Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, op de informatiepagina voor scholen die gewijd is aan antisociaal gedrag op school en die deel uitmaakt van www.ond.vlaanderen.be, de officiële website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, is er onder meer informatie beschikbaar over de “aanstelling van aanspreekpunten jeugdcriminaliteit voor scholen bij de lokale politie”, namelijk op http://www.ond.vlaanderen.be/antisociaalgedrag/maatregelen/informatie_scholen.htm.
Daarbij wordt verwezen naar de omzendbrief PLP 41 van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Dewael van 7 juli 2006. Met die omzendbrief besliste de minister dat elke lokale politiezone een aanspreekpunt jeugdcriminaliteit voor de scholen moet aanduiden. Die persoon staat, aldus de website, in voor de samenwerking tussen school en politie bij de aanpak van fenomenen als ‘steaming’, druggebruik, drugsverkoop, geweld, spijbelen enzovoort. Met deze omzendbrief heeft de minister van Binnenlandse Zaken een uitdrukkelijke opdracht gegeven aan de lokale politie om die problematieken samen met de scholen aan te pakken.
De ervaring leert dat wanneer een school wordt geconfronteerd met een specifiek veiligheidsprobleem, samenwerking met die lokale politie een meerwaarde kan zijn voor het bevorderen van een veilige schoolomgeving in de meest brede zin van het woord.
Bovendien kan het voor scholen nuttig zijn om regelmatig, bijvoorbeeld jaarlijks, contact te hebben met hun aanspreekpunt bij de lokale politie om een aantal aandachtspunten op te lijsten en te bespreken, en om alle nodige contactgegevens uit te wisselen.
Ook in de brochure ‘Handvatten voor de preventie, de aanpak en omgang met radicalisering binnen onderwijs’ van 20 maart 2017 wordt verwezen naar een “Vast aanspreekpunt politie. Sinds 2007 bestaan er samenwerkingsafspraken tussen scholen en lokale politiezones in het kader van de federale omzendbrief PLP 41.”
Daarom is het belangrijk dat scholen een vlotte toegang hebben tot het genoemde aanspreekpunt bij de lokale politie. De genoemde onderwijswebsite verwijst scholen daarvoor naar de website InfoZone, waar ze kunnen opzoeken wie het aanspreekpunt is in hun politiezone. Het concept van de genoemde website lijkt echter niet of niet langer toe te laten dat scholen op een vlotte manier het gezochte aanspreekpunt kunnen vinden.
Onder meer voor een aantal basis- en secundaire scholen uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad stelt zich het bijkomende probleem dat zij vestigingsplaatsen hebben in verschillende politiezones. Zoals u weet, hebben wij nog altijd zes politiezones, wat enkel via ministerieel besluit kan worden gewijzigd, maar dat is natuurlijk geen puur Brussels probleem, er zullen in Vlaanderen ook wel scholen zijn die vestigingsplaatsen hebben op verschillende politiezonegebieden. Voor die scholen is het nog minder evident om een vlot contact te realiseren met de aanspreekpunten.
In een aantal Brusselse gemeenten zijn al initiatieven genomen om daaraan te verhelpen en om wat veiligheidsoverleg betreft toch een goede informatie-uitwisseling mogelijk te maken. In een aantal andere gemeenten zijn de initiatieven dan weer eerder beperkt of zelfs onbestaande.
Minister, hebt u aanwijzingen dat de beoogde onderlinge contacten tussen scholen en hun politiezone op een vlotte en kwaliteitsvolle manier worden gerealiseerd? Zijn er ook voorbeelden bekend waar het onderlinge contact moeilijker tot stand komt of verloopt?
Plant u nieuwe initiatieven, mogelijks door een update en verbetering van de genoemde onderwijswebsite, om scholen bijkomend te informeren over de federale omzendbrief die bepaalt dat scholen bij hun lokale politiezone over een aanspreekpunt moeten kunnen beschikken?
Ziet u het mogelijk om in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een initiatief te nemen of om verkennende stappen te zetten, om tot een gezamenlijk overlegplatform te komen dat is samengesteld uit de contactpersonen van de lokale politiezones en de vergadering van directeurs basis- en secundair onderwijs en waar op regelmatige basis ook gemeenschappelijke afspraken zouden kunnen worden gemaakt over veiligheid in en rond de school?
Minister Crevits heeft het woord.
