Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over wanpraktijken bij interimcontracten, zoals aangetoond in een reportage van Pano
Vraag om uitleg over problemen met dagcontracten bij uitzendarbeid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, uitzendkantoren hebben het wettelijk recht om werknemers aan te stellen op basis van week- en dagcontracten. In sommige sectoren die geconfronteerd worden met piekmomenten, is dat ook nodig en wenselijk, denk maar aan de horeca. Ook vanuit werknemersperspectief zijn er werknemers die er bewust voor kiezen om met tijdelijke contracten te werken.
Jammer genoeg wordt er ook misbruik gemaakt van tijdelijke contracten. En dat is bij wet verboden. Het is bij wet alleen toegestaan om met opeenvolgende dagcontracten te werken voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker als de gebruiker de nood aan flexibiliteit voor het gebruik van dergelijke contracten kan bewijzen.
Voor heel wat uitzendkrachten betekent het werken met dag- en/of weekcontracten in de eerste plaats veel onzekerheid. Mensen zoeken een job zodat ze een toekomst kunnen opbouwen. Met dag- of weekcontracten is dat onmogelijk, ze weten immers niet of ze morgen nog een job hebben.
Bovendien wordt een werknemer met dergelijke contracten vaak geconfronteerd met heel wat problemen en onrechtvaardigheden. Zo is het bijvoorbeeld haast onmogelijk om een woonkrediet te krijgen bij de bank, hij of zij bouwt geen anciënniteit op en geniet niet dezelfde bescherming in geval van ziekte of zwangerschap als iemand met een vast contract. Ook psychologisch is de druk groot, want denk u eens in wat het effect is als iemand elke dag opnieuw moet twijfelen of hij of zij wel aan de slag kan en of hij of zij er de week nadien weer bij mag zijn. Wat als hij of zij een dag of twee ziek is, wat als de kinderen ziek zijn? Enzovoort, enzovoort. Dat brengt heel wat onzekerheid met zich mee.
Minister, enkele weken geleden was er een Pano-reportage die u ongetwijfeld zult hebben gezien. Daar werd getoond bij koerierbedrijf DHL Aviation op de luchthaven van Zaventem hoe hardnekkig het probleem wel is. Uit een undercoverreportage bleek dat 250 uitzendkrachten weken- tot maandenlang voor het koerierbedrijf werkten met dagcontracten. Dat bedrijf start nu een intern onderzoek. Ik verwijs ook nog eens naar het grote HIVA-onderzoek (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving) dat in 2014 werd gevoerd in opdracht van het ACV, waaruit bleek dat een op de drie uitzendkrachten een jaar of langer binnen hetzelfde bedrijf werkt met dag- of weekcontracten. Het is dus geen nieuw probleem.
De arbeiders met een dergelijk contract durven vaak geen klacht in te dienen omdat ze hun baan niet willen kwijtraken. Bijgevolg komen er ook geen klachten binnen en kan de arbeidsinspectie er niet tegen optreden. Op die manier houdt het probleem zichzelf in stand en dreigt er binnen bepaalde bedrijven een cultuur te ontstaan waarin het normaal wordt om met dag- en weekcontracten te werken.
