Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, WISDOC is een website en een applicatie waarop men de dokters van de Benelux en Frankrijk kan quoteren. Als patiënt kan men deze app raadplegen of aanvullen met een recensie. Het is eigenlijk een gedigitaliseerde versie van de mond-aan-mondreclame over artsen. Zo zijn er chatsites voor jonge ouders: waar vind ik een goede kinderarts? Of: waar vind ik een osteopaat?
In andere sectoren bestaan analoge quoteringsplatforms, al gaat de vergelijking natuurlijk niet volledig op. Het bestaan van pagina’s waar men een recensie van bedrijven of zelfstandige ondernemingen kan achterlaten, is een kleine ‘nudge’. Natuurlijk betreft het vaak subjectieve meningen van de consumenten, daar moet men omzichtig mee omgaan. Toch is reeds bewezen dat slechte recensies bij goede ondernemingen geen doorslag geven bij de beoordeling.
WISDOC is in Vlaanderen nog niet zo gekend. De vraag is of een dergelijk platform naar analogie van de bovenstaande voorbeelden, ook de kwaliteit van de zorgverstrekking nog kan verbeteren. Er zijn een aantal voorwaarden.
Participatie van de zorgverstrekker in het platform is hier ook zeer belangrijk. Vaak spelen er ook andere factoren dan de kwaliteit die de zorgverstrekker aanbiedt. Het is vaak een subjectief gegeven. Zo is de patiënt tevreden als het een goede afloop kent, een minder goede afloop zorgt voor minder tevreden patiënten.
De vraag is of dit platform dan niet beter geregisseerd wordt door de overheid wegens die omzichtigheid. Volgens de media is het Agentschap Zorg en Gezondheid volop bezig met het uitwerken van een indicatorenprogramma voor eerstelijnsgezondheidsverstrekkers. Dit is een heel goede zaak, zeker omdat dit dan ook kan worden geïntegreerd in de controlesystemen die reeds bestaan of in ontwikkeling zijn binnen de gezondheidszorg.
In de beleidsbrief 2016-2017 lezen we: “In tegenstelling tot een aantal andere sectoren zoals GGZ, algemene ziekenhuizen en woonzorg, hebben we nog geen kwaliteitsindicatoren ontwikkeld voor de eerstelijn. Het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg, zal daar mee toe bijdragen. Dit instituut moet immers het kwaliteitsbeleid binnen en tussen de verschillende sectoren ontwikkelen en stroomlijnen op basis van de ervaring die werd opgedaan met het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals (VIP²).”
Minister, wat vindt u van de werking van WISDOC?
Hoe ziet u het initiatief van het Agentschap Zorg en Gezondheid om kwaliteitsindicatoren op te stellen voor de eerstelijn? Welke kwaliteitsindicatoren zullen worden gemeten? Wie zal deze inspecties naar de indicatoren uitvoeren? Zullen artsen hierin worden opgenomen? Zullen patiënten/ombudsdiensten/klachtenlijnen betrokken worden in de opmaak van de indicatoren? Op welke termijn zullen die indicatoren te raadplegen zijn?
Wat is de stand van zaken betreffende het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg? Werd hierover met uw federale collega overleg gepleegd, gelet op haar mening over het evalueren van artsen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het stond in de sterren geschreven dat dit ooit zou gaan gebeuren. Gelet op de ervaringen in het buitenland hadden we dat kunnen verwachten. De voornaamste bekommernis voor ons is dat de lezer/gebruiker van WISDOC dit kan plaatsen. Het gaat enkel om een beoordeling van – voorlopig een beperkt aantal – patiënten van het klantencontact met een arts of specialist. Het betreft enkel persoonlijke en subjectieve meningen over slechts één aspect in het hele zorgproces. Het meten van kwaliteit van zorg is heel complex, en kan niet worden herleid tot deze ene toepassing, voor zover ze een rol kan hebben wat zeker voor discussie vatbaar is.
De overheid werkt aan een reeks objectieve indicatorensets om de kwaliteit van zorg te meten. Voor de Vlaamse ziekenhuizen bestaat er al zo’n instrument dat nog verder ontwikkeld moet worden. Op termijn willen we ook de kwaliteit van de eerstelijnszorg in kaart brengen.
In overleg met een breed platform van wetenschappers, betrokken actoren uit de eerste lijn op verschillende ondersteuningsniveaus en de zorggebruikers zullen voor de eerste lijn indicatoren worden ontwikkeld. Deze indicatoren vormen de basis voor de uitbouw van een kwaliteitsbeleid dat wordt geconstrueerd met deelname van de betrokken belanghebbenden.
Het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg zal het kwaliteitsbeleid uitwerken, later zal dat samen met het toekomstig Vlaams instituut eerste lijn gebeuren. Het besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de oprichting van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg werd op 28 april een eerste keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering en is verzonden naar de Raad van State voor advies. Afhankelijk van dit advies kan worden gekeken of dit terug naar de regering gaat, dan volgt een definitieve goedkeuring en kan de vzw worden opgericht.
Het is misschien toch belangrijk om aan te geven dat het concept van het werken met kwaliteitsindicatoren vertrekt vanuit de optie dat de vzw een soort kwaliteitsbewaker is van het niveau van de indicatoren en degene die ook kan worden ingeschakeld om dat te beheren als een ‘trusted third party’. Maar alle sectoren worden geacht om onder elkaar met de stakeholders uit de sector te kijken of men bereid is bottom-up indicatoren te ontwikkelen die dan aan de kwaliteitsstandaarden van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ) kunnen voldoen. Zodra je in een sector een dergelijk akkoord hebt, kun je aan het VIKZ vragen om te mogen participeren. Dan maak je als samenwerkingsverband tussen de actoren uit die sector een overeenkomst met de vzw en krijg je ook gegarandeerde vertegenwoordigers in de raad van bestuur. De eerste twee die momenteel mee in de steigers staan bij de oprichting van het VIKZ, zijn het samenwerkingsverband tussen de actoren in de ziekenhuizen enerzijds en in de geestelijke gezondheidszorg anderzijds. Ik hoop natuurlijk dat de voornaamste stakeholders uit de eerste lijn een soortgelijke constructie maken, zich willen engageren om samen indicatoren te ontwikkelen – dat zal de overheid niet voor hen doen – en daaromtrent de faciliteiten van het VIKZ willen gebruiken en participeren in het bestuur. Dat is de formule zoals we ze nu voorleggen.
De indicatoren voor de meting van kwaliteit worden uiteraard eerst per discipline uitgewerkt. Het meten van kwaliteit vraagt een cultuuromslag bij een aantal actoren en stakeholders. Wanneer de indicatorensets stabiel genoeg zijn en voldoende worden gedragen door het terrein, kan worden nagedacht over het meten van interdisciplinaire samenwerking. Dat is voor de eerste lijn een belangrijke bijkomende dimensie. In de hervorming van het KB nr. 78 staat de uitbouw van een kwaliteitsluik op de agenda. Uiteraard proberen wij overleg te hebben met de federale overheid. Alleszins over het KB hebben wij overleg met de federale overheid.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het is goed dat de overheid dit in handen neemt. Het is een oproep naar de actoren zelf om, als het bottom-up moet groeien, proactief te handelen. Ik verwijs graag naar de conceptnota van de collega rond mHealth. Er rijzen heel wat applicaties als paddenstoelen uit de grond, vaak door cowboys die een aantal applicaties online zetten. Het zou goed zijn als de actoren zelf daar proactief in zijn, zodat die grote bekommernis over hoe je de kwaliteit van de zorg moet gaan meten, in goede banen kan worden geleid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.