Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein (GIPOD) brengt alle informatie over werken of manifestaties op het openbaar domein zo veel mogelijk samen. Het zorgt ervoor dat er meer afstemming komt tussen nuts- en wegenwerken. Zo vermijden we werken op omleidingstrajecten en detecteren we conflicten tussen werken en manifestaties beter, dit om zo veel mogelijk hinder te voorkomen en mensen, in geval van hinder, juist te informeren.
In april 2014 werd het GIPOD-decreet goedgekeurd en in december 2016 volgde een besluit van de Vlaamse Regering voor de uitvoering van het GIPOD-decreet. Het decreet voorziet in de verplichte invoering van gegevens in GIPOD. Die verplichtingen gelden voor geplande werken, evenementen of andere innames van de openbare weg. Hoe meer hinder er verwacht wordt voor de weggebruikers, hoe ruimer de verplichting is om de informatie in te geven, af te stemmen en samen te werken. Het gebruik van GIPOD zal steeds intenser moeten worden, zo zegt het besluit van de Vlaamse Regering van december 2016.
Sinds juli 2016 is het verplicht om werken van categorie 1, dat is groter dan 50 vierkante meter, op te nemen in het GIPOD. Daarvoor was het invoeren van informatie gebaseerd op bereidwilligheid. Vanaf 1 maart 2019 zullen ook werken tussen 3 en 50 vierkante meter met ernstige hinder en alle werken met een omleiding minstens 3 weken voor aanvang van de werken in het GIPOD moeten worden geregistreerd. Voor alle andere innames van het openbare domein die ernstige hinder veroorzaken, geldt dat je ze minstens twee weken op voorhand moet invoeren. Indien er een omleiding van toepassing is, dan moet die drie weken voor aanvang in het GIPOD geregistreerd zijn.
We leren uit een vraag van collega Van Volcem dat in maart 2017 235 lokale besturen hier gebruik van maakten in de laatste 6 maanden. U antwoordde verder: “De brede implementatie en de verplichting tot registratie van grote werken en synergieën heeft ertoe geleid dat er veel meer gestructureerd overleg is tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij wegenwerken of nutswerken. Door het succes van het GIPOD is het gebruik ervan ook opgenomen in de nieuwe ‘code nutswerken’ die momenteel wordt afgesproken tussen lokale besturen en VVSG enerzijds en de nutssector anderzijds.”
Minister, hoe wordt het verplicht invoeren van werken van categorie 1 gecontroleerd? In hoeverre zijn er gegevens over het al dan niet correct invoeren van werken van categorie 1 in het GIPOD? Hoe wordt gereageerd als men dergelijke werken niet heeft ingevoerd? Wat is het effect van de opname van het gebruik van het GIPOD in de nieuwe ‘code nutswerken’ die momenteel wordt afgesproken tussen lokale besturen en de VVSG enerzijds en de nutssector anderzijds?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik wil me verontschuldigen voor dit redelijk technisch en saai antwoord. Dat saaie ligt niet aan de vraagsteller, maar aan de materie.
Er zijn verschillende vormen van controle mogelijk. Een eerste vorm van controle gebeurt door het agentschap Informatie Vlaanderen (AIV), dat het GIPOD beheert. Het AIV kan, bijvoorbeeld, in het GIPOD nagaan of de initiatiefnemers van werken in het GIPOD geregistreerd zijn en of ze ook effectief registraties van werken verrichten. Het AIV krijgt feedback van gebruikers van het GIPOD over de kwaliteit van de gegevens en over eventuele ontbrekende registraties in het GIPOD. Ook via die input gebeurt er controle.
Een tweede vorm van controle gebeurt door de gebruikers van het GIPOD zelf. Ik geef u een fictief voorbeeld, mijnheer de Kort, maar u op het lijf geschreven, want u bent ook lid van de commissie Mobiliteit. Stel u voor dat De Lijn merkt dat een nutsbedrijf werken uitvoert die niet in het GIPOD staan, dan kan De Lijn dat nutsbedrijf in kwestie daarop aanspreken.
Een derde vorm van controle gebeurt door de gemeenten. Sommige gemeenten koppelen het verlenen van een vergunning voor het uitvoeren van werken immers aan de registratie van die werken in het GIPOD. Die gemeenten kijken met andere woorden toe op de registratie van werken in het GIPOD. Dat lijkt mij ook een duidelijke vorm van controle.
Het Agentschap Informatie Vlaanderen volgt een aantal zaken op in het GIPOD. Wat betreft de registratie van werken gaat dat bijvoorbeeld over het aantal geregistreerde werken, het aantal instanties die werken registreren in het GIPOD, de mate waarin de verwachte hinder bij werken voldoende in het systeem wordt geduid enzovoort.
Het gebruik van het GIPOD neemt duidelijk toe. In 2016 alleen al werden in totaal ongeveer 23.000 werken ingevoerd. Sinds begin 2017 zijn er 12.931 werken in het GIPOD geregistreerd. Sinds begin 2017 zijn er 4750 zogenaamde synergieaanvragen uitgestuurd. Voor 1564 werken of ongeveer een derde dus zijn er ook effectief synergiën gecreëerd. Alle nutsbedrijven zijn geregistreerd in het GIPOD. 273 van de 308 Vlaamse gemeenten zijn geregistreerd in het GIPOD. 35 gemeenten dus nog niet. 64 steden of gemeenten deden geen invoer in de laatste 6 maanden.
