Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, gisteren tijdens de plenaire vergadering hebben we al een voorafname gehad op een groot deel van deze vraag. Aan de taalopleidingen is er echter nog een ander aspect, dat relevant is om hier aan te halen.
De vraag gaat dus over de nood aan taalopleidingen waarbij VDAB duidelijk de link wil leggen met werkplekleren, met instrumenten als Nederlands op de werkvloer (NODW) en de IBO-taal (individuele beroepsopleiding), waarbij men telkens werk combineert met taalcoaching.
Het aantal opleidingen is teruggevallen, zowel de klassieke taalopleidingen als de NODW en de IBO’s met taalondersteuning. Voor ons gaat het om te beperkte getallen: een goede honderd IBO’s en een kleine 300 NODW. Dat is nog altijd te weinig, hoewel de opleiding NODW door ondernemingen zeer positief wordt onthaald. Met de nodige coaching op de werkvloer en het betrekken van Nederlandstalige collega’s op de werkvloer kan het Nederlands effectief worden aangeleerd.
De job- en taalcoaching is vandaag een kosteloze dienstverlening voor werkgevers en pas aangeworven werknemers uit kansengroepen om de arbeidsinschakeling tijdens het eerste jaar van tewerkstelling vlot te laten verlopen. Tot en met vandaag wordt deze dienstverlening voor zo’n 60 procent financieel mogelijk gemaakt door inzet van gesco-ondersteuning.
Helaas zien we mogelijk een link tussen deze dalende trend in taalopleidingen op de werkvloer en de huidige onzekerheden die gepaard gaan met de regularisatie van gesco-medewerkers. Na de regularisatie in 2016 volgde een overgangsregeling met de 95 procent regularisatiepremie. Deze periode zal eind 2017 ophouden. Sommige organisaties en medewerkers actief in taalcoaching zullen mogelijk reeds anticiperen op de fase na 2017 en vertrekken. Dat zou een verarming van het aanbod met zich kunnen meebrengen.
Minister, hoe verklaart u het dalende aantal opleidingen NODW? Hoe stimuleert men werknemers van bedrijven concreet om taalcoachingopleidingen te volgen? Zijn daar cijfers van? Hebt u weet van organisaties actief in de taalcoaching die gesco’s in dienst hadden, die intussen in de fase van de regularisatiepremie zitten en die anticiperen op de periode na 2017? Hebt u dus zicht op de manier waarop die organisaties volgend jaar zullen werken? Ziet u het risico dat het aantal taalcoaches als gevolg van de gesco-regularisatie zal worden gereduceerd? Hoe wilt u dit opvangen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, voor mij is dit een andere vraag dan gisteren. Toen ging het over Nederlands bij de werkzoekenden. Vandaag gaat het over het Nederlands van mensen die in een job zitten.
Bij Nederlands op de werkvloer gaat het over werknemersopleidingen die er komen op vraag van de werkgever. Vroeger ging VDAB op elke vraag van een werkgever in. Dit wil zeggen dat VDAB aan de werknemer Nederlandse les gaf in een leslokaal op de werkvloer, betaald door de werkgever. Dat was niet kosteloos. De raad van bestuur van VDAB besliste dat alle vragen van werkgevers bekeken moeten worden ten opzichte van het bestaande aanbod bij onderwijs of derden, dus vzw’s of privaat. Indien er daar een aanbod bestaat, vult VDAB dat aanbod niet in. Dat is de juiste houding. Het is niet de kerntaak van VDAB om in werknemersopleidingen te voorzien. Hierdoor is er een daling in het aantal opleidingen op de werkvloer. Vroeger was de traditie dat een werkgever het vroeg en dat we invulden. Vandaag kijken we naar het aanbod in de buurt waar de werkgever een beroep op kan doen.
