Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de hernieuwde Vlaamse energielening
Vraag om uitleg over de hervorming van de energiehuizen en de energieleningen
Vraag om uitleg over de energiehuizen
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de energielening en de gewijzigde werking van de energiehuizen zoals voorgesteld door de Vlaamse Regering een tweetal weken geleden.
De Vlaamse Regering heeft besloten om de energielening in positieve zin bij te sturen. De prioritaire doelgroep van de energielening, ofwel de groep van Vlamingen die in aanmerking komen voor een energielening met een rente van 0 procent, wordt uitgebreid met de beschermde afnemers. Op die manier komen heel wat meer Vlamingen in aanmerking voor een energielening met een rente van 0 procent. Daarnaast wordt het totaal te lenen bedrag opgetrokken van 10.000 naar 15.000 euro. En de termijn waarop de lening moet worden terugbetaald, wordt opgetrokken van vijf jaar naar acht jaar voor wie leent aan 2 procent en naar tien jaar voor wie leent aan 0 procent. De energielening zal ook worden opengesteld voor vzw’s, scholen, sport- of andere verenigingen. Net zoals de gezinnen kunnen al deze organisaties een bedrag van 15.000 euro lenen, maar dit aan een rente van 1 procent. De geleende som moet worden terugbetaald over een periode van tien jaar.
Minister, we zijn blij te zien dat de regering deze voorstellen heeft omarmd. Wij hebben deze vanuit CD&V een tweetal jaren geleden voor het eerst gelanceerd en we zijn blij met de aanpassingen die de regering doorvoert. We zijn ervan overtuigd dat er heel wat versterkingen in zitten voor wie de financiën bij elkaar zoekt om zijn of haar woning of gebouw energiezuinig te maken.
De Vlaamse Regering was het op 8 juli 2016 principieel al eens over al deze aanpassingen aan de energielening, maar het heeft toch nog bijna een jaar geduurd voor de hervorming definitief kon worden goedgekeurd. Het was onze hoop, minister, dat u in dat jaar had ingezien dat de laatste maatregel die met de hervormingsplannen van 8 juli werd voorgesteld, namelijk om vanaf 2019 de energielening alleen nog open te stellen voor de prioritaire doelgroep, geen directe toegevoegde waarde zou hebben, integendeel, en daarom beter zou worden teruggeschroefd. Dit gebeurt, maar spijtig genoeg niet helemaal.
Vanuit de sector werd ons duidelijk dat die maatregel de goede werking en de financiële leefbaarheid van de energiehuizen in het gedrang zou brengen. In de hoorzittingen naar aanleiding van twee jaar renovatiepact in de commissie Energie van 8 en 15 maart 2017 werden we hier door verschillende aanwezigen opnieuw op gewezen. En ook de impactanalyse, die helaas de hele tijd onbeschikbaar bleef voor het parlement, komt blijkbaar tot datzelfde besluit.
We zijn blij dat u de initiële beslissing, namelijk het onverkort schrappen van de energielening voor het brede publiek, voor de middenklasse, hebt herzien. De energiehuizen zouden nu dus toch een lening kunnen verstrekken aan de gezinnen die kunnen aantonen dat ze geen energielening aan dezelfde gunstige voorwaarde krijgen bij een commerciële bank. Dat is positief hoewel het vreemd was dat u als minister hierover bleef communiceren dat ‘de overheid geen bank zal spelen’. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat we dat wel voor een deel zullen doen, complementair met de rol van de commerciële banken, niet alleen in het verhaal van de energielening maar ook in dat van de woonleningen, de erfgoedleningen en andere financieringsinstrumenten. Bijvoorbeeld voor kmo’s speelt de overheid heel uitdrukkelijk met de privésector een complementaire rol als financierder en kredietverstrekker. Ik hoop dat u die communicatie een beetje aanpast.
Een andere beslissing die vragen oproept, is dat over anderhalf jaar de energielening voor vzw’s en verenigingen aan een rente van 1 procent al opnieuw zou worden afgebouwd terwijl deze optie nog maar pas is gecreëerd. Dat lijkt ons een vreemde beweging.
Wel krijgen de energiehuizen nu een nieuwe rol. Ze moeten de mensen ontzorgen als het gaat over energetische renovaties. Ze worden het unieke loket voor energie in de gemeenten waar gezinnen terechtkunnen met al hun vragen over de energetische renovatie van hun woning. Daarnaast is het ook de bedoeling dat ze groepsaankopen gaan ondersteunen en wijkrenovaties gaan coördineren. Dit zijn heel wat bijkomende taken die uiteraard een nieuwe positionering en een nieuwe financiering van de energiehuizen vergen.
Minister, kunt u de bijkomende taken die worden toegewezen aan de energiehuizen, nader toelichten? Hoe zullen deze gefinancierd worden?
Is er overleg geweest met de Vlaamse gemeenten over de beslissing om van de energiehuizen het unieke energieloket in elke gemeente te maken? Want sommige gemeenten hebben in tussentijd in dit verband een eigen, aanvullend aanbod voor hun inwoners uitgewerkt. Het is belangrijk dat we wat vanuit Vlaanderen wordt aangeboden, goed afstemmen op wat intussen lokaal al is uitgewerkt.
Kunt u verzekeren dat na 1 januari 2019 geen energiehuizen zullen verdwijnen als gevolg van deze beslissing? Zowel uzelf als uw voorganger hebben heel uitdrukkelijk ingezet op het gebiedsdekkend maken van de werking van de energiehuizen en de energielening. Het is belangrijk dat die gebiedsdekkendheid ook na 1 januari 2019 gewaarborgd blijft.
Hoe beoordeelt u de voorliggende impactanalyse? Op welke manier komt u tegemoet aan de conclusies daarvan?
Hoe zult u de genomen optie ‘Vlaamse energieleningen voor de middenklasse indien de bank hun niet dezelfde gunstige voorwaarden kan bieden’ – kort samengevat – concreet invullen? Wie moet wat wanneer bewijzen? Kunt u dit op een administratief eenvoudige manier organiseren en garanderen?
Waarom is besloten om eind 2019 de energielening aan 1 procent voor vzw’s en verenigingen ook te schrappen? Zullen zij dan ook nog altijd bij een energiehuis terechtkunnen als blijkt dat ze geen gelijkaardige lening kunnen krijgen bij een privébank?
De heer Gryffroy heeft het woord.
De Vlaamse Regering heeft de hervorming van de Vlaamse energielening goedgekeurd. Het maximumbedrag wordt opgetrokken van 10.000 naar 15.000 euro en ook de duurtijd wordt verlengd van vijf jaar naar acht jaar en dan naar tien jaar voor specifieke sociale doelgroepen. Daarnaast kunnen vzw’s ook een energielening aan 1 procent afsluiten voor maximaal tien jaar en zal iedereen die een beroep doet op het sociaal tarief voor gas en elektriciteit aan 0 procent kunnen lenen. Gezinnen zullen hun energielening tot in vier schijven kunnen opnemen op voorwaarde dat de vorige is afbetaald.
De specifieke doelgroep voor leningen aan 0 procent is, met andere woorden, uitgebreid. Dat is een positieve zaak. Vanaf 2019 kunnen die leningen enkel nog worden verkregen door gezinnen die op de private markt geen energielening kunnen krijgen.
Ik wil hier een randbemerking bij maken. In het Vlaams regeerakkoord stond dit anders vermeld. Wij waren er grote pleitbezorgers van het op die manier in het Vlaams regeerakkoord op te nemen. Soms is er ook een voortschrijdend inzicht. Dankzij de hoorzittingen hebben we aangevoeld dat de gebiedsdekkende uitbouw van de energiehuizen op veel plaatsen nuttig is geweest. We hebben tevens gemerkt dat er, buiten die specifieke doelgroep die aan 0 procent kan lenen, nog een marktfalen is. Als er geen marktfalen is, is het niet nodig dat de overheid tussenbeide komt.
Tijdens de hoorzitting die hier is gehouden, hebben we veel getuigenissen gehoord. We hebben ondervonden dat er een groep mensen is die er geen probleem mee heeft een lening af te betalen, maar vanwege leeftijd of gezinssamenstelling moeilijk een lening kan krijgen, tenzij eventueel met een looptijd van maximaal drie jaar. Hierdoor worden de maandelijkse aflossingen veel hoger. Ik ben dan ook blij dat we tot een nieuw inzicht zijn gekomen. We kunnen die groep mensen nu een mogelijkheid bieden. Die mensen wonen immers vaak in niet zo ideale woningen die nog in de jaren 70 of 80 zijn gebouwd. Wat energiebesparingen betreft, is daar nog heel wat werk aan.
