Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, het debat over armoede was voor mij eigenlijk het moment om wat verder na te denken over de manier waarop we met de combinatie van armoede en sociale economie moeten omgaan. De vragen die ik hierover wil stellen, zijn algemene vragen die misschien meer thuishoren in een beleidsbespreking dan in de vorm van een vraag om uitleg in deze commissie. Ik vind het echter belangrijk toch een vraag om uitleg te stellen. Soms moeten we in de commissie iets verder durven nadenken en niet enkel gedetailleerd vragen stellen over de problemen in de sector.
Mijn algemene vraag is hoe we de sociale economie met de armoedeproblematiek kunnen combineren. Ik kijk even naar de cijfers. Ongeveer 20.000 mensen komen in aanmerking voor een job in de sociale economie. Het gaat om laaggeschoolden, mensen die uit de boot vallen, mensen die begeleiding nodig hebben, mensen die niet naar werk kunnen worden geleid, mensen met een medische, mentale, psychische of psychiatrische problematiek en gehandicapten. Alles samen lijkt het om ongeveer 20.000 mensen te gaan. Daarnaast leven ook veel mensen in armoede.
Minister, tijdens het actualiteitsdebat van enkele weken geleden hebt u verklaard dat het al dan niet hebben van werk ook in uw ogen vaak het verschil vormt tussen arm zijn of niet arm zijn. Op dit ogenblik trekt de conjunctuur aan. We zijn daar blij mee. Dit zal ertoe leiden dat meer mensen een job zullen hebben. Heel wat van die mensen vinden zelf een job en hebben heel weinig begeleiding nodig. Ik ben er echter van overtuigd dat er altijd een groep zal zijn die in het normale economische circuit niet terecht kan. We zien dat aan instrumenten als wijk-werken of tijdelijke werkervaring. Een gedeelte van de mensen zal zonder omkadering niet in staat zijn tot betaalde arbeid.
De sociale economie is een vorm van gesubsidieerde tewerkstelling. De werknemers uit de doelgroep ontvangen tenminste toch een minimumloon. Ze participeren aan de arbeidsmarkt. Dat feit valt niet te onderschatten. Ze horen bij een groep. Een job is belangrijk voor de zelfwaarde van die mensen. Hierdoor hebben ze sociale contacten en kunnen ze een netwerk opbouwen en onderhouden.
Ik stel u deze vragen niet enkel in uw hoedanigheid van minister van Sociale Economie, maar ook als minister van Armoedebestrijding. U zou die bevoegdheden gedeeltelijk moeten samenvoegen en voor uw visie moeten gaan. Als meer mensen in de sociale economie werken, kunnen die jobs natuurlijk vaak worden gecombineerd met een sociale doelstelling, zoals het verhogen van de duurzaamheid of inspanningen om energiezuiniger te worden. Hiermee slaan we twee vliegen in één klap. We zorgen ervoor dat die mensen een job hebben en we zorgen ervoor dat problemen in de samenleving worden aangepakt.
Er zijn voldoende voorbeelden van mensen die in de sociale economie tewerkgesteld zijn, die drie zaken combineren. Ze hebben werk. Er is de strijd tegen armoede. De derde doelstelling is de sociale doelstelling, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid of welzijn. Zo kunnen er meer mensen rond een bed staan.
Minister Muyters versterkt de werkzoekenden door middel van opleidingen, begeleiding en werkervaring. Ik ben het daar volmondig mee eens. Voor een groep mensen maakt de Vlaamse Regering op deze manier de juiste keuze. Ik geloof echter dat we moeten aanvaarden dat een betaalde job zonder begeleiding voor sommigen niet haalbaar is. Ik vraag u dan ook om bijkomend te investeren in de sociale economie als een hefboom tegen armoede.
Minister, deelt u mijn visie? Ik kan me bijna niet voorstellen u die visie niet zou delen. Bent u bereid maatregelen te nemen om vanuit die visie het contingent in de sociale economie uit te breiden? Ik denk dan ook aan andere activiteiten. Ik heb begrepen dat u een positief antwoord zult kunnen geven. Ik wil hier echter niet op vooruitlopen.
