Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, het is iets meer dan een jaar na de gruwelijke, terroristische bomaanslagen in Brussel en Zaventem op 22 maart 2016 waarbij 32 doden vielen en tientallen gewonden. We hebben de voorbije week de herdenking gekend en hebben daarbij een aantal nabestaanden van overlevenden aan het woord gehoord. Hun boodschap was voor een stuk dat ze zich door de overheid in de steek gelaten voelen. Ze zijn kwaad, vinden dat er fouten zijn gebeurd en ze vinden dat hun leed niet als dusdanig wordt erkend. Over welke fouten er al dan niet zijn gebeurd, zal de federale onderzoekscommissie zich wel uitspreken. Er zijn echter ook elementen waarvoor de Vlaamse Regering bevoegd is.
Een van de aspecten die in de nasleep van de aanslagen aan bod kwam, was de mogelijke vrijstelling van erfbelasting voor slachtoffers van dergelijke terroristische aanslagen. Dat stond ook in een voorontwerp van decreet houdende diverse bepalingen van augustus vorig jaar, maar de desbetreffende bepalingen werden uiteindelijk na advies van de Raad van State geschrapt. Hoewel, de kritiek van de Raad van State ging vooral over de retroactiviteit, over het feit dat men de aanslagen mee in perspectief wilde nemen, dat men enkel wilde teruggaan tot 21 maart 2016. De Raad van State vroeg zich af waarom dit dan beperkt werd tot die datum en waarom er niet verder in de tijd werd teruggegaan en bijvoorbeeld ook de aanslagen in Parijs van november 2015 of de aanslag op het Joods Museum in Brussel niet in ogenschouw werden genomen.
In Wallonië bestaat er wel al een vrijstelling van erfbelasting voor nabestaanden van slachtoffers van – wat daar decretaal wordt omschreven als – extreem geweld. Dat decreet dateert van juli 2013 en werd goedgekeurd naar aanleiding van de aanslag in Luik twee jaar eerder. Er is in een vrijstelling voorzien tot 250.000 euro. Die is niet beperkt tot terroristische aanslagen, maar heel algemeen tot elke daad van extreem geweld.
Uiteraard is er de autonomie van de gewesten, een autonomie die ik uiteraard ten zeerste wil onderschrijven. We zien wel dat we nu terechtkomen in een bijzondere en bizarre situatie waarbij de aanslagen in Zaventem of Maalbeek ertoe kunnen leiden dat het ene slachtoffer voor een stuk vrijgesteld is van successierechten als hij of zij woont in Wallonië, terwijl het andere slachtoffer dat woont in Vlaanderen of Brussel geen recht heeft op welke vrijstelling dan ook. Dat is een bizarre situatie waarvan u vorig jaar al hebt gezegd dat er beter tot een uniforme aanpak wordt gekomen inzake het betalen van successierechten na zo’n aanslag.
De Vlaamse Regering moet begrip opbrengen voor de materiële en financiële problemen die nabestaanden van een dergelijke tragedie meemaken. Heel de samenleving deelt uitdrukkelijk de rouw voor de slachtoffers die er gevallen zijn. Er is voldoende empathie in de samenleving om vanuit de overheid te zeggen dat ze geen extra financieel leed bezorgt aan de nabestaanden door aan deze praktische kant van de zaak een oplossing te bieden.
Minister, ik denk dat de budgettaire impact van een dergelijke vrijstelling van successierechten voor nabestaanden van slachtoffers heel klein zou zijn voor de overheid. Het signaal naar de nabestaanden zou echter heel groot zijn. Plant de Vlaamse Regering al dan niet een decretale aanpassing of een decretaal initiatief waarbij nabestaanden van terreurslachtoffers, extreem geweld of calamiteiten een vrijstelling van erfbelasting zouden genieten ?
Minister Tommelein heeft het woord.
Dames en heren, vorige week hebben we in dit Vlaams Parlement de slachtoffers van de extreem gewelddadige aanslagen in Zaventem en Maalbeek van 22 maart 2016 herdacht, waarbij 32 doden en 340 gewonden vielen. De laatsten zijn pas recent uit het ziekenhuis ontslagen. Iedereen deelt in de rouw van de slachtoffers.
Na deze dramatische gebeurtenissen van een voor ons land tot nog toe nooit geziene omvang, heb ik de Vlaamse Regering voorgesteld een initiatief te nemen om het leed van de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers niet bijkomend te verzwaren. We kunnen ons immers het verdriet van deze mensen nauwelijks voorstellen. U hebt wellicht de getuigenissen gelezen of gehoord vorige week, naar aanleiding van de trieste eerste verjaardag.