Minister, ik weet dat u dat als liberaal liever zou vermijden. Ik respecteer dat ook. U hebt daar een andere visie op. Normaal gezien, denk ik op sociaal-economisch vlak ook meer in die richting. Ik heb echter geluisterd naar wat tijdens de hoorzitting is verteld. Ik vind het interessant dat we die mogelijkheid hebben opengelaten.
We zullen nog steeds de doelgroep kunnen benaderen die marktconform een interest van minimaal 2 procent moet afbetalen, op voorwaarde dat die mensen geen financiering kunnen krijgen. We moeten natuurlijk opletten dat het voor die mensen geen administratief huzarenstukje wordt om dit te bewijzen. Mijn vraag sluit dan ook volledig aan bij de vraag die de heer Bothuyne al heeft gesteld. Wat zal de procedure zijn? Welke bewijsstukken zullen de mensen die niet bij een private bank terechtkunnen, moeten voorleggen om recht te hebben op een energielening?
Een goede samenwerking tussen de energiehuizen en de banken zal een belangrijk gegeven zijn om de gezinnen aan de juiste financiering voor hun project te helpen. We blijven geloven in de functie van de energiehuizen. Ze moeten op een bepaald moment beslissen wat goed is, wat het eerste is dat moet gebeuren, wat de quick wins zijn, enzovoorts.
Hoe zullen de energiehuizen de gezinnen helpen die wel op de private markt kunnen lenen? Hoe zullen ze ervoor zorgen dat de gezinnen aan de juiste voorwaarden voor hun financiering bij de banken terechtkunnen? Er moet, met andere woorden, een samenwerking tussen energiehuizen en de bankensector komen. Dit kan ook een oplossing bieden in functie van mijn eerste vraag. Indien er een open lijn is, kunnen de banken stellen dat bepaalde mensen vanwege bepaalde redenen niet bij een typische bankinstelling, maar wel bij een energiehuis terechtkunnen.
Mijn derde vraag heb ik eigenlijk een hele tijd geleden al aan toenmalig minister Turtelboom gesteld. (Opmerkingen)
Minister, in Nederland is een centraal platform opgericht waar iedereen, ook de banken, terechtkan. In samenwerking met de private banken worden alle gegevens hierin opgenomen. Ik herhaal mijn eerdere vraag. Wat vindt u ervan dit ook in Vlaanderen door te voeren?
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg ligt in de lijn van de vraag om uitleg van de heer Bothuyne, maar ik zou toch een aantal andere aspecten willen aanhalen. Op 19 mei 2017 heeft de Vlaamse Regering de hervorming van de energiehuizen en -leningen goedgekeurd. Ik moet toegeven dat deze hervorming een aantal positieve punten bevat, zoals de verlenging van de looptijd van de lening en de verhoging van het te ontlenen bedrag. Eerst vreesden we dat de hervorming helemaal niets goeds zou omvatten, maar er zitten ook goede zaken bij. Wat dat betreft, verdient de Vlaamse Regering toch een kleine pluim.
Minister, een aantal zaken baren ons echter zorgen. We hebben immers de indruk dat die hervorming er koste wat het kost moest komen. Het stond in het Vlaams regeerakkoord en er is, enigszins tegen beter weten in, heel lang over de hervorming gebakkeleid. Het heeft zeer lang geduurd voor de impactanalyse er is gekomen. Weinig documenten zijn zo goed beveiligd als die impactanalyse. Na een tijdje had ik de indruk dat slechts een persoon in Vlaanderen die hervorming wilde, namelijk u. Voor het overige wilde niemand dat nog. U hebt de hervorming toch doorgevoerd, zij het dan iets minder drastisch dan eerst was aangekondigd.
Ten gevolge van deze hervorming kunnen burgers die niet tot de doelgroep behoren tot 1 januari 2019 aanspraak op een energielening maken. Aangezien de energieleningen wegvallen voor de burgers die niet tot een sociale doelgroep behoren, zal de werklast van de energiehuizen sterk verminderen. De tijd die hierdoor vrijkomt, kunnen de energiehuizen gebruiken om de burgers te ontzorgen. Ze kunnen advies verlenen over renovaties, hulp bieden bij subsidieaanvragen of doorverwijzen naar een geschikte dienstverlener. Daarnaast mogen de energiehuizen tevens ondersteuning bieden bij groepsaankopen, collectieve renovaties coördineren en nieuwe of vernieuwende diensten ontwikkelen. Hiervoor kunnen dan projectsubsidies worden aangevraagd.
Minister, ten gevolge van het wegvallen van de energieleningen voor burgers vanaf 1 januari 2019 valt ook een gedeelte van de inkomsten van de energiehuizen weg. Naast de energieleningen aan 0 procent voor de burgers die tot een sociale doelgroep behoren, moeten de energiehuizen ook leningen verstrekken aan de burgers die bij de banken geen lening voor energierenovatie kunnen krijgen.
Gaan de energiehuizen nog genoeg financiële middelen kunnen genereren voor de dienstverlening na het wegvallen van de 2 procentleningen? Hoe wilt u daarvoor zorgen?
De energiehuizen moeten de burgers die geen lening voor een energetische renovatie krijgen bij de financiële instelling, een lening geven. Deze groep van burgers behoort vermoedelijk net niet tot de sociale doelgroep. De dossiers van de burgers die geweigerd worden door een financiële instelling, zijn complex en vragen veel tijd en kosten. Op welke wijze kunnen de energiehuizen deze kosten verhalen?
Financiële instellingen kunnen een lening voor een energetische renovatie weigeren. Worden de financiële instellingen verplicht om cijfers over deze weigeringen bij te houden? Dienen de financiële instellingen deze weigeringen te motiveren?
Hoe kan er worden nagegaan dat de lening terecht werd geweigerd, zodat voorkomen kan worden dat financiële instellingen enkel genieten van de baten en de risico’s afschuiven op de energiehuizen? Want zo gaan alleen maar de allerslechtste dossiers bij de energiehuizen terechtkomen.
Hoe zult u vermijden dat een hoger ingeschat risico bij de financiële instelling overeenkomt met een veel hogere intrestvoet? Ik weet dat dit marktconformgewijs zo werkt, u weet dat zeker omdat u uit de banksector komt, maar dit kan een drempel zijn voor de ontlener. Kan hij in dat geval alsnog een beroep doen op de Vlaamse energielening?
Naast de taken die behoren tot het basispakket, mogen de energiehuizen aanvullende diensten – tegen betaling – aanbieden. Een groot aantal van deze aanvullende ‘ontzorgingstaken’ wordt momenteel al ingevuld door de markt. Een aantal van de taken die de energiehuizen bijkomend mogen gaan uitoefenen, biedt de markt momenteel al aan, zoals de ondersteuning bij samen aankopen of de coördinatie bij collectieve renovaties. Is de dienstverlening die opgenomen wordt in het basistakenpakket, gratis voor alle Vlamingen? Heeft de markt – de ondernemingen die hier al actief in zijn – gereageerd op deze beslissing van de Vlaamse Regering? Zal deze beslissing van de Vlaamse Regering geen marktverstorend effect hebben?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Veel werd al gezegd, ook over de beslissing van de Vlaamse Regering. Mijn vraag gaat specifiek over de toekomst van de energiehuizen. Ik zal niet alles herhalen, ik ga onmiddellijk naar mijn vragen.
Welke nieuwe concrete taken zullen de energiehuizen in de toekomst krijgen? De impactanalyse geeft weer dat de energiehuizen zich zorgen maken als die 2 procentlening komt te vervallen. De regering heeft vrijdag beslist dat er een soort vangnet komt voor particulieren. De vraag is wat de energiehuizen in de toekomst gaan doen.
Hoe ziet u een intensere samenwerking tussen de energiehuizen en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden omtrent wonen? Ik zie heel wat synergieën tussen die twee. Ik denk dat zich in Vlaanderen een 200-tal lokale besturen van de 308 in zo’n samenwerkingsverband Wonen geëngageerd hebben. Die samenwerkingsverbanden organiseren in elke gemeente een loket waar de mensen terechtkunnen voor de V-test, energiepremies, het invullen van aanvragen enzovoort. Ik zie daar zeker kansen, minister. Het zou goed zijn om hier in de commissie eens duidelijk te maken hoe we die overlappende synergieën gaan aanpakken.
Hoe zullen de energiehuizen in de toekomst worden ondersteund en gefinancierd?