Minister, het misbruik van tijdelijke (dag)contracten is een hardnekkig probleem. Welke acties kunt u als minister van Werk nemen om dit misbruik tegen te gaan? Plant u nog bijkomende acties en op welke termijn? Zult u in overleg treden met de interimsector om samen te bekijken wat de meest efficiënte manier is om komaf te maken met dit misbruik? Waar en op welke manier kunnen werknemers die het slachtoffer zijn van misbruik van tijdelijke contracten, hierover een klacht indienen? Hoeveel klachten zijn er op die manier de voorbije tien jaar binnengekomen en welk gevolg werd eraan gegeven? Welke sanctioneringsmechanismen hebt u ter beschikking om op te treden tegen bedrijven die hardnekkig blijven werken met dagcontracten hoewel het helemaal niet om tijdelijke arbeid gaat? Op welke manier worden er vandaag inspecties georganiseerd? Beschikt u intussen over nieuw onderzoek en cijfers die een merkbare verbetering aantonen ten opzichte van het HIVA-onderzoek van 2014?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een vraag om uitleg opgemaakt naar aanleiding van de Pano-reportage. Ik denk dat u het met mij eens bent dat de feiten die via die undercoverreportage naar boven zijn gekomen, verschrikkelijk zijn. Het zijn mensonterende arbeidsomstandigheden. Werknemers worden langdurig via dagcontracten tewerkgesteld en leven en werken dus in complete onzekerheid. Bovendien is er een bedrijfscultuur die erop gericht is om werknemers te ontraden om zich bijvoorbeeld ziek te melden, waardoor veel werknemers ziek op de werkvloer staan. Die werknemers klaagden daarenboven dat ze niet zeker waren dat ze correct werden betaald en dat er heel wat onduidelijkheid was over de naleving van de regeling in verband met overuren en dies meer.
De naleving van de arbeidswetgeving is inderdaad een federale materie. Maar uit die reportage bleek toch ook dat de controle van zowel de Vlaamse wetgeving, bijvoorbeeld op de erkenningsregeling voor uitzendkantoren, als de federale wetgeving op de naleving van de arbeidswetgeving, totaal tekortschiet. Er is het getuigenis van de sociale inspectie zelf die zegt dat de methodiek en de cao die men daarover heeft afgesloten niet werken. Er is in een cascade voorzien, beginnende bij de sector met een vorm van zelfregulering. Als er een klacht is, dan pas zal de inspectie optreden. De federale minister van Werk heeft aangegeven dat hij dat zal aanpassen, want het werkt niet.
Wij hebben op Vlaams niveau ook een eigen bevoegdheid en een eigen vrijheid om uitzendkantoren te controleren. Daarom mijn vraag. Het ging over DHL, maar uit de reportage bleek dat de problematiek van het misbruik van dagcontracten ook bij andere bedrijven en andere uitzendkantoren bestaat. Minister, u hebt binnen uw eigen bevoegdheid de erkenningsregeling. In die erkenningsregeling staat dat onze inspectie controle kan doen bij uitzendkantoren en zelfs op de werkvloer. U hebt een ruime bevoegdheid om te zien of de erkenningsregeling wordt nageleefd. Een van de erkenningsvoorwaarden is dat de sociale wetgeving moet worden gerespecteerd. De verdere opvolging van de sanctionering in de sociale wetgeving is een federale bevoegdheid. Maar wanneer er een vaststelling is van bijvoorbeeld een inbreuk, dan kun je minstens een onderzoek openen, eventueel samen met de federale inspectie.
Minister, hebt u naar aanleiding van de gesignaleerde misbruiken uit de reportage stappen gezet? Hebt u ook stappen gezet om eventueel de erkenning te herbekijken? Zelfs al rijzen er vragen die verder door de inspecties onderzocht moeten worden, dan kunt u vanuit het voorzorgsbeginsel, zeker als het over dergelijke mensonterende arbeidsomstandigheden gaat, ook zelf het initiatief nemen. U hebt ook een injunctierecht. U kunt zeggen dat u vragen hebt bij de praktijken van dit uitzendkantoor en u kunt bijvoorbeeld de erkenning omzetten in een tijdelijke erkenning zolang het niet duidelijk is dat de wetgeving wordt gerespecteerd. Overweegt u dergelijke stappen? Ik denk dat het getuigenis van de sociale inspectie veelzeggend is en dat de bestaande zelfregulering tekortschiet. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat we dergelijke mensonterende arbeidsomstandigheden koste wat het kost moeten vermijden. Minister, ik denk dat we met de erkenningsvoorwaarden het sterkste instrument op Vlaams niveau hebben om dergelijke misbruiken aan te pakken. Daarvan hebt u de sleutel in handen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Een reportage in het Eén-programma ‘Pano’ heeft de discussie over dagcontracten via interim opnieuw doen oplaaien. Hoewel er na eerdere kritieken reeds een regeling was getroffen tussen de sociale partners waarbij een stelsel van zelfregulering werd overeengekomen, blijken sommige bedrijven toch oneigenlijk gebruik te maken van het systeem van interimarbeid.
