Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de beoordeling van gemeentelijke kerkenbeleidsplannen
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Minister-president, mijn vraag sluit aan bij de actualiteit zoals ze vandaag bij een aantal lokale besturen overkomt. Minister-president, in de vorige legislatuur hebt u een goed idee gelanceerd en operationeel gemaakt rond nadenken over de herbestemming van onze kerkelijke gebouwen. De afgelopen maanden en jaren zijn de lokale besturen samen met de lokale kerkelijke autoriteiten daarover met elkaar in dialoog gegaan. Dat is een vruchtbaar verhaal.
Als kanttekening wil ik meegeven dat de marge daarbij niet onbeperkt groot is. Minister-president, u weet dat. De marge is eigenlijk wat het pastoraal plan u aanbiedt.
En dat is dan weer wat de bisschop en lokale pastoor beslist hebben dat ze nog in de verschillende kerken aan erediensten en missen willen organiseren. Bijvoorbeeld in mijn gemeente, een gemeente met 28 parochies en 26.000 inwoners, is de afspraak tussen de pastoor en de twee diakens aan de ene kant en de bisschop aan de andere kant dat ze overal nog diensten willen organiseren, maar aan een lagere frequentie.
Wat betreft het medegebruik, leverden we al goed werk. Dat gebeurt overal trouwens. Ik vind het altijd een beetje wereldvreemd als ik in de kranten lees wat allemaal mogelijk is, als je weet wat daar ondertussen al jarenlang kan. Denk aan concerten, lezingen, tentoonstellingen, samenwerking tussen parochieraden aan de ene kant en erfgoedkringen en culturele verenigingen, muziekmaatschappijen en koren aan de andere kant.
Er zijn soms materiële beperkingen, al was het maar dat het comfort op een kerkbank niet van dien aard is om er uren op door te brengen, en dan heb ik het nog niet over de beperking van het sanitair en het ontbreken van een buffet – de mensen willen in de pauze of achteraf wel iets drinken of nuttigen. Ondertussen hebben al die Vlaamse dorpen – en dat is een rijkdom van onze regio – een eigen buurthuis of ontmoetingscentrum. Ook dat maakt de keuze voor de parochiekerk soms beperkt.
Op zeker ogenblik wordt dat kerkenbeleidsplan dan goedgekeurd door de gemeenteraad en nu stuurt het agentschap Onroerend Erfgoed, de Vlaamse administratie, opmerkingen aan het lokale bestuur. Zo kreeg mijn gemeente – en dat is symptomatisch – de opmerkingen dat: “het architecturaal ontbreekt aan de grootte, de opdeling en de inrichting van de kerkgebouwen en nevenruimtes de uitbreidingsmogelijkheden en mogelijkheden om deelruimtes af te splitsen, aanwezige of nog te realiseren of aan te passen voorzieningen zoals verwarming, elektriciteit, keuken, sanitair, toegankelijkheid voor andersvaliden, de aanwezigheid van waardevol interieur en cultuurgoederen”.
Wat betreft de ruimtelijke omgeving moest worden aangevuld of er “een kerkhof in de buurt aanwezig is, en/of een pastorie; de bereikbaarheid via openbaar vervoer, de aanwezigheid van parking, de nabijheid van andere kerken, de mogelijkheid tot uitbreiding”.
Wat betreft – en dat is het voorlaatste punt – het toekomstig gebruik en functie was dit “te weinig uitgewerkt”, het beperkte zich tot en met 2019, de huidige bestuurs- en beleidscyclus, “er moet ook over een langere periode over de toekomst van de parochiekerken worden nagedacht”.
Ten slotte “moet er een plan van aanpak zijn over de toekomstige invulling, ook wat nevenfuncties en herbestemming betreft, hoe dat zal worden onderzocht en geconcretiseerd. Het is belangrijk om hier aan te geven welk traject is opgestart of zal worden opgestart om deze toekomstige invulling met valorisatie te realiseren en over welke tijdshorizon dit wordt aangepakt. Vermeld ook wie het initiatief neemt, welke persoon of instanties hierbij gaan betrokken worden, of er een stuurgroep is opgericht of zal worden opgericht, en wie ervan zal deel uitmaken”.
