Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de verhouding tussen een nieuw leerplan en de op stapel staande nieuwe eindtermen. Op 30 maart 2017 heeft de commissie Onderwijs een hoorzitting gehouden met de pedagogische begeleidingsdiensten. Ze hebben allemaal uiteengezet hoe ze werken en waar ze mee bezig zijn. Op het einde heeft de begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, enigszins buiten de scope van de vergadering, gesteld dat er een volledig nieuw leerplan voor het basisonderwijs zou zijn met de naam ‘Zin in leren! Zin in leven!’ (ZILL). De dame in kwestie heeft een zeer lijvig werkstuk getoond en de pedagogische begeleidingsdienst heeft ook zeer veel werk geïnvesteerd in dat nieuw leerplan.
Los van de evaluatie van het rapport-Monard over de tijdsbesteding van de pedagogische begeleidingsdienst is hieraan toegevoegd dat de begeleidingsdienst volop werkte aan de implementatie van dit nieuw leerplan. Er is ook een website, die ik ondertussen eens heb bekeken.
Naar verluidt, zou het Katholiek Onderwijs Vlaanderen eind 2016 het nieuw leerplan ZILL bij de Vlaamse onderwijsinspectie hebben ingediend met het oog op een snelle invoering in het gewone basisonderwijs. Tijdens het schooljaar 2016-2017 zouden reeds een aantal proeftuinen zijn gestart om de scholen kennis te laten maken met het nieuw leerplanconcept.
Sinds het einde van 2015 is het debat over de vernieuwde eindtermen in een stroomversnelling gekomen. Er zijn hoorzittingen in het Vlaams Parlement gehouden. We hebben de Vlaamse Scholierenkoepel hierbij betrokken. We hebben alle Vlaamse provincies bezocht. De commissie heeft een werkbezoek aan Schotland gebracht. Er is de publieke campagne ‘Van leRensbelang?’ geweest en tienduizenden deelnemers hebben samengewerkt om na te gaan wat kinderen in de toekomst op school zouden moeten leren. Dit gaat zeer breed. Het begint in de kleuterstroom en gaat tot de uitstroom naar het lager secundair onderwijs.
Momenteel werken we met meerderheid en oppositie samen verder aan de uitwerking van een nieuw begrippenkader en kader voor de eindtermen en de invulling. Ik ben dan ook blij dat er nog een aantal leden van de oppositie aanwezig zijn. Volgens de huidige timing zullen de nieuw eindtermen op 1 september 2018 worden geïmplementeerd. De eindtermen sluiten natuurlijk aan bij elkaar. Ik verwijs in dit verband naar wat we in Schotland hebben gezien met de zogenaamde leerlijn, die zich uiteraard uitstrekt van het kleuteronderwijs tot en met het einde van het secundair onderwijs.
Minister, tijdens de commissievergadering hebben een aantal commissieleden, waaronder ikzelf, een aantal vragen opgeworpen die ik u nu ook graag zou stellen.
Gezien het feit dat het nieuw leerplan eind 2016 voor goedkeuring bij de Vlaamse onderwijsinspectie zou zijn ingediend, vraag ik me af op basis van welke eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities de Vlaamse onderwijsinspectie zich zal baseren. Ik vermoed dat ze zich zullen baseren op wat op dat ogenblik van toepassing was.
Het reeds vermelde nieuwe leerplan ZILL zou op 1 september 2018 worden ingevoerd. Dit zou samen gebeuren met de nieuwe eindtermen, want dat is ook een doelstelling. Ik vraag me af hoe dit nieuw leerplan dan kan voldoen aan de nieuwe eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities die momenteel nog in ontwikkeling zijn.
Er is ons verteld dat volop vormingen over het nieuwe leerplan aan de gang zijn. Leerkrachten en scholen investeren tijd om hun huidige werkwijze tot de nieuwe werkwijze om te vormen. Op zich kan ik daar geen waardeoordeel over uitspreken. Daar kruipt echter veel tijd in, ook met betrekking tot het maken en aanpassen van plannen. Er is bijgevolg een reële kans dat dit werk in de nabije toekomst opnieuw moet worden verricht zodra de nieuwe eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities er zijn. Bij leerkrachten en scholen kan dit het gevoel versterken dat de planlast en administratieve last verhoogt. Hoe kunt u dit voorkomen? Het gaat niet enkel om de administratie van de scholen. Het gaat ook om de tarra van de leerkrachten.