Tijdens de begrotingsbesprekingen merken we dat de ministers voor hun eigen vakgebied strijden. Op die manier worden, bijvoorbeeld, bijkomende middelen vrijgemaakt voor innovatie, voor de gehandicaptensector, waar ook noden zijn, of voor het onderwijs. Ik maak geen deel uit van de ministerraad, waar al die afwegingen worden gemaakt. De sociale economie rekent echter op u om in bijkomende middelen te voorzien en op die manier een uitbreiding van die arbeidsmarkt mogelijk te maken.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Claes, uiteraard deel ik uw visie. Volgens mij is dit de visie van alle aanwezigen. We moeten hierop blijven inzetten. Dit moet niet enkel vanuit de sociale economie gebeuren. Ik heb nog andere bevoegdheden, waaronder uiteraard de coördinerende bevoegdheid voor armoedebestrijding.
Het lijkt me een goede zaak vanuit de sociale economie zo veel mogelijk mensen met een zekere afstand tot de arbeidsmarkt de kans te bieden om professioneel te kunnen groeien. We moeten blijven investeren in werkkansen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ik hoop dan ook dat we allemaal inzien dat het hebben van werk vaak een goede garantie is om niet in armoede te belanden of om goed uit die armoede te geraken.
Zoals u in uw eigen vraagstelling hebt aangehaald, is het natuurlijk ook belangrijk dat we vanuit de sociale economie blijven inzetten op de doorstroming. Hoewel dit altijd belangrijk is, zitten we met de wetenschap dat een bepaald contingent in de sociale economie daar altijd tewerkgesteld zal blijven. Die mensen zullen altijd ondersteuning nodig hebben en zullen niet naar het normale economisch circuit kunnen doorgroeien. We moeten blijven inzetten op de doorstroming van de mensen die hiertoe in staat zijn omdat we op die manier ook bijkomende startkansen creëren voor diegenen die in de sociale economie hun eerste ervaringen kunnen opdoen.
Mevrouw Claes, u weet dat middelen van het Europees Sociaal Fonds (ESF) worden ingezet om dit tot stand te kunnen brengen. Het gaat dan meer bepaald om inclusie- en doorstromingsbevorderende maatregelen die de doorstromingstrajecten en projecten met middelen van het ESF kunnen faciliteren.
U hebt me gevraagd of ik bereid ben maatregelen te nemen om het contingent in de sociale economie ook naar andere activiteiten uit te breiden. Ik wil eerst nog een randbemerking maken.
Iemand die in armoede leeft, valt niet per definitie onder de definitie van een doelgroepmedewerker. Ik ga even kort door de bocht, maar ik bedoel daarmee dat iemand een welbepaalde afstand tot de arbeidsmarkt moet hebben, en dat geldt jammer genoeg niet voor iedereen die in armoede leeft. Dat lijkt me een goede randbemerking.
Aangezien dit tijdens de commissievergaderingen van de afgelopen maanden al aan bod is gekomen, weet u dat in een bijkomend budget van 9,5 miljoen euro is voorzien. U weet tevens dat daarvan 7 miljoen euro is voorzien om de niet-ingevulde plaatsen in het toegekende contingent te financieren. Daar hebben we het vorige keer over gehad. U weet hoe het systeem in elkaar zit. De ondernemingen die het contingent niet hebben ingevuld, kunnen nu bijkomende middelen aanwenden om dat toch te doen.
De vraag is dan of het al dan niet om bijkomende plaatsen gaat. Het gaat natuurlijk om vijfhonderd arbeidsplaatsen die erbij komen. Dat is geen uitbreiding van het contingent. Dat contingent was niet ingevuld vanwege de slechte economische conjunctuur, een tijdelijk hoge werkloosheidsgraad en dergelijke. Al die factoren hebben meegespeeld. We hebben nu in een voldoende groot budget voorzien om in die vijfhonderd bijkomende plaatsen te voorzien.
