Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de inkanteling ervan in het woonbeleid
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Goeiemorgen, minister. Vandaag wil ik uw aandacht er toch een beetje op vestigen, maar daar bent u zich allicht van bewust, dat het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) eigenlijk ook wel grote effecten kan hebben op de woningmarkt in Vlaanderen.
U weet dat de Vlaming met een baksteen in de maag wordt geboren. 25 procent van de mensen woont in steden en de rest woont eigenlijk in het buitengebied. In het kader van wat de Vlaamse Regering in november 2016 heeft goedgekeurd, is er een opmerkelijk element, namelijk de reserves die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft bij het gebruikte cijfermateriaal inzake ruimtebeslag. Daar was nog wat discussie over, maar gisteren is er ook een hoorzitting geweest bij Ruimtelijke Ordening, en daaruit is duidelijk gebleken dat die cijfers over het ruimtebeslag eigenlijk niet zo duidelijk en adequaat zijn, dat daar vragen bij worden gesteld. Meer bepaald in het kader van de betonstop wil men het aansnijden van 6 hectare per dag verminderen tot 0 hectare.
Uiteraard is dat de bevoegdheid van de minister van Omgeving, maar ik vind het toch belangrijk om in het kader van het woonbeleid niet enkel te praten over sociale huisvesting, die 6 procent van het patrimonium bedraagt, maar toch ook over de woningmarkt op zich. Ook de overige 94 procent van mensen die in eigendommen wonen, moet voorwerp van discussie kunnen zijn. Ik vrees immers dat, als we daar niet genoeg aandacht aan geven, een schaarste toch ook een impact zou kunnen hebben, op de woningmarkt, met het vinden van een betaalbare woning door starters, op het energiezuinig zijn, op heel de transitie die men wil maken, maar ook op de huurmarkt.
Minister, hoe schat u de gevolgen in van het witboek BRV voor de prijsontwikkeling van onroerend goed voor woondoeleinden in Vlaanderen? In uw beleidsplannen staat immers toch ook dat eigendomsverwerving belangrijk is. 70 procent van de Vlamingen is nog altijd eigenaar van een woning. Als de prijzen echter de hoogte ingaan door schaarste, dan zullen natuurlijk misschien nog minder mensen een eigen woning kunnen verwerven. Deelt u ook de vraag van de SERV om de cijfers aangaande het ruimtebeslag te actualiseren? Nu, die vraag is misschien een klein beetje achterhaald, gelet op de hoorzitting van gisteren. Het is duidelijk dat het ruimtebeslag niet is hoe men het in de studies had voorgesteld. Qua ruimtebeslag blijkt dat 75 procent naar harde bestemmingen en 25 procent naar zachte bestemmingen gaat, en dat er in die zachte bestemmingen ook nog heel wat groen aanwezig is, ook al is dat in woongebied gelegen.
Welke gevolgen zal het BRV op korte termijn hebben voor het woonbeleid? We horen immers toch ook dat dat allemaal op de knooppunten van openbaar vervoer zal worden geënt. U bent ook van een stad. Ik kan u verzekeren dat een woonproject met extra woningen daar, zowel in de sociale huisvesting als op de huurmarkt – want u wilt ook veel nieuwe woningen laten bouwen in het kader van uw conceptnota inzake het huurbeleid – eigenlijk veel trager gaat dan als men een open ruimte gaat verkavelen. Als men open ruimte verkavelt, dan kan men dat misschien op twee, drie jaar realiseren, maar we zien dat het realiseren van een stedelijk project, dat soms dan nog heel wat onroerenderfgoedaspecten heeft, en waarbij er sprake is van ontsluiting en zo meer, veel trager verloopt. Dat horen we ook bij de Confederatie Bouw. Als men bijvoorbeeld een project van zestig à zeventig woningen in een stedelijk gebied wil realiseren, dan duurt dat soms zes, zeven, acht jaar. Waarom? Men bouwt veel meer in een context en er is ook veel kans op bezwaren, op processen, waardoor dat heel wat vertraging kent.
Minister, zult u ook onderzoeken hoe u binnen de u toegekende bevoegdheden de actuele knelpunten kunt wegwerken die de renovatie van appartementsgebouwen vertragen of belemmeren?