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega’s, mijnheer Bothuyne, ik zal beginnen met een belangrijke uitspraak te doen: ik vind dat de overheid geen bank moet spelen. Dat is ook niet het geval. Dat is niet de kerntaak van een overheid. Ik ga mijn communicatie daaromtrent niet veranderen. Ik blijf dat zeggen.
Ik hoor dat de uitbreidingen aan de energielening positief worden onthaald. Ik wil vooreerst wel benadrukken dat de prioritaire doelgroep wordt uitgebreid met de beschermde afnemers, dat is juist, maar ook nog eens daarbovenop de huishoudens met een belastbaar inkomen tot 30.060 euro, in tegenstelling tot wat hier naar voren wordt gebracht.
Ik blijf erbij: de commerciële sector moet het eerste aanspreekpunt zijn voor een lening. Maar – en dat heb ik altijd gezegd – wie niet terechtkan bij de bank, moet bij de energiehuizen terechtkunnen. We hebben dat opgevangen in het nieuwe voorstel. En dit doet niets af van wat ik gedurende maanden heb verklaard, de overheid moet die taak niet overnemen, integendeel. Trouwens, bij de banken kun je lenen aan minder dan 2 procent. Bij de overheid is het minstens 2 procent. Men kan vandaag goedkoper lenen bij de bank, en dat blijft de bedoeling. Die afspraak werd gemaakt. De overheid moet niet concurreren met de commerciële banken. Er is een vangnet, we willen dat als overheid opzetten, maar ik blijf bij het feit dat het niet de kerntaak van de overheid is om bank te spelen. Ik ga niet in op uw aanbod en ik ga mijn communicatie niet veranderen.
In de periode voorafgaand aan de beslissing van de Vlaamse Regering van 19 mei heb ik aan het Vlaams Energieagentschap de opdracht gegeven om samen met mijn kabinet met de verschillende energiehuizen te overleggen over nieuwe taken die zij vanaf 1 januari 2019 zouden kunnen opnemen en de manier waarop dit het best zou kunnen worden georganiseerd. Uit die verschillende gesprekken is een voorstel van heroriëntieplan gekomen, waarvan de principes, samen met de wijziging van het Energiebesluit, op 19 mei door de regering zijn goedgekeurd.
Ik blijf erbij dat de energiehuizen een belangrijke rol kunnen spelen in de ontzorging. Als minister van Energie stel ik vast dat dit een van de grootste zorgen is in het hele verhaal – en dat is volgens de heer Gryffroy al geruime tijd zo –: de ontzorging, niet alleen voor sociaal zwakkeren maar voor iedereen. Heel wat mensen zetten bepaalde stappen niet omdat ze er tegenop zien, hoewel het overduidelijk is dat ze er baat bij hebben, dat ze daar winst en rendement uit halen, dat ze daarmee daadwerkelijk hun factuur kunnen verlagen. Sommigen zetten de stap niet. Ik vind dat de taak van de energiehuizen daar in de toekomst ongelooflijk belangrijk zal zijn.
Mevrouw Taeldeman, ik heb in de discussies die daarover zijn gevoerd, vastgesteld dat sommigen zeiden dat de energiehuizen het best konden verdwijnen omdat er woonloketten waren. Ik heb mij daartegen verzet. Ik heb gezegd dat de energiehuizen moeten blijven omdat ze op het terrein allemaal een andere manier van werken hebben. Dat wordt niet van bovenaf opgelegd. Ze worden trouwens ook allemaal op een andere manier ondersteund en gefinancierd. Soms door een intercommunale, soms door een gemeente, soms door andere samenwerkingsverbanden. De taak op zich is belangrijk, maar de manier waarop dat is opgebouwd, verschilt van gemeente tot gemeente. Ik ben er absoluut niet tegen dat er een synergie bestaat tussen woonloketten en zoveel mogelijk instanties. We moeten op het terrein zoveel mogelijk samenwerken en efficiënt en kostenbesparend werken. In sommige situaties kan dat misschien leiden tot de leefbaarheid van de energiehuizen.
In de komende maanden zullen de nodige regelgevende initiatieven worden uitgewerkt om het heroriëntatieplan in te voeren zodat alle energiehuizen de nieuwe taken stapsgewijs en ten laatste tegen 1 januari 2019 kunnen opnemen. Voor de uitvoering van die taken zullen de energiehuizen wel degelijk een vergoeding ontvangen, wat hun continue werking moet verzekeren.
Ik zei al dat er op het terrein verschillende vormen van samenwerking zijn. Het is nog niet beslist op welke manier we de vergoeding zullen berekenen, maar die zou kunnen bestaan uit enerzijds een forfaitair gedeelte, waarbij rekening zou worden gehouden met variabelen zoals het inwonersaantal en het aantal gemeenten waarmee zou worden samengewerkt, en anderzijds uit een variabel gedeelte in functie van het aantal verstrekte energieleningen, die men moet verstrekken omdat de banken niet over de brug komen of omdat er effectief heel veel sociale doelgroep in de portefeuille zit.
Niemand kan 100 procent iets garanderen. Onlangs zijn er nog twee energiehuizen samengesmolten. Dat zou kunnen betekenen dat men zou kunnen zeggen dat er één minder is, waardoor de burgers minder zouden worden geholpen. Ik denk dat niet. Het is soms aangewezen dat er wordt samengewerkt. Ik vertrouw daar sterk op. Ik heb bilaterale gesprekken gevoerd met de energiehuizen. Ik heb ze ook gezien op de bijeenkomst van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) op 4 mei 2017 in Antwerpen. Ik heb toch de stellige indruk dat de energiehuizen zich in het heroriëntatieplan kunnen vinden en dat zij de uitbreiding van de 0 procent-doelgroep als gunstig ervaren.
Dit dossier heeft wat langer geduurd dan voorzien omdat we eerst een aantal andere zaken in orde moesten brengen en vervolgens op de Raad van State wachten. Er is nogal wat lawaai rond gemaakt, men zei dat het een gedrocht ging worden. Ik heb vastgesteld dat iedereen, weliswaar met hier en daar een aantal bemerkingen en vragen, toch vrij tevreden is over de manier waarop het wordt opgevangen.
Mevrouw Taeldeman, wij willen er met het heroriëntatieplan voor zorgen dat de energiehuizen op een meer uniforme wijze als een uniek loket functioneren en dat ze hun activiteiten vooral concentreren op begeleiding en ontzorging. Ik heb al gezegd dat ik dat het belangrijkste vind. Elk energiehuis zal een basispakket aan taken uitvoeren dat in elke gemeente moet worden aangeboden en dat voor de gebruiker kosteloos is. Het uniek loket moet toegankelijk zijn voor iedereen, en dus ook voor diegenen die een lening aangaan bij een commerciële bank. Ik heb nooit gezegd dat iemand die een lening aangaat bij een commerciële bank dan maar aan zijn lot moet worden overgelaten. Het kan perfect dat iemand die bij een energiehuis advies inwint, wordt doorgestuurd naar de commerciële bank, om dan terug te keren en verder te luisteren naar de adviezen van het energiehuis.
Het basispakket bestaat uit het aanbieden van gestructureerde informatie over energie-gerelateerde onderwerpen en van ondersteuning bij de V-test. Ik stel op het terrein vast dat daar nog altijd een groot probleem mee is. U weet dat ik deze week in Niel ben geweest. De heer Sintobin is er niet, ik zou hem kunnen zeggen dat ik volgende week nog eens in Sint-Eloois-Winkel aan de slag ben. Ik vraag dan wie de V-test kent en hem de voorbije maanden heeft gebruikt. De resultaten zijn soms schokkend. De mensen weten wel dat ze prijzen kunnen vragen aan private leveranciers en dat ze daar eventueel winsten uit kunnen halen. Maar ja, ook daar is die stap soms te groot. We moeten de mensen dus helpen bij het gebruiken van de V-test. Ook het switchen van leverancier en offertes zijn mogelijk. Dat is ook een probleem. De mensen vragen mij: ‘Mijnheer de minister, waar kan ik terecht voor een objectief oordeel?’ Ik antwoord dan: ‘Bij uw lokale installateur.’ Maar dat zijn commerciëlen, die niet altijd een neutraal advies geven. De mensen hebben daar nood aan. Ik zie ook dat de mensen nog altijd veel uitleg nodig hebben over premies. Ik las vorige week in de krant dat men zegt dat er nogal vaak veranderingen zijn aan premies. Dat is logisch. Ik ben ook van plan om dat regelmatig bij te sturen in functie van de evaluatie. Wij hebben ingezet op totale renovatie en op burenpremies. Het lukt. Wij gaan dat blijven doen. En de premies die niet meer nodig zijn, die schaf ik af. Als ik voel dat mensen het vanzelf doen, moet ik dat niet meer ondersteunen.