Ik weet niet of het nieuw leerplan u al bekend is of dat u misschien al een advies van de Vlaamse onderwijsinspectie hebt ontvangen. Is in het nieuw leerplan voldoende rekening gehouden met de regelgeving die stelt dat het leergebied wetenschap en techniek een apart leergebied moet zijn? Op die manier moet hier voldoende aandacht aan worden geschonken en moet dit in de schijnwerper worden geplaatst. Ik wijs er nogmaals op dat dit in het schooljaar 2015-2016 apart had moeten zijn. Ik heb de doelen bekeken. Dit staat nog steeds binnen dezelfde kolom. Kan een leerplan dat dit leergebied niet apart behandelt volgens u worden goedgekeurd?
Wanneer mogen we, tot slot, het rapport van de Vlaamse onderwijsinspectie over dit nieuw leerplan verwachten?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik zal met uw laatste vraag starten. Ik kan moeilijk zeggen wanneer we het rapport mogen verwachten, want het nieuw leerplan is nog niet bij de administratie ingediend. Dat was gisteren toch de stand van zaken. U kijkt nu naar iemand anders. Ik kan me inbeelden waarom. We hebben het echter nagevraagd: het leerplan is nog niet voor goedkeuring ingediend.
Zelfs indien dat wel zou zijn gebeurd, zou de Vlaamse onderwijsinspectie zich moeten baseren op de bestaande eindtermen om een stempel te kunnen zetten. U bent een pedagoog en geen jurist. We kunnen moeilijk een leerplanstop in Vlaanderen invoeren omdat we in het Vlaams Parlement aan nieuwe eindtermen werken. Ik weet immers niet hoe lang het proces betreffende de eindtermen zal duren. Sowieso moet de Vlaamse onderwijsinspectie zich baseren op wat bestaat.
Aangezien het leerplan niet is ingediend, kan ik moeilijk een inhoudelijke discussie voeren. Ik begrijp au fond echter wel uw bezorgdheid. We zijn met die oefening bezig. Het zou jammer zijn indien nu een leerplan wordt ingediend en er later nieuwe eindtermen komen.
De vraag is echter of dit wel een groot probleem zou zijn. Wat het curriculum betreft, tekenen zich immers tendensen af die volgens mij veel worden gedeeld. Het gaat dan om interdisciplinariteit, samenhang, het belang van transversale vaardigheden, informatieverwerking, kritisch denken, samenwerken en probleemoplossend denken. Die elementen staan centraal in het Vlaams eindtermendebat en in de aanbevelingen van de Vlaamse Scholierenkoepel. Vorige week heb ik een debat met ondernemers bijgewoond. De belangrijkste vraag die me daar is gesteld, is of ik het hokjesdenken kan verlaten en de focus meer op die interdisciplinariteit kan leggen.
Meer dan de huidige leerplannen, laat het leerplan ruimte voor eigenaarschap en biedt het scholen beleidsruimte. Ik moet opletten, want ik mag niets zeggen over een document dat nog niet is ingediend of beoordeeld. Voor mij is het belangrijk dat er meer beleidsruimte voor de scholen komt. Dat is een van de goedkeuringscriteria van de Vlaamse onderwijsinspectie. Dit staat los van de toetsing die nog moet gebeuren zodra het leerplan effectief is ingediend.
Mijnheer Daniëls, u hebt nog een opmerking gemaakt over wetenschappen en techniek. Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat de Vlaamse overheid heeft beslist dat er twee leergebieden zijn. Het oude leergebied wereldoriëntatie wordt gesplitst in mens en maatschappij en wetenschappen en techniek. Voor mij is het belangrijk dat beide leergebieden zeer herkenbaar aanwezig zijn in de leerplannen. Dit geldt ook voor de andere thema’s die uit de tendensen blijken.
De indeling in leergebieden is geen criterium waaraan een leerplan moet voldoen om te worden goedgekeurd. De indeling is ook niet bedoeld om een bepaalde structuur te verlenen aan het onderwijsaanbod in de klas of op school. De school is op dat vlak vrij. Het leerplan moet wel de doelstellingen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen of basiscompetenties te bereiken of om de ontwikkelingsdoelen na te streven. Het leergebied moet herkenbaar aanwezig zijn.
Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om na te gaan of bij de Vlaamse onderwijsinspectie al een leerplan wetenschappen en techniek of mens en maatschappij is ingediend. Geen van de onderwijsverstrekkers heeft dat tot nu toe gedaan.
Ik heb uw laatste vraag eigenlijk al beantwoord. Aangezien er nog geen datum van indiening is, kan ik u nog geen timing geven voor het rapport van de Vlaamse onderwijsinspectie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, op juridisch vlak kan ik u geruststellen: ik heb ook de beginselen van het recht gekregen. Ik heb onderwijsrecht gevolgd. Ik heb ook staatsrecht van professor Alen gekregen. Ik heb dat gevolgd als vrij student, uit interesse voor de materie. Verder heb ik ook administratief recht en correctioneel recht gevolgd. U hoeft zich op dat vlak geen zorgen te maken.
Ik ben wel erg verbaasd dat er nog niets binnen is bij de inspectie, want aan de scholen wordt wel gezegd dat men op elk moment verwacht dat de inspectie daarover een uitspraak gaat doen. Men gebruikt dat ook als argument om die scholen aan te zetten om met het nieuwe leerplan aan de slag te gaan en mensen af te vaardigen naar begeleidingen. Dat is hier vorige week in de commissie tijdens de hoorzitting zeer duidelijk gezegd door de betrokken pedagogisch directeur van de koepel. Ik maak me er toch een beetje zorgen over. Ook op de betrokken website vindt u dit terug.
Ik ben blij dat u mijn bekommernis deelt in het licht van potentiële planlast, om nu dingen te doen die dan eventueel moeten worden bijgestuurd.
Ik deel uw mening dat er een aantal globale zaken zijn waarover we het eens zijn, maar niet over de eindtermen zelf: bijvoorbeeld over wat er zeker in wetenschap en techniek zou moeten zitten, maar ook bijvoorbeeld over burgerschap of over EHBO of over financiële geletterdheid, waarover de Gezinsbond een heel duidelijk en zeer goed advies heeft gegeven of over wat de Vlaamse Scholierenkoepel naar voren brengt. We kunnen een glazen bol hebben, maar ik weet niet hoe goed die glazen bol werkt bij de ontwikkelaars van het leerplan om al te kunnen zien hoe dit parlement, hoe de ontwikkelcommissies, hoe de referentiekaders, hoe het hoger onderwijs daarmee zal omgaan. Ik hoor in uw antwoord dat u zegt dat het de verantwoordelijkheid is van diegenen die dit opstellen en dat u er op dit moment nog niet op kunt antwoorden omdat er nog niet is ingediend, laat staan dat het beoordeeld is door de inspectie.
Minister, ik vind het niet onbelangrijk dat u in deze commissie dit signaal meegeeft en dat we tenminste aan de scholen en de leerkrachten kunnen zeggen: ‘Hold your horses, want op dit moment is er nog niets beslist, laat staan goedgekeurd, laat staan ingediend.’
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb tijdens de hoorzitting toch ook wel de wenkbrauwen gefronst. We zijn volop bezig met het voeren van een eindtermendebat. We zijn met de mensen die daarmee bezig zijn, er toch van uitgegaan dat het wel een en ander zal veranderen.
Eerst en vooral is er, zoals de heer Daniëls ook zei, een maatschappelijk debat geweest dat aangetoond heeft dat er vanuit de maatschappij echt wel wat vragen zijn. De eindtermen zijn twintig jaar oud, de maatschappij is veranderd en we hebben dat gevoeld aan alles wat we hebben binnengekregen. Leerlingen vragen zaken die in de eindtermen zouden moeten zitten en zeker zouden moeten worden versterkt; werkgevers vragen zaken die extra zouden moeten worden toegevoegd. Er is een maatschappelijke vraag om de eindtermen echt wel te moderniseren, en we willen dat ernstig nemen.