Ik wil nog een kanttekening geven. Ik weet niet of u daarvan op de hoogte bent, u hoeft daar niet meteen vandaag op te antwoorden, maar ik wil daar toch uw aandacht op vestigen. U hebt al heel veel bevoegdheden, maar in het kader van de hoorzitting van gisteren is ook gebleken dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) bezig is met het opmaken van een kaart, die veel mensen zorgen baart. Daarbij bekijkt men eigenlijk per hectare waar de woningen zijn gelegen. Dat wordt opgesplitst in A-, B-, C- en D-zones. Dat is zeer belangrijk voor u. Van die D-zones maakt de administratie Ruimtelijke Ordening reeds een studie. Dat staat ook al in de verslagen. Daarbij wordt reeds gesteld dat in die D-zones die woningen op termijn zouden moeten verdwijnen. Men heeft dat al berekend. Dat zou 14 miljard euro kosten. Als men bestaande huizen al met overheidsgeld begint af te breken om ze naar de stad te brengen... Ik denk dat er andere noden zijn in de samenleving. Ik zou toch graag hebben dat u dat heel goed bekijkt, zeker ook in het kader van de rechtszekerheid en de rechten van zonevreemde woningen. Dat zou immers een enorme impact kunnen hebben op het hele woninggebeuren.
Minister, misschien zal het u als muziek in de oren klinken: heel belangrijk is ook dat men vandaag stelt dat er moet worden gebouwd aan voorzieningen en openbaarvervoersknooppunten.
Zowel De Lijn als de NMBS heeft heel wat achterstand inzake investeringen in openbaar vervoer. Om de realisatie van nieuwe woningen betaalbaar te houden en om al uw doelstellingen te bereiken inzake sociale wonen, huurwoningen, nieuwe woningen, gelet op vergrijzing en het grote aanbod aan singles, moet men dat dan vooral enten op het mobiliteitsbeleid, dat heel wat achterstand kent in infrastructuur en mobiliteitsontknoping?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg loopt gelijk met die van mevrouw Van Volcem, die ze net heel eloquent heeft toegelicht. De uitgangspunten zijn dezelfde: het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen dat eind vorig jaar is goedgekeurd, met enkele scherpe doelstellingen om het ruimtebeslag tegen 2040 tot nul te herleiden. De impact die dat zal hebben op andere beleidsdomeinen is nog niet helemaal duidelijk. Onder andere op het beleidsdomein Wonen zal er ongetwijfeld een impact zijn. Deze regering heeft twee lijnen: het actief promoten van het eigenaarschap en de betaalbaarheid van wonen verzekeren. Dat zijn net twee zaken die zullen worden beïnvloed door de schaarste die we gaan creëren op de huizenmarkt.
Minister, is er al overleg gepleegd tussen de verschillende sectoren over het stroken van de beleidsplannen in beide bevoegdheden? Welk overleg is er tussen het beleidsdomein Wonen en Ruimtelijke Ordening? Hoe wilt u het terugdringen van ruimtebeslag en de verdichting stroken met het blijven promoten van eigenaarschap? De schaarste die zal ontstaan, genereert prijsstijgingen, onder andere doordat het moeilijker ontwikkelen is in een binnengebied dan in een buitengebied. Op welke manier zult u de nood aan ruimtelijke verdichting die er ontegensprekelijk is, paren aan de doelstellingen rond betaalbaarheid van wonen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat een moeilijkere ontwikkeling geen prijsstijgingen zal teweegbrengen?
Minister Homans heeft het woord.
Los van het feit dat het belangrijk is dat we anno 2017 al anticiperen op mogelijke nieuwe vormen die absoluut noodzakelijk zijn, gelet op de demografische uitdagingen enzovoort, zijn dit natuurlijk plannen voor 2050. Dat wil niet zeggen dat we moeten blijven stilzitten.
Inzake de prijsontwikkeling moet en zal de operationalisering van het definitieve Beleidsplan Ruimte Vlaanderen nog verder vorm krijgen. Dit is slechts een witboek, zoals dat heet. Het moet dus nog verder uitwerking krijgen. Vandaag is het onmogelijk om al een concrete inschatting te maken van de effecten op de prijzen van het vastgoed voor wonen in de toekomst ten gevolge van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Ik kan u wel zeggen, en de Vlaams Bouwmeester met mij, dat de prijzen van woningen en gronden alleen niet de totale kost uitmaken. Er zijn ook andere factoren die daarin meespelen. Ook het huidige ruimtegebruik heeft een grote maatschappelijke kost. Dat zijn woorden van de Bouwmeester waar ik me achter kan scharen. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen beoogt een verlaging van die totale maatschappelijke kost. De verwachting is dat een ruimtelijke verdichting goed gelegen woningen beter betaalbaar zal maken.