Er is ook ondersteuning bij de interpretatie van thermografische info, het verstrekken en beheren van energieleningen, het coördineren van uitvoerende diensten en vooral doorverwijzing. Ze kunnen ook een aanvullend en vernieuwend dienstenpakket aanbieden, maar die zijn beide facultatief.
Het unieke loket van energie zal dus een centraal aanspreekpunt zijn, waar alle mensen naartoe kunnen voor al hun vragen rond energie. En er zijn er nogal wat. Ik ben er mij van bewust dat meerdere spelers lokaal actief zijn, in een bepaald geval al of niet tegen betaling, en sommige ook voorzien in een aanvullend dienstenaanbod. Teneinde de diversiteit bij de lokale situaties te respecteren, is bepaald dat een energiehuis voor de uitvoering van het basispakket kan samenwerken met partners. Dat is ook het geval voor de betalende activiteiten in het aanvullende dienstenpakket.
Ik heb tot heden geen specifieke reacties hieromtrent van marktspelers mogen ontvangen, maar het uitgangspunt van de hervorming is de samenwerking tussen energiehuizen en andere spelers op de markt te intensifiëren, of ze nu gratis of betalende dienstverlening aanbieden. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook gedragen wordt. Het is belangrijk dat er toegewerkt wordt naar samenwerkingsmogelijkheden.
Collega’s, bij de hervorming van de energielening is het altijd mijn bedoeling geweest dat mensen niet uit de boot zouden vallen en dat iedereen dus een kans heeft om te investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Iedereen moet een lening kunnen verkrijgen, omdat dergelijke investeringen – een beetje in lijn met Oosterweel, in mijn andere bevoegdheid – in principe terugverdieneffecten hebben. Ik ben ervan overtuigd dat de commerciële banken hierbij veel meer dan vandaag nog hun rol moeten opnemen. Maar er moet ook over gewaakt worden dat mensen niet ontmoedigd worden bij de zoektocht naar financiering voor hun energetische renovatie. Banken hanteren nu eenmaal andere normen dan energiehuizen, wat ook heel begrijpelijk is. Ik verwacht van commerciële banken niet dat ze instaan voor ‘ontzorging’ en begeleiding en dat ze kredieten verstrekken aan mensen die strikt genomen – om God weet welke reden – geen kredieten kunnen krijgen.
Daarom is ervoor geopteerd om in het geval dat een particulier buiten de doelgroep valt, eerst en vooral de doelgroep te verruimen. Als hij dan nog geen lening kan krijgen aan vergelijkbare voorwaarden bij een bank, kan hij nog altijd bij het energiehuis terecht voor een lening aan de wettelijke rentevoet. Ook hier is gewaakt over het feit dat er dan wel een lening kan worden toegestaan, maar nooit onder de rentevoeten die de banken toepassen. Wij moeten niet concurreren met de banken, ook niet in deze gevallen.
Mijnheer Gryffroy, de bewijsstukken moeten nog nader gedefinieerd worden. Ik denk bijvoorbeeld aan het bewijs via een aflossingstabel. De energiehuizen zullen voor deze dossiers hun gebruikelijke werkwijze volgen, die ze vandaag ook al volgen, inclusief consultatie van de Centrale voor kredieten aan particulieren (CKP). En ze zullen voor die dossiers ook de gebruikelijke vergoedingen ontvangen.
Er zijn nog geen verdere afspraken gemaakt over samenwerking, rapportering of doorverwijzing met de private banksector, mijnheer Danen. Ik voer daar wel gesprekken over. Er zijn wel banken die daartoe bereid zijn. Maar het is ook wel zo dat als een bank leningen verstrekt, ze gecontroleerd wordt door verschillende instellingen. Dat is een hot item. Dat is ook zo bij de woonkredieten, zoals u weet, nadat we enkele jaren geleden enkele accidenten tegengekomen zijn in Amerika. Ze worden bijvoorbeeld ook gecontroleerd door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). De controle laat ik dus aan hen over.
Dat platform in Nederland, mijnheer Gryffroy, is een samenwerking met twee private banken. Maar daar verkrijg je op dit moment een interestvoet van 2,5 procent voor een lening van 15.000 euro. Dat betekent dat wij hier nog altijd stukken beter zitten dan dat centraal platform. Wij doen 0 procent voor de sociale doelgroep, onbeperkt in de tijd. Dat blijft bestaan, ook na 2019. Maar wij stoppen de leningen aan 2 procent aan de gewone doelgroep. Maar vandaag is het wel degelijk nog 2 procent, terwijl het in Nederland 2,5 procent is.
Tot slot steek ik niet onder stoelen of banken dat ik heel tevreden ben over de 1 procentlening. De energielening wordt behouden voor de prioritaire doelgroep. We hebben dus ook besloten om de 1 procentlening toe te staan voor de niet-commerciële en de coöperatieven. We hebben het ook laten lopen tot 31 december 2019. Oorspronkelijk was ook gedacht om dat te stoppen op 31 december 2018. Gezien de beperkte tijdsduur hebben we gezegd dat verenigingen, coöperatieven, die niet commercieel zijn, er alle belang bij hebben om dat snel te doen.
Op het terrein zien we dat ook. Sommigen doen het zelfs zonder leningen. Ik ben vorige week naar de voetbalclub van Geluwe geweest. Er is de Chiro van Kalmthout, de tennisclub van Midden-Limburg. Die zijn daar allemaal mee bezig, want iedereen rekent en telt en stelt vast dat het interessant is om dat te doen. Een deel van het clubgeld en van de opbrengsten van de feesten die men organiseert om wat extra middelen binnen te halen, worden vandaag, zelfs zonder leningen, gebruikt om hernieuwbare energie te plaatsen of om beter te isoleren. Die clubs en verenigingen komen immers tot de vaststelling dat dit een ongelooflijke winst betekent voor hun vereniging. Heel wat van die verenigingen hebben trouwens ook clublokalen die voornamelijk overdag worden gebruikt. Dat betekent dat ze, zeker in combinatie met zonne-energie, een één op één kunnen doen: de truitjes van de spelertjes van de provinciale voetbalclubs worden overdag gewassen, en niet ’s nachts.
We willen met deze nieuwe maatregelen ook tijd bieden aan die verenigingen om de nodige investeringen te doen. Ik denk dat dit een urgentieprikkel is die de komende maanden van groot belang kan zijn.
Mijn boodschap is altijd duidelijk: wacht niet, treuzel niet, talm niet, mijnheer Bothuyne, doe het nu. Elke dag dat je wacht om uw woning of uw lokaal of uw bedrijf energie-efficiënt te maken of uit te rusten met hernieuwbare energie, is een verloren dag.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben het helemaal eens met uw slotpleidooi in uw communicatie daaromtrent. Daarom moet u toch eens mijn advies overwegen om het zinnetje ‘de overheid speelt geen bank’ achterwege te laten bij uw communicatie, omdat u uzelf dreigt tegen te spreken. U hebt een bijzonder waardevol instrument in het leven geroepen en zelfs versterkt met de Vlaamse energielening zoals ze vandaag voorligt. Dat is inderdaad complementair aan de commerciële sector, de private sector, namelijk een stuk de rol opnemen van financier, van bank voor investeringen die u zelf zo hard en heel terecht bepleit. Mocht u blijven herhalen dat de overheid geen bank speelt, zult u mensen afschrikken en wegjagen van het aanbod dat u zelf hebt ontwikkeld in plaats van mensen ertoe aan te zetten om op dat aanbod in te gaan. Toch een klein advies aan ‘the great communicator’ uit Oostende om dat misschien in overweging te nemen.
Ten gronde zijn we het eens op heel wat punten met betrekking tot de hervorming die voorligt. Een heel aantal voorstellen hebben we een tijdje geleden zelf naar voren gebracht. De uitbreiding van de doelgroep voor de 0 procentlening is inderdaad bijzonder belangrijk en kan echt een effect hebben op heel wat woningen die nu precair zijn, en op heel wat gezinnen die er nu niet toe komen om de noodzakelijke stappen te zetten om hun energiefactuur te laten verlagen en de uitstoot van hun woning te verminderen. Zeker gecombineerd met het aanbod vanuit de energiehuizen naar ontzorging kan dat een groot en belangrijk effect hebben op uw beleid.