Persoonlijk vond ik een initiatief van de Vlaamse overheid zeer aangewezen, aangezien ook de federale overheid – waar ik toen nog deel van uitmaakte – enkele bijzondere maatregelen had genomen. De Federale Regering heeft een wetsontwerp ingediend over een statuut van nationale solidariteit voor de slachtoffers van terroristische daden. Dat is een statuut vergelijkbaar met dat van oorlogsslachtoffers. Ook wordt in een aangepaste tegemoetkoming voorzien vanuit het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. De tegemoetkomingen vanuit dit fonds werden bij wet van 31 mei 2016 opgetrokken en bovendien werd de aanvraagprocedure vereenvoudigd.
Het Waalse Gewest had al eerder een initiatief genomen om het leed van de nabestaanden van de slachtoffers van extreme gewelddaden niet te verzwaren. De aanleiding hiertoe was de aanslag in Luik van 13 december 2011. U herinnert zich wellicht de gebeurtenissen aan de Place Saint-Lambert, waar een aanval met granaten het leven heeft gekost aan zes mensen en er talrijke gewonden te betreuren vielen. De Waalse overheid heeft toen in een vermindering van de successierechten voorzien die geheven wordt op de nalatenschap van een slachtoffer van extreme geweldplegingen. Mijnheer Janssens, het klopt dat daar een begrenzing aan is.
Er zijn ook buitenlandse voorbeelden. Na de aanslagen op het satirische magazine Charlie Hebdo in Parijs heeft ook Frankrijk een gunstige fiscale regeling ingevoerd voor kinderen van terreurslachtoffers.
Deze overwegingen hebben mij ertoe gebracht – ook de vraag van de Britse ambassadeur om die zaak te bespreken – om een tekstvoorstel aan de Vlaamse Regering voor te leggen dat in een vrijstelling voorziet van erf- en registratiebelasting in het voordeel van de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers van de aanslagen van 22 maart 2016. Op 15 juli 2016 heeft de Vlaamse Regering dit tekstvoorstel principieel goedgekeurd.
Zoals u weet, formuleerde de Raad van State op 29 september 2016 in haar advies over dit voorontwerp van decreet houdende diverse fiscale bepalingen enkele randvoorwaarden en kanttekeningen. De voorgenomen maatregelen dienden voldoende juridisch te worden beargumenteerd en onderbouwd. De bepalingen moeten verzoenbaar zijn met het gelijkheids- en legaliteitsbeginsel.
Uiteindelijk heeft de Vlaamse Regering op 14 oktober 2016 het ontwerp van decreet definitief goedgekeurd. De bepalingen in verband met de vrijstelling van erf- en registratiebelasting werden daarbij niet langer opgenomen. Deze beslissing was het resultaat van een grondige gedachtewisseling en een afweging van de bemerkingen van de Raad van State. Op dat moment was duidelijk dat ook het Brussels Parlement een initiatief zou nemen via een voorstel. Bij de besprekingen in het Vlaams Parlement werden de verwijderde passages niet hernomen.
Ik verneem, samen met u, dat de Vlaamse ombudsman in zijn jaarverslag een oproep formuleert om aan deze problematiek een parlementair debat te wijden. Het is aan het parlement om daartoe een initiatief te nemen. U weet dat ik een zeer sterke parlementaire reflex heb. Het is dan ook aan u om aan deze oproep al dan niet gevolg te geven.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, tijdens de bespreking van het verslag van de ombudsman zei u dat u het ermee eens bent dat er misschien een initiatief moet worden genomen, want dat u er begrip voor hebt dat het leed van de slachtoffers niet nog moet worden bezwaard vanuit de overheid. Toen u zei dat u een signaal aan de nabestaanden wilt geven, had ik eerlijk gezegd ook van u verwacht dat u ook een initiatief zou voorstellen, dat u namens de Vlaamse Regering en als bevoegd minister gebruik zou maken van de autonomie van de Vlaamse overheid om tegemoet te komen aan die vraag die we de voorbije week tijdens de vele herdenkingen van de slachtoffers hebben gehoord, om tot een dergelijke vrijstelling van successierechten te komen. Ik begrijp dat u dat nu niet doet, dat u vindt dat het parlement daarvoor zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ik wil dat gerust doen, wij zullen namens onze partij een initiatief in die zin indienen omdat ik vind dat die mensen daar recht op hebben. Zij zijn niet zomaar slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers die op een gruwelijk manier aan hun levenseind zijn gekomen. Men moet het leed van die mensen niet nog meer verzwaren door hen op te zadelen met successierechten, praktische beslommeringen en dergelijke meer.
