Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we zijn in de Senaat volop bezig met ons informatierapport hormoonverstorende stoffen. We hebben al een aantal hoorzittingen achter de rug waarna we al een belangrijke conclusie kunnen trekken, namelijk dat de adviezen en regelgeving die Europa via verordeningen naar de lidstaten brengt, vaak te weinig ver gaan en het voorzorgsprincipe niet dekken. Dat is een bekommernis die professoren ons meegeven.
Het recente voorbeeld rond de rubbergranulaten op kunstgrasvelden, waarover in dit parlement al verschillende vragen zijn gesteld, stelt dezelfde conclusie. Het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA) heeft op basis van de literatuurstudie van kortlopende testen over de hele wereld besloten dat er geen enkel gevaar is bij de blootstelling van deze rubbergranulaten aan de mens. Hoewel men geen aantoonbare gezondheidsrisico’s kan geven, adviseert het agentschap toch om de regelgeving aan te passen.
Bij de conclusies van het ECHA heeft men trouwens geen rekening gehouden met kwetsbare groepen. Zo moet er specifiek advies komen voor kinderen. Kinderen zijn namelijk het meest gevoelig voor kankerverwekkende stoffen. Ook de schadelijkheid van de toxische stoffen in mengselvorm en de schadelijkheid ook bij kleinere hoeveelheden moeten nog worden onderzocht. Ook uit de hoorzittingen blijkt dat er heel wat evidentie is dat zowel de mixtures als de lage doseringen ook schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid.
Belgische en Vlaamse onderzoekers staan reeds verder in hun onderzoeken dan de Europese adviezen. Die zijn ook aan bod gekomen tijdens de hoorzittingen. Voor de rubbergranulaten heeft de universiteit van Hasselt door een chemische analyse bewezen dat er effectief kankerverwekkende stoffen te vinden zijn in de rubberkorrels die gebruikt worden op kunstgrasvelden. Het lijkt dan ook evident om deze studies mee ter hand te nemen bij het opstellen van adviezen.
Als we volgens het voorzorgsprincipe willen handelen, is sensibilisering van groot belang, maar niet alleen dat. Dat de regelgeving betreffende de eliminatie van hormoonverstorende stoffen er moet komen, wat federale materie is, is vanzelfsprekend, maar even vanzelfsprekend is dat we ondertussen voluit producenten en gebruikers kunnen aansporen om met gezonde alternatieven te werken. Een mooi voorbeeld in Denemarken is een ‘mobile app’ binnen het kader van mHealth, waarbij je door het scannen van productbarcodes kunt zien of de verwerkte stoffen een gezondheidsrisico inhouden of niet. Bij het voorbeeld van de rubbergranulaten kan men duidelijk stellen dat er tevens evenwaardige alternatieven bestaan zoals kokosvezels die geen schadelijke stoffen bevatten.
Minister, ik had graag van u vernomen of u kennis hebt genomen van bovenstaande voorbeelden. Welke maatregelen zult u nog nemen om het onderzoek rond de rubbergranulaten te ondersteunen? Welke conclusies zult u hieruit trekken inzake uw algemeen beleid rond preventie van schadelijke chemische stoffen? Indien het voorzorgsbeginsel wordt gehanteerd, overweegt u om u meer te beroepen op Vlaamse studies inzake gezondheidsrisico’s en leefmilieu?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Franssen, ik ken het Deense voorbeeld van sensibilisatie waarbij productbarcodes via een mobiele applicatie worden gescand om na te gaan welke stoffen in het product zitten en wat eventueel de gezondheidsrisico’s zijn. Ik hecht zelf veel belang aan een goede sensibilisatie en informatie. Op die manier kan men een heel bewuste keuze maken als burger. De dienst Milieu en Gezondheid van het Departement Omgeving heeft bijvoorbeeld de website ‘bouw gezond’ ontwikkeld ter ondersteuning van milieuvriendelijke en gezonde keuzes bij het bouwen en het verbouwen van woningen. Ook werd een website ‘gezond uit eigen grond’ ontwikkeld die burgers een leidraad biedt voor het gezond tuinieren. Het is belangrijk dat we deze acties voortzetten en dat samen met bijvoorbeeld Sport, Onderwijs, Volksgezondheid en dergelijke meer.