Dat is bijzonder jammer, omdat de sector het belangrijkste instroomkanaal naar de arbeidsmarkt is, in het bijzonder voor lager geschoolden en mensen met een migratieachtergrond. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is uitzendarbeid een belangrijk flexibiliteitsinstrument om aan te wenden. Deze verdiensten moeten we dan ook voor ogen houden. Het spreekt vanzelf dat uitwassen moeten worden aangepakt, maar het kind met het badwater weggooien, is geen goed idee.
Minister, de uitzendwetgeving is een federale materie. Bijgevolg zult u een beperkte manoeuvreerruimte hebben om aan mistoestanden te remediëren. Vlaanderen is evenwel bevoegd voor de arbeidsbemiddeling en activering van werkzoekenden, van wie een belangrijk aantal sowieso in meerdere of mindere mate gebruik maakt van het instrument van uitzendarbeid.
Minister, hebt u weet van klachten van werkzoekenden, uitzendkrachten of bedrijven-gebruikers die hierover zouden zijn binnengekomen? Wordt er vanuit de VDAB opgevolgd in welke mate werkzoekenden aan de slag gaan met dagcontracten en hoelang ze via dat instrument aan het werk blijven? Ook voor de interimsector zelf zijn dagcontracten niet het meest interessante ‘product’ om aan te bieden, gelet op het feit dat ze een belangrijke administratieve last met zich meebrengen. Zult u overleg plegen met de interimsector met het oog op het zo minimaal mogelijk aanbieden van dagcontracten in het kader van een efficiënt activeringsbeleid van werkzoekenden?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk dat het nog iets erger is dan jullie naar voren brengen. Jullie beklemtonen dat de problematiek in hoofdzaak gaat over arbeidsrecht, wat een puur federale bevoegdheid is. Maar het is zelfs zo dat de bijzondere wetgever er uitdrukkelijk in heeft voorzien dat enkel de federale overheid bevoegd is, ook voor de controle op de dagcontracten. Vlaanderen kan zelfs over de erkenning pas optreden na een overtreding vastgesteld door de federale controle en wij kunnen daar zelf geen controle op doen. Dat zit dus nog een stap verder. Ik ga me niet uitspreken over hoe goed of hoe slecht staatshervormingen zijn, dat mag u zelf inschatten. Dit als algemene eerste opmerking. Het gaat dus verder, collega Kherbache. Ik vond het logisch, en ik had het al gevraagd, maar ik heb het nog eens uitdrukkelijk gevraagd naar aanleiding van uw vraag. Mijn inspectie zegt heel duidelijk dat ze niet de bevoegdheid heeft om zelfs bij de uitzendkantoren de dagcontracten te controleren. Dat is dus een moeilijkheid, want we moeten wel de erkenning doen maar we mogen dat niet controleren.
Ik kom tot de verschillende vragen. De controles door mijn afdeling Toezicht en Handhaving gebeuren in het kader van het decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling van 2010. Daarin zitten effectief de voorwaarden voor het uitoefenen van private arbeidsbemiddeling en de voorwaarden voor erkenning van een uitzendbureau. Het toezicht op misbruik van contracten en dagcontracten in de uitzendarbeid behoort in de eerste plaats tot de federale bevoegdheden. De afdeling Toezicht en Handhaving voorziet voor 2017 in 330 inspecties in de sector van private arbeidsbemiddeling. Het merendeel van deze inspecties gebeurt in de uitzendsector en bij gebruikers. De controles door mijn inspectie gebeuren in het kader van dat decreet van 2010.