Minister-president, het ideaal is de vijand van het goede. We kunnen daar heel ver in gaan, maar we moeten rekening houden met de realiteit van dat pastorale plan dat de actieradius om alternatieven uit te werken, enigszins beperkt. Daarnaast moeten we respect hebben voor het hele traject dat intussen al is afgelegd.
Ik zeg tegen mezelf: ik zit hier nu 22 jaar in dat Vlaams Parlement, we hebben als Vlaamse overheid nogal eens de neiging – en dat is typisch aan een Vlaamse administratie, je kunt het goed vergelijken met de federale en de lokale administratie – om te bureaucratiseren en te formaliseren. Dat betekent in de praktijk dat de gemeente hiermee aan de slag moet, want de lokale kerkbesturen kunnen dat niet. Twee derde van de Vlaamse gemeentebesturen heeft minder dan 15.000 inwoners, we moeten dus niet pleiten om te fuseren om zo een kerkenbeleidsplan te kunnen opstellen om daarvoor de intellectuele onderbouw lokaal in de administratie te hebben.
Nog eens opnieuw: het lokaal overleg moeten we voeren met het nodige respect en de nodige pudeur. De mogelijke sluiting of herbestemming – en dat laatste is niet zo eenvoudig – van kerken ligt heel gevoelig.
Minister, is de geschetste situatie u bekend? Heeft het Agentschap Onroerend Erfgoed reeds bij veel lokale besturen opmerkingen geformuleerd over de ingediende kerkenbeleidsplannen?
Is het mogelijk om de eisen rond het kerkenbeleidsplan te herbekijken samen met het Agentschap Onroerend Erfgoed, zodat er een werkbare situatie ontstaat voor elk lokaal bestuur?
Wat betreft de mogelijkheid om het Agentschap Onroerend Erfgoed naar de parochiebesturen toe te laten trekken, in hoeverre is dit een mogelijkheid? Of gebeurt dit reeds? Worden goedepraktijkvoorbeelden beschikbaar gesteld om te delen?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
De heer Keulen heeft de context en problematiek al duidelijk geschetst. Het gaat over de gebouwen voor de erediensten. Er zijn meerdere besturen en organisaties bij betrokken: de gemeente, de parochie, het bisdom, en natuurlijk het Agentschap Onroerend Erfgoed in verband met het kerkenbeleidsplan, een initiatief dat heel goed is – ik kan het niet genoeg herhalen – en nauw aansluit bij de vorige vraag, namelijk dat eigenaars goed moeten nadenken over een langetermijnvisie en de toekomst van hun patrimonium, zeker als het gaat over beschermd erfgoed.
Het initiatief dat u samen met minister Homans, de bouwmeester en het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) hebt opgezet onder de titel ‘Projectbureau herbestemming van kerken’ is een schitterend initiatief. Op de site staan heel wat nuttige documenten: inspiratienota’s en goedgekeurde kerkenbeleidsplannen zoals dat van Tongeren. Collega Christiaens is er nu niet, maar zij zou daar zeker over kunnen uitweiden.
Lokale besturen zijn dus heel hard aan het werken aan de opmaak van de kerkenbeleidsplannen. Ze staan voor een grote uitdaging, zowel functioneel als financieel, wat betreft de noodzaak om ons religieus erfgoed een zinvolle invulling te geven. Initiatieven die de lokale bewoners en verenigingen actief betrekken bij het bedenken van nieuwe invullingen van het aanwezige erfgoed zijn echt geen uitzondering. Daar kan ik alleen maar blij over zijn.
Het decretale kader is duidelijk: wie vandaag een restauratiepremie wil krijgen voor beschermde kerkgebouwen moet eerst een actueel kerkenbeleidsplan kunnen voorleggen. Dit is het gevolg van een wijziging aan het Onroerenderfgoeddecreet die wij hier in juli 2016 goedgekeurd hebben.
