Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik heb een niet onbelangrijke vraag voor al onze leerkrachten over hun pensioenen.
Dezer dagen ligt bij de federale collega’s het wetsontwerp ter bespreking voor de afkoop van studiejaren en de kwestie van de diplomabonificatie. Het parlement van de Fédération Wallonie Bruxelles – eigenlijk moet ik zeggen: het parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, want de Fédération Wallonie Bruxelles kennen wij uiteraard niet in onze bijzondere wet tot hervorming der instellingen – wil tegen dit voorstel een belangenconflict inroepen omdat het ontwerp de belangen van de Franstalige leraren zou schaden. Dat is natuurlijk, want de pensioenmaatregelen zullen voor iedereen gelden, voor Vlaamse en Franstalige leerkrachten, maar ook voor alle andere burgers in dit land.
Ik wil hierbij ook benadrukken dat Vlaamse leerkrachten de afgelopen jaren de nodige inspanningen hebben geleverd op het vlak van langer werken, zoals bijvoorbeeld met de TBS-regeling (terbeschikkingstelling) die wij hebben afgeschaft. Aan Franstalige zijde is dit gunstregime echter nog steeds van toepassing waardoor Vlaamse leerkrachten onrechtstreeks het gunstregime van hun Franstalige collega’s financieren. Dat is misschien wat kort door de bocht, maar het komt wel daar op neer.
Collega’s, dat lijkt me toch niet onbelangrijk, en als daartegen dan nog eens een belangenconflict wordt ingeroepen, lijkt mij dat toch wel zeer verregaand.
Minister, zult u uw Franstalige collega bevoegd voor Onderwijs erop wijzen dat de pensioeninspanningen door iedereen zullen moeten worden geleverd en dat Vlaamse leerkrachten al hun steentje hebben bijgedragen? Zo ja, wanneer en op welke manier? Zo neen, waarom niet?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u, mijnheer Daniëls, voor deze sympathieke vraag.
Ik heb als minister van Onderwijs – zelfs in deze commissie had ik het erover, maar dat was dan natuurlijk niet gericht aan mijn Franstalige collega – in mijn brief van 20 oktober 2014 aan de minister van Pensioenen het standpunt ingenomen dat het voor ons allemaal belangrijk is om ons pensioenstelsel voor de lange termijn te vrijwaren. De Nationale Pensioencommissie gaf al aan dat er een verband tot stand moet worden gebracht tussen de pensioenleeftijd en de wijzigende levensverwachting van mensen. Deze langetermijndoelstelling heb ik altijd onderschreven en onderschrijf ik ook nu voluit. Elke hervorming van de pensioenleeftijd zal onvermijdelijk tot gevolg hebben dat mensen, ook personeelsleden uit het onderwijs, langer zullen moeten werken. Ik zou het woord ‘moeten’ hier toch willen vervangen door ‘mogen’ want ik zie dat heel veel mensen hun job bijzonder graag doen en ook lang willen doen.
Verder heb ik ook altijd de stelling ingenomen dat hervormingen die zo structureel en ingrijpend zijn, moeten kunnen steunen op een draagvlak en hand in hand gaan met voldoende lange overgangsperiodes en een geleidelijke invoering. Sociaal overleg is hierin absoluut noodzakelijk. Dit overleg heeft plaatsgehad bij de diverse hervormingen, zowel in de Commissie Pensioenen van de publieke sector als in het comité A. De Vlaamse Regering is in beide vergaderingen vertegenwoordigd. We kunnen duidelijk stellen dat in heel de hervorming rekening werd gehouden met de specificiteit van het onderwijs en dat de voorziene overgangsmaatregelen voornamelijk op deze beroepscategorie van toepassing zijn.
Dit is op het Overlegcomité aan bod gekomen. Ik heb daar duidelijk het standpunt van Vlaanderen veruitwendigd. Daarin gingen, mijnheer Daniëls, een aantal bezorgdheden hand in hand met de duidelijke boodschap aan al wie het wilde horen – en de Franstaligen waren daar aanwezig – dat sowieso er door iedereen langer zal moeten of mogen worden gewerkt.
