Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, in de plenaire vergadering van 11 januari 2017 hebben wij unaniem de resolutie goedgekeurd over de organisatie van schoonheidswedstrijden bij jongeren. Het Vlaams Parlement vroeg u toen om in overleg met de Federale Regering na te gaan welke juridische mogelijkheden er zijn om schoonheidswedstrijden voor kinderen jonger dan 16 jaar te verbieden. In de zomer van 2016 heeft uw federale collega van Werk via de Arbeidsinspectie reeds enkele inspecties uitgevoerd en daarmee ook voorkomen dat bepaalde schoonheidswedstrijden plaatsvonden.
Nu blijkt, onder andere uit een artikel dit weekend in de Gazet van Antwerpen, dat nog steeds dergelijke schoonheidswedstrijden worden georganiseerd. Je kunt ze gewoon op Facebook vinden. Daar komt u al snel terecht op de Facebookpagina ‘Top Model Belgium Kids’. In maart hebben zij nog een evenement georganiseerd in Henegouwen, maar zij organiseren ook selecties in Vlaamse provincies. De organisatie omschrijft zichzelf als een modeshow voor kinderen tussen 1 en 13 jaar.
Uit het artikel bleek dat ouders er bijzonder trots op waren dat hun 5-jarige meedeed aan een schoonheidswedstrijd. Zij zeiden daar zelf over dat dit eigenlijk een ‘mini-miss België-verkiezing’ was, ‘minus de interviews’. De kinderen moesten op een catwalk lopen en mooie kleren aantrekken en recht stappen, enzovoort. Dat vond ik nog het allerergste. Wij gaan er hier van uit dat schoonheid geen inherent talent is, het is niet iets wat je kunt ontwikkelen. Het enige waarmee ze eventueel zouden kunnen peilen, wat een kind kan en wat er kan worden gestimuleerd, is er alleszins niet bij.
Deze wedstrijden bevatten zelfs verschillende rondes. Kinderen komen via een halve finale in een finale terecht. Ik denk dat ik hier de verontwaardiging van al mijn collega’s deel als ik zeg dat zoiets absoluut niet kan. Aan de ene kant, minister, zetten u en het Vlaamse beleid erop in dat kinderen en jongeren zich goed in hun vel zouden voelen, u zet in op geestelijke gezondheid, op het goed in balans zijn, enzovoort. Dat strookt absoluut niet met een beleid dat dan aan de andere kant toelaat dat er schoonheidswedstrijden zijn voor kinderen, zelfs vanaf 1 jaar.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot het verbod op schoonheidswedstrijden voor kinderen jonger dan 16 jaar? Hebt u hierover al een overleg gehad met uw federale collega?
Zo niet, kunt u er bij uw federale collega op aandringen om extra aandacht te schenken aan dergelijke praktijken? Welke extra maatregelen kunt u nemen om er op korte termijn voor te zorgen dat dergelijke evenementen niet plaatsvinden in Vlaanderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de betreffende resolutie vraagt om in het beleid ten aanzien van kinderen in te zetten op het bevorderen van het zelfvertrouwen en een positieve lichaamsbeleving en om in overleg met de Federale Regering na te gaan welke juridische mogelijkheden er zijn om schoonheidswedstrijden voor kinderen jonger dan 16 jaar te verbieden.
Ik ga nu even in op punt 2 van de resolutie. We hebben in dit kader uiteraard overleg gehad met de initiatiefnemers van deze schoonheidswedstrijden en daarnaast met mijn federale collega, minister Peeters.
Het overleg met de initiatiefnemers vond plaats op 13 juli 2016. In dit overleg gaven de initiatiefnemers te kennen dat ze, gezien ons standpunt, niet verder dergelijke schoonheidswedstrijden zouden organiseren. Uit de communicatie die zij voeren, blijkt nu dat dit wel het geval zou zijn. Wij zullen hen daar dan ook opnieuw op aanspreken en duidelijk stellen dat het organiseren van dergelijke evenementen nefast kan zijn voor de ontwikkeling van jonge kinderen, en dat dit dus volgens ons niet door de beugel kan.
Een deelname aan een mini-miss- of mini-misterverkiezing valt onder de wetgeving op de kinderarbeid: dat betekent dat dit verboden is. De wet is hierover helder en duidelijk. Uitzonderingen kunnen worden verkregen voor activiteiten binnen het kader van ‘opvoeding’ of ‘vorming’, maar de verkiezingen vallen hier duidelijk niet onder. Een alternatief om een uitzondering te verkrijgen is via een ‘individuele afwijking’. Een mini-miss- of mini-misterverkiezing valt onder deze laatste groep: het moet dus voldoende verantwoord zijn om een uitzondering op de wet te maken. Een afwijking van het wettelijke verbod op kinderarbeid kan enkel en alleen gegeven worden door de inspectie Toezicht op de Sociale Wetten, na aanvraag van de betrokkene, én indien er geen schadelijke effecten zijn voor het welzijn van het kind.
Minister Peeters liet in het overleg weten dat, op basis van een advies dat de inspectie heeft aangevraagd bij de Kinderrechtencommissaris en van een advies van de Raad voor Gelijke Kansen voor mannen en vrouwen, de inspectie de afwijking zal weigeren. De verkiezing zal dus niet worden toegestaan wegens fundamentele bezwaren inzake genderstereotiepe beeldvorming en het toepassen en opdringen van een schoonheidsideaal, wat wordt geformuleerd in de adviezen.