Net daarom is de bezorgdheid rond de energiehuizen terecht. U moet het goed overleg met de energiehuizen maar ook met andere initiatieven uit de woonsector die op lokaal niveau zijn ontwikkeld, zoals collega Taeldeman terecht aanhaalt, ter harte nemen en er echt voor zorgen dat deze hervorming werkt en een meerwaarde heeft. De vraag is dan ook of u daar een budget voor hebt uitgetrokken, want u had het over de vergoedingen waarin zal worden voorzien voor de nieuwe taken die de energiehuizen toebedeeld krijgen. Welk budget hebt u daarvoor uitgetrokken? Wat stelt u in het vooruitzicht voor de energiehuizen en andere partners om hun taak effectief waar te maken?
Ik ben ook blij dat u aanhaalt dat de energiehuizen zo veel mogelijk moeten samenwerken met andere initiatieven. Ik denk ook dat ze moeten kunnen samenwerken met de banken. Ik kan me voorstellen dat de expertise die de energiehuizen hebben in ontzorging en begeleiding van gezinnen, misschien wel nuttig is voor banken die dat aan hun klanten als extra willen aanbieden. Ik zie geen tegenstelling tussen de rol van de energiehuizen en de banken, ik zie vooral complementariteit en mogelijke samenwerking. Graag ook daar uw mening over.
Wat betreft de rentevoet, lijkt een wettelijke rentevoet me wel wat vreemd. Ik ben heel benieuwd hoe u de afspraak hieromtrent in de praktijk gaat brengen, namelijk het voorzien in energieleningen aan 2 procent, of aan een wettelijke rentevoet, zoals u het noemt, voor mensen die niet bij de banken terechtkunnen. Het enige wat mij daarin interesseert, is dat het eenvoudig is en dat het duidelijk is, dat het geen administratieve poespas met zich meebrengt en dat u ervoor zorgt dat we geen papierwinkel organiseren maar effectief energierenovaties gaan financieren.
Laatste puntje met betrekking tot de 1 procentleningen: ik hoop dat u bereid bent om de tijd zijn werk te laten doen en ook een evaluatie in te bouwen zodat eventueel ook na 2019, mits een positieve evaluatie, de energieleningen voor vzw’s en anderen kunnen blijven bestaan. De opdracht is immers zo gigantisch, ook bij die gebouwen die beheerd worden door vzw’s, scholen en dergelijke meer, dat we allicht in 2019 nog niet klaar zullen zijn met ons werk. Maar goed, een evaluatie kan ons daarbij helpen. Ik hoop dat die bereidheid en openheid bestaat om ook na 2019 aan energiebeleid te doen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitgebreid antwoord. Ik heb toch een aantal bemerkingen. Ik zie hier twee debatten door elkaar lopen, en ik reageer ook op wat de heer Danen zegt. Zijn vraag is er vooral vanuit de bezorgdheid voor het overleven van de energiehuizen en dat er geen enkel energiehuis verdwijnt. Dan zit je in een systeem dat aanbodgestuurd is. Wij willen streven naar een systeem dat vraaggestuurd is. Voor mij gaat het erover dat de vraag van onderuit moet komen, en dus hebben we de energiehuizen nodig, en niet omgekeerd. We zullen ervoor zorgen dat al die energiehuizen er zijn en dan hopen we dat de mensen erop afkomen. Ik denk dat het daarom nodig is dat je attractieve energiehuizen hebt waardoor de vraagsturing er automatisch komt.
‘De overheid moet geen bank spelen’: dat vind ik een gevaarlijke uitspraak. Als men subsidies of ondersteuning geeft of men kan geld lenen bij de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), dan speelt de overheid ook bank. De definitie van een bank is dat ze geld ontvangt, bijvoorbeeld van de belastingbetaler, en geld uitleent of geld besteedt. Het principe dat de overheid bank kan spelen, is iets anders dan dat de overheid bank moet spelen. De overheid kan volgens mij bank spelen op het ogenblik dat er een marktfalen is, anders hebben PMV, de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv), de Herculesstichting enzovoort allemaal geen zin. Dan moeten we dat morgen allemaal afschaffen. Dan moeten we de subsidies en dergelijke allemaal afschaffen, want op dat ogenblik speelt de overheid wel bank. Met andere woorden, de overheid kan bank spelen op voorwaarde dat er een marktfalen is.
Voor die specifieke doelgroep die hier nu wordt genoemd, kan de overheid bank spelen. Dan heb ik het niet over de 0 procentlening, maar over de mensen die inderdaad niet bij de bank zullen terechtkunnen. Zij kunnen dan wel eventueel terecht bij de energiehuizen, tegen een marktconforme rentevoet. Ik denk dat dat perfect moet kunnen.
U zegt dat u de bewijsstukken nog moet definiëren. In elk geval zullen aflossingstabellen niet voldoende zijn. U bent zelf bankier geweest. Als men een offerte vraagt, dan krijgt men er altijd een aflossingstabel bij, maar een offerte is nog niet de toestemming dat men inderdaad de lening zal krijgen. Ik denk dus dat er meer dan een aflossingstabel nodig zal zijn. Idem dito als we spreken over een centraal platform zoals in Nederland. De vraag is reeds op 14 december 2016 in deze commissie gesteld. Die vraag komt er dus opnieuw. In Nederland heeft men samen met de banken een platform opgezet om het toekennen van die energieleningen te bekijken. Daar had dat dan het voordeel dat men extra expertise heeft.
U sprak over 2,5 procent. ING heeft volgens het nieuws op de Klimaatdag een percentage van 1,95 procent aangekondigd. Weet u, dat zegt niets. Op welke termijn? Dat moet je daaraan koppelen. Ik kan morgen lenen tegen 0,5 procent als ik op een jaar afbetaal, maar ik zal 3 of 4 procent betalen als ik op vijftien jaar moet afbetalen. Men stelt hier zomaar een percentage, maar dat is altijd in functie van een aflossingstermijn. Ik denk dat dat net de situatie is: bijvoorbeeld gepensioneerden die geen groot pensioen hebben, kunnen wel afbetalen, maar vinden dat op drie jaar moeten afbetalen aan een bank toch wel een aanzienlijke hap uit hun portemonnee neemt. Als ze op acht jaar kunnen afbetalen via een energiehuis, tegen een marktconforme rente, dan speelt de overheid op dat ogenblik inderdaad bank, dan kan ze dat doen omdat er een marktfalen is.
Ik ben het er voor honderd procent mee eens dat de energiehuizen altijd de centrale aanspreekpunten zullen zijn, die een advies kunnen opmaken en dan doorsturen naar de commerciële banken. Dat lijkt me inderdaad het beste. De gebruiker die langskomt bij het energiehuis, zal daardoor misschien ook beter worden ondersteund en begeleid. Hij zal de nodige adviezen hebben om beter te kunnen onderhandelen met de commerciële banken.
De bijkomende vraag die ik heb, is eigenlijk ook gesteld in februari 2017. U ziet dus dat dat al diverse keren is teruggekomen. Ik had er toen voor gepleit om de energiehuizen om te vormen tot een uniek loket voor energie en ze eventueel in te schakelen in de gemeentelijke administratie. Hebt u daar ondertussen een duidelijk standpunt over?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de antwoorden. Ik wil toch nog even terugkomen op de dossiers van burgers die worden geweigerd door de financiële instellingen. Ik weet natuurlijk ook wel dat banken worden gecontroleerd – en maar goed dat dat gebeurt – maar het gaat er inderdaad veeleer om dat wordt gecontroleerd, denk ik, of ze niet te gemakkelijk leningen toestaan. Als een bank weigert, dan is de controle daarop natuurlijk veel minder streng, want het gaat erom dat banken geen onnodige risico’s nemen. Mijn bezorgdheid daarbij is dat banken misschien geneigd kunnen zijn om alleen de gemakkelijke dossiers binnen te halen en de wat moeilijkere, en zeker de heel moeilijke, door te schuiven naar de energiehuizen.
Nu vind ik dat op zich niet zo’n gigantisch probleem als die energiehuizen daar dan mee aan de slag gaan, maar natuurlijk geeft een complex dossier een groter risico en meer kosten. Het is gelukkig nu zo dat het aantal wanbetalingen bij energieleningen bijzonder laag ligt. Ik ken het juiste percentage niet echt uit het blote hoofd, maar het is echt bijzonder laag. Ik ken de Limburgse cijfers: daar zijn het er maar enkele per jaar. Het zijn er dus heel weinig en in andere provincies zal dat niet anders zijn, vermoed ik. Als het echter gaat over commerciële instellingen en commerciële leningen ligt dat aantal wanbetalingen natuurlijk wel veel hoger. Het gaat dan soms over 5, 6, 7 of 8 procent.