Het decreet legt duidelijk de inhoud en de procedure vast voor de opmaak en goedkeuring van kerkenbeleidsplannen. Zo’n plan moet een lokaal gedragen langetermijnvisie bieden voor alle eredienstgebouwen op het grondgebied van de gemeente. In het plan moet de gemeente een beschrijving geven van de gebouwen, met hun cultuurhistorische waarde en de bouwfysische toestand. De langetermijnvisie moet een beeld geven van de toekomstige functies van de gebouwen, inclusief een plan van aanpak hoe de toekomstige invulling met nevenfuncties of herbestemming ervan zal worden onderzocht. Daarom moet het plan ook goedgekeurd worden door het representatieve orgaan van de betrokken eredienst en door de gemeenteraad.
De bepalingen rond de kerkenbeleidsplannen zijn in werking getreden begin dit jaar. Het was een maatregel met terugwerkende kracht, wat betekent dat reeds ingediende premiedossiers on hold werden gezet in afwachting van een kerkenbeleidsplan.
Minister, is er op het terrein voldoende duidelijkheid over de inhoud van een kerkenbeleidsplan? Weten lokale besturen wat ze precies moeten opnemen?
Op welke manier ondersteunt uw administratie de lokale besturen bij de opmaak van een kerkenbeleidsplan? Welke criteria hanteert uw administratie bij de aanvaarding van een kerkenbeleidsplan, rekening houdende met het feit dat in bepaalde gemeenten meestal slechts een deel van het kerkenbestand is beschermd?
Is het mogelijk om met enkele gemeenten samen – al dan niet in functie van een nakende fusie – een gemeenschappelijk kerkenbeleidsplan in te dienen, bijvoorbeeld via een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED)?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Keulen en collega Van Werde, dank u voor deze vraag. Rond de gemeentelijke kerkenbeleidsplannen zijn de laatste tijd inderdaad wat vragen gerezen.
Kerkenbeleidsplannen moeten voldoen aan de criteria opgelegd in het Onroerenderfgoeddecreet: het plan is goedgekeurd door een representatief orgaan van de betrokken eredienst – dat is doorgaans een bisdom maar het kan ook om andere levensbeschouwingen gaan – en vervolgens door de betreffende gemeente- of provincieraad; het biedt een overzicht van de kerken op het grondgebied van de betreffende gemeente of provincie; het beschrijft de cultuurhistorische waarde, architecturale mogelijkheden en bouwfysische toestand en situeert de kerken in hun ruimtelijke omgeving; het gaat in op het actuele gebruik en de actuele functie van de kerken, en op hun toekomstige gebruik en functie; het omvat tot slot een plan van aanpak hoe de toekomstige invulling met nevenfuncties of herbestemming van de betrokken kerken zal worden onderzocht.
Het agentschap Onroerend Erfgoed beoordeelt de kerkenbeleidsplannen enkel op hun conformiteit met deze criteria, en spreekt zich niet uit over de inhoudelijke kwaliteit van de plannen; dat heeft te maken met de autonomie en dat zijn gevoelige zaken. Ik wil dat beklemtonen omdat er soms wel eens – laat ons zeggen – ‘dieper gegaan is’ dan vereist door het decreet. Deze criteria zijn niet nieuw. Ze zijn gebaseerd op principes beschreven bij de oplossingsrichtingen in de conceptnota ‘Een toekomst voor Vlaamse parochiekerken’ van 24 juni 2011.
Van de bezorgde kerkenbeleidsplannen kan vooreerst worden vastgesteld dat meerdere niet voldoen aan het eerste criterium, namelijk de goedkeuring door een representatief orgaan van de bisdommen, de gemeente- of provincieraden. Deze goedkeuring is een elementaire voorwaarde, het kerkenbeleidsplan moet een gedragen oplossing zijn. Er zijn 28 plannen ingediend zonder goedkeuring door een representatief orgaan van de betrokken eredienst en 20 zonder goedkeuring door de betreffende gemeente- of provincieraad. Dat is nochtans essentieel.