Een verdichting betekent onder andere een verlaging van verplaatsingskosten, infrastructuurkosten, kosten voor dienstverlening, bouwkosten, energieverbruik en kosten door compacter en inbreidingsgericht te wonen. Een klein voorbeeld daarvan is dat nutsleidingen veel minder zullen kosten als je compacter en dichter op elkaar gaat wonen. Dat is de logica zelf.
Dan is er nog de prijsvorming en de betaalbaarheid op de woningmarkt zelf. Het is momenteel onduidelijk of de prijzen zullen dalen of stijgen, aangezien de prijsevoluties van meerdere factoren afhankelijk zijn. Er is een boek ‘De economie van de woningmarkt’ uit 2016 en ook een onderzoek van het Steunpunt Wonen, onder andere ‘Het Vlaams woningmarktmodel. Nieuwbouwprognoses, de werking van de woningmarkt en regionaal ruimtegebruik’ uit 2011. Die studie en het boek gaan vooral over de monetaire factoren zoals inkomen, hypotheekrente, vermogen, de kredietmarkt, subsidies en belastingen. Via de ontleningscapaciteit van huishoudens bepalen die in grote mate de prijzen en prijsevoluties van koopwoningen. Dat staat zowel in het boek als in het onderzoek van Steunpunt Wonen.
De prijzen van deze bestaande woningen hangen op hun beurt sterk samen met de prijzen van nieuwbouw. Dat is ook redelijk evident. De ontleningscapaciteit heeft ook een bepalende invloed op de prijs van nieuwbouw.
Mevrouw Van Volcem, u stelt een vraag over de vraag van de SERV om de cijfers aangaande ruimtebeslag te actualiseren. Natuurlijk is het nodig om die cijfers blijvend te actualiseren. Mevrouw Peeters stelde op 21 februari 2017 een vraag om uitleg aan minister Schauvliege in de leefmilieucommissie. Daar werd al uitgebreid ingegaan op de gehanteerde cijfers van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) om het ruimtebeslag te berekenen. Als ik goed geïnformeerd ben – en ik ga ervan uit dat dat zo is, want mijn voorzitter heeft mij dat ingefluisterd – was er dinsdag in de commissie een hoorzitting met VITO over die cijfers. Het is moeilijk om twee dagen later al volledige conclusies te trekken uit die cijfers. Maar dat ze geactualiseerd moeten worden, is nogal duidelijk en vind ik nogal redelijk evident. Momenteel worden alle adviezen en bezorgdheden die tijdens de consultatieronde over het witboek BRV werden ontvangen verwerkt en gescreend. Ook de ongerustheden met betrekking tot het cijfermateriaal zullen ongetwijfeld aan bod komen. Dat is vorige dinsdag dus al gebeurd, maar dat zal ook in de komende maanden en zelfs jaren meer en meer aan bod komen. Op basis daarvan zullen we binnen de Vlaamse Regering tot verdere besluitvorming en tot een definitief BRV kunnen komen. Nu is het nog maar een voorlopige versie.
Mevrouw Partyka, er is uiteraard overleg gepleegd tussen de verschillende sectoren omtrent de afstemming van de beleidsplannen in beide bevoegdheden. Wij hebben een zeer goede verstandhouding. Niet alleen ik persoonlijk met mijn collega Schauvliege, maar ook mijn kabinet werkt goed samen met het hare, en daarenboven werken de administraties zeer goed samen.
De afstemming tussen het in opmaak zijnde BRV en andere beleidsplannen gebeurt niet alleen door middel van de net genoemde bilaterale contacten, maar ook binnen het Ambtelijk Forum (AF), waarin Wonen-Vlaanderen ook in vertegenwoordigd is. Dat AF staat in voor de beleidsafstemming en formuleert voorstellen met betrekking tot transversale noden op het vlak van beleidsoperationalisering.
Slim Wonen en Leven (SWL) is een van de transitieprioriteiten in het kader van Visie 2050. Het bouwt verder op principes van onder andere het witboek BRV. SWL wil raakvlakken tussen strategische beleidsplannen en andere initiatieven in kaart brengen en nagaan hoe ze samen kunnen bijdragen aan het toekomstbeeld voor 2050. De opmaak van het Woonbeleidsplan is ingebed in de transitie-aanpak van SWL. Tot slot wordt gestreefd naar afstemming tussen de lange termijndoelstellingen van SWL, het BRV en het Woonbeleidsplan.
