlijk volledig aan bij het standpunt van de minister dat straffeloosheid niet kan. Het is inderdaad belangrijk dat de onmiddellijke inning al gebeurt. We zullen moeten afwachten wat de tweede lezing zal geven en met welk advies de FOD Buitenlandse Zaken zal komen.
Minister, kunt u misschien eens laten nakijken, puur juridisch, als er een inbreuk gebeurt op een bilateraal verdrag – in dezen tussen lidstaten –, welke stappen er daartegen kunnen worden ondernomen? Als er bilaterale verdragen zijn en als de ene of de andere partij de uitvoering ervan tracht na te leven maar een ander bevoegdheidsniveau blokkeert dit, dan kan ik mij voorstellen dat men op hoger niveau hiertegen stappen kan ondernemen. Ik zeg niet dat u dit onmiddellijk moet doen, maar het zou misschien wel nuttig zijn om in de mouw te hebben zitten. Op welk hoger niveau kan men dus juridisch eens laten toetsen of een niet-uitvoering van een bilateraal verdrag terecht is of niet terecht? Dit is maar in tweede orde, want we gaan er natuurlijk van uit dat de tweede lezing door de FOD Buitenlandse Zaken wel soelaas zal brengen en er dan ook hopelijk spoedig gebruik kan worden gemaakt van de gegevensuitwisseling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.