Een echte stimulans naar de werkgevers om taalcoaches in te schakelen, geven we niet. Er is meer algemeen de opleiding, wat ook de juiste manier is. Voor elke medewerker moet er voldoende opleiding zijn. Over de hele filosofie van opleiding en incentives zijn we aan het werk met de sociale partners. Op uw tweede vraag kan ik antwoorden dat er geen specifieke motivering is van werkgevers om taalcoaches in te schakelen.
U maakt de link met de gesco’s. Zoals u weet, hebben we ervoor gekozen om de gesco’s te heroriënteren naar tijdelijke werkervaring. Het is daarnet nog aan bod gekomen hoe belangrijk we dat vinden. We hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om de gesco’s te heroriënteren naar die werkervaringsmogelijkheden.
Niet alle vzw’s die taalcoaching gaven, hadden gesco’s. Er waren negen gescoprojecten bij alle vzw’s die aan taalcoaching doen. Ik weet niet op welke manier zij zich naar de toekomst organiseren. Er waren dus vzw’s die zonder gesco’s werkten en andere met. Het is altijd mijn probleem geweest dat gesco’s nogal ongelijk verdeeld waren. Ze zorgden eigenlijk voor een rare concurrentie. Ook bij de gemeenten – niemand zal me kwalijk nemen dat ik dit zeg – was er geen objectieve verdeling van gescoprojecten. Ook hier was dat het geval. Ik heb dus geen zicht op de manier waarop ze daaromtrent werken.
Ik vind ook dat de overheid niet marktverstorend mag werken door vzw’s te subsidiëren voor dingen waarvoor er ook privé-initiatieven zijn. De werkgevers kunnen, als zij ondersteuning wensen voor opleidingen voor hun werknemers, een beroep doen op de kmo-portefeuille en andere instrumenten binnen Economie. Werknemers die er zelf de zin van inzien om opleidingen te volgen, kunnen een beroep doen op het bestaand instrumentarium inzake opleidingsincentives. Hopelijk is er binnenkort met de sociale partners een nieuw akkoord over wat we daaromtrent doen in de toekomst.
U vroeg of we bijkomende VIA-middelen zouden kunnen inzetten. De VIA-middelen zijn bij sociaal akkoord vastgelegd en blijven ongewijzigd, maar ze kunnen worden ingezet voor taalcoaches.
De heer Bothuyne heeft het woord.
U hebt gelijk dat als de private sector een taak kan opnemen dat VDAB het dan niet zelf hoeft te doen. Het is wel belangrijk dat we in het oog houden of dat aanbod er effectief is en of werkgevers er de weg naar vinden.
De gescoregularisatie is op zich een zeer goede zaak. Alleen moeten we ervoor zorgen dat het aanbod niet verschraalt en dat in de praktijk de taalcoaching gebeurt. De competenties die op dat vlak zijn opgebouwd, moeten verder kunnen worden ingezet. Ik denk dat vanuit VDAB daar wat werk kan worden verricht om minstens de zaken in kaart te brengen zodat we zowel de kwaliteit als de kwantiteit naar werkgevers, werknemers en werkzoekenden kunnen opvolgen. Vaak zijn het pas aangeworven werknemers die hierop een beroep doen. De kwaliteit moet gegarandeerd zijn en er moet voldoende aanbod zijn en blijven.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik ondersteun heel hard het feit dat de private sector haar rol moet spelen en dat we niet in dat vaarwater moeten komen.
Het taalbad op de werkvloer is succesvol gebleken. Op de werkvloer spreek je niet alleen over je job, maar ook over je gezin, hobby’s, kinderen en zelfs over politiek. Dat is de beste manier om een taal onder de knie te krijgen.
Collega Bothuyne heeft zijn vraag gefocust op de regularisatie van de gesco’s. Ik had nog een vraag over HELP: hoe efficiënt luisteren en praten met anderstaligen. Sedert 2015 maken de taalcoachings van de Nederlandstaligen en de HELP-modules integraal deel uit van de opleidingen NodW (Nederlands op de Werkvloer) en worden ze dus niet meer apart geregistreerd. Hoe werkt die integratie concreet? Wordt de HELP-module automatisch aangeboden? Hoe effectief is die module? U mag mij ook altijd het antwoord schriftelijk bezorgen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat ik een fan heb in deze commissie, want net zoals bij mijn vorige vraag om uitleg haalt collega Bothuyne cijfers aan in zijn vraag om uitleg uit een persbericht van mij. Ik vind het alleen spijtig dat hij mij niet vernoemt.