Ik had gehoopt dat de Vlaamse Regering diezelfde visie zou hebben, en dat u mijn mening zou delen, minister, en ook een initiatief in die zin zou nemen, maar u laat dat over aan het parlement. Dan kan ik u in elk geval aankondigen dat mijn partij alvast een initiatief zal nemen om hier decretaal aan tegemoet te komen.
De heer Bertels heeft het woord.
In alle sereniteit denk ik dat het effectief nuttig zou kunnen zijn om daar een parlementair debat aan te wijden, zoals ook de ombudsman heeft gezegd en de minister heeft beaamd. Ik denk dan ook dat we dit moeten agenderen, voorzitter.
Om een volwaardig intellectueel en juridisch debat te kunnen voeren, heb ik nog een vraag voor de minister. Tenzij ik me heb vergist, hebben wij nog geen kennis kunnen nemen van het advies van de Raad van State. (Opmerkingen)
Toch wel? Staat het op Doris? Dan heb ik het gemist en zal ik het gaan zoeken. Het zou goed zijn om te zien waar de exacte juridische bezwaren zitten om daar dan met kennis van zaken en zonder opbod een correct debat over te kunnen voeren.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, collega’s, het is ook absoluut niet mijn bedoeling om in dit dossier in een opbod terecht te komen. Minister, ik heb begrepen dat u een initiatief hebt genomen, maar dat er een aantal juridische bezwaren waren. Collega’s, ik denk dat we inderdaad moeten nagaan of we eventueel vanuit het parlement een initiatief kunnen nemen.
Minister, ik heb een bijkomende vraag, niet om in een opbod terecht te komen maar om het beter te begrijpen. Als ik het goed heb begrepen, is er in het Waals Parlement wel een initiatief genomen. Is dat vanuit het parlement gekomen of vanuit de regering? En dat is dan op een of andere manier wel kracht van wet kunnen worden? Spelen daar dan andere elementen? Is dat op een andere manier beoordeeld? Dat is me niet helemaal duidelijk. Voor het overige, minister, begrijp ik het parket waarin u zich nu bevindt. Ik denk dat we eens rustig moeten bekijken hoe we dit vanuit het parlement kunnen oplossen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Vorige week zijn er opnieuw veel artikelen gewijd aan het leed van de slachtoffers. De foto’s van het leed van die slachtoffers staan op het netvlies van ons allemaal gebrand. Onlangs was er ook het debat in het federale parlement over de manier waarop de schade en de zorgen van die mensen die zijn getroffen door die aanslagen onmiddellijk en volledig kunnen worden vergoed. Er is een federale wet in wording, als ik het goed heb begrepen op initiatief van federaal minister van Justitie Koen Geens, om die mensen te erkennen als oorlogsslachtoffers zodat zij kunnen rekenen op bijzondere bijdragen en op een bijzondere tegemoetkoming van het slachtofferfonds. En misschien het belangrijkste voor de slachtoffers is dat men het gesprek opstart om voldoende druk te zetten op de verzekeringsmaatschappijen opdat ook zij hun verantwoordelijkheid zouden nemen in dit dossier.
Wat de Vlaamse materie en de vrijstelling van de successierechten betreft, ben ik helemaal akkoord om een parlementair gesprek – ik wil het geen debat noemen – te hebben over de manier waarop we moeten omgaan met de opmerkingen van de Raad van State. Wij staan helemaal open om dat gesprek hier te voeren en na te gaan wat we daar precies mee zullen aanvangen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik dank u voor deze vraag. Voor alle duidelijkheid, wij delen het begrip voor die mensen in het onnoemelijke leed dat zij dragen. Ik heb aandacht voor het leed van de nabestaanden, maar ook voor het leed van diegenen die pas uit het ziekenhuis zijn ontslagen. Ook die mensen hebben zeer zwaar leed: we moeten dat erkennen en onder ogen zien. Als overheid moeten we nagaan hoe we dat leed kunnen verlichten. Een toespitsing op de erfbelasting zou op dit moment misschien iets te eng zijn. Dan kijken we naar diegenen die zijn overleden en niet naar diegenen die het hebben overleefd en met hun kwetsuren verder moeten gaan.
