Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn vraag betreft de erkenningsprocedures van National Academic Recognition Information Centre (NARIC). Dat ligt niet in een of ander buitenland, maar bevindt zich hier gewoon op de Albert II-laan, al doet de naam dat niet vermoeden.
Enkele buitenlandse diploma’s worden automatisch erkend in Vlaanderen. Voor die diploma’s moet je geen erkenningsprocedure opstarten bij NARIC, want de erkenning ligt al vast. Zo moet je bijvoorbeeld voor Nederlandse diploma’s uit het voortgezet onderwijs, maar ook voor een aantal Luxemburgse, het baccalaureaat en dergelijke, geen procedure opstarten, behalve voor diploma’s uit hun middelbaar beroepsonderwijs (mbo), omdat die uit vier verschillende niveaus bestaan en NARIC deze geval per geval beoordeelt.
Voor een niveau-erkenning rekent NARIC op 60 kalenderdagen om een dossier af te handelen, voor een specifieke erkenning moet de aanvrager rekenen op 120 kalenderdagen. Er is momenteel geen verkorte procedure of spoedprocedure vastgelegd, zoals bijvoorbeeld voor het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart of paspoort, voor mensen die in het kader van een sollicitatie op zeer korte termijn een diploma moeten kunnen voorleggen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld niet deelnemen aan bepaalde selectieproeven en lopen daardoor een aantal opportuniteiten mis.
Ik stel vast dat, in het licht van een aantal mensen die hier toekomen, mensen die de grens oversteken, de aantallen stijgen. Om aan een job te geraken, is het natuurlijk evident en belangrijk dat het diploma uit het buitenland hier kan worden erkend, ook voor hoger opgeleiden, zowel inhoudelijk als wat het niveau betreft.
Minister, kunt u werk maken van een automatische erkenning van de Nederlandse diploma’s, ook uit het mbo? Zo neen, wat is het grootste struikelblok? Waarom is dat in het verleden niet gebeurd of waarom zou dat niet kunnen?
Kan er worden voorzien in een verkorte procedure of spoedprocedure voor aanvragen die op zeer korte termijn moeten worden behandeld? Zo neen, waarom kan dat niet? Wat is daarbij het struikelblok?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, u stelt een interessante vraag. We hebben al één of twee keer een vraag gekregen op het kabinet van mensen die tot een versnelde procedure willen komen. Ik geef u even de stand van zaken.
Het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van Vlaamse en Nederlandse studiebewijzen voor het voltijds secundair onderwijs regelt de gelijkwaardigheid van een groot aantal Nederlandse diploma’s met een overeenstemmend Vlaams diploma. De gelijkwaardigheid van diploma’s uit het middelbaar beroepsonderwijs werd niet van rechtswege vastgelegd. Aangezien dit niet in de regelgeving zit, betekent dit dat de houder van een mbo-diploma sowieso het diploma ter onderzoek aan NARIC moet voorleggen.
De reden voor het niet toekennen van automatische gelijkwaardigheid was dat het Nederlandse mbo-systeem meerdere niveaus heeft en qua structuur en indeling heel sterk afwijkt van het Vlaamse technisch secundair onderwijs (tso) en beroepssecundair onderwijs (bso). Anders dan bijvoorbeeld het hoger beroepsonderwijs, dat eenvormig is dankzij het Bolognaproces, komen de niveaus van het leerplichtonderwijs – en zeker binnen het mbo – minder eenduidig overeen. Sommige mbo-diploma’s zijn absoluut gelijkwaardig met onze Vlaamse diploma’s secundair onderwijs, andere niet. Een automatische werkwijze is dus minder eenvoudig te realiseren. Dat neemt niet weg dat we, in onderling overleg met de Nederlandse collega’s, onderzoeken of bepaalde automatische concordanties toch mogelijk zijn. Want het lukt niet voor allemaal, maar het zou wel kunnen lukken voor een aantal.