Het klopt dat de cijfers van Nederlands op de Werkvloer dalen, en dat heb ik ook aangegeven in het persbericht. Ik denk dat we er inderdaad aandacht voor moeten hebben en dat er nog meer kan worden op ingezet, zeker ook vanuit de werkgevers. Dit is toch wel een kans voor zowel de werkgevers als voor de werkzoekenden. Nog sterker, want collega’s op de werkvloer worden meer betrokken, en dat komt de productiviteit alleen maar ten goede.
Wat de gesco’s betreft, werd dit afgerond zoals gepland in het Vlaamse regeerakkoord. Ze werden ofwel geregulariseerd, uitgedoofd of omgevormd tot een programma van tijdelijke werkervaring. De meesten werden toch geregulariseerd. Ik wil toch nog eens het belang onderstrepen van het nieuwe systeem van tijdelijke werkervaring. De lijnen zijn daarvoor uitgezet. Ik denk dat het wel degelijk alternatieven biedt voor de gescowerking. Het moet vooral een doorstroom naar het normale economische circuit zijn, wat misschien in het verleden een beetje te weinig gebeurde. Ik denk dus wel dat tijdelijke werkervaring hier mogelijk kansen biedt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk niet dat de vraag van collega Bothuyne een kritische vraag rond gesco was, en de keuzes die we daar hebben gemaakt, maar wel dat hij zijn bekommernis uitte dat doordat gesco bij taalcoaching wegvalt, er misschien in de toekomst wel te weinig aanbod zou zijn voor taalcoaching. Zo heb ik in elk geval de vraag begrepen.
Daar wil ik ook op reageren. Ik wil eigenlijk het aanbod bij VDAB niet vergroten. Collega Van Eetvelde, u zegt dat we daar misschien meer op moeten inzetten. Ja, maar niet door VDAB. Voor mij is VDAB de back-up. Dat wil ik ook antwoorden aan collega Bothuyne. Als een werkgever vraagt naar taalcoaching en taalbegeleiding, doet VDAB dat nog altijd. Vandaar het getal dat u hebt opgevraagd. Ik vind het goed dat het getal daalt. Voor mij mag het nog verder dalen, maar als het nodig is, mag het stijgen.
Wat doet VDAB? Telkens als er een vraag is van een werkgever, kijkt VDAB na of er een aanbod is in die buurt. Zo niet, zal VDAB het doen. Voor mij is dat niet de kernjob van VDAB. Dit is op vraag van werkgevers werknemers opleiden, en dat is niet de job van VDAB. Ik wil daar niet meer op inzetten vanuit VDAB, tenzij de markt faalt. Dat is het antwoord aan collega Bothuyne.
Collega Talpe, het gebeurt niet zo vaak, maar ik ken het antwoord niet en zou u willen vragen om rond HELP 2015 een schriftelijke vraag in te dienen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u mijn vraag goed hebt begrepen, waarvoor dank.
De werknemersopleidingen zijn niet de meest prioritaire taak van VDAB, maar blijven wel een taak van VDAB, zo veel mogelijk met partners, maar als die partners er niet zijn, dan doet VDAB het eventueel zelf. Aangezien we hier in een transitie zitten, is het belangrijk dat VDAB de nodige informatie kan geven over hoe zij de evolutie van de markt en het aanbod inschatten. Ik denk dat de opdracht aan VDAB moet worden gegeven om dit in kaart te brengen op basis van ervaringen van dit jaar, zodat we eind dit jaar een goede inschatting kunnen hebben van het aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief, zodat we niet achteruitgaan maar eerder vooruitgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.