Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, naast grotere bedrijven die zich bezighouden met bosexploitatie in het kader van bosbeheer, bestaan er in Vlaanderen ook een aantal kleinere bedrijven die bomen verwerken tot snippers, schors en brandhout. De activiteit van die bedrijven vraagt vaak veel ruimte. In veel gevallen liggen de bedrijven in agrarisch gebied.
Als het enkel gaat om opslag van hout en stalling van machines is dat geen probleem voor zover de plaatselijke ruimtelijke ordening niet wordt verstoord en voor zover het gebeurt in bestaande loodsen die niet moeten worden aangepast.
Bosexploitatie en de productie van brandhout zijn echter geen landbouwactiviteiten, dus wordt er in principe geen stedenbouwkundige vergunning in agrarisch gebied verleend als het gaat om meer dan enkel opslag en stalling. Verder is de geluidsnorm van 45 decibel overdag in een agrarisch gebied niet steeds haalbaar bij gebruik van kettingzagen.
Een alternatief is de plaatsing van zo’n bedrijf in een kmo-zone. De geluidsnormen zijn er soepeler, maar grond en gebouwen zijn er duurder. De meeste kmo-zones zijn ook niet voorzien op de grote behoefte aan oppervlakte, en de meeste kmo-exploitanten zien liever bedrijven met meer arbeidskrachten per hectare terreinbenutting. Het is dus niet altijd zo duidelijk waar dergelijke bedrijven hun plaats moeten vinden.
Minister, is het wenselijk om bosontginningsbedrijven en/of bedrijven die ruw hout verwerken tot brandhout, schors of snippers, toe te laten in agrarisch gebied? Zo ja, onder welke voorwaarden naar plaats of naar bedrijfsactiviteiten? Als het niet wenselijk is om dit type bedrijven te huisvesten in agrarisch gebied, is het dan haalbaar om ze een plaats te geven op lokale of regionale bedrijfsterreinen? Kunnen ze met hun lage verhouding voltijdse arbeidskrachten per hectare aanspraak maken op grond in een kmo-zone? Zo ja, onder welke voorwaarden naar plaats of naar bedrijfsactiviteiten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, agrarische gebieden zoals omschreven in de gewestplannen, zijn gebieden die bestemd zijn voor landbouw in de meest ruime zin. Zelfs met een heel soepele interpretatie kun je moeilijk volhouden dat het verwerken van hout tot houtsnippers onder het begrip landbouwactiviteit valt. Het is dus duidelijk een zonevreemde activiteit.
Wat betekent dat concreet? Het besluit over de toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen geeft mogelijkheden voor opslag, maar niet voor verwerking van materiaal in bestaande gebouwen. Het verwerken van hout is een vorm van industriële of ambachtelijke productie die perfect thuishoort in een industriegebied of in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of kmo’s.
Vanuit het streven naar een hoger ruimtelijk rendement en het vrijwaren van cultuurgrond voor onze professionele landbouw en de voedselproductie lijken dergelijke activiteiten wel verweefbaar met bedrijvigheid. Het zijn activiteiten van ambachtelijke en industriële aard met een grote behoefte aan technische infrastructuur en logistieke afwikkeling. Door dergelijke activiteiten te clusteren en te verweven binnen het ruimtebeslag kan dat efficiënter worden georganiseerd.
Afhankelijk van de aard van de activiteit en de draagkracht van de omgeving zal geval per geval een inschatting moeten worden gemaakt van de eventuele inplanting op een terrein. Doorslaggevende criteria zijn onder andere de impact op geluid en mobiliteit die zo’n verweving al of niet mogelijk maken. Veelal zullen de ruimtelijke uitvoeringsplannen van lokale besturen of andere instanties, bepalen of die activiteiten er al of niet kunnen plaatsvinden. Men kan dat gedetailleerder maken en de inrichtings- en beheersaspecten formuleren.
Dat is de stand van zaken. Het moet ad hoc worden beoordeeld op basis van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, maar het betreft dus duidelijk een zonevreemde activiteit die niet zomaar onder agrarische activiteit kan worden gecatalogeerd.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik vat samen: in principe gaat het over een zonevreemde activiteit. Eventueel kan uitsluitend opslag. Mijn bijkomende vraag is: kan dat overal in agrarisch gebied of uitsluitend in structureel aangetaste agrarische gebieden?
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, waar u mee begonnen bent, is de correcte analyse: het is een zonevreemde activiteit. Het hoort veeleer thuis op een bedrijventerrein dan in de open, agrarische ruimte die we toch met z’n allen in de eerste plaats voor agrarische activiteiten willen voorbehouden. We weten wel dat er wat oprek mogelijk is met multifunctionaliteit en dat soort ideeën die spelen in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
We vinden dat dit geen agrarische activiteit is en dat het zeker niet voor de hand ligt om dat in agrarische zones toe te laten.
Mijnheer De Meyer, inzake uw bijkomende vraag: dat moet geval per geval worden bekeken in de context. Er is wel een besluit van de Vlaamse Regering dat gaat over de toelaatbare zonevreemde activiteiten.
Opslag valt daar in principe onder, het versnipperen en verwerken zelf in principe niet, maar afhankelijk van de lokale situatie en de voorschriften die er gelden, kan daaraan wel een andere interpretatie worden gegeven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Dank voor uw verduidelijkend antwoord, minister. Om elk misverstand te voorkomen, collega Vandaele, wil ik er nog op wijzen dat mijn vraag geen suggestieve vraag was. Het was alleen een vraag naar meer duidelijkheid voor gemeentebesturen en provincies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.