We zijn in de vergaderingen ook vertrokken van de peilingproeven. Er zijn dan wel eindtermen, maar is een groot verschil in de manier waarop die worden behaald. Door bepaalde zaken worden die eindtermen absoluut niet gehaald door de meerderheid van de leerlingenpopulatie. Wat voor zin heeft het dan dat wij minimumdoelen vastleggen? Er moet iets veranderen, ofwel aan die doelen zelf, ofwel aan de manier waarop die worden bereikt. Heel wat partijen zijn tot de conclusie gekomen dat het bijzonder belangrijk is dat duidelijk is voor de leerkrachten welke de eindtermen zijn die vanuit de overheid worden gevraagd. Nu zijn er de eindtermen, maar er zijn ook de leerplannen en de handboeken. Leerkrachten – en dat is echt een vraag vanuit het veld – zien door het bos de bomen niet meer. Ze weten niet welke eindtermen men echt moet behalen en waarop men door de inspectie wordt beoordeeld, wat dan leerplan is en wat dan handboek is. Het is dan ook de mening van mijn partij, maar ook van het veld, dat het belangrijk is dat in de leerplannen zichtbaar is welke de eindtermen zijn, zodat leerkrachten de gelaagdheid kunnen vatten. Als men op het einde van het jaar echt gehaast is en wil weten welke leerstof essentieel is, dan moet dat duidelijk zijn. We moeten vertrouwen geven aan scholen, maar ook kan leerkrachten, om eigenaar te zijn van de materie waarover ze les moeten geven en om zelf te kunnen nadenken over hoe ze bepaalde zaken gaan overbrengen aan leerlingen.
Ik vind het zeer raar dat men al leerplannen zou opmaken zonder dat geweten is welke nieuwe eindtermen zullen worden vastgelegd. Ik denk dan dat die eindtermen niet zichtbaar en herkenbaar aanwezig zullen zijn in die leerplannen. Voor mijn partij en voor een aantal collega’s ook is dat toch wel fundamenteel.
Ik moet dus zeggen dat ik toch ook wel verbaasd was en dat ik enigszins de verwondering van de heer Daniëls begrijp en kan ondersteunen.
Collega’s, ik was niet van plan om iets te zeggen, maar na jullie gehoord te hebben, wil ik toch drie dingen zeggen.
Collega Meuleman, ik volg u volledig wanneer u zegt dat we vertrouwen moeten geven. Er is heel veel expertise aanwezig in het veld en de vraag is natuurlijk op welke manier wij als overheid een aantal dingen moeten formuleren en welke ruimte we moeten geven aan het veld. Daar moeten we vertrouwen vooropstellen. De Vlaamse Regering heeft dat ook als uitgangspunt genomen voor deze legislatuur. De vraag is hoe we dat concreet invullen. Ik vind dat we voldoende ruimte moeten geven en echt moeten geloven in de expertise die aanwezig is.
Collega Daniëls zegt regelmatig in dit parlement dat wij kwalitatief sterk onderwijs hebben. Dat betekent dat wij vertrouwen mogen hebben in de kracht van het onderwijsveld. Als wij het hebben over eindtermen en hoe we daarmee omgaan, mogen we dat dan ook vooropstellen, want het gaat over kwaliteitsbewaking. Als een nieuw leerplan de kwaliteit van ons onderwijs niet in de weg staat, dan zie ik op dit moment niet echt een probleem. Waarom? Ik vind iets raar aan wat jullie zeggen. Er is een maatschappelijk debat geweest. Dat is zeer goed geweest, want het heeft duidelijk aangegeven wat onze samenleving van het onderwijs verwacht. Wij hebben ook aan de administratie gevraagd om een screening te doen. We hebben uit dat maatschappelijk debat heel veel informatie gekregen. We hebben aan de administratie gevraagd om van al die elementen die de samenleving vraagt om in het onderwijs aan bod te laten komen, na te gaan welke vandaag nog niet aan bod komen. Die screening is gebeurd. Daaruit is gebleken dat er weinig elementen uit het maatschappelijk debat zijn die vandaag niet aan bod komen. Vandaar dat het mij verwondert dat u zegt dat de samenleving andere verwachtingen stelt. Wat wel naar voren is gekomen, is dat er andere prioriteiten worden gesteld. We moeten dus nagaan of de prioriteiten die we vandaag in de eindtermen stellen, overeenkomen met die die de samenleving verwacht en die uit het maatschappelijk debat naar voren zijn gekomen. Wij hebben kunnen vaststellen dat er een verschuiving is: de persoonlijke en sociale ontwikkeling is veel sterker op de voorgrond gekomen in het maatschappelijk debat. Een evaluatie is dus nodig. Maar als u het over de inhoud hebt, wil ik toch wel zeggen dat de screening toch wel duidelijkheid heeft gebracht dat er geen of nauwelijks nieuwe elementen naar voren zijn gekomen.