Specifiek wat de rubbergranulaten betreft, is er niet echt een bijkomend onderzoek gepland. Het agentschap Zorg en Gezondheid heeft op 8 maart 2017 een advies geschreven over het onderzoek naar polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in rubbergranulaten op kunstgrasvelden. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de universiteiten van Hasselt en Leuven in opdracht van Het Belang van Limburg. In dit advies wordt besloten dat er momenteel geen aanwijzingen zijn dat sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat tot risico’s voor de gezondheid leidt. Mijn diensten zullen uiteraard de resultaten van alle studies die er hieromtrent zijn, Europese en internationale, verder goed opvolgen.
Ik zal mijn diensten ook de opdracht geven om dit dossier te agenderen op de volgende Nationale Cel Leefmilieu-Gezondheid. Deze materie betreft een gedeelde bevoegdheid waarbij ook productbeleid en preventieve gezondheidszorg belangrijk zijn.
Wat het algemeen beleid rond preventie van schadelijke chemische stoffen betreft, zet ik verder in op een opvolging van de blootstelling aan die schadelijke chemische stoffen bij de Vlaamse bevolking in het algemeen en bij gevoelige groepen in het bijzonder. Dit gebeurt onder meer in het kader van het vierde Steunpunt Milieu en Gezondheid, waarbij extra aandacht uitgaat naar de blootstelling van gevoelige groepen zoals pasgeborenen en mensen met een lage sociaal-economische achtergrond.
Na de evaluatie van de resultaten van dergelijk onderzoek wordt een proces van gefaseerde beleidsvertaling geïnitieerd. Op basis van dit proces wordt in het kader van het voorzorgsprincipe het lopend beleid inzake bronaanpak, monitoring, sensibilisatie en informatievoorziening voortgezet. We maken ook een evaluatie en we optimaliseren op basis van de bevindingen.
Op basis van de jarenlang opgebouwde expertise in het kader van verschillende steunpunten neemt Vlaanderen nu een trekkende rol op in de Europese humane biomonitoring. Dat initiatief is dit jaar gestart. Dit Europese project richt zich specifiek op het verbeteren van de kennis over de blootstelling van de Europese bevolking aan chemische stoffen, de mogelijke gezondheidseffecten ervan en de concrete beleidsvertaling. Het departement Omgeving zal een belangrijke bijdrage leveren bij inhoudelijke taken over beleidsvertaling van resultaten inzake humane biomonitoring en als nationaal contactpunt voor België. Ten slotte zorgt ook een goede samenwerking tussen het Steunpunt Milieu en Gezondheid en de partnerorganisatie van het agentschap Zorg en Gezondheid voor een goede onderbouwing van het Vlaams beleid rond preventie van schadelijke stoffen, dit zowel voor Vlaanderen in het algemeen als voor specifieke vervuilingshotspots die we bij ons kennen. Het is dus zeker een item dat ons na aan het hart ligt.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is positief te horen dat jullie kartrekker zijn op Europees vlak als het gaat over humane biomonitoring, en ook dat er specifiek zal worden gekeken naar bijzonder kwetsbare doelgroepen zoals kinderen, die zeer gevoelig zijn voor allerlei chemische stoffen en de gevolgen ervan wat de hormoonverstorende stoffen betreft. U sprak over een evaluatie. Hebt u al de timing ervan? Wanneer mogen we die evaluatie verwachten?
Het blijkt dat er in het Waalse Gewest geen humane biomonitoring gebeurt, vermoedelijk omdat er ook andere gevoelige zaken zijn. Je kunt niet alle gewesten met elkaar vergelijken. Wordt op een interministeriële conferentie besproken hoe de andere gewesten ook mee aan de kar kunnen trekken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik moet de timing van de evaluatie navragen. Ik zal dat bezorgen aan het commissiesecretariaat. Wij blijven aan de kar trekken. Daar kunt u op rekenen, en we maken ook anderen warm om daaraan mee te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.