Mijnheer Keulen, uw vraag is pertinent, meerdere gemeenten mogen uiteraard samen een gezamenlijk kerkenbeleidsplan indienen. De plannen moeten natuurlijk voldoende gedragen zijn, dat moet bewezen zijn, en dus door alle betrokken gemeenteraden goedgekeurd. Ik ben van mening dat de schaalvergroting zinvol kan zijn, maar het is complexer. Men zal het bisdom moeten meekrijgen voor een samenwerking op het niveau van een dekenij of twee of drie gemeenten die gezamenlijk worden bediend. Dat kan, maar het moet goedgekeurd zijn door de desbetreffende organen.
Het derde criterium, met name de beschrijving van het patrimonium, wordt in de bezorgde kerkenbeleidsplannen veelal te beperkt ingevuld. Een kwaliteitsvolle beschrijving van het gebouw en de ruimtelijke omgeving biedt nochtans belangrijke informatie voor de verdere keuzes over gebruik en herbestemming.
De meeste van de tot nog toe bezorgde kerkenbeleidsplannen geven onvoldoende invulling aan het vijfde criterium: het formuleren van het plan van aanpak over de toekomstige invulling van het kerkelijk patrimonium op het betreffende grondgebied. Dit is een cruciaal criterium: gebruik en hergebruik bieden de beste garantie op duurzaam behoud. Dat geldt ook voor het kerkelijk patrimonium. Maar het is een gevoelig thema. Niets wordt hen opgelegd, dat is een vrije keuze. Het is in de eerste plaats aan de betreffende religie om die keuze te maken. Het agentschap Onroerend Erfgoed is helemaal niet bevoegd om te gaan over de invulling van dit criterium, maar er wordt natuurlijk wel gevraagd om een visie te geven op alle parochiekerken, op de bestemming ervan. Als er dertien parochiekerken zijn in een gemeente en die worden allemaal verder bestemd en uitsluitend voor de eredienst, dan is dat zo. Als er een aantal herbestemd worden of een aantal met een nevenbestemming, dan is dat zo. Niets wordt opgelegd, de vraag is wel dat er een visie is op de totaliteit van de parochiekerken en een oplossing op maat wordt gezocht. Nogmaals, het betreft de autonomie, waar de Vlaamse overheid op geen enkele manier tussenbeide kan komen.
Ik beklemtoon wel dat alle kerkgebouwen daarin moeten worden begrepen, niet alleen de beschermde. Er moet geen uitgewerkte visie zijn. Het is een plan van aanpak. Het is in algemene termen: die kerk daarvoor, die kerk blijft puur religieus. Het moet dus geen uitgewerkte visie zijn per parochiekerk. De betrokken kerkfabrieken moeten zo’n kerkenbeleidsplan voorleggen tegen 30 september 2017. Uit de analyse van de ingediende plannen tot nu toe blijkt dat de meeste te snel zijn ingediend. Ze waren vaak niet goedgekeurd door het desbetreffende orgaan of gaven onvoldoende invulling aan de diverse criteria, ook al is er nog voldoende tijd om met ondersteuning van het agentschap en het CRKC de nodige bijsturingen te doen.
U weet dat er een premie is van 80 procent als er een kerkenbeleidsplan is waaruit het regelmatig gebruik blijkt. Er is een premie van 80 procent uiteraard bij beschermde kerken, laat dat duidelijk zijn.
De eisen gekoppeld aan dat kerkenbeleidsplan zijn niet nieuw. Ze stonden al in de conceptnota. Nu is dit een decretale voorwaarde geworden voor het verkrijgen van een erfgoed- en restauratiepremie.
Er zijn diverse stappen gezet om de kerkbesturen te begeleiden. U weet dat het CRKC daarin een prominente rol speelt en die echt goed opneemt. Het bouwt zich uit tot een kenniscentrum ter zake. De dienstverlening door het CRKC verloopt behoorlijk, zoals ik kan vernemen. Het CRKC overlegt systematisch met het agentschap over de conformiteit van de ingediende kerkenbeleidsplannen.