We zien ook evoluties in de kwaliteit van de gegevens. Niet alleen de kwantiteit is belangrijk, maar ook de kwaliteit. Twee jaar geleden zagen we dat er ongeveer 10 procent afwijkingen waren tussen de status van een werkopdracht – bijvoorbeeld: ‘afgehandeld’ – en de periode die voor diezelfde werken in het systeem stond aangegeven. Nu is dat minder dan 5 procent. Dat is dus een halvering, wat toch wel goed is.
U vroeg ook hoe er wordt gereageerd als men dergelijke werken niet heeft ingevoerd. Het Agentschap Informatie Vlaanderen stelt lijsten ter beschikking van de gebruikers, met gegevens die moeten worden aangevuld in het GIPOD. Het agentschap neemt ook contact op met de betrokken instanties als ze geconfronteerd worden met ontbrekende gegevens, met de uitdrukkelijke vraag om de informatie ook aan te vullen. Het agentschap geeft in het algemeen ook veel feedback via sensibiliseringssessies, infosessies en dagtrainingen die georganiseerd worden.
Ik kan u nog meegeven dat we na de zomer opnieuw contact zullen opnemen met de gemeenten die nog niet in het GIPOD geregistreerd zijn, om hen op hun verplichtingen te wijzen. Het opleggen van administratieve boetes is voor werken van categorie 1 ook mogelijk, maar ik denk dat het beter is als we dat enkel doen als we worden geconfronteerd met hardleerse overtreders. Tot vandaag is er nog geen enkele boete uitgeschreven en zijn er nog geen dossiers voor handhaving aangemaakt.
Ik wil de filosofie promoten en bekendmaken van de meerwaarde die echt wel in GIPOD zit. Ik vind dat veel belangrijker dan eender welk handhavingsartikel. Maar als het ene niet helpt, mijnheer De Kort, sluit ik ook niet uit dat we na verloop van tijd niet anders zullen kunnen doen dan daarnaar over te stappen, maar vooralsnog is dat niet mijn bedoeling. Ik geloof nog altijd dat die gemeenten toch de meerwaarde zullen inzien en toch nog hun verplichtingen ter zake zullen nakomen.
Tot slot vroeg u wat het effect is van de opname van het gebruik van het GIPOD in de nieuwe ‘code nutswerken’ die momenteel wordt afgesproken tussen lokale besturen en de VVSG enerzijds en de nutssector anderzijds. De ‘code nutswerken’ is een bilaterale overeenkomst tussen de lokale besturen en de nutssector. De code doet een aantal suggesties die in het GIPOD zouden kunnen worden ingebouwd om de meerwaarde ervan nog te doen toenemen. De meerwaarde is al zeer groot, maar alles kan beter, nietwaar?
Afsluitend – en dat is het belangrijkste – toont de opname van het GIPOD in deze code de erkenning van het nut en de noodzaak van het GIPOD. Men ziet het GIPOD als een instrument om de code in de praktijk na te leven, en dat is vanzelfsprekend positief.
De heer De Kort heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister. Ik ben blij dat het in de positieve richting gaat met het aantal gegevens dat ook daadwerkelijk wordt geregistreerd. Er is ook een stijging van de kwaliteit van de gegevens die worden geregistreerd, en de medewerking die wordt verleend vanuit de lokale besturen.
Als we effectief de hinder van dergelijke werken tot een minimum willen beperken voor omwonenden, burgers en handelszaken, dan is dit systeem bijzonder belangrijk. Ik ben blij dat het effectief een positieve evolutie kent. In uw antwoord toont u ook duidelijk aan dat u zeer veel belang hecht aan de meerwaarde van dit GIPOD-systeem, en dat stemt mij bijzonder tevreden.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u promotie wilt voeren voor het verhaal van het GIPOD en de toepassing ervan, maar de mate waarin dat succesvol zal zijn, zal waarschijnlijk minstens voor een stuk afhangen van de flexibiliteit waarmee het GIPOD een onderdeel kan worden van de informatisering in de gemeenten. Ik verklaar mij nader. Als men via een ander kanaal, bijvoorbeeld in een lokaal bestuur, ook de politie advies moet vragen om een vergunning te verlenen voor inname van openbaar domein, hetzij om evenementen te organiseren, zou het natuurlijk bijzonder interessant zijn dat het systeem dat de politie gebruikt, kan worden afgestemd op het GIPOD-systeem, zodat er geen manuele input meer moet gebeuren in het GIPOD-systeem. Als de politie het in een programma gestoken heeft, kan het dan gekoppeld worden aan het GIPOD en kan het automatisch getransfereerd worden. Dat is vooruitgang, dat is automatisering. Als zaken en gegevens telkens verschillende malen handmatig ingegeven moeten worden in databanken, is dat geen vooruitgang, maar veeleer een achteruitgang, los van de meerwaarde van de beschikbaarheid van gegevens die dan eventueel manueel in het GIPOD ingebracht worden.
Minister, hebt u zicht op eventuele toepassingen of op de manier waarop de gegevens ingebracht worden in het GIPOD-systeem? Gebeurt dat allemaal manueel op het platform GIPOD, of zijn er ook toepassingen waar men via een ander systeem automatisch de gegevens naar het GIPOD door kan parachuteren?
Minister Homans heeft het woord.
Ik ben in ieder geval blij, collega De Kort, dat ik u tevreden heb kunnen stellen, zoals ik ook had gehoopt.
Mijnheer Dochy, ik kan momenteel niet antwoorden op uw bijkomende vraag. Ik heb die gegevens niet bij me. Ik weet niet hoeveel procent er automatisch en handmatig wordt ingevoerd. Ik zal dat schriftelijk laten bezorgen aan de secretaris. Ik denk dat het niet zo heel abnormaal is dat ik dat niet allemaal uit het hoofd weet, noch mijn medewerker hier naast mij. Maar we zullen u het antwoord laten geworden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.