Het goede is dat regelmatig wordt samengewerkt met de federale diensten, want dan kun je samen een aantal zaken bekijken. Aangezien de problematiek in hoofdzaak een federale materie is, is het in de eerste plaats aan de federale minister van Werk om initiatief te nemen tot een overleg. Ik heb vernomen dat hij reeds een overleg heeft gehad met de interprofessionele partners alsook met de sociale partners van de uitzendsector. Ik denk dat dat logisch is aangezien die cao is afgesloten. Dus ook de klachten moeten in de eerste plaats gemeld worden aan de dienst Toezicht op de Sociale Wetten van de federale overheid.
Wat betreft de vragen over de klachten: wijzelf hebben sinds 2011 één klacht ontvangen bij de Vlaamse Sociale Inspectie. Deze klacht werd voor verder gevolg doorgestuurd naar de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO) aangezien wij het niet mogen controleren. Wanneer de federale inspectiediensten optreden en een inbreuk vaststellen, dan pas kan onze afdeling Toezicht en Handhaving op basis van deze vaststellingen een onderzoek starten.
Zoals mevrouw Kherbache aangeeft, is het naleven van de sociale en fiscale wetgeving een van de erkenningsvoorwaarden van de uitzendbureaus. Maar ik denk dat het nu duidelijk is wanneer wij kunnen optreden. Het sanctiekader is bepaald in het decreet van 2010. Dat zijn een gerechtelijke veroordeling, een administratieve geldboete of de intrekking van de erkenning. Onze afdeling is dus niet bevoegd voor het toezicht op deze problematiek en organiseert geen specifieke inspectierondes daaromtrent, want we mogen dat niet.
U stelt ook de vraag naar dat onderzoek omtrent uitzendarbeid. Er is op dit moment een studie lopend in de Stichting Innovatie & Arbeid van de SERV rond de evoluties in de uitzendsector. Ik denk dat ze in de loop van deze maand zou kunnen worden vrijgegeven, maar het is aan het dagelijks bestuur van de SERV om daar beslissingen over te nemen.
Collega Kherbache, binnen de arrondissementele cellen en in het kader van het ad-hocoverleg tussen onze afdeling Toezicht en Handhaving en de federale inspectiediensten hebben we dat thema aan bod laten komen. De federale inspectiediensten werden eraan herinnerd dat wanneer ze vaststellingen doen tegen uitzendbureaus, ze die best doorgeven aan ons, zodat wij verdere actie kunnen ondernemen en verder onderzoek kunnen opstarten. Als vaststellingen worden overgemaakt, zal er een onderzoek worden opgestart en zullen de mogelijke inbreuken kenbaar worden gemaakt aan de Commissie Uitzendactiviteiten binnen de SERV.
Na het advies van de commissie over ernstige inbreuken kan de secretaris-generaal van het Departement Werk en Sociale Economie beslissen om, bijvoorbeeld, de erkenning in te trekken. Mijn administratie moet echter op het federale onderzoek wachten. Dat is institutioneel duidelijk op deze manier geregeld.
Mevrouw Talpe, wat de opvolging betreft, biedt VDAB op 'Mijn VDAB' geen actieve bemiddeling voor uitzendvacatures aan. Die vacatures worden door het uitzendkantoor geregistreerd als tijdelijke jobs of als tijdelijke jobs met een optie op vast werk. VDAB registreert wel de werkzoekenden de regelmatig uitzendwerk verrichten. Die groep wordt apart geregistreerd met de code 89. De werkzoekenden die regelmatig met dagcontracten werken, maken deel uit van deze groep.
VDAB en het Vormingsfonds voor Uitzendkrachten nemen initiatieven om deze groep op de arbeidsmarkt te ondersteunen. Het is de bedoeling de competenties te versterken en een opstap naar vast werk te vinden. Dit jaar start een eerste pilootproject. Dit is een nieuw initiatief.