Normaal gezien neemt een onderzoek van mbo-diploma’s niet zo veel tijd in beslag, omdat die diploma’s ons meestal bekend zijn en er geen bijkomende adviezen moeten worden gevraagd. Het is dus niet het meest ingewikkelde onderzoek dat moet gebeuren.
Artikel 256 van de Codex Hoger Onderwijs stelt dat “de Vlaamse Regering de voorwaarden kan bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid.” Dat artikel bestaat, er is dus een basis om dat te doen. Er is tot vandaag nog geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Die procedure is ook nog niet verder uitgewerkt. Ik heb ook gevraagd hoe het komt dat een dergelijke procedure nog niet bestaat. Men heeft mij daarvoor twee redenen genoemd.
Ten eerste, NARIC-Vlaanderen ontvangt sinds 2016 een stuk meer aanvragen tot gelijkwaardigheid. Dat is een trend die zich ook in 2017 doorzet. Dat heeft niets te maken met dit dossier, maar alles met de vluchtelingen die hier zijn aangekomen en van wie velen een diploma hebben. De toename van het aantal dossiers en hun verhoogde complexiteit zet de termijnen van NARIC-Vlaanderen wel onder druk, maar ze proberen toch zo efficiënt mogelijk op alle zaken in te spelen.
Daarnaast – en dat is het belangrijkste – werkt NARIC bij de beoordeling van heel wat buitenlandse diploma’s samen met adviesverleners binnen het hoger-onderwijsveld. Die adviesverleners verlenen NARIC-activiteiten de nodige expertise om een correcte beslissing te nemen over de gelijkwaardigheid van een specifiek buitenlands diploma. Dat doet men om te vermijden dat diploma’s louter ambtelijk worden beoordeeld.
De vraag is waarop je dan het best werkt in deze context. Als we kijken naar de tijd die nodig is, zien we dat die toets gemiddeld één maand in beslag neemt. Kun je dat sneller maken of niet? Het zou een veel handiger piste zijn om richting per richting te bekijken of we niet tot een automatisering kunnen komen van een aantal van die richtingen. Als dat niet mogelijk is, doen we dat dan niet. Dat zou het gemakkelijkste zijn.
In de praktijk probeert NARIC-Vlaanderen in de mate van het mogelijke rekening te houden met uitzonderlijke situaties. Als bijvoorbeeld een aanvrager kan aantonen dat hij de diplomagelijkwaardigheid snel nodig heeft omdat er bijvoorbeeld een jobaanbieding is en men een bepaalde diplomavoorwaarde oplegt, dan kan men dat mee vermelden en probeert NARIC er soepel op in te spelen. Maar ook hier moeten er gelijke kwaliteitscriteria worden gehanteerd. Een gelijkwaardigheid is immers niet niks omdat het voor de werkgevers net dezelfde waarde heeft als het initieel gevraagde diploma. Garanties op een zeer korte doorlooptermijn moeten wel kunnen worden gegeven, maar je moet zeker zijn dat het juist is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Over het mbo, zeker voor landen waarmee we een vlotte uitwisseling hebben en waar het voormalige herenakkoord is omgezet in een damesakkoord – en wat het in de toekomst wordt met Nederland, weten we nog niet – zijn er toch wat vragen. NARIC heeft heel wat ervaring opgebouwd. Uit die ervaring kunnen ze ondertussen zeer goed putten om meer automatische gelijkwaardigheden mogelijk te maken. Op dat niveau zou het wel handig zijn om die lijst uit te breiden. Ik ben daarvoor vragende partij, dat NARIC onderzoekt wat we daar kunnen versnellen in de toekomst.