Dan komt het goede nieuws. Dat hoop ik althans. Er is inderdaad die 2,5 miljoen euro, waarover we vorige keer ook hebben gesproken, die beschikbaar is op het zogenaamde innovatieartikel van de begroting van Sociale Economie. Het klopt dat ik een tijdje geleden heb gezegd dat we zouden bekijken wat we daar zoal mee konden doen. Ik ben natuurlijk een minister die luistert naar wat hier door de specialisten in de sociale economie, die er iets van kennen, wordt gezegd. Ik wil dat aantonen door nu bij dezen in primeur aan te kondigen dat die 2,5 miljoen euro zal gaan naar een groeipad voor de lokale diensteneconomie (LDE). Meer bepaald gaat dat over 200 extra vte’s, wat betekent dat het omgerekend eigenlijk min of meer over 250 koppen gaat, want we weten allemaal dat niet iedereen binnen de sociale economie voltijds wordt tewerkgesteld. Als men die 200 vte’s optelt bij die 874 vte’s waarnaar ik heb verwezen in mijn antwoord op de eerste vraag van de heer Beenders, dan betekent dat een stijging met 12 procent, wat toch wel een behoorlijk groeipad is. U moet zelf uw commentaar daar maar op geven, maar ik denk dat dat toch wel een aanzienlijk groeipad is.
Concreet gaat dat in zijn werk via een gesloten oproep. Er is een trekkingsrecht voor Antwerpen en Gent, maar dat is maar voor een zeer klein deel van die 2,5 miljoen euro. De rest van die middelen gaat via een gesloten oproep ook naar bestaande LDE-initiatieven. Dat ‘bestaande’ is in dezen belangrijk. Dat kan dus inderdaad ook worden aangewend om een groeipad te creëren binnen de bestaande LDE-initiatieven. Bijvoorbeeld gaat het om initiatieven die nu vier in plaats van vijf medewerkers hebben en die zo hun probleem ook voor 1 januari 2018 kunnen oplossen.
Die gesloten oproep komt er ten laatste voor de zomer. Er is een verschil met de oproep met het trekkingsrecht voor Gent en Antwerpen. Die gaat er sneller komen. De andere gesloten oproep komt er voor de zomer, met de bedoeling dat de bijkomende tweehonderd vte’s ten laatste op 1 september 2017 in dienst zullen kunnen treden.
Mevrouw Claes, dan was er uw suggestie van de uitbreiding naar andere activiteiten, bijvoorbeeld in Energie en Welzijn. We doen dat natuurlijk wel. Dat is de zogenaamde klaverbladfinanciering. Daar hebt u zelf ook al naar verwezen. Ik sta open voor elke suggestie van een collega met een andere bevoegdheid om dat te doen, met die wetenschap dat het altijd wel de trekkende minister is die ook de financiering op tafel moet leggen, en dan is er eventueel een cofinanciering vanuit Sociale Economie. Het kan echter niet zijn dat Sociale Economie als hoofdfinancier moet optreden voor bijvoorbeeld – ik zal mijn eigen bevoegdheid nemen – projecten van sociale huisvesting. Dat geldt evenzeer voor Welzijn, Energie en dergelijke meer. Die klaverbladen vind ik een zeer goed principe en daar moeten we binnen de regering afspraken over maken, maar er zijn er al wel een paar die zeer goed werken. Is er nog ruimte voor uitbreiding? Ik denk het wel, maar we moeten dat nog eens bespreken. We moeten eens bekijken welke klaverbladen goed functioneren. De meeste, denk ik, maar we moeten het ook wel aandurven om deze die niet goed functioneren, eventueel te vervangen door andere, die betere resultaten zouden kunnen opleveren.
Voorzitter, ik hoop dat de leden allemaal zeer tevreden zullen zijn over het feit dat er dus wel degelijk een groeipad van tweehonderd vte’s bij komt voor de lokale diensteneconomie, zodat de problemen ook hopelijk van de baan zijn.