De dagcontracten maken natuurlijk deel uit van een flexibel instrumentarium waarvan werkgevers gebruik kunnen maken. Dit kan natuurlijk een rol spelen in het activeringsbeleid ten aanzien van werkzoekenden. De voorwaarden die hieraan zijn verbonden, vallen onder de federale bevoegdheden.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gehoord dat we het er allemaal over eens zijn dat de reportage van Pano wraakroepend was. Wat we daar hebben gezien, is onvoorstelbaar. Ik heb van mensen die bij het maken van de reportage betrokken waren, nog iets fascinerends vernomen. Het is een opvallend fenomeen dat de mensen die met dagcontracten zijn aangeworven en die niet de moed hebben een klacht in te dienen, de vraag krijgen of ze nog familieleden of vrienden hebben die zich voor het bedrijf willen inschakelen. Ze weten echter dat ze met dagcontracten voor een lange tijd aan het lijntje kunnen worden gehouden. Dit is echt een bewuste manier om met kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt om te gaan. Het is onaanvaardbaar dat ze hier bewust op inzetten.
Ik heb net vermeld dat die mensen vaak geen klacht durven in te dienen. Dat is ook het probleem. Ze willen de weinige jobzekerheid die ze hebben, niet kwijtspelen. In hoeverre denkt u dat de samenwerking met de federale minister ervoor kan zorgen dat een plan op gang komt? Zullen die mensen gemakkelijker de weg kunnen vinden en gemakkelijker kunnen worden aangespoord om een klacht in te dienen? Op die manier zouden we effectief aan de slag kunnen gaan. Ik snap de problemen met de controles en de bevoegdheden. Het is echter van cruciaal belang dat de eerste stap wordt gezet. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we op dit vlak stappen vooruit kunnen zetten?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik ben toch een beetje ontgoocheld door uw antwoord. Volgens mij kan de Vlaamse overheid op het terrein actiever zijn. U hebt gelijk dat de controle op de arbeidswetgeving en op de naleving van de toepassing van de dagcontracten een federale materie is. Mijn vraag houdt echter in dat dit duidelijk een probleem is. Ik baseer me op de undercoverreportage die mensonterende arbeidsomstandigheden heeft onthuld.
Ik neem aan dat de federale inspectiediensten dit ter plaatse hebben bekeken en afspraken hebben gemaakt. Er zijn arrondissementele cellen en er worden inspecties georganiseerd. Voeren de federale en gewestelijke inspectiediensten soms echter ook gezamenlijke inspecties uit? Vindt u het aangewezen om op dit vlak veel actiever te zijn? De Vlaamse inspectiediensten kunnen de federale inspectiediensten zelfs vragen controles uit te voeren. U kunt hierom verzoeken. Gebeurt dat ook? Misschien moet ik hier in een schriftelijke vraag gedetailleerder op ingaan. U hebt geantwoord dat u afhankelijk bent van de federale vaststellingen. Ik vraag u echter om proactief te zijn en zelf stappen te zetten. U moet de federale inspectiediensten vragen vaststellingen te doen of stappen te zetten.
Er is een commissie die over de erkenningen oordeelt. Hebt u die commissie gevraagd de vermelde uitzendkantoren tegen het licht te houden op basis van de vaststellingen van de federale inspectiediensten? U zou dat moeten doen. U zou moeten stellen dat dit het moment is om de uitzendkantoren tegen het licht te houden en om na te gaan of de erkenningen niet on hold moeten worden gezet.
De adviescommissie heeft de afgelopen jaren tientallen adviezen geschreven. De adviescommissie, die oordeelt over de erkenningen, heeft geadviseerd de erkenningen in tijdelijke erkenningen om te zetten. Het gaat dan om vaststellingen met betrekking tot zwart werk of het niet naleven van de sociale wetgeving. Het valt me op dat u geen enkele van die vragen tot omzetting in een tijdelijke erkenning hebt gehonoreerd. De praktijk is dat u elke vraag om een erkenning in een tijdelijke erkenning om te zetten niet honoreert. Het is duidelijk dat we op dat vlak wat strikter moeten zijn. U moet niet steeds de adviezen van de adviescommissie overrulen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, de dagcontracten zijn een oud zeer. Misbruiken zijn uit den boze. Zoals ik in mijn vraagstelling heb gesteld, is dit hoofdzakelijk een federale zaak. De inspecties worden door de federale overheid verzorgd. Ik hoor u graag zeggen dat u de samenwerking met de federale overheid aanmoedigt. We moeten hier absoluut op blijven inzetten.