Minister, de versnelde procedure, ja, het artikel was me bekend, vandaar ook mijn vraag. Dat mag niet de standaardprocedure zijn. Ik deel absoluut de bekommernis dat een verhoogde snelheid er niet toe mag leiden dat je een inflatie van de kwaliteit krijgt. We moeten het wel mogelijk maken. U zegt zelf dat wie aangeeft dat het sneller moet, dat wel kan vermelden en dan gaat men daar proberen rekening mee te houden. Ik krijg ook signalen dat als men dat vermeldt, het antwoord is: neen, we hanteren first in, first out (fifo), en onze termijn is 60 of 120 kalenderdagen, dus doen we 60 of 120 kalenderdagen. Als het vroeger klaar is, hebt u het vroeger, maar we gaan u niet vroeger nemen. Dan krijg je natuurlijk een dubbel signaal.
Minister, het zou goed zijn om een versnelde procedure uit te werken, met nog altijd een appreciatie van: kunnen we versneld gaan of niet? Het lijkt me wel zinvol om dat uit te werken, want je krijgt dat niet uitgelegd aan mensen die als vluchteling op de rand staan van het invullen van een betrekking, voor wie dat dan niet lukt door een administratieve vraag waarop het antwoord is: we werken fifo. Ik wil dus vragen om die versnelde procedure uit te werken, te meer omdat NARIC – dat is absoluut een pluim voor de mensen die er werken – heel veel expertise heeft en eigenlijk goed weet aan wie ze die moeten sturen om snel een antwoord en snel zicht te krijgen op kwaliteit, op niveau, op inhoudelijke gelijkwaardigheid.
Minister, kunnen we niet nog meer automatiseren op basis van ervaring? Kunnen we die procedure toch niet uitwerken? Daar ben ik vragende partij voor.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ook ik ben daar vragende partij voor, en ik niet alleen. Ook de SERV pleitte er in een advies van 6 oktober 2014 al voor om de procedures onder de loep te nemen en de proceduretermijn in te korten. Het gaat dan natuurlijk over de verschillende procedures die er zijn, zowel voor de specifieke erkenning van 120 kalenderdagen als de niveaugelijkheid van 60 kalenderdagen. Eigenlijk is het allemaal wat veel. Er zijn een aantal maatregelen mogelijk om de procedures aan te pakken, maar ook voor mensen die hier aankomen om sneller informatie te vinden, om sneller de bomen door het bos te zien. Daarin moeten we de onderwijsinstellingen betrekken. Voor het leerplichtonderwijs kan er wat meer worden gedaan om dat te versnellen, al is dat niet vanzelfsprekend. Het Nederlandse systeem is fundamenteel anders dan het onze. Dat het niet zo evident is, begrijp ik wel.
In 2015 hebben de Nederlanders 569 procedures opgestart. Ze zijn koploper. Voor het secundair onderwijs zijn dat 115 dossiers. Dat is heel wat. Minister, als we niet alleen met vluchtelingen worden geconfronteerd, maar met een geglobaliseerde economie en we willen de vruchten plukken van een goede arbeidsmigratie, dan hebben we er baat bij om de mensen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de stand van zaken van hun diploma’s en bekwaamheidsbewijzen, zodat ze aan de slag kunnen en niet onder hun niveau moeten gaan werken. Dat is een win-winsituatie, zowel voor degenen die toekomen als voor degenen die hier al zijn.
Collega De Ro geeft me net het voorbeeld – waarvoor minister Vandeurzen al is tussengekomen – dat het bijvoorbeeld goed zou zijn dat de anderstalige psychologen die aankomen uit vluchtelingengebieden maximaal kunnen worden ingezet om de anderstaligen te begeleiden. Als maatschappij hebben we er baat bij dat mensen die getraumatiseerd uit oorlogsgebied aankomen, worden begeleid. Voor Vlaamse psychologen is dat niet vanzelfsprekend. Daar kunnen we dus een win-winsituatie realiseren. Daarom pleit ik ervoor om naar de termijnen en uiteraard naar de kwaliteit te kijken. Onze fractie doet een warme oproep om dit te realiseren.
De vraag om uitleg van collega Daniëls is ongetwijfeld relevant. Minister, wat nu in de codex staat in verband met het hoger onderwijs, in artikel 2, 56, is dat ook toepasselijk voor het secundair onderwijs? Of was dat uitsluitend voor het hoger onderwijs bedoeld?