Het agentschap en het CRKC hebben gezamenlijk een inspiratienota uitgewerkt voor het opstellen van kerkenbeleidsplannen. U vindt die op de website. Daarin staat per onderdeeltje wat eronder wordt verstaan. Voor het identificeren van de kerk moeten er vier punten worden vermeld: de naam van de kerk, de ligging, de eigenaar en eventuele bescherming. Hoe wordt de cultuurhistorische waarde beschreven? Als er een beschermingsbesluit is, is het niet moeilijk. Er kan ook een inventarisbesluit zijn. Bestaat dat allemaal niet, dan wordt er gezegd hoe men dat kan aanpakken. Het gaat ook over de architecturale mogelijkheden. Er worden summier een aantal zaken opgenomen. De inspiratienota die gezamenlijk is opgesteld, is een zeer goede handleiding. U vindt die zowel op de website van het agentschap als op die van het CRKC en ook de bisdommen publiceren die.
Op basis van de inspiratienota heeft het CRKC een invulformulier opgesteld dat kan worden gehanteerd bij het opstellen van een kerkenbeleidsplan. Het CRKC ontsluit ook de goedgekeurde kerkenbeleidsplannen en publiceert die. Momenteel is enkel het kerkenbeleidsplan van Tongeren goedgekeurd en ontsloten. Ook Zwalm is goedgekeurd, maar alleen Tongeren is al gepubliceerd.
Het sjabloon en het voorbeeld zijn beschikbaar op de website van het CRKC. Het CRKC begeleidt de kerk- of gemeentebesturen bij de opmaak of herwerking van kerkenbeleidsplannen en gaat ter plaatse indien dat wordt gevraagd en wenselijk is. Het agentschap heeft op mijn vraag zijn houding ter zake bijgestuurd. Er zijn onvolkomenheden tot nu toe bij het indienen van de kerkenbeleidsplannen. Ik heb ze summier aangehaald. Anderzijds was het agentschap naar mijn aanvoelen te weinig oplossingsgericht. Nu wordt er bij een kerkenbeleidsplan dat ondanks de inspiratienota, het invulformulier en de mogelijke begeleiding door het CRKC niet voldoet, in het antwoord van het agentschap Onroerend Erfgoed gezegd waar het op aankomt, wat er ontbreekt, wat er zou moeten worden verbeterd. Er wordt nu zeer oplossingsgericht geantwoord om te komen tot een goede invulling.
Er is nog tijd. De voorwaarden om tot goede kerkenbeleidsplannen te komen, zijn vervuld. Dit gebeurt door een goede samenwerking tussen het agentschap en het CRKC en de nodige tools staan ter beschikking.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Als er plannen worden ingestuurd die niet zijn goedgekeurd door respectievelijk het bisdom en de gemeenteraden, dan verdient men de Nobelprijs voor onhandigheid. Dan ben ik nog vriendelijk. Daar gaat het niet over. Niemand stoort zich eraan dat men dan een gele of rode kaart krijgt.
Wat betreft de herbestemming en beschrijving, wil ik nog iets zeggen. Ik vind het goed dat deze Vlaamse Regering zeer zwaar inzet op planlastverlichting, op minder formaliteiten, minder controle en meer vertrouwen. Dit moet worden doorgetrokken naar dit beleidsitem. Ik begrijp heel goed dat u geen kerk wilt betoelagen met een royale restauratiepremie om dan te lezen dat het gebouw na 6 maanden wordt verkocht. Het gaat altijd over bedragen met vijf nullen. Als minister van Binnenlands Bestuur heb ik dat ook ooit mogen doen. Anderzijds zijn de toepassingsmogelijkheden zeer beperkt, ook al kun je daar eindeloos over dromen en fantaseren. Van het bisdom en de lokale kerkelijke overheid is me toch wel duidelijk geworden dat ze werken voor de eeuwigheid. De huidige laagconjunctuur verwachten ze te overwinnen. Ze willen dit met andere woorden nog niet zomaar uit handen geven. Ik zeg dit met een knipoog. Er zijn op het vlak van herbestemming geen 1003 mogelijkheden. Ik woon pal tegen Maastricht. Daar heeft men in de Dominicanenkerk de mooiste boekhandel van heel Europa. Die is aanbevelenswaardig, maar hij is ook al failliet gegaan als gevolg van de hoge exploitatiekosten. Het is een atypisch gebouw. Ik heb ooit als minister van Sociale Huisvesting het Agnetenklooster in Tongeren gesubsidieerd om daar sociale appartementen in te maken, maar de kostprijs was bovenmatig. Architecturaal haalde men daarmee alle ‘boekskes’, maar voor de belastingbetaler was dat een geweldige factuur.