Mevrouw Van Volcem, met betrekking tot uw vraag of ik binnen mijn bevoegdheden de actuele knelpunten die de renovatie van appartementsgebouwen vertragen of belemmeren kan wegwerken, kan ik in eerste instantie verwijzen naar het Renovatiepact van eind 2014. Dat is natuurlijk niet alleen mijn bevoegdheid, er is daar ook een samenwerking met mijn collega van Energie en met minister Joke Schauvliege. Hierin is een coherent actieplan uitgewerkt dat moet leiden tot een sterke verhoging van de renovatiegraad van het Vlaamse woningpatrimonium en tot een optimalisering van de energieprestatie ervan tot het bijna-energieneutraal (BEN) niveau.
Een van de werven in het kader van het Renovatiepact gaat over geïntegreerde beleidskaders. Hier is een oplijsting gemaakt van de knelpunten voor woningrenovatie en van de oplossingspistes om die knelpunten aan te pakken. De wetgeving op de vereniging van mede-eigendom (VME) is een behoorlijk knelpunt. Er zijn bijvoorbeeld drempels in verband met de renovatie van gemene delen, zoals de verplichting om met drie vierden van de stemmen te beslissen over alle werken betreffende de gemeenschappelijke gedeelten, met uitzondering van die waarover de syndicus kan beslissen. De verplichting geldt ook voor renovaties die tegemoetkomen aan wettelijke eisen of normen. Gezien de verschillende situaties van appartementen is dat wel moeilijk. Bijvoorbeeld: de dakisolatie komt enkel ten goede van appartementen onder het dak; de aanpassingswerken aan een schouw enkel aan de appartementen die een condensatieketel hebben of zullen laten installeren.
Ik heb samen met minister van Energie Tommelein een voorstel tot wijziging van de VME-wetgeving voorgelegd aan de federale minister van Justitie Koen Geens omdat het een federale bevoegdheid is. De concrete inhoud van het voorstel van minister Tommelein is dat werken en investeringen die verplicht zijn door bijvoorbeeld gewestelijke, provinciale of gemeentelijke regelgeving worden toegevoegd aan de lijst van werken waarvoor geen bijzondere meerderheid vereist is.
Ik heb een aantal voorbeelden gegeven van wat de knelpunten zijn. Ikzelf en minister Tommelein hebben actie ondernomen. We hebben bijzonder goede hoop dat naar ons zal worden geluisterd en dat de grote belemmeringen inzake de gemene delen in appartementsgebouwen op deze manier zullen kunnen worden weggewerkt.
Mevrouw Partyka, ik zie geen tegenstelling tussen de doelstellingen van het terugdringen van het ruimtebeslag en de verdichting enerzijds, en het bevorderen van het eigenaarschap anderzijds, integendeel. De ambitie is om anders, namelijk compacter, te bouwen of te kopen en verbouwen, en vooral op goede locaties, niet noodzakelijk om minder te bouwen.
Het is een zeer complex probleem, dat weet ik ook. Precies daarom vraag ik hier uw aandacht voor. De belangrijkste hefboom in handen van de overheid om projecten te ontwikkelen is nog steeds de ruimtelijke ordening. Men kan wel een visie over wonen hebben, maar tussen theorie en praktijk is er nog een afstand. De markt doet zich gelden. Als de interestvoet 1 procent stijgt, dan stijgt het budget van de koper met 9 procent. De termijn waarbinnen een vergunning wordt afgeleverd, de grondstoffenprijzen en de grootte van de woningen: het zijn erg belangrijke factoren die de prijzen van de woningen bepalen. Maar het is ook zo dat één aspect de hele woningmarkt kan scheeftrekken. We moeten niet panikeren. Maar het is mijn plicht om uw aandacht te vestigen op de problemen ten gevolge van het gebrek aan ruimte of van nog te ontwikkelen ruimte. U verwijst naar de studie. Wel, ik heb ze bij me. Daaruit blijkt duidelijk dat men de langetermijneffecten voor de bouwmarkt moet bekijken.