Collega Brusseel spreekt over 115 studenten secundair onderwijs. Over hoeveel leerlingen gaat het voor wie het Nederlandse diploma mbo het uitgangspunt is?
Dat is ongetwijfeld voer voor en schriftelijke vraag.
Als we een antwoord krijgen via het secretariaat, blijven we daarvan gespaard.
Minister Crevits heeft het woord.
Het aantal leerlingen moet ik bekijken. Als we dat aan het verslag kunnen aanhechten, zullen we dat zeker doen.
Er is één procedure. Je kunt de verkorte procedure maken en daar kun je het middelbaar onderwijs in meenemen. Van die verkorte procedure heb ik de problemen aangeduid. Het zou logisch zijn als we proberen een inspanning te doen om dat te automatiseren, ook al is het moeilijk om het allemaal te vergelijken. Gelijkaardige diploma’s die al eens zijn goedgekeurd, dat zou automatisch moeten kunnen gaan. Misschien ben ik nu te simpel in mijn gedachten hierover. Als het gaat over de studierichting of wat je hebt gevolgd in Nederland, en je hebt een copy-paste, dan zou dat heel snel moeten kunnen gaan.
Dat is ook zo voor NARIC. In sommige omstandigheden moet dat sneller kunnen. Ik was wat verrast door die 'first in, first out', omdat men mij heeft gewezen op bijzondere omstandigheden. Je zult maar degene zijn die net voor een aanwerving staat en je moet snel die gelijkwaardigheid hebben, dan zou je ook aan werkgevers kunnen vragen om het fetisjisme wat los te laten en jongeren of mensen kansen te geven. Ik begrijp dat mensen willen weten of het een gelijkwaardige kwalificatie is, dus moet dat ook snel kunnen gaan. We nemen dit dus op met NARIC.
Ik heb niet beloofd dat ik een versnelde procedure zal maken, maar ik zal wel zien of het kan. Men zegt me dat het moeilijk is om het sneller te doen, ook door die hogeronderwijskwaliteitstoets, maar dat is in het secundair onderwijs niet van toepassing. Mijn voorkeur gaat er in de eerste plaats naar uit om, zeker voor het secundair onderwijs, meer te automatiseren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u de pistes van het automatiseren die we hebben gesuggereerd, verder gaat onderzoeken. Het kan ook een opdracht zijn om te bekijken hoe we de in de regelgeving voorziene versnelde procedure desgevallend kunnen doen. U zegt dat als u het erbij schrijft, u wel sneller wilt gaan. Als je dat op de website zet van NARIC, dan gaat iedereen erbij vermelden dat het sneller moet gaan. Daarom kun je beter een procedure hebben met ettelijke criteria zodat ook de mensen van NARIC daar op een goede manier mee kunnen omgaan, zodat er geen willekeur ontstaat, want dat willen we absoluut niet.
Mijn laatste opmerking, en zeker niet onbelangrijk voor de welzijnssector, betreft de kennis van het Nederlands. De cliënt-patiëntrelatie is hier niet onbelangrijk. Ik verwijs naar de spoedartsen waarmee we in een aantal ziekenhuizen problemen hebben. Daarvoor moeten we echt wel opletten. We moeten zorgen dat die taalvaardig zijn, want veel medische zaken zijn heel talige zaken. Voor de mensen die naar sommige programma's op televisie kijken: in de eerstelijnszorg gaan dingen soms mis door de taal. We horen hier ook pleidooien en vaststellingen van onze Brusselse collega's. Het wordt helemaal pijnlijk als mensen contact hebben met hulpdiensten die wel het juiste diploma hebben, maar met geen mogelijkheid kunnen spreken met de mensen. Ik vraag om daar alert voor te blijven. Ik heb er nog geen klachten over gehoord, maar ik wil het wel nog eens onder de aandacht brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.