Het is mijn aanvoelen dat er op korte termijn niet meteen veel kerken beschikbaar zullen komen, buiten de kerken die al leegstonden in de dorpen of in grote steden, waar de identificatie met de parochie heel klein is en waar er om de 300 meter een kerkgebouw staat. Het zal gebeuren aan een lagere frequentie, maar de kerkdiensten zullen er verder worden georganiseerd.
Minister-president, ik zou erop willen aandringen dat u er bij de administratie Onroerend Erfgoed op drukt om minder formalistisch en minder bureaucratisch te zijn. We zijn lokale bestuurders. We hebben geen academische roeping of ambities. Laat het zijn gang maar gaan. In de regio waar ik politiek actief ben, stel ik vast dat de meesten dat serieus hebben gedaan, zowel de lokale kerkbesturen als de lokale politieke autoriteiten. Laten we dat vertrouwen honoreren.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Aangezien de heer Keulen met zoveel vuur spreekt over herbestemming en mogelijkheden met kerken: we gaan in september met enkele mensen van deze commissie naar Engeland om kerken te bekijken en de mogelijkheden. Ik nodig u uit om mee te gaan.
Op uw eigen kosten dan. (Gelach)
Ik heb nog een vraag voor de minister-president. Er was een nieuwe oproep van het Projectbureau Herbestemming Kerken. Die is onlangs afgesloten. Wat zijn de resultaten daarvan?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik wil de leden danken voor deze vragen om uitleg. Ik was ook gealarmeerd door onze schepen van Onroerend Erfgoed. Ik wilde ook een vraag indienen, maar toen bleek dat er al waren, dacht ik dat ik evengoed kon aansluiten om mijn bekommernissen te uiten.
Het is goed om hier al een tweede legislatuur te zitten. U hebt er zelf al naar verwezen dat u in uw vorige hoedanigheid de conceptnota over de toekomst van parochiekerken hebt geïnitieerd. Dat zat toen bij Binnenlands Bestuur. Nu is het kerkenbeleidsplanidee te paard komen te zitten op een ander domein, namelijk Onroerend Erfgoed. We zitten allemaal een beetje met het idee dat er op een oneigenlijke manier wordt beoordeeld. Via het Kenniscentrum Vlaamse Steden is er enkele weken geleden een brief naar u gestuurd. Ik lees daarin dat er 50 dossiers werden ingediend, waarvan er 45 sowieso werden geweigerd. Dat waren die die niet door de bisdommen of de gemeentebesturen waren goedgekeurd. Dan nog begrijp ik het allemaal niet zo goed.
In een schriftelijke vraag van mevrouw Peeters van november 2016 spreekt men over 72 kerkenbeleidsplannen die al waren goedgekeurd door zowel de bisschop als het betrokken gemeentebestuur. Zijn die dan wel goedgekeurd? Hoe zit het daarmee? Met betrekking tot de cijfers mag er nog een en ander worden uitgeklaard.