De nieuwbouwsector krimpt. Vroeger bouwde men 35.000 woningen per jaar, nu nog 25.000. Wat de Bouwmeester zegt, is erg verstandig: men kan in Vlaanderen niet vertrekken van een wit blad. Integendeel, lintbebouwing is erg ontwikkeld. 80 procent van alle woningen bevindt zich in het landelijke buitengebied. Ik heb het niet over Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, maar voor Limburg en West-Vlaanderen is dat het geval. De studie stelt dat er gevolgen zullen zijn voor de prijzen. Dat staat letterlijk in de studie: de prijzen van de gronden in landelijke gebieden zullen op middellange termijn dalen. Effecten kunnen zich dus voordoen. Minister, vandaag bent u bevoegd voor wonen. U kunt zich niet inbeelden hoe groot de strijd is die de landbouwsector, de natuurbeweging en de bedrijven voeren om ruimte te kunnen bezetten. Het is ook erg belangrijk dat u ervoor zorgt dat er ruimte voor wonen komt. Dat is belangrijk om te voorkomen dat in 2050 mensen zullen zeggen dat de minister van Wonen onvoldoende op haar strepen heeft gestaan.
Dank voor het antwoord, minister. Wat renovatie betreft, zegt u dat u samen met minister Tommelein een voorstel hebt ingediend. In de Kamer ligt al een concreet voorstel op tafel over de hervorming van de wet op de mede-eigendom. Een van de voorstellen komt erop neer bij verplichte werken de vereiste meerderheid te verlagen. De vraag rijst dan wanneer iets ‘verplicht’ is. Als de Vlaamse norm in 2020 van toepassing wordt, kan men dan pas vanaf 2020 die verminderde meerderheid in rekening brengen? Is het niet wenselijk om daar al vroeger werk van te maken? Het lijkt me nuttig om over dat concrete voorstel eens te overleggen.
Wat de impact op het beleidsdomein wonen betreft, zei mevrouw Van Volcem het ook al: we mogen niet licht over de zaak heengaan. Werkt men aan toekomstprojecties over beschikbare bouwgronden voor sociale woningen? Liggen die goed of minder goed – al dan niet bij knooppunten van openbaar vervoer en woonkernen? Vandaag is dat doorgaans niet het geval. Is dat al onderzocht? Projecteert de sector de visie op het eigen beleid?
Ik wou weten of de doelstelling van het betaalbaar wonen wordt gerespecteerd. Ik kreeg daarop niet echt een antwoord. U zei dat nieuwe manieren van bouwen – met een grotere verdichting – zal zorgen voor een verlaging van de maatschappelijke kost voor openbaar vervoer en nutsvoorzieningen. Kan de meerwaarde die dat oplevert, terugstromen naar de mensen die er gaan wonen? Kan dat via de fiscaliteit worden aangepakt? Op dat punt bleef ik op mijn honger zitten.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega’s vinden het blijkbaar evident dat de prijzen op de woningmarkt zullen stijgen. Ik ben daar nog niet zo zeker van. De bewoonbare oppervlakte en ook de omvang van de kavels zal verminderen, en doorgaans betekent dat lagere prijzen.
De prijzen worden volgens mij bepaald door de ontleningscapaciteit die iemand vandaag heeft. De ontwikkelaars kunnen ook geen woning verkopen die boven die ontleningscapaciteit van die gezinnen gaat, dus het zullen de ontwikkelaars zijn die zich zullen moeten aanpassen en hun woningen betaalbaar zullen moeten houden, en dat inderdaad door kleinere kavels dichter bij elkaar. Dat is inderdaad wel een van de doelstellingen, natuurlijk.
Men zegt dat de bestaande woningen in open ruimte duurder zullen worden. Neen, volgens mij ook niet, want die komen in concurrentie met die nieuwbouwwoningen. Die prijzen gaan volgens mij in dezelfde categorie blijven. Wel zullen die grote villa’s op 30 are en meer wellicht schaarser en duurder worden, maar, in alle eerlijkheid, moet wij ons zorgen maken over dat cliënteel?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Engelbosch, ik begin met dat laatste. Dan heb ik het niet zozeer over uw laatste uitspraak, maar wel over het feit dat u eigenlijk niet meegaat in de redenering die hier – niet door mij, maar door leden – wordt gemaakt dat dit per definitie, of toch wel naar alle waarschijnlijkheid tot prijsstijgingen zal leiden. Ik denk dat de prijs per vierkante meter zal stijgen, maar dat het aantal vierkante meters zal dalen, en dat het comfort per vierkante meter ook zal stijgen. Dat is nu eenmaal het gevolg van gaan werken met verdichting. Ik denk dat het wel belangrijk is om dat hier nog eens aan te stippen. Vanuit onze verantwoordelijkheid voor en bevoegdheid over het woonbeleid zullen we er echter natuurlijk allemaal op blijven toezien dat er voldoende woningen zijn en dergelijke meer.