Ik deel uw hoop.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik kan alleen maar zeggen dat we daar heel tevreden mee zijn. Ik ben erg tevreden dat er in de lokale diensteneconomie toch wel een enorme groei mogelijk wordt: 12 procent is niet weinig. Ik ga ervan uit dat dat een oplossing kan zijn voor de organisaties die niet aan die vijf medewerkers komen. Hebt u er een zicht op wat dat trekkingsrecht voor Antwerpen en Gent van dat budget afneemt? Zo kunnen we immers duidelijker zien hoeveel er voor de rest van Vlaanderen beschikbaar is. Tot daar mijn commentaar wat de lokale diensteneconomie betreft.
Minister, toen we het in een vorige bespreking hadden over VDAB en het indiceringsinstrument, heb ik het nog heel even gehad over die 7 miljoen euro, dus die vijfhonderd arbeidsplaatsen in het toegekende contingent. Dat is niet voor nu, maar voor later, maar ik wil u vandaag toch al het volgende meegeven omdat u met de beslissing die u nu neemt, aantoont dat u ook luistert naar de commissie, dat onze oproepen die hier zijn gebeurd, niet op een koude steen zijn gevallen. Ik ben daar echt tevreden over. Die 7 miljoen euro gaat naar de beschutte werkplaatsen. Als op het einde van 2017 duidelijk wordt dat de beschutte werkplaatsen niet kunnen voldoen aan de tewerkstelling die die 7 miljoen euro vertegenwoordigt, dat die middelen van dat contingent niet worden opgebruikt, zou er op dat ogenblik een oproep kunnen komen voor de sociale werkplaatsen? De sociale werkplaatsen vallen er nu immers eigenlijk uit. We voorzien nu in een groeipad voor de beschutte werkplaatsen, we voorzien in een groeipad voor de LDE, maar niet voor de sociale werkplaatsen. Kunnen de middelen die dan overblijven, alleszins worden gebruikt om een open oproep te doen voor de uitbreiding van het contingent qua sociale werkplaatsen?
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik ben nogal nuchter, maar uiteraard wel zeer tevreden over uw antwoord. Ik denk dat we misschien beter afspreken om de commissie Sociale Economie elke week te laten samenkomen, want als we dan samenkomen, dan is er meteen positief nieuws. Op dat vlak dank ik u dus uiteraard ten zeerste namens de sector. Ik ben er zeker van dat dit sluitstuk ervoor kan zorgen dat heel wat dienstverlening, die vandaag toch wel een belangrijke rol vervult bij lokale besturen, een voortzetting kan krijgen vanaf 2018. 250 koppen is veel. Dat is een goede zaak. Dat kan ervoor zorgen dat heel wat ondernemingen die zuurstof nodig hebben, in de vorm van menselijk kapitaal, die nu kunnen krijgen. Ik dank u dus ten zeerste omdat u dit aanbiedt aan de sector, en ik ben er zeker van dat de sector dat ook heel sterk zal appreciëren. Ik ben dus blij dat de vraag naar voren is gekomen, en wat mij betreft, had men die beter eerst gesteld. We zitten hier immers toch allemaal om de sector te ondersteunen. Ik merk dat in deze commissie heel sterk. We zullen als oppositie onze kritische rol blijven vervullen, maar als dat kan zorgen voor een goed resultaat, dan zijn we ook de eersten om u daarvoor te bedanken, en dat meen ik oprecht.
Ik sluit me aan bij het betoog van mevrouw Claes dat tewerkstelling een belangrijke factor is om mensen uit armoede te halen. Ik onderschrijf heel haar visie en ik denk ook dat dat betoog in heel wat andere commissies moet worden herhaald. Ik denk dat we al het mogelijke moeten doen om mensen een job te geven en dat we ook moeten beseffen dat niet iedereen zonder begeleiding aan de slag kan. Ik ben er echter zeker van dat u heel wat mensen tevreden gaat stellen met de opening die u vandaag hebt gemaakt.
U zou ook aan de slag gaan met de 7 miljoen euro die werd aangekondigd in de Septemberverklaring en in uw beleidsbrief. Het is me alleen niet duidelijk wanneer u die herverdeling precies gaat doen. Er is in de vorige commissievergaderingen ook gezegd dat de cijfers van de onderbenutting zouden worden bezorgd. Misschien kan dat bij dezen nog eens worden opgenomen.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Mijn enthousiasme is misschien zelfs nog groter, alhoewel ik iets meer vertrouwen had in de minister dan mijn collega’s. Bij dezen is er echter toch een zeer positieve noot gekomen.