Waar zijn we mee bezig als we nu al die kerkenbeleidsplannen afkeuren? Er zijn nog maar enkele maanden tijd. Als ik het goed heb, heeft men nog tot oktober. Nadien zou men geen subsidie meer krijgen voor de kerken die als monument zijn erkend. Dat is toch wel een zeer zware straf, terwijl de bedoeling van de decreetgever vanuit Binnenlands Bestuur zeer helder was: vooraleer we veel geld zouden pompen in door Vlaanderen beschermde kerken, moest er een toekomstvisie zijn voor die gebouwen. Het is moeilijk om restauraties aan hoge percentages te subsidiëren als die kort daarna leeg komen te staan of worden verkocht. Met het idee is zeker niets mis, maar we hadden toch ook gehoord dat het agentschap zich redelijk formalistisch en ‘checklistgewijs’ gedroeg. Ik heb twee inspiratienota’s gevonden: een van 17 januari en een van 22 februari. Als je die gebruikt als een checklist in plaats van inspiratie, dan is dat voor mij helemaal iets anders. Daarmee begeeft het agentschap zich op een terrein waarvoor het slechts zijdelings is bevoegd. Ik ben dan ook zeer tevreden dat u aanhaalt dat er al is bijgestuurd. Uit wat wij vernamen, was dat nodig. Ik dank u daarvoor.
Wat betreft de cijfers, moeten we dit kort opvolgen vanuit deze commissie omdat oktober relatief dichtbij komt. Het zou jammer zijn dat er her of der kerkenbeleidsplannen niet tijdig goedgekeurd raken en dat gemeenten voor de toekomst geen recht meer zouden hebben op subsidies voor hun monumentale kerken. Of is dat niet juist?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik volg deze materie al geruime tijd en spreek er vaak over. Ik ben dan ook gecontacteerd door een aantal gemeente- en kerkbesturen die geschrokken waren van de timing van oktober. Ik denk dat die keuzes gemaakt zijn en dat daar redenen voor zijn. Ik heb geprobeerd om hen dat uit te leggen.
Het zijn vooral de vrijwilligers van de kerkbesturen die zeggen heel erg hun best te doen, maar ze ervaren nood aan begeleiding. Het is goed dat de minister-president de rol van het CRKC in herinnering heeft gebracht en dat er een inspiratienota is. Het zijn vooral die vrijwilligers die plots worden geconfronteerd met het mogelijk wegvallen van de subsidies. Het gaat om aanzienlijke bedragen. Het gaat soms om dossiers die al een paar jaar geleden waren ingediend. Zij ervaren absoluut die nood aan begeleiding.
Ik heb vastgesteld dat ze kort na het ontvangen van die brief – misschien is dat gewijzigd tijdens de afgelopen weken – niet het gevoel hadden dat ze goed konden worden begeleid. Ik neem aan dat ondertussen is doorgedrongen dat er een aantal zaken mogelijk zijn en dat ze niet alles zelf moeten uitvinden. Dat is positief.
Tot slot wil ik de minister-president bedanken omdat hij erkent dat er in de administratie soms te weinig oplossingsgericht wordt gedacht en dat er in de antwoorden duidelijk moet worden aangegeven wat er gewijzigd moet worden. Dat is een gouden stelregel voor alle communicatie, maar zeker ook hier. Als ik kijk door bril van de vrijwilligers, dan is dat zeer welkom. Mensen van de gemeentebesturen hebben daar meer ervaring mee. Die weten hoe ze minder goed nieuws moeten aanpakken. Bij mensen die daar hun vrije tijd in stoppen, komt dat soms harder aan dan dat we inschatten.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik dank de diverse interveniënten.
Mijnheer Keulen, ik ben met de herbestemming begonnen tijdens de vorige bestuursperiode, zoals mevrouw Brouwers zei. Dat verloopt gestaag en goed, maar we mogen daar niets in forceren, zoals u ook aangaf. Het zijn zeer gevoelige zaken die we moeten respecteren. Er zijn een pak herbestemmingen en ook een pak nevenbestemmingen. U haalt het voorbeeld aan van de schitterende boekhandel. Er zijn al allerlei functies, zoals een hotelfunctie, toeristische functie, woonfunctie, kantoorfunctie, cryptefunctie enzovoort. Je kunt het bijna niet noemen of er zijn bestemmingen voor gevonden. Het is wel juist dat het vaak gemakkelijker is in een stedelijke context dan in een landelijke omgeving om een passende herbestemming te vinden. Het slechtste wat je kunt doen, is van bovenaf dingen proberen op te leggen. Het moet kunnen groeien. Het gebeurt ook op die manier.