Mijn bezorgdheid is de volgende. Als de energiehuizen de moeilijke dossiers zullen krijgen, lopen ze grote risico’s en zullen hun kosten natuurlijk groter worden, en die kosten moeten natuurlijk op een of andere manier worden gedragen. Op welke manier gaat het beleid er dus voor zorgen dat die energiehuizen kunnen blijven leven?
Ik wil even een mogelijke misinterpretatie uit de wereld helpen. Ik wil niet per se, koste wat het kost energiehuizen in het leven houden. Ik wil dat mensen energie-investeringen doen en energiehuizen zijn daar een belangrijk instrument, een interessant middel voor. Dát is natuurlijk mijn grote bezorgdheid. Ik wil niks in stand houden om het loutere zijn ervan, behalve natuurlijk als het gaat over mensen en dieren en de natuur. Energiehuizen dienen een groter doel. Ik ben ervan overtuigd dat, als je het aanbod goed uitbouwt, de vraag voor een stukje gaat volgen. In dezen vind ik dat helemaal niet erg. Dat gaat natuurlijk een beetje in tegen het marktdenken, maar in dit geval moeten we het marktdenken voor een stukje overstijgen, moeten we zorgen voor een goed aanbod van premies, van andere instrumenten zodat mensen energiebesparende investeringen kunnen doen, en dan hopen dat de vraag vervolgens gaat volgen en hopelijk heel groot zal worden. Dan kan dat wederzijds op elkaar inspelen. Dat is waar ik voor sta en dat is waar ik voor wil gaan. In dezen pleit ik dus wel voor sterke energiehuizen, omdat ik ervan overtuigd ben dat ze een rol spelen, en dat blijkt ook uit de cijfers die ze de jongste jaren hebben voorgelegd.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik wil u enkel meegeven dat er wat ons betreft eigenlijk heel veel synergie is tussen het woonbeleid en het energiebeleid. Als u in de komende periode tijd maakt om echt eens intensief op te lijsten wat er allemaal bestaat, met de steunpunten Duurzaam Wonen en Bouwen, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Wonen, de energiesnoeiers en alles wat te maken heeft met de woonkwaliteit, dan denk ik dat er in de toekomst wel een heel mooi verhaal kan worden geschreven voor de energiehuizen. Als men met de andere administraties meer tot een intense en voor de burger heel duidelijke samenwerking komt, dan zit daar toch wel wat muziek in, zeker als u dan ook de link legt met uw Renovatiepact, dat voor heel veel zaken nog heel concreet moet worden gemaakt.
Ik heb nog een concrete vraag. Ik refereer even aan de wet op de consumentenzaken.
Ik vraag mij af in hoever de commerciële banken, die nu ook aangesproken zullen worden voor zo’n energielening, kunnen werven en bekend kunnen maken dat dit aanbod er nu bij hen is. Ik weet dat sommige energiehuizen zich daar vragen bij stellen. Ze vinden dat dit in strijd is met de wet op de consumentenzaken en dat mensen op een andere manier naar hen toegeleid moeten worden dan via reclame. Ze willen dat het energiehuis op een andere manier bij de mensen bekend gemaakt wordt. Misschien kunt u daar nu niet meteen op antwoorden. Zeker nu de beslissing genomen is door de regering, denk ik wel dat er op een of andere manier bekendheid moet worden gegeven aan het feit dat commerciële banken nu die lening zullen aanbieden. Als iemand uit de boot valt voor een commerciële lening, moet die kunnen terugkeren naar het energiehuis.
Kortom, hoe zal dit allemaal bekendgemaakt worden ten behoeve van de particulieren?
De heer Beenders heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij deze discussie waarin al heel veel is gezegd. De beslissing die in de regering is genomen, roept nog heel wat vragen op. Dat is jammer. Het was al een moeilijke bevalling, en het kindje dat gebaard werd, blijkt niet zo mooi te zijn. Het is vooral complexer geworden om een energielening af te sluiten.
We bevinden ons nog in een theoretisch verhaal waarin banken het allemaal goedkoper zouden kunnen doen. De afgelopen week heb ik vijf banken opgebeld en in de meest gunstige omstandigheden kunnen ze een energielening aanbieden onder de 2 procent. Mensen uit de groep waarover we het hier hebben, die eigenlijk uit de boot dreigen te vallen, gaan vandaag ook geen lening krijgen bij de bank onder de 2 procent. Dat werd mij overal bevestigd. Ik begrijp dat ook, want een bank heeft andere belangen. Ik keur dat dus niet af, evenmin als het feit dat banken zich moet inzetten om energieleningen af te sluiten, want dat is hun taak. Maar het is ook de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat mensen die geen beroep kunnen doen op een bank of voor wie de drempel te hoog is, terechtkunnen bij een loket waar ze maximaal ontzorgd worden en waar ze in één stap een lening kunnen afsluiten, al is het dan tegen een vaste rente van 2 procent. Vandaag is er immers geen garantie dat banken voor iedere Vlaming een energielening kunnen aanbieden onder de 2 procent.
Op zich was uw beslissing bijna helemaal juist. U had alles kunnen beslissen wat er beslist werd, mocht u de energielening bij de energiehuizen hebben behouden. Dan lag de keuze bij de Vlamingen: ofwel gaan ze naar dat energiehuis en kunnen ze tegen 2 procent lenen, ofwel gaan ze naar een bank. Ik denk dat u de idee van keuzevrijheid van het individu toch niet ongenegen bent. U zou alleszins de markt kunnen laten spelen, dat is volgens mij ook geen slechte optie. Als op termijn zou blijken dat die 2 procentlening geen taak meer is van de energiehuizen en daar geen vraag meer naar is omdat de banken het hebben overgenomen, dan kunnen we dat nog organisch laten uitdoven. Nu vind ik het een rare beslissing, die het vooral moeilijker zal maken om mensen te stimuleren om energie-efficiënt te werken. In de hoorzittingen werd door iedereen gepleit voor het behoud van de 2 procentlening. Niemand is hier in het parlement komen zeggen dat die lening moest worden afgeschaft. Ze werd beschouwd als complementair aan een banklening, maar er werd geoordeeld dat het ene het andere niet uitsloot.
Ik blijf dus betreuren dat die beslissing zo werd genomen. Dat hier vandaag twee parlementsleden van CD&V vragen stellen, is wel het bewijs dat de besprekingen in de regering moeilijk waren. Misschien was de beslissing beter uitgesteld, zodat het debat van vandaag verder gevoerd kon worden in de regering en de beslissing nog kon worden bijgestuurd.
Minister, kunt u garanties geven dat de banken aan alle Vlamingen een lening onder de 2 procent kunnen geven?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ik ben blij met uw tussenkomst. Zo wordt opnieuw duidelijk dat er nog steeds een groot verschil is tussen uw visie en de mijne. Het is inderdaad duidelijk dat ik niet op uw lijn zit. U pleit voor nog meer uitstel. In dit dossier is er wat mij betreft al te veel uitstel geweest. Daarnet heb ik al gezegd dat elke dag dat een investering in energie-efficiëntie of in hernieuwbare energie wordt uitgesteld, een verloren dag is. Iedereen die dat doet, wint erbij. Dat is de essentie van het verhaal. Energieleningen zijn leningen die voor een groot stuk zichzelf terugverdienen. Dat is een totaal andere benadering dan bij een gewone lening.
Mijnheer Bothuyne, het is overduidelijk dat banken in de eerste plaats de verantwoordelijkheid dragen om commerciële kredieten toe te staan die, in principe, goedkoper zijn dan het tarief van 2 procent dat vandaag door de energiehuizen wordt gehanteerd.
We hebben gezorgd voor een vangnet. Eigenlijk is het niet juist dat de leningen aan 2 procent worden afgeschaft. We schaffen die af vanaf 31 december 2018 voor de grote groep Vlamingen die terechtkunnen bij een commerciële bank. Wij behouden die leningen voor die groep waar u het over hebt, mijnheer Beenders, zijnde de groep die niet terechtkan bij de commerciële banken. En die groep valt dan nog eens uiteen in twee groepen, waaronder de sociale doelgroep die we uitbreiden. Ik heb in mijn eerste antwoord al gezegd dat de groep al uitgebreid was met de sociale doelgroep maar nu nog eens met een inkomensgrens wordt verhoogd. Het gaat dan over de inkomenscategorie waarvan de energiehuizen aangeven dat zij bij hen langskomen omdat ze bij de gewone banken geen lening krijgen. Dat is de ervaring van de energiehuizen. Wij hebben de sociale doelgroep dus al uitgebreid, mijnheer Beenders, met die mensen van wie de energiehuizen zeggen dat zij bij een bank geen lening kunnen krijgen voor energieleningen. U doet alsof het over heel Vlaanderen gaat, maar dat ben ik van u gewoon, terwijl het om een minderheid gaat. De banken hebben trouwens goede ervaringen met leningen voor energie-investeringen en energie-efficiëntie. Het gaat volgens hen om een lager risico dan het toestaan van normale kredieten.