Minister, in het VAPA staat als actie dat er zal worden geïnvesteerd in de werkkansen voor mensen met een zodanige afstand tot de arbeidsmarkt dat ze niet onmiddellijk in het normale economische circuit (NEC) terecht kunnen komen. Bij dezen hebt u meteen ook al deze actie van het VAPA kunnen invullen, maar ik dacht dat er in april of zo ook een evaluatie van het VAPA zou komen. Ik vraag me gewoon af of die evaluatie al is gebeurd. Of moet die nog komen?
Minister Homans heeft het woord;
Ik zal misschien met de laatste vraag van mevrouw Vermeulen beginnen. Dat is de zogenaamde voortgangsrapportage. Die is gebeurd. Die is behandeld door de regering en staat volgens mij ook gewoon op de webstek van het Vlaams Parlement, bij de documenten. Het is aan de commissie Armoedebeleid om die voortgangsrapportage te bespreken, maar ik meen te hebben begrepen dat die daar in de loop van mei op de agenda zal worden gezet.
Mijnheer Beenders, wat de vraag betreft hoe we die 7 miljoen euro eigenlijk gaan verdelen, de contingenten zijn al bepaald in het verleden en liggen vast. We moeten nu dus niet gaan bekijken hoeveel van die 7 miljoen euro naar die en die werkplaatsen moet gaan, omdat de contingenten al op voorhand waren ingevuld.
Mevrouw Claes, dan kom ik naadloos bij uw bijkomende vraag: wat gebeurt er als het contingent, dat al is vastgelegd, niet wordt ingevuld door de desbetreffende onderneming? We zijn in overleg met de twee koepels, want dat is wel belangrijk. Het gaat immers over sociale werkplaatsen en beschutte werkplaatsen, zoals u zelf hebt gezegd. We zullen met de twee koepels bespreken of een herverdeling oké is. Het lijkt me noodzakelijk om de twee koepels in dezen mee te hebben, en niet enkel één koepel. De sfeer is nu constructief. Ik denk dat het goed is om die ook zo te houden. We zijn aan het overleggen met de twee koepels over hoe we gaan herverdelen, mocht een bepaald contingent niet worden ingevuld.
Wat de verdeling tussen het trekkingsrecht voor Gent en Antwerpen en de rest betreft, van die 2,5 miljoen euro gaat 500.000 euro naar Gent en Antwerpen en de rest, dus 2 miljoen euro, naar alle andere bestaande LDE-initiatieven.
Ik wil afsluiten met de volgende boodschap. U hebt hierover nog niets in de media gelezen. De vorige commissievergadering is al een paar keer uitgesteld. Jullie waren ook op werkbezoek en dergelijke meer. Ik had dat toen kunnen communiceren. Ik heb dat niet gedaan, omdat ik ook vind dat in deze commissie alleen maar parlementsleden zitten die echt wel begaan zijn met de sector, en dat het af en toe ook goed is dat jullie goede werk hier wordt beloond. Ik zal er dus verder ook niets over communiceren. Het staat u vrij om dat zelf te doen. Ik heb het niet gedaan. Ik denk dat het belangrijk is dat ik jullie, en vooral ook de sector tevreden heb gesteld. Parlementsleden tevredenstellen is één ding, maar de sector tevredenstellen lijkt me nog belangrijker. Met dat groeipad van 12 procent kunnen we met zijn allen alleen maar zeer tevreden zijn.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik kan alleen maar ‘heel goed’ zeggen, op alle punten. Ik ben ook heel blij dat men zoekt naar een oplossing als de contingenten niet worden ingevuld, dat dat niet blijft hangen. Dat is immers geld dat niet kan worden besteed als je daar geen zinvolle jobs voor hebt. Dat lijkt me dus een heel goede manier van aanpakken. 12 procent extra voor de LDE, het kan bijna niet beter. Ik ben heel enthousiast en ik zal met enthousiasme communiceren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.