U hebt gelijk dat dit financieel weinig gevolgen heeft voor de begroting. Budgettair is dat dus niet zo zwaar. Maar wanneer we een oplossing uitwerken – en ik aanvaard elk voorstel om in gesprek te gaan en wil iedereen daartoe oproepen – moeten we daarin rekening houden met de opmerkingen van de Raad van State. De Raad van State heeft opmerkingen gemaakt over bijvoorbeeld de retroactiviteit. We moeten dan bekijken of het alleen gaat over de slachtoffers van die dag of bijvoorbeeld ook over de slachtoffers van de aanslagen in Parijs, de bende van Nijvel, de CCC enzovoort. Er zijn immers al heel wat feiten gepleegd en er zullen er – en ik wil geen doemdenker zijn – nog wel gepleegd worden.
We moeten begrip hebben voor het gelijkheidsbeginsel. Valt iemand die een maand later overlijdt, onder dezelfde toepassing als iemand die die dag is overleden? Valt iemand die vandaag slachtoffer wordt van een andere zinloze gewelddaad, ook onder die toepassing?
Als u verwijst naar het systeem dat Wallonië hanteert, dan kan ik u meedelen dat wij daar geen voorstander van zijn. Daar moet men gewoon een attest inbrengen dat men het slachtoffer is of de nabestaande van een slachtoffer van een extreme gewelddaad waarbij een dokter een verklaring moet ondertekenen. Op dat moment is men vrijgesteld van erfbelasting. Vraag is of het goed zou zijn om dat systeem te kopiëren. Ik vind dat trouwens namens het Vlaams Belang een heel bizarre vraag.
We moeten ook kijken naar het voordeel. Waar is de gelijkheid wanneer iemand de nakomeling is van iemand die veel geld heeft terwijl iemand anders de nakomeling is van iemand die geen geld heeft? Wie dan erft van rijke ouders, heeft als voordeel een grote besparing op de erfbelasting terwijl de arme erfgenaam geen enkele tegemoetkoming krijgt. Ik denk niet dat we op die manier tegemoetkomen aan de wensen van de slachtoffers. We zullen dan ook met kennis van zaken moeten bekijken of we iedereen gelijk behandelen.
Ik heb alle begrip voor een oplossing maar ook voor de opmerkingen van de Raad van State. We moeten een oplossing vinden voor het probleem en het leed erkennen. We moeten nagaan wat we kunnen doen.
Is dat het op het Vlaams niveau, dan moeten we het op het Vlaamse niveau doen, maar wel op een goede en gedegen manier. Nogmaals, wij staan ook open voor enig gesprek, maar we hebben dus wel die opmerkingen te maken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, er is duidelijk een heel breed draagvlak om iets te doen. Dat is begrijpelijk bij zulke dramatische evenementen. Het is inderdaad geen kwestie van opbod of van om ter stoerst, om ter vriendelijkst of om ter toegeeflijkst te zijn, maar het is nuttig om de koppen bij elkaar te steken en af te toetsen aan de hand van de adviezen die zijn binnengekomen wat er mogelijk is en binnen welke perken wij iets kunnen en willen doen.
Ik ben persoonlijk een beetje bezorgd over het voorbeeld van Wallonië omdat het heel breed is en het verschil tussen slachtoffers die gestorven zijn en die niet gestorven zijn, misschien vreemd overkomt. In die zin denk ik dat het weinig zin heeft om er nu op verder te gaan, maar dat het misschien nuttig is om vanuit de fracties de koppen bij elkaar te steken en een voorstel uit te werken.
Het is niet helemaal volgens de regels van de kunst, maar ik wou de heer Weekers toch nog even het woord geven.
Ik ga gewoon spreken als burger van mijn land.
Het verheugt mij dat ik het parlementair debat, dat ik als ombudsman heb gevraagd, zich hier zie ontwikkelen, maar het verheugt me meer als burger dan als ombudsman.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik deel de mening van collega Van Rompuy. Een parlementair debat is in feite geen juist woord, want er hoeft niet veel te worden gedebatteerd in de zin van het woord zoals wij dat kennen. Ik denk dat we in gesprek moeten gaan en een overleg moeten hebben met elkaar en nagaan wat we willen doen, hoever we willen gaan en op welke manier we toch wel een duidelijk signaal willen geven. Het laatste wat ik wil – ik geef dat eerlijk toe – is een opbod tussen politieke partijen om het beste voorstel te hebben. Dit doet hier voor mij niet ter zake.
