Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, we hebben hierover ook al eerder vragen gesteld in deze commissie, en ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat kraamzorg een grote meerwaarde kan zijn voor gezinnen met een pasgeboren baby. Dat het alleen belangrijk zou zijn voor moeder en kind, is een misverstand van vroeger: het is ook belangrijk voor alle andere gezinsleden. Die kraamhulpen staan niet enkel in voor huishoudelijke taken, maar vangen ook andere kinderen op, begeleiden de ouders of staan de ouders bij in de verzorging van hun baby. Ze zijn ook flexibel, en als de zaken niet lopen zoals gewenst, kunnen ze ook doorverwijzen. Kraamverzorgenden hebben een heel belangrijke signaalfunctie en werken heel goed samen met huisartsen en vroedvrouwen, en zeker ook met Kind en Gezin. Dat vind ik heel belangrijk voor het verzekeren van de continuïteit in de zorg.
Qua evolutie van het gebruik van kraamzorg blijkt dat het aantal uren flink stijgt, net als het aantal gezinnen die ervan gebruikmaken. Uit de cijfers is gebleken dat het aandeel van kraamzorg binnen de diensten voor gezinszorg, dat wel nog altijd een heel klein aandeel is, ook jaar na jaar toeneemt. Het is ons vermoeden dat die tendens zich zeker zal doorzetten, omdat nu ook de ligdagduur zal worden ingekort, maar los daarvan thuisbevallingen en poliklinische bevallingen ook in populariteit toenemen. Ook is de opvang door grootouders niet meer zo evident. Dat is hier in de commissie vandaag nog aan de orde geweest. Mensen gaan dus echt op zoek naar een heel goede, kwaliteitsvolle omkadering en komen dan uit bij die kraamzorg.
Minister, u hebt eerder ook al aangegeven erover te willen nadenken hoe we die kraamzorg nog beter kunnen organiseren in de toekomst. In overleg met de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg wilt u het zorgtraject voor de specifieke doelgroep van kraamzorg onderzoeken en nagaan waar er nog optimalisatie mogelijk is. Dat gaf u aan in uw antwoord op een recente schriftelijke vraag die ik eerder indiende. Die ging overigens over die federale proefprojecten ‘bevallen met verkort ziekenhuisverblijf’ en de Vlaamse betrokkenheid daarbij. Ook is er vanuit onze commissie natuurlijk het voorstel van resolutie betreffende het organiseren van de postnatale zorg in Vlaanderen.
Minister, merkt u inderdaad al dat die inkorting van het ziekenhuisverblijf bij een bevalling echt al merkbaar is in de aanvragen voor kraamzorg vandaag bij de diensten voor gezinszorg? Hebt u reeds kunnen samenzitten met de diensten voor gezinszorg over het zorgtraject kraamzorg? Zo ja, welke resultaten, voornemens of engagementen zijn daaruit voortgekomen? Op welke manier kunt u het kraamzorgaanbod optimaliseren? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van een zorgpad kraamzorg?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Geachte leden, de cijfers voor 2016 zijn nog niet helemaal definitief, maar op basis van de voorlopige cijfers zien we dat de stijging van het aantal uren kraamzorg zich ook in 2016 voortzet, met een stijging van 9,26 procent ten opzichte van 2015 tot 409.418 uren in 2016. Het aandeel kraamzorg binnen het totale aantal uren gezinszorg steeg van 2,31 procent in 2015 naar 2,57 procent in 2016. Het aantal gezinnen die kraamzorg ontvingen in 2016, steeg sterk ten opzichte van 2015, een toename met 19,07 procent tot 13.571 gezinnen in 2016. Het gemiddeld aantal uren kraamzorg per gezin daalde, van 32,88 uur naar 30,17 uur in 2016.
Sinds dit jaar is er terug in een groeipad voorzien voor de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Dat resulteert in 2017 in een geraamde groei van 280.000 uren gezinszorg die binnen het voorziene budget kunnen worden gerealiseerd. Dan houd ik geen rekening met de omschakeling van een persoonlijkeassistentiebudget (PAB), maar dat is een technische kwestie. Het groeipad van dit jaar en het voorziene groeipad voor de volgende jaren moet toelaten om ook de stijgende vraag te kunnen ondervangen. We ervaren dat de inkorting van de verblijfsduur van jonge moeders en hun pasgeborenen in het ziekenhuis leidt tot een grotere vraag naar gezinszorg. Een verder overleg tussen de federale overheid en de deelstaten over de budgettaire impact van de genomen maatregel van verkort kraamverblijf is dan ook wenselijk.