De reden waarom ik deze vraag om uitleg heb ingediend, is dat we niet zwart-wit mogen denken. De dagcontracten hebben hun nut en het kan niet de bedoeling zijn ze af te schaffen. Net daarom heeft de federale overheid afspraken gemaakt met de sociale partners.
Ik heb nog een vraag over de gegevens die VDAB met de code 89 verzamelt. Althans wat de dagcontracten betreft, want het gaat hier om tijdelijke engagementen, lijkt het ons opportuun die gegevens met de interimsector uit te wisselen. Zult u evalueren of u ergens een manier ziet om die gegevens in een positieve zin te gebruiken?
De heer Ronse heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, ik deel eigenlijk uw ontgoocheling over het antwoord. Het was me niet zo duidelijk dat de minister zo weinig kan doen. De staatsstructuur en de bevoegdheidsverdeling met betrekking tot werk zijn een zootje geworden. Het is zo ingewikkeld dat we niet op een slagkrachtige, zuivere, snelle en performante wijze op dergelijke aberraties kunnen inspelen.
Mevrouw Remen, u hebt net in mijn oor gefluisterd dat de minister op dit vlak eigenlijk helemaal niets mag. Dit is absurd. Ik deel in elk geval de ontgoocheling over het antwoord.
Minister, ik deel uiteraard uw mening over de zesde staatshervorming. In feite is de vraag wat ik hierover denk een retorische vraag.
De reportage heeft iedereen, ook mij, gechoqueerd. Eigenlijk ben ik nog het meest gechoqueerd door een punt dat hier nog niet aan bod is gekomen. Verschillende werknemers hebben verklaard pijn aan hun rug te hebben. Ze wilden dat echter niet vertellen, want dan zouden ze uit het circuit vliegen of zouden ze zeker geen contract krijgen. Ik vond dat degoutant.
Wat ik ook degoutant vind, is dat op zijn minst de indruk is gewekt dat de vakbonden, de organisaties die specifiek voor werknemers zijn bedoeld, de mensen met dagcontracten als paria’s en uitschot behandelen. Aangezien ze niet mogen meestemmen voor de sociale verkiezingen, interesseert het de vakbonden niet wat er met die mensen gebeurt. Ze hebben zelfs dat niet. Onze gedachten moeten zijn bij de mensen die jarenlang in een dergelijk systeem zitten en door de vakbonden als paria’s worden beschouwd.
Zoals al terecht in het Vlaams Parlement is opgemerkt, zit de problematiek eigenlijk vooral bij de consumenten. Zij willen dat alles steeds goedkoper wordt. Hierdoor komen bedrijven als DHL in een prijzenslag terecht, wat ertoe leidt dat ze met betrekking tot de arbeidswetgeving het onderste uit de kan willen halen en de kantjes eraf willen lopen.