Ik heb dat uit eigen overwegingen en vanuit mijn persoonlijk aanvoelen neergeschreven in het ontwerp van decreet Diverse Bepalingen dat voor het zomerreces naar de regering ging. Het is goedgekeurd door de regering op 15 juli. De Raad van State heeft enkele bemerkingen. Het is losgekoppeld van het decreet Diverse Bepalingen, maar het advies van de Raad van State zat wel degelijk, mijnheer Bertels, bij het decreet Diverse Bepalingen.
Mijnheer Janssens, of er een ontwerp van decreet of een voorstel van decreet wordt gemaakt, is voor mij hetzelfde: het eindresultaat is een decreet. U weet nu van mij dat ik een initiatief had genomen. Op een bepaald moment heeft de Vlaamse Regering gezegd dat men verder ging met het decreet Diverse Bepalingen en dat de discussies die moeten worden gevoerd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, door het parlement moeten gebeuren als het dat wil. Het was trouwens ook de bedoeling van het Brusselse Parlement dat het eigenaardig vond dat er in bepaalde landsdelen wel iets werd gedaan en in andere niet.
Mijnheer Lantmeeters, ik weet dat er bepaalde beschouwingen zijn, en vaak zijn het gevoelens van wat kan, wat kan niet. Ik vind ook niet dat wij klakkeloos het decreet van Wallonië moeten overnemen. Het heeft trouwens een totaal andere invulling. Het is gemaakt naar aanleiding van de gewelddaden in 2011 en het decreet dateert van 10 juli 2013, dus twee jaar na de feiten. Blijkbaar is er toen ook een discussie of een gesprek of een gedachtegang in Wallonië geweest, die aanleiding heeft gegeven om iets te doen voor mensen die in zo’n situatie terechtkomen. Ze hebben het heel breed gemaakt, voor alle toekomstige aanslagen of gewelddaden, ook in het buitenland. De Waalse inwoners die in het buitenland, ook in Vlaanderen, iets overkomt, komen in aanmerking voor deze tegemoetkoming met een maximum van 250.000 euro.
Ik denk dat we er eens goed moeten over nadenken. Mijnheer Van Rompuy, wat de federale overheid doet, moet ze doen. Ik vind het belangrijk dat ook daar het besef is dat men een aantal zaken moest doen voor de slachtoffers. In Vlaanderen moeten we zelf bepalen in welke mate wij daarop ingaan.
Niet alleen de ombudsman maar ook de parlementsvoorzitter, de heer Peumans, heeft gevraagd om er in de commissie een gesprek over te voeren. Ik heb hem dat toch horen zeggen bij de voorstelling van het jaarverslag. Ik geef het initiatief dus in handen van het parlement. U kent mijn standpunt, want ik heb al eens een voorstel ingediend dat is goedgekeurd door de regering in eerste lezing. U kent ook de bemerkingen van de Raad van State.
Mijnheer Janssens, als u mij nu vraagt of ik een initiatief neem, neen. We hebben het in handen van het parlement gelegd. Als het parlement een initiatief wil nemen, zal ik mij daar uiteraard niet tegen verzetten. Het is het parlement dat moet oordelen, na een grondig gesprek, op welke manier het daar verder mee gaat.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de bemerkingen van de Raad van State gingen voornamelijk over de retroactiviteit, over het feit hoever men teruggaat in de tijd om slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers van welke terroristische daad dan ook, hierin te betrekken. Het advies van de Raad van State dateert van 29 september 2016. Het is nu meer dan zes maanden later. Het is natuurlijk jammer dat er niet bewogen is. Ik denk dat de nabestaanden van de slachtoffers eens te meer het gevoel zullen hebben dat er te weinig naar hen wordt omgekeken, dat er te weinig rekening wordt gehouden met hen, ook gezien het feit dat, ondanks het voorstel dat u destijds hebt gedaan en dat tijdelijk uit het ontwerp van decreet is geschrapt, het nu zes maanden later is en er nog altijd niets is gebeurd.
In elk geval, ik zie bij een aantal collega's inschikkelijkheid om hierin mee te gaan en hier een decretale mouw aan te passen. Ik hoor nog wat voorbehoud bij de N-VA, maar ik denk dat er vanuit de samenleving voldoende empathie is om hier decretaal iets aan te veranderen. Ik heb het voorbeeld van Wallonië niet gegeven omdat dat voor mij het ideale voorbeeld zou zijn, maar wel om aan te geven dat het kan en dat het ook juridisch kan. Het kan de toets van alle juridische elementen doorstaan.
Het lijkt dus belangrijk en zeker ook hoog tijd om als parlement in actie te schieten en voorstellen te doen om te komen tot een vrijstelling van successie- en registratierechten voor nabestaanden van dergelijke terroristische daden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.