Naar aanleiding van het dreigende belangenconflict van de Commission Communautaire Française (COCOF) heeft de minister van Pensioenen op 4 mei 2017 een overleg georganiseerd met de onderwijsministers van de drie gemeenschappen. Wij waren daar alle drie aanwezig, samen met de federale minister. Het standpunt dat ik op dit overleg heb ingenomen, ligt in de lijn van het standpunt van de Vlaamse Regering. Het is voor ons geen probleem dat er door iedereen langer moet worden gewerkt. Dat is een logische consequentie van de hervorming. Het is dus voor ons geen punt dat ook leerkrachten langer zullen moeten werken, gelet op de stijgende levensverwachting. Maar daar staat tegenover dat het totale pensioenbedrag niet mag dalen. Wie langer werkt gedurende een periode gelijk aan de studieduur of wie werkt tot de wettelijke pensioenleeftijd, mag geen pensioenverlies lijden ten opzichte van de huidige situatie.
Er moet aandacht zijn voor de gendereffecten van de hervormingen. Dit zal zeker in de toekomst, als we ooit komen tot een systeem op basis van punten en effectieve prestaties, een nog belangrijker thema worden, gelet op het feit dat vooral vrouwen hun loopbaan niet volledig kunnen of konden uitbouwen. Belangrijk is ook dat minister Bacquelaine duidelijk heeft bevestigd dat er een onlosmakelijke band bestaat tussen de toekomstige aanpassing van de preferentiële tantièmes en de invulling van het nieuwe begrip ‘zware beroepen’.
Mijnheer Daniëls, het antwoord op uw zeer eenvoudige vraag – ‘Hebt u uw Franstalige collega toch wel gezegd dat iedereen een steentje zal moeten bijdragen?’ – is ondubbelzinnig: ja.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik vond het belangrijk om deze vraag vandaag te stellen omdat er een vorm van afgunst zou kunnen ontstaan: ‘Daar kan het wel en hier in Vlaanderen kan die TBS niet meer.’ Maar daar kan het ook niet meer, want de totaliteit is onbetaalbaar aan het worden. Het lijkt mij in dit land zeer eigenaardig dat de Vlaamse leerkrachten zouden moeten opdraaien om een gunstregime en de pensioenen bij de Franse collega’s te betalen, terwijl de Franse Gemeenschap dan nog een belangenconflict inroept opdat hun mensen niet langer zouden moeten werken, terwijl de Vlaamse leerkrachten wel langer moeten werken én geen TBS hebben. Dat is natuurlijk de wereld compleet, maar echt compleet, op zijn kop. Het is misschien wel omgekeerd: wij zouden misschien een belangenconflict moeten inroepen om die TBS, die nog bestaat in de Franse Gemeenschap, te doen stoppen.
Minister, ik ben blij dat u in uw antwoord aangeeft dat we, gezien de levensverwachting van mensen en met het oog op de betaalbaarheid van onze pensioenen, allemaal langer mogen, moeten en zullen werken. Ik neem aan dat de mensen van uw partij in de Federale Regering het nodige gewicht in de schaal zullen werpen om dit soort aberraties – want dit is echt een aberratie – tegen te gaan. Onze Vlaamse leerkrachten moeten – niet in het kader van werkbaar werk – niet ook nog eens het werk doen van Franstalige collega’s, die dan vroeger met pensioen zouden kunnen gaan, want dat lijkt mij de wereld op zijn kop.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, de Franstaligen zijn uiteraard zelf bevoegd voor hun TBS. Het is ook een kost voor hun gemeenschap. De ingreep die wij hebben gedaan, was een besparingsingreep.
Dat ze het zelf moeten betalen, klopt maar ten dele. Als die jaren als dienst- en ambtsanciënniteit meetellen, geldt dat zowel in de leeftijdsvoorwaarden als in de voorwaarden voor het budget, maar ze hebben niet in dezelfde mate bijgedragen. Het resultaat is dat ze op het einde van de rit wel geld krijgen uit de federale pensioenkas. Die pensioenkas wordt dan gevuld door Vlaamse leerkrachten die wel hebben bijgedragen door effectief te werken. Ik moet dus toch enigszins technisch corrigeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.