Dit wou ik toch zeggen na de input die jullie hebben gegeven.
Collega’s, ik zou me willen houden aan de vraag die is gesteld door collega Daniëls. Er is een zeer uitgebreid debat aan het ontstaan over wat er in de eindtermen moet of niet.
Voor mij is er het regeerakkoord, waarin ik een uitdrukkelijke opdracht heb gekregen om te zorgen voor een meer heldere formulering van de eindtermen en voor minder eindtermen. Ik zal mij ook getrouw kwijten van deze opdracht.
Ik vind persoonlijk dat het weinig zin heeft om alles dicht te betonneren zodat er geen enkele vrijheid meer is voor scholen en om niet alleen het wat te bepalen maar ook het hoe. Het is een heikele grens die we op de best mogelijke wijze moeten proberen te bewaken.
Collega Daniëls, ik zal mij nog eens informeren over het al of niet ingediend zijn, want als men zegt dat het is ingediend en het is niet ingediend, dan vind ik dat verrassend.
Ik kijk uit naar de verdere debatten en gesprekken die jullie onder elkaar zullen voeren over onze zo geliefde en beminde eindtermen in Vlaanderen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn vraag is vooral ingegeven door de mensen die het moeten doen, de leerkrachten. We waren het er allemaal over eens dat de leerkrachten het verschil niet zien of toch weinig kennen, laat staan ermee bezig zijn. Een leerkracht is bezig met het afwerken van zijn leerplan omdat dat is wat hij kent. Een leerkracht is niet bezig om te zorgen dat de minimumdoelen die zijn vastgelegd door de overheid bij de meerderheid van de leerlingen worden bereikt, want die zitten vervat in de eindtermen. Dan komen we op die vervatheid.
Mevrouw Helsen, we moeten er wel voor opletten dat we niet zeggen dat de debatten die we hebben gehad, eigenlijk niet uitmaken omdat er een passe-partout is die erop past. Dat zou zeer jammer zijn en tegengesteld aan alle debatten, provinciale avonden – ik heb ze allemaal meegemaakt –, de debatten hier in het Vlaams Parlement en de zaken waarvan geopperd is dat ze er wel in moeten zitten. Ik denk aan EHBO, financiële geletterdheid en burgerschapsvorming. Er zijn toch al een aantal schoten voor de boeg gelost waarvan iedereen het erover eens is dat ze erin moeten zitten. Het hoe en het wat, is wel nog een andere zaak, en dan vooral het wat. Op dat vlak moeten we opletten.
Minister, u hebt het terecht over een duidelijke formulering en een reductie. Het duidelijk formuleren van eindtermen die zeer duidelijk zichtbaar zijn in een leerplan, geeft aan een leerkracht vrijheid. Ze weten dan wat eindterm is, wat uitbreiding en wat differentieel. Op die manier is het duidelijk zichtbaar. Het probleem momenteel is dat hij dat niet ziet. Voor mensen die deze commissie volgen, is het duidelijk dat het leerplan zeker en vast nog niet is goedgekeurd, laat staan ingediend. U zult dat nakijken. Het zou raar zijn als ze na uw vraag zeggen dat het wel is ingediend en dat ze erover hadden gezien. Als ik het lijvige document bekijk, dan is dat geen stuk dat men kan missen. Ik weet ook dat daar de nodige contacten zijn. Er zal dus wel wat navraag zijn gedaan.
Tot slot, we moeten de oefening van de eindtermen maken. Die oefening maakt wel degelijk uit. De logische volgorde is: eindtermen, leerplannen, leerkrachten, bijscholing, handboeken enzovoort.
Volgens het Reglement mag ik niets meer zeggen. Ik zal dat toepassen. De discussie vandaag is afgerond, maar we zullen ze op andere momenten voortzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.