De federale omzendbrief PLP 41 vormt het aanknopingspunt voor de contacten tussen scholen en de lokale politie. Het doel van deze omzendbrief is onder andere het verbeteren van de samenwerking tussen scholen en politie wat preventie en veiligheid betreft. Ondanks het feit dat deze omzendbrief geen afdwingbaar karakter heeft, hebben zowel scholen als politie er baat bij dat er een vast aanspreekpunt is waar scholen terecht kunnen met hun vragen. Zo is het belangrijk dat wanneer scholen vragen hebben over veiligheid ze altijd weten bij wie ze terechtkunnen. We hebben in de periode na de aanslagen vastgesteld dat het belangrijk is dat mensen weten met wie ze afspraken moeten maken.
Vaak brengt het inschakelen van de politiediensten voor een school een beetje handelingsverlegenheid met zich mee. Daarom is het van belang dat scholen een vertrouwensband opbouwen met hun aanspreekpunt zodat ze, wanneer het nodig is, zonder aarzelen met de politie contact kunnen opnemen. Dit kan gaan van het garanderen van de veiligheid wanneer er een schoolfeest wordt georganiseerd, preventief dus, tot tussenkomst bij een geval van drugs dealen. Er is dus een heel scala aan mogelijkheden.
De werking van deze aanspreekpunten werd al tweemaal, samen met de Vaste Commissie van de Lokale Politie, overwegend positief geëvalueerd. Na de eerste evaluatie in 2008 werd een krijtlijnennota opgesteld om verder te duiden hoe deze samenwerking concreet vorm kan krijgen. Deze tekst legt bondig uit wat de PLP 41 inhoudt, wat een school kan, mag of moet melden aan de politie en wat deze laatste vervolgens doet met deze informatie. Daarnaast geeft de tekst ook heldere informatie voor het eventueel opstellen van een gezamenlijke overeenkomst.
Er is een tweede evaluatie gevolgd in 2012 waarbij een passage over radicalisering werd opgenomen in de krijtlijnennota. Eind 2013 werd de krijtlijnennota in een omzendbrief onderwijs gegoten. Op die manier kregen de scholen een handig naslagwerk over hoe kan worden samengewerkt met de politie.
In de nasleep van de aanslagen in Parijs in 2015 werden scholen sterk geconfronteerd met vragen over de beveiliging van scholen. Via Schooldirect kregen alle scholen extra richtlijnen en tips. Ook de omzendbrief PLP 41 en de noodzaak te voorzien in een vast aanspreekpunt bij de lokale politie werden verschillende keren opnieuw onder de aandacht gebracht, onder andere via Schooldirect en de ronde van Vlaanderen voor schooldirecties.
In tegenstelling tot wat de resultaten van de evaluaties deden vermoeden, signaleerden scholen ons toen dat zij niet op hoogte waren van dit aanspreekpunt. Sommige vooral Brusselse scholen hadden het gevoel van het kastje naar de muur te worden gestuurd.
Wat de rest van Vlaanderen betreft, krijgt mijn administratie gemengde signalen. In sommige politiezones is er een goed contact tussen het aanspreekpunt en de scholen en weten de scholen bij wie ze terechtkunnen. In andere politiezones verloopt dit contact moeizamer.
Uit cijfers die ik op 3 februari 2016 van de lokale politie ontving, bleek dat de helft van de Brusselse scholen en 1 op 3 Vlaamse scholen geen aanspreekpunt had bij de politie, of dit aanspreekpunt niet kende. We vonden het dan ook hoog tijd om in te grijpen. We hebben deze problematiek trouwens zeer uitvoerig besproken tijdens de vergadering van de commissie radicalisering op 16 november 2016.
Naar aanleiding van de verontrustende cijfers over het aantal gekende aanspreekpunten bij de lokale politie, nam ik contact op met minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon en de Vaste Commissie van de Lokale Politie. De Vaste Commissie van de Lokale Politie heeft mij vervolgens een nieuwe, geüpdatete lijst bezorgd van de gekende aanspreekpunten bij de lokale politie. Maar nog altijd was die lijst niet volledig, ongeveer 80 procent van de aanspreekpunten was ingevuld. Via een steekproef stelde mijn administratie ook vast dat bepaalde gegevens uit die lijst niet klopten.
Omdat ik het zelf cruciaal vind dat scholen ook effectief hun aanspreekpunt kennen en kunnen beschikken over de juiste contactgegevens heeft mijn administratie alle Vlaamse en Brusselse politiezones gecontacteerd om de opgegeven namen te dubbelchecken. De relevante contactinformatie en achtergrondinformatie werd vervolgens geïndividualiseerd aan scholen bezorgd via het beveiligde online systeem Mijn Onderwijs op 31 januari 2017. Scholen met verschillende vestigingsplaatsen die vaak ook in verschillende politiezones liggen, krijgen per vestigingsplaats de contactinformatie van de aanspreekpunten te zien. Dat is dus in orde dankzij onder meer het ingrijpen van mijn administratie.