Mevrouw Partyka, de federale wetgeving ligt inderdaad op tafel. Ik vind dat een goede zaak. We hebben daar ook op aangedrongen. Het kan dus soms goed werken, de samenwerking tussen de beide niveaus. Uiteraard wordt er nu ook nog in terugkoppeling voorzien naar de federale overheid om hen een beetje wegwijs te maken in de verplichtingen die Vlaanderen oplegt, bijvoorbeeld met betrekking tot dakisolatie en hoe dat dan eigenlijk moet worden geregeld. Ze zijn echter ook heel bereid om zich achter onze visie te scharen, omdat ze ook wel vinden dat dat niet meer met een zo grote meerderheid van alle eigenaars moet worden goedgekeurd.
Mevrouw Partyka, u weet dat er in het BRV in een speciale regelgeving is voorzien voor de gronden van de sociale huisvesting. Dat is dus ook geregeld. Dan was er uw vraag over verdichting en de maatschappelijke kosten, of dat dan eigenlijk voor de persoon in kwestie ook een voordeel biedt. Als we meer gaan verdichten en dit compacter wordt, niet alleen compacter qua ruimtebeslag van de eigen woning, maar ook in de zin dat je dichter op elkaar gaat leven, dan zal je dat natuurlijk ook wel voelen aan je consumptiekosten. Ik bedoel daarmee dat je infrastructuurkosten dalen, dat je energiefactuur zal dalen. U weet allemaal hoe een energiefactuur eruit ziet, met twee componenten: de werkelijke energiekosten en daaronder de kosten van de distributienetbeheerder. In dat onderste luik van de distributienetbeheerder zitten natuurlijk ook de kosten voor het aanleggen van leidingen en dergelijke meer. Als men minder leidingen moet aanleggen, dan heeft dat natuurlijk ook direct een impact op de energiefactuur. Hetzelfde geldt ook voor onder andere de waterfactuur, en ik kan nog ettelijke andere voorbeelden geven, maar dat zou te veel tijd vergen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik dank u. Ik kan uw redenering niet volledig volgen. U zegt dat dit betaalbaarder zal zijn omdat men kleiner gaat wonen, maar de prijs per vierkante meter zal uiteindelijk stijgen. De prijs van de woning zal misschien 150.000 euro zijn, maar men zal misschien nog 60 vierkante meter hebben. Dan is dit wel duurder per vierkante meter. Soms is dat nodig, maar ik weet niet of de mensen daar altijd gelukkig mee zijn. Ik vind dat men nog altijd een vrije keuze moet kunnen hebben en moet kunnen leven zoals men hoopt.
U hebt me ook een klein beetje ontgoocheld omdat u in het defensief gaat. Ik wil alleen maar de aandacht vestigen op het probleem. Men wordt nu eigenlijk al door de sector gealarmeerd. Ik had eigenlijk verwacht dat u zou hebben geantwoord dat u zich ervan bewust bent, dat u dat met de grootste aandacht zult bekijken, dat u er zeker voor zult zorgen dat die effecten minimaal verlopen. Maar neen, u zegt dat er volgens u geen probleem is, dat het allemaal niet zo zal zijn. Ik hoop dat u gelijk hebt, maar ik zou toch willen vragen dat u niet zegt dat er geen probleem zal zijn. Ik zei het: de Vlaming is geboren met een baksteen in de maag, 70 procent van de mensen is eigenaar en 80 procent woont graag in het buitengebied, dus ik zou zeer voorzichtig zijn met de stelling dat de hele woonproblematiek niet aan de orde zal komen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Het is misschien geen slecht idee om bij gelegenheid eens een gedachtewisseling te organiseren over de impact op het woonbeleid, als de agenda dat toelaat. Dat moeten we misschien eens bekijken. Dat lijkt me interessant genoeg en de discussie van vandaag maakt duidelijk dat er wel heel wat stof tot discussie is.
Dat wordt misschien het best besproken met voorzitter Parys tijdens de regeling van de werkzaamheden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.