De begeleiding kon inderdaad beter. Ik heb dat ook aangegeven. Mevrouw Brouwers, daarom is er een tweede nota. In het eerste document – ik heb dat niet goedgekeurd, het is een document van het agentschap samen met het CRKC – staat dat er aangetoond moest worden dat er nog 45 erediensten waren in een kerk. Dat is een inhoudelijk criterium dat we niet kunnen opleggen. Het staat lokale erediensten vrij om te bepalen wat er gebeurt en met welke frequentie. Dat is er nu uit. Het is minder formalistisch. Aan de hand van dat kerkenbeleidsplan is er een invulbrief opgemaakt door het CRKC. Dat zijn mensen met kennis van zaken. Alle voorbeelden van mogelijke her- en nevenbestemmingen zijn gepubliceerd zodat mensen daar te rade kunnen gaan.
Mevrouw Van Werde, uw vraag over het projectbureau zal ik schriftelijk antwoorden. Er is nieuwe oproep die in mei begint, maar het resultaat van de vorige kan ik nu niet meedelen. Ik zal het bezorgen.
Mevrouw Brouwers, de voorwaarde van het beleid dat wordt gevoerd door het Agentschap Binnenlands Bestuur is dat er aangetoond moet worden dat de kerk bestemd blijft als kerk. Men kan geen subsidie vragen om zes maanden later te zeggen dat het gebouw wordt verkocht. Hier is dit gekoppeld aan de premie vanuit Onroerend Erfgoed.
Ik ben het met u eens dat het niet formalistisch mag zijn. Dat is een euvel waar de Vlaamse overheid helaas vaak aan lijdt. Ik denk en hoop dat dit nu goed is bijgestuurd.
Sommigen zeggen dat de deadline dichtbij komt. Ik zal nog eens een brief sturen aan alle gemeentebesturen met de link naar de inspiratienota, met de link naar het invulformulier, met een goede omschrijving van de voorwaarden, de link naar de website van het CRKC, met diverse voorbeelden zodat geen enkel gemeentebestuur kan zeggen niet op de hoogte te zijn. Er zijn al gemeentebesturen die hebben laten weten dat ze het niet zullen doen. Als men het niet doet, dan heeft dat tot gevolg dat die 80 procent er niet kan zijn. Het staat de gemeentebesturen vrij om dat niet te doen omdat er onvoldoende draagkracht voor zou zijn. Ik denk dat ze het verkeerd begrijpen. De draagkracht kan zijn dat alles blijft zoals het was. Er hoeft niets te veranderen, maar er moet wel een visie zijn.
Er zijn bepaalde gemeenten waar ten gevolge van de aanpak in het kerkenbeleidsplan bepaalde kerken zijn verdwenen, waardeloze kerkgebouwen waarvan men heeft geoordeeld dat men ze kon slopen. Andere kerken zijn herbestemd of kregen een nevenbestemming of een goede invulling van de huidige religieuze functie.
De dossiers waren echt te snel ingediend. Collega Keulen, ik kan u een paar voorbeelden geven, maar het is op elk van de criteria. In bijvoorbeeld 31 van de dossiers – er zijn er een vijftigtal ingediend – ontbrak het overzicht van de kerken op het grondgebied van de gemeente. Dat is natuurlijk een van de voorwaarden voor een kerkenbeleidsplan dat het gaat over alle kerken. Als je die niet vermeldt, hoef je niet verwonderd te zijn dat het niet tot een goedkeuring komt.
Maar ik zal nog eens een brief sturen met nog eens in duidelijke bewoordingen waar het over gaat, wat de voordelen zijn, met een verwijzing naar alle mogelijke hulpmiddelen die nu ter beschikking staan, met inbegrip van de diensten van het agentschap.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister-president, ik heb zelf de vragen die wij hebben gekregen, voorgelezen. De voorbeelden die u geeft, daarover gaat niemand in discussie. De vraag is alleen opnieuw hoever je gaat met detailvragen en dan kom ik altijd bij mijn stelling terecht: het ideaal is de vijand van het goede.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.