Er is ook discussie ontstaan over de vraag of die lijst publiek kon worden gemaakt. De heer Bart Somers stelde voor die gewoon op internet te plaatsen, maar daar was heel wat commotie over. Wij hebben dan ook het advies van de Privacycommissie gevraagd, en om redenen van privacy heb ik beslist de lijst van aanspreekpunten niet integraal online te plaatsen. Deze informatie kan niet langer teruggevonden worden via de website www.infozone.be. De handvatten waarnaar u in uw inleiding verwijst, werden op dat punt ook aangepast, maar we hebben beslist om via Mijn Onderwijs alle informatie aan de scholen te bezorgen. Elke school kan dus probleemloos zien wie het aanspreekpunt is, maar de lijst met namen is niet online te vinden. Ik heb trouwens van een van de gouverneurs uitdrukkelijk de vraag gekregen dat niet te doen. Na het advies dat we hadden gekregen, hebben we dan voor deze oplossing gekozen.
Omdat ook personeelsverloop en andere evoluties in de werking van de lokale politiezones ervoor zorgen dat er wijzigingen optreden die het bemoeilijken om te allen tijde over een volledig correcte en up-to-date lijst te beschikken, heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven om een beveiligde online databank te ontwikkelen, naar analogie met de CLB-artsen databank. De bedoeling is om schooldirecties toegang te geven tot deze databank met een wachtwoord. Bij wijzigingen in de contactgegevens kunnen de lokale politiezones die zelf aanpassen. Op die manier zullen scholen altijd over de meest recente contactinformatie kunnen beschikken. Tegen het einde van dit kalenderjaar zou deze databank er moeten zijn.
Wat Brussel betreft, heeft mijn administratie de referentiepersonen radicalisering binnen het GO!, de onderwijskoepels en de CLB-netten gevraagd om zich te informeren hoe de scholen de samenwerking met de lokale politie evalueren en na te gaan welke bijkomende noden er nog leven. Op basis van deze feedback zal er een tweede overleg opgestart worden met de Brusselse politiezones, deze keer samen met de onderwijspartners. Ik wil zeker niet vooruitlopen op de conclusies van dit overleg, maar ik ben zeker bereid om een grote rol op te nemen in het oprichten van een gezamenlijk overlegplatform.
Dit zijn grote evoluties, maar ik heb wel gemerkt dat zeggen dat iedereen een contactpunt moet hebben iets gemakkelijker is dan het in de praktijk gerealiseerd krijgen. Ik stel gelukkig wel vast dat er op veel plaatsen in Vlaanderen een heel spontane samenwerking is tussen de mensen van de zones en onze diverse scholen, maar we moeten ervoor zorgen dat geen enkele school op dat vlak in de kou blijft staan.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik denk dat het veiligheidsoverleg de laatste jaren sterk aan belang heeft gewonnen. U hebt een aantal cijfers opgesomd, en daarbij verbaasde het me dat ook in Vlaanderen een op drie scholen geen aanspreekpunt had of het wel had, maar dat niet wist. U hebt gezegd dat het aantal is gedaald tot 80 procent voor de hele Vlaamse Gemeenschap. En dan hebt u nog een individuele communicatie gedaan naar de scholen met hun duidelijke aanspreekpunten per specifieke school zodat de problematiek van de multizonale ligging ook zou kunnen worden opgelost. Hebt u een idee hoeveel scholen er nu gedekt zijn? Zitten we aan 100 procent?
Wat de beveiligde onlinedatabank betreft, hoe zal die up-to-date worden gehouden? U hebt gezegd dat die van onderuit moet worden gevoed, maar zal de administratie dat op de een of andere manier controleren of opvolgen?
Ik wil u alvast danken voor de energie die u hierin stopt. Ik denk dat dat gezamenlijke overlegplatform in Brussel er absoluut moet komen, dat is altijd een uitdaging – we zouden het ook ‘character building’ kunnen noemen – om in Brussel aan beleid te doen. Ik wens u daar in elk geval veel succes bij.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik heb twee opmerkingen. Als je een contactpersoon hebt bij de lokale politie, is dat niet altijd noodzakelijk de specialist in een specifiek thema. Die persoon zal dan moeten doorverwijzen. Wat de terughoudendheid betreft om dat online te publiceren, zijn er natuurlijk heel veel verschillende diensten en organisaties die op de politie een beroep willen doen. De beste manier om politiedienst lam te leggen, is die te overstelpen met klachten. Dat heeft wellicht voor een deel meegespeeld.