Mijnheer Bothuyne, het is overduidelijk dat ik bij mijn standpunt blijf. Het zal u niet verbazen dat ik vind dat de overheid niet in de plaats moet treden van de banken en dat wij de overheid ook niet moeten promoten als bank. In mijn communicatie zeg ik dan ook heel duidelijk dat de overheid niet voor bank moet spelen. Ik zeg niet dat ze dat nooit kan doen, ze kan dat in bepaalde welomschreven gevallen, maar dan gaat het om een vangnet. Wat ik niet zal doen, is een grote communicatie voeren over een vangnet. Ik zal communiceren over de grote groep die moet investeren. Ik blijf erbij dat de grootste groep mensen die investeren of kunnen investeren in energie-efficiëntie, isolatie, hernieuwbare energie enzovoort, perfect een lening kan krijgen bij de bank aan lagere tarieven dan de overheid. En daarbij wordt de grote groep die daar vandaag geen lening voor moet aangaan, nogal eens vergeten. Vandaag zijn de rentevoeten op de spaarproducten niet van dien aard dat men het geld op spaarboekjes laat staan. Veel mensen hebben er alle belang bij om te investeren in bijvoorbeeld zonnepanelen en daar een hoger rendement uit te halen dan ze op een spaarproduct kunnen krijgen. Die mensen moeten niet lenen. Ik wil u er even aan herinneren dat de bedragen die mensen op spaarboekjes staan hebben, duizelingwekkend zijn: we spreken daar niet over miljoenen maar over miljarden euro. Ik geef die mensen de gouden raad – niet van tante Kaat maar van nonkel Bart – dat geld te investeren in energie-efficiëntie en in hernieuwbare energie.
Mijnheer Bothuyne, we zijn dit allemaal ferm aan het overroepen. Bij de grote groep energiehuizen hebben we het over vierduizend leningen per jaar. Dat is wat mij betreft veel te weinig. Ik reken erop dat de commerciële banken daar veel meer kunnen doen omdat dat hun kerntaak is, hun corebusiness. Ik wil de energiehuizen vragen om de mensen eerst door te verwijzen naar een bank omdat ik vind dat de energiehuizen in de eerste plaats ‘ontzorgers’ zijn, aanspreekpunten, doorverwijzers, eventueel in samenwerking met anderen, mevrouw Taeldeman. Dat is hun prioritaire taak: mensen opvangen en de juiste adviezen geven en niet in de eerste plaats leningen toestaan. Ze kunnen leningen verstrekken in situaties waarbij de bank niet kan doen wat wij daarvan verwachten.
Het is een vangnet, en dat is niet de hoofdtoon van mijn communicatie. Wij zorgen echter wel voor die groep, mijnheer Beenders. We zorgen ervoor dat zij leningen kunnen blijven krijgen, maar daar bouw ik mijn communicatie niet op. Zij zijn niet de groep waarvan ik zeg dat als zij energieleningen aangaan, al onze doelstellingen hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zijn binnengehaald. We moeten iedereen mee krijgen, op dat vlak ben ik het wel met u eens.
Mijnheer Gryffroy, ik ben het met u eens dat energiehuizen vraaggestuurd moeten zijn. Ik raad u aan om nog eens naar een van mijn energie-uiteenzettingen te komen. De mensen vragen daar waar zij terechtkunnen voor informatie over premies, leningen, het soort zonnepanelen dat ze moeten plaatsen. Het is echter niet mijn taak als minister om dat uit te leggen. Als ze het beste merk willen kennen, vragen ze dat beter aan Test Aankoop.
Mijnheer Gryffroy, u bent het niet helemaal met mij eens dat de overheid geen bank moet spelen, maar ik denk dat u wel goed hebt begrepen wat ik bedoel. De overheid moet niet in de plaats van een bank treden. Waar een bank haar rol kan spelen, hoeft de overheid dat niet over te nemen. Vandaar dat ik het fundamenteel oneens ben met de heer Beenders, die wil dat alles blijft zoals het is en vraagt dat de energiehuizen voor bank blijven spelen, terwijl men dat in de commerciële private sector goed en zelfs beter doet. Dan zeg ik, mijnheer Beenders, dat wij wel onze rol zullen opnemen voor die mensen die daar geen lening kunnen krijgen.
Een energielening heeft een terugverdieneffect. Zowel bij de energiehuizen als bij de banken is heel duidelijk naar voren gekomen dat het risico daar zeer laag is.
Het gaat om een welomschreven doel. De mensen die tot een dergelijke investering overgaan, worden er beter van. Het kopen van een auto kost geld. Een autolening kost geld. Een lening voor energie-efficiëntie, bijvoorbeeld een rendementsketel of zonnepanelen, brengt geld op. Dat is het grote verschil.
Wat de rentevoeten betreft, spreek ik over de wettelijke rentevoet die de norm zal zijn. Ik wil vermijden dat de overheid een concurrent wordt van de commerciële banken, die hun eigen corebusiness hebben. De rentevoet wordt jaarlijks gepubliceerd en is duidelijk en gekend. Dat is de norm waarop ik me zal richten. Ik wil vermijden dat mensen die van de bank geen lening krijgen, naar de overheid stappen omdat dat goedkoper is, of dat mensen die wel een lening krijgen, toch naar de overheid stappen omdat dat goedkoper is. Ik wil vermijden dat de overheid een marktverstorende factor wordt.
De overheid moet een rol spelen ten aanzien van de uitgebreide sociale doelgroep en de uitgebreide sociale inkomensgroep. Ik wil dat de overheid een vangnet is, maar dan niet voor de gewone Vlaming, die evengoed bij de banken terechtkan.
Mijnheer Gryffroy, als ik het heb over de rentevoeten die de banken hanteren, spreek ik uiteraard over vergelijkbare bedragen en termijnen. U weet dat ik jaren bankier ben geweest. Hoe langer een lening duurt, hoe meer het kost. Dat weet ik ook. Een percentage zegt dan niet veel. Het gaat om het totaalbedrag dat op het einde of maandelijks moet worden terugbetaald. Indien we de termijnen van de overheidsleningen gedurende de komende twee jaar naar acht en tien jaar brengen, hebben we het over vergelijkbare situaties. Het gaat om bedragen en termijnen die vergelijkbaar zijn met wat de overheid hanteert.
De termijnen zijn acht jaar en tien jaar omdat we, bijvoorbeeld, weten dat de terugbetalingstermijn voor zonnepanelen drastisch zakt. Op dit moment gaat het om ongeveer tien jaar. In het verleden bedroeg die termijn meer dan dertien of veertien jaar. Dat is natuurlijk een gegeven dat een rol speelt. We moeten de rentevoeten vergelijkbaar houden.
Mijnheer Danen, we moeten ervoor zorgen dat de banken niet te gemakkelijk leningen moeten toestaan. Het is de bedoeling dat ze leningen toestaan aan mensen die over een terugbetalingscapaciteit beschikken. Ze moeten leningen toestaan aan mensen die effectief solvabel zijn. Het is niet de bedoeling dat we banken stimuleren of motiveren kredieten toe te staan aan mensen die in feite niet kunnen terugbetalen.
Op dat vlak spelen de energiehuizen als begeleiders een belangrijke rol. We kunnen van de banken niet verwachten dat ze met betrekking tot de energie-efficiëntie de rol van begeleiders opnemen. Ze stellen groene leningen ter beschikking van hun klanten. De energiehuizen moeten dat dan opnieuw overnemen en die klanten verder begeleiden. De energiehuizen mogen geen doel op zich vormen. Ze zijn een middel om onze doelstellingen te bereiken.
Mevrouw Taeldeman, we mikken uiteraard op zo veel mogelijk synergieën. Ook als overheid moeten we ervoor zorgen dat we dezelfde taak niet viermaal uitvoeren. Bepaalde gemeenten beschikken over woonloketten of loketten voor restauratie- en renovatiepremies. We moeten er op het terrein zo veel mogelijk voor zorgen dat ze met elkaar samenwerken.