De recent uitgevoerde thematische inspectieronde inzake kraamzorg werd besproken met de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. De inspectieronde leert dat we kraamzorg in eerste instantie nog nauwgezetter moeten definiëren, zodat iedereen hetzelfde verstaat onder het aanbod van kraamzorg door de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. De berekening van de bijdrage voor kraamzorg vraagt de nodige evaluatie. De deskundigheid van de huidige kraamzorgequipes is een sterk punt. Afspraken over de expertise waarover kraamverzorgenden moeten beschikken, kunnen de huidige deskundigheid verder bestendigen. Het administratieve luik inzake het sociaal onderzoek, het vaststellen van de behoeften van de gebruiker van kraamzorg en het doorsturen van gegevens naar Vesta, het systeem van elektronische gegevensuitwisseling tussen de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en Zorg en Gezondheid, kan ook nog worden geoptimaliseerd.
Naast de rol van de diensten voor gezinszorg in het geïntegreerd zorgtraject, waardoor de toegankelijkheid van het aanbod wordt gefaciliteerd, kunnen de diensten voor gezinszorg een belangrijke rol spelen in de Huizen van het Kind. In het traject met betrekking tot de verdere uitbouw van de Huizen van het Kind als brede en laagdrempelige basisvoorzieningen wordt hieromtrent nog verder afgestemd met de diensten voor gezinszorg.
Kind en Gezin is reeds in dialoog met de diensten voor gezinszorg met betrekking tot diverse thema’s. Ten eerste worden de evoluties en de daaruit volgende impact van het verkort verblijf in de kraamkliniek verder opgevolgd en wordt bekeken hoe er in complementariteit kan worden ingespeeld op de gewijzigde ondersteuningsbehoeften in het korte post partum. Ten tweede worden de diensten voor gezinszorg als belangrijke partner betrokken in de verdere opmaak van een voorstel van geïntegreerd zorgtraject. Ik verwees al eerder naar dat zorgtraject in mijn antwoord op vraag om uitleg 1299 over het stijgende aantal vrouwen in de materniteiten met een sociale problematiek. Het betreft hier de concretisering van het voorstel uit de conferentie ‘De toekomst is Jong’. Tijdens de conferentie werd voorgesteld om het traject dat ouders, aanstaande ouders en kinderen doorlopen, te structureren in een begeleidend zorgtraject. Dat zorgtraject moet de te verwachten acties ook op een digitale manier beschrijven, zodat voor iedereen duidelijk is wat door wie en wanneer wordt uitgevoerd. De basis van dat zorgtraject wordt gelegd door wat we nu kennen als de pre- en perinatale richtlijnen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), de trajecten die nu vorm krijgen in het kader van het verkort verblijf in de kraamkliniek en de consultschema’s zoals ze worden gebruikt door Kind en Gezin en de CLB’s.
De scope van het zorgtraject is echter verbreed naar meerdere levensdomeinen waarin uiteraard ook de diensten voor gezinszorg een rol spelen. In samenwerking met de federale overheid wordt begin juni 2017 een werkgroep opgestart, waarin ook de diensten voor gezinszorg zullen worden uitgenodigd, om dit zorgtraject verder te operationaliseren en brede gedragenheid te creëren.
Er is een belangrijke randvoorwaarde voor het voorgaande: de diensten voor gezinszorg zijn betrokken bij het traject rond gegevensdeling in de pre- en perinatale periode, dat opgestart is door Kind en Gezin in samenwerking met de relevante stakeholders. Op dit moment is de inhoudelijke set, dus wat op welk moment uitgewisseld zou moeten worden door wie, zo goed als afgerond en wordt de techniciteit van de uitwisseling met Vitalink en de relevante actoren, waaronder gezinszorg, uitgewerkt.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik vind daarin een bevestiging van een aantal tendensen die reeds ingezet waren. Het is heel belangrijk dat u het groeipad benadrukt, aangezien we echt wel merken dat die grotere vraag zich voordoet. Ik begrijp dat er een aantal zaken voorliggen voor evaluatie, maar dat de diensten voor gezinszorg en andere, daarbij heel nauw betrokken zullen worden. Mij lijkt het heel goed om dat samen met de sectoren te doen.
Minister, u hebt ook de stijging gegeven in aantal uren en in aantal gezinnen. Het gemiddeld aantal uren daalt. Dat kan ook pleiten voor de meerwaarde van dergelijke hulpverlening. Ik denk dat het soms ook goed is dat mensen een beroep doen op een bepaalde dienstverlening, maar dat je dan ook snel vaststelt dat het oké is, dat het niet per definitie iets is dat er moet zijn. Kraamzorg kan een heel grote meerwaarde zijn, maar inderdaad, op een bepaald moment is het voldoende geweest. Ik vond dat interessante cijfers. Ik volg het graag verder op en ik dank u voor het antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.