Een andere belangrijke zaak is de uitrol van de Lokale Integrale Veiligheidscel (LIVC) die voor een groot deel de bedoeling moet hebben om de contacten met de verschillende spelers te bevorderen en te komen tot een casusoverleg waarbij zaken kunnen worden behandeld die soms breder zijn en niet alleen een politionele oplossing nodig hebben maar een bredere behandeling. Op die LIVC’s is de lokale politie altijd aanwezig, zij kunnen ook doorverwijzen. Ik denk dat zij op termijn belangrijke spelers worden om de veiligheidsproblematiek rond scholen zo breed mogelijk aan te pakken, niet alleen acuut – want dan moet men onmiddellijk bij de politie terechtkunnen – maar ook preventief, bijvoorbeeld voor het uitwerken van een strategie voor een bepaalde problematiek.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik denk dat er geen nieuw platform moet worden opgericht. U kunt de vraag stellen aan de voorzitters van het lokaal overlegplatform (LOP) basisonderwijs en het LOP secundair onderwijs om dit thema op een algemene vergadering te agenderen. Andere LOP’s hebben dat al bewezen. Directies kennen de algemene vergadering. Wanneer het in het dagelijks bestuur over iets kleiners of over iets vertrouwelijks moet gaan, kan dat daar eerst worden geagendeerd.
Alvorens opnieuw een platform op te richten, kunnen we optimaal gebruik maken van het platform waar alle directies in een algemene vergadering zitten en waar zo’n thema volgens mij perfect kan worden geagendeerd als een thema dat misschien niet elke keer aan bod moet komen. Er zijn al steden en gemeenten in Vlaanderen die hebben bewezen dat dat een goede basis is om afspraken te maken, ook met betrekking tot andere thema’s, met politie of diensten die zich met radicalisering of deradicalisering bezighouden.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, de vergadering komt straks samen. Als er daar een vraag is, zal ik er zeker aan meewerken. Het gaat niet over een structuur, maar over een online platform dat daarop geënt is.
Mijnheer Poschet, we hebben in drie fases gewerkt. Eerst was het beperkt, dan 80 procent en nu 100 procent van de scholen. Onze administratie heeft daar een grote inspanning voor geleverd, waarvoor ik haar erkentelijk ben en ook wil danken.
Mijnheer Cordy, ik snap een aantal van uw punten. Maar voor mij is het het een of het andere. Ofwel zeg je in een omzendbrief dat elke school een contactpunt moet hebben, en dan voer je dat uit. Ofwel schrap je de bepaling in de omzendbrief. Maar waar ik niet mee om kan, is dat we in een situatie komen met een duidelijke omzendbrief die stelt dat er een akkoord is gesloten tussen politie en onderwijs, maar dan zegt dat het voor het overige wel een beetje moeilijk is. Dat gaat niet! Het is het een of het ander. Ik merk dat als scholen een contactpunt hebben, het veel gemakkelijker wordt om contact op te nemen. En dat is afhankelijk van waarvoor het is. Meestal zijn het preventieve contactpunten. Dat gaat in de meeste omstandigheden soepel. Als je geen contactpunt hebt, kan er ook geen vertrouwensrelatie ontstaan. Dat is mijn zorg: dat daarin voldoende wordt geïnvesteerd, ook vanuit onze politionele diensten.
Ik heb begrepen van minister Jambon dat hij 100 procent achter die ministeriële omzendbrief PLP 41 blijft staan. Ik kreeg een brief van het overkoepelend orgaan van onze politionele diensten. Het voelde zich wat aangevallen omdat ik had gezegd dat niet iedereen een contactpunt heeft. Daaruit heb ik afgeleid dat de politie het ook heel belangrijk vindt dat die contactpunten er zijn. Ik heb het hun niet kwalijk genomen dat ze mij zo’n brief hebben gestuurd. Het was voor mij van belang dat de zaken met elkaar zouden matchen. U hebt natuurlijk gelijk dat je niet één iemand die alles weet over van alles fulltime kunt vrijstellen. Maar als je eenmaal weet bij wie je moet zijn, kun je de rest wel uitgeklaard krijgen. Het was voor mij van belang dat dit effectief werd uitgeklaard.
Mijnheer Cordy, ik merk aan uw lichaamsmimiek dat u het daarover met mij eens bent. Ik zeg het omdat onze talrijke kijkers uw lichaamsmimiek niet zien.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik kan u alleen maar bedanken voor het feit dat u daar een extra inspanning hebt gedaan en dat nu 100 procent van de scholen een contactpunt hebben. Het is nu de volgende stap om inderdaad die ‘handelingsverlegenheid’ weg te nemen. Sommigen zullen daar iets meer last van hebben dan anderen. We zullen dit in de commissie verder opvolgen, ook voor wat het Brusselse luik betreft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.