Wat de consumentenwetgeving betreft, moeten we er ons van bewust zijn dat ik met banken die commerciële kredieten voor groene leningen verstrekken, niets nieuws in het leven roep. Dat bestaat al. Tot kort geleden bestond er nog een fiscale aftrekbaarheid voor groene leningen. Ik herinner me dat een investering in zonnepanelen niet zo lang geleden nog fiscaal kon worden afgetrokken. Buiten de groenestroomcertificaten kon iemand op zijn belastingbrief ook nog eens de investeringen in hernieuwbare energie of energie-efficiëntie en zelfs de leningkosten aftrekken. Dat is ondertussen verdwenen. Ik vind dat we dit niet op vijftien verschillende manieren moeten ondersteunen. De groene leningen van de banken bestonden echter al. Wij stimuleren de banken momenteel enkel om die leningen meer te activeren en meer tot bij hun klanten te brengen.
Uw vraag bewijst in feite in sterke mate wat ik met heel deze hervorming beoog. De energiehuizen moeten niet veel reclame voor hun leningen maken. Ze zijn er in de eerste plaats om de mensen op te vangen, door te verwijzen, te adviseren en te ondersteunen. Daar moeten ze reclame voor maken. Als ze mensen hebben binnengehaald, kunnen ze nagaan wie voor een lening in aanmerking komt. Dat vind ik perfect. De mensen moeten echter niet in de eerste plaats naar een energiehuis stappen voor een lening, maar voor advies, informatie en doorverwijzing. Dat is absoluut de bedoeling van de hervorming.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, u hebt niet geantwoord op de vraag over het budget van de energiehuizen. U hebt een aantal nieuwe taken voor hen. Hebt u ook in een budget voorzien?
Het klopt dat ik die vraag nog niet heb beantwoord. Zoals de Vlaamse Regering heeft afgesproken, zal ik effectief nagaan op welke wijze we dit budgetneutraal kunnen houden. Momenteel krijgen de energiehuizen een budget in de vorm van vergoedingen voor leningen. We vinden dat de andere taken die in de plaats van die leningen zullen worden uitgevoerd, ook moeten worden vergoed. We zullen synergieën teweegbrengen tussen de verschillende initiatieven die met betrekking tot het energiebeleid worden genomen. Het zal onze taak zijn ervoor te zorgen dat dit geen bijkomende kosten met zich meebrengt. Door middel van die synergieën en al die verschillende initiatieven die op het terrein worden genomen, moeten we tot levensvatbare energiehuizen komen. Budgettair zal dit geen bijkomende kosten betekenen.
Minister, hiermee hebt u voor zichzelf een grote uitdaging gesteld. De voorbije drie kwartier hebt u voor de energiehuizen heel wat bijkomende taken in het vooruitzicht gesteld. U verwacht eveneens dat ze veel meer mensen zullen begeleiden dan nu het geval is. U hebt terecht gesteld dat 4000 leningen niets is.
Ik ga ervan uit dat u mikt op veel meer begeleidingen die bovendien ook kwaliteitsvol moeten zijn. U wilt dat doen met hetzelfde budget. Ik ben zeer benieuwd hoe u dat in de praktijk gaat brengen. Ik kijk uit naar uw concrete voorstellen ter zake. Ik hoop dat u dat doet in goed overleg met alle betrokkenen, in de eerste plaats de lokale besturen.
Nog een opmerking over de voorwaarden waaraan de middenklasse dan toch nog een energielening kan krijgen. U moet een aantal elementen bekijken en niet alleen de rente. Er zijn ongetwijfeld leningen te verkrijgen voor bepaalde mensen die lager liggen dan 2 procent om een energierenovatie te doen, waarbij de terugbetalingstermijn zeer kort is, en waarbij de eigen inbreng van het gezin heel hoog is. Ook die elementen moeten in ogenschouw worden genomen als het gaat om het bepalen van de voorwaarden waaraan een gezin uit de middenklasse een energielening kan afsluiten aan een rente van 2 procent. Ik hoop dat u daar afdoende rekening mee houdt. Ik kijk uit naar de verdere concretisering en operationalisering van de maatregelen rond de energiehuizen.
We kunnen terug discussiëren over semantiek. Zoals u zegt, de overheid moet niet in de plaats treden van de bank. Ik probeerde dat op een meer communicatieve manier te formuleren door te zeggen: de overheid kan bank spelen bij marktfalen. Ik denk dat het daarover gaat. Eigenlijk zijn we het met elkaar eens, maar ik vind dat het woord marktfalen daaraan moet worden gekoppeld.
Mijnheer Beenders, ik heb geleerd uit de hoorzittingen dat de energiehuizen gebiedsdekkend moeten zijn, en dat zijn ze. Het ging over inhoud, ze waren zelf vragende partij om vraaggestuurd te werken. Maar ze waren geen vragende partij om voor alle Vlamingen de 2 procentlening mogelijk te maken. Ze hebben gewoon gewezen op het gevaar dat de volledige afschaffing van de 2 procentlening een bepaalde groep zou uitsluiten. Dat is ondervangen met dit voorstel.
Er moeten inderdaad nog heel wat praktische zaken worden uitgewerkt, onder andere de levensvatbaarheid. Die kan worden behaald door de administratieve kosten voor het afsluiten van een energielening – waarvoor ze nu een vaste vergoeding krijgen – te doen dalen, maar met dezelfde vergoeding. Dat zou een winstpunt zijn.
Er is nog heel wat werk aan, bijvoorbeeld meer digitalisering. Een vraag die ik al verschillende keren heb gesteld, ook aan uw voorganger, ook aan u, is: hoever staat het daarmee? Ik geloof dat daar heel wat mee te bereiken valt. Ik hoorde bijvoorbeeld dat men de identiteitskaart moet kopiëren en die kopie binnenbrengen. Sorry, maar dat is niet meer van deze tijd. Met een kaartlezer heeft men onmiddellijk alle gegevens. Zulke zaken kunnen veel eenvoudiger, zodat de vaste vergoeding bij manier van spreken zelfs een overschot kan opleveren om andere taken te doen.
Ik moet zeggen dat ik bij het begin van de vraagstelling en de antwoorden hoopvoller was dan ik dat nu ben. Ik maak me echt zorgen over de financiering van de energiehuizen. U wilt dat budgetneutraal doen, maar ze krijgen meer taken en moeilijker dossiers. Hoe moeten ze dat doen? Dat is een gigantische uitdaging. Ik wens u veel succes om daar het hoofd aan te bieden.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen, minister, dat deze hervorming voor u niet ver genoeg gaat. Ik kan me ook niet van de indruk ontdoen dat de energiehuizen op de hoorzitting geanticipeerd hebben op een rampscenario. Ze hebben een aantal voorstellen gedaan waarin ze zich konden vinden. Als ik hen goed begrepen heb, moet er voor hen niet veel veranderen. Er mogen misschien wel wat taken bij komen, maar ze hebben ook geanticipeerd op de bijna-afschaffing. In dat opzicht hebben ze zich geaccordeerd aan wat volgens hen slim was om te vragen om dan misschien dat toch te krijgen. Ik denk dat we dat zo moeten interpreteren.
Het debat is voor vandaag misschien afgelopen, maar zeker niet als geheel. Er zijn nog heel wat vragen die niet werden beantwoord. De belangrijkste is volgens mij de financiering en de werking van de energiehuizen. Als men ze op droog zaad zet of ze moeten het doen met hetzelfde budget, dan gaan ze zeker niet hetzelfde kunnen doen en gaan ze de moeilijke dossiers ook niet kunnen binnenhalen. Ik kijk uit naar uw aanpak en plan ter zake.
Minister, ik wil nog een keer een heel warm pleidooi houden om de verdere invulling van de toekomst van de energiehuizen op een heel grondige manier te bekijken. U bent de minister die het renovatiepact heeft gelanceerd en aan het uitrollen is. Deze regering heeft voor het eerst een structureel armoedeplan opgemaakt.
We zitten met een aantal confronterende cijfers op het vlak van woonkwaliteit in Vlaanderen. Ik blijf ervan overtuigd dat het voor de mensen, de particulier, heel onduidelijk is, dat ze het bos door de bomen niet meer zien door de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Wonen, de energiehuizen, de steunpunten enzovoort. Er is zodanig veel, en dat zijn allemaal zeer goedbedoelde initiatieven. Het is de moeite waard om te bekijken hoe men tot meer synergie kan komen om de gemeenschappelijke doelen te bereiken tegen 2020.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.