Het concept van een schoonheidswedstrijd houdt risico’s in voor de lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en/of maatschappelijke ontwikkeling van kinderen. Het uiterlijk is een gegeven waarop een kind zo goed als geen controle heeft. Dit is een essentieel verschil met talentshows of sportwedstrijden, waar een kind door oefenen en feedback kan groeien in zijn talent. Door een schoonheidsideaal te promoten hebben miss- of misterverkiezingen mogelijk een schadelijke impact op een heel brede groep kinderen. Ook vanuit de invalshoek ‘gender’ zijn er ernstige bezwaren tegen de schoonheidswedstrijden voor kinderen. Schoonheidswedstrijden versterken de genderstereotiepe beeldvorming. Daarbij moeten we voor ogen houden dat deze beeldvorming impact heeft op zowel meisjes als jongens, kinderen en volwassenen. Vanuit het streven naar gelijkheid tussen vrouw en man zijn schoonheidswedstrijden voor kinderen dan ook een stap achteruit.
De inspectie heeft deze week een overleg met de organisatoren om de beslissing mee te delen. Indien de verkiezingen tóch zouden doorgaan, zal een Pro Justitia worden opgesteld worden, zo is mij verzekerd.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, aan zoveel daadkracht heb ik weinig toe te voegen. Het is vrij duidelijk dat dit niet kan, en dat u de wettelijke wegen zult bewandelen om ervoor te zorgen dat dit niet zal plaatsvinden. Ik ben er dan ook bijzonder blij mee.
Minister, ik blijf wel met de vraag zitten hoe wij kunnen zorgen voor een verbod. We gaan nu altijd via de arbeidswetgeving en de inspectie, die daar haar rol moet spelen. Het is goed dat in dit geval de media ons wijzen op het feit dat die dingen nog steeds plaatsvinden. Het is blijkbaar nog altijd niet duidelijk voor die organisatoren dat zoiets nu niet kan en dat het nooit zal kunnen. Het lijkt erop dat we een kat-en-muisspel spelen, waarbij we hen steeds opnieuw moeten betrappen op het feit dat ze steeds opnieuw hetzelfde doen, of het nu een schoonheidswedstrijd of een mini-missverkiezing is – en straks zal het nog anders heten. Minister, kunnen wij er binnen de federale bevoegdheden voor zorgen dat er een algemeen verbod komt en dat we niet steeds opnieuw moeten vaststellen dat het gebeurt, waarna we de Inspectie erop moeten afsturen en dan via de arbeidswetgeving optreden? Ik denk niet dat dat mogelijk is binnen onze eigen bevoegdheden.
Minister, ik dank u voor uw heel duidelijke antwoord. Kunnen we naar een algemeen verbod? Het is duidelijk dat heel veel van die kinderen hier de droom of wens van hun ouders vervullen. Ik wil nog maar eens wijzen op het feit dat de eerste verantwoordelijkheid hier nog steeds bij de ouders ligt, die hun kinderen laten opdraven in dit soort wedstrijden en evenementen. Zij moeten ervoor zorgen dat hun kinderen geen schade oplopen door dit soort toestanden waar ze van hun ouders aan moeten of mogen meedoen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het was inderdaad kort en zeer krachtig, net zoals het signaal dat wij vorige zomer hebben gegeven met de resolutie ter zake, die dan in januari 2017 in de plenaire vergadering werd goedgekeurd. We hebben die resolutie ingediend nadat de inschrijvingen liepen voor die mini-miss België.
Ik moet zeggen dat ik een paar dagen geleden echt verbolgen was toen ik door mensen van de media werd gewezen op het feit dat er wel degelijk nog verscheidene van die organisaties doorgaan, ondanks het signaal vanuit het parlement. Het was natuurlijk maar een resolutie omdat we in Vlaanderen niet het formele verbod kunnen goedkeuren. Ik ben echter wel tevreden met de garantie dat er zal worden opgetreden. Maar ik heb dezelfde bedenking als de heer Parys: hoe kunnen we telkens weer weten wie toch dergelijke wedstrijden organiseert en geen afwijking vraagt? We lazen in dat artikel dat sommige organisatoren zeggen dat ze dat niet vragen, ze doen het gewoon en ze weten dat er toch ouders geïnteresseerd zijn. Je kunt natuurlijk een handhavingsbeleid voeren, maar dan moet je op de hoogte zijn van de initiatieven.
Ik vind het alleszins al goed dat er op deze manier heel krachtig wordt opgetreden. We hebben vorig jaar gehoord dat een algemeen verbod op het federale niveau niet eenvoudig is. Minister, u onderschrijft dat nu. Er wordt alleszins tegen opgetreden. Ik onderschrijf hier nogmaals het unanieme signaal vanuit het parlement.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het belangrijkste deel van het handhavingsbeleid situeert zich op het federale niveau. Je kunt natuurlijk overwegen dat je daar een nieuwe strafbare bepaling van moet maken. Maar de vraag of je reactief of proactief moet handelen, wordt niet echt beantwoord door een nieuwe strafrechtelijke norm te maken. In de mate dat het duidelijk is dat het door de wet op de kinderarbeid niet kan, is de situatie duidelijk. Als men meent dat er een misdrijf wordt gepleegd, is het uiteraard de bedoeling dat men binnen de klassieke regels van het strafrecht optreedt. Dat is de normale mechaniek. Los van de vraag of je dat juist kunt libelleren, is er, op basis van de adviezen die ik heb gelezen, niet veel discussie over de toepasselijke wetgeving. Op basis daarvan kan er wel degelijk worden opgetreden. Dat is dus voor mij niet echt de prioriteit. Maar als iemand ons komt zeggen dat het niet doorgaat, en dan blijkt dat het plotseling wel doorgaat, dan kun je moeilijk anders dan het repressief apparaat in werking te laten treden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.