Minister, ik hoop dat u met uw beperkte tot geen bevoegdheden op dit vlak bij de minister-president en de federale inspectiediensten ook het onderste uit de kan zult halen. Volgens mij mogen we niet enkel DHL viseren. Er zijn nog andere spelers die het veel slechter doen. We moeten die aberraties er uithalen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil nog een eenvoudig antwoord geven op alle punten die tijdens de reacties aan bod zijn gekomen. Ik heb vertrouwen in de federale minister. De staatshervorming heeft hem de bevoegdheid verleend de nodige maatregelen te nemen. Ik zal met hem in contact blijven en hem continu vragen wat hij doet en op welke wijze hij dat doet. Ik zal ervoor zorgen dat ons beleid daarop kan aansluiten. Ik wil niet parallel iets doen naast wat minister Peeters doet. Ik steun zijn acties op dit vlak duidelijk. Hij weet dat al, maar ik zal dit nogmaals herhalen. Ik zal dit blijven opvolgen. De wetgeving bepaalt dat hij hiervoor bevoegd is. Ik kan allerlei zaken proberen, maar hij heeft al een initiatief genomen. Ik vertrouw erop dat hij de nodige stappen zet. Er is wel degelijk overleg in de regionale cellen. We zullen dan samen verdere stappen kunnen zetten. Ik laat nu eerst het initiatief aan minister Peeters.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Volgens mij vraagt niemand u parallelle zaken op te zetten. U moet samenwerken en ervoor zorgen dat stappen vooruit worden gezet.
Mijnheer Ronse, het klopt dat dit probleem deel uitmaakt van iets groters. Er zitten maatschappelijke tendensen achter. Voor ons moet het uitgangspunt echter zijn dat die Vlaamse werknemers aan het lijntje worden gehouden met dagcontracten in mensonwaardige omstandigheden.
Minister, dit is geen nieuw probleem. De allereerste vraag om uitleg die ik u in 2014 heb gesteld, heb ik ingediend naar aanleiding van een onderzoek van het Onderzoekscentrum voor Arbeid en Samenleving (HIVA). We wisten toen al dat er problemen waren. Nu zijn die problemen op een zeer pijnlijke wijze in beeld gebracht.
Mensen zijn bang om een ziektedag te nemen en kunnen hun leven niet verder uitbouwen omdat ze vastzitten in dit systeem. Dit moet ons enige uitgangspunt zijn. Ik wacht de studie af die nu wordt uitgevoerd en die misschien nog deze maand zal worden gepresenteerd. We kunnen dit niet loslaten. We moeten dit blijven opvolgen. Dergelijke situaties zijn compleet onaanvaardbaar.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik zou willen dat u ten aanzien van uw Vlaamse bevoegdheden meer ambitie toont. Ik vind het jammer dat u eigenlijk gewoon de bal naar de federale overheid doorspeelt. U kunt binnen uw Vlaamse bevoegdheden al zeer veel doen. Met dit institutioneel argument trekt u elke keer uw paraplu open om dergelijke absoluut onaanvaardbare toestanden naar een ander bestuursniveau door te schuiven. Ik vind dit van te weinig ambitie getuigen.
U beschikt over zeer sterke bevoegdheden. U kunt ingrijpen op het vlak van de vergunningen. Ik vind het jammer dat u zelf niet in actie bent geschoten. U zou de commissie die de vergunningen controleert, kunnen activeren en laten onderzoeken waarom dergelijke toestanden blijven bestaan.
Vroeger beschouwde de rest van Europa de erkenningsregeling als een best practice. De Nederlanders bezochten Vlaanderen om te bekijken hoe wij de inbreuken en misbruiken in de uitzendsector aanpakten. Deze sociale dumping is immers ook nadelig voor de uitzendsector zelf.
U zet uw eigen instrument niet in om die sector proper te houden en om de sociale dumping krachtdadig aan te pakken. Ik vind dat bijzonder jammer. Ik vind het ook jammer dat de uitzendkrachten, waarvoor de heer Ronse het terecht opneemt, in elk geval niet op u kunnen rekenen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ter verduidelijking, aanvulling of geruststelling wil ik nog even vermelden dat de uitzendsector voor de overheid met de zesde staatshervorming wel is geregionaliseerd. De conclusie is dat het oneigenlijk gebruik van dagcontracten moet worden aangepakt. Dat staat hier buiten kijf. We moeten erover waken dat dit instrument wordt gebruikt waarvoor het dient.
Minister, ik hoor u graag vertellen dat u samen met de federale overheid stappen vooruit wil zetten. Hopelijk blijft het niet te lang bij overleg en kunnen we snel resultaten boeken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.