Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, sinds de zesde staatshervorming is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) bevoegd voor belangrijke persoonsgebonden materies zoals kinderbijslag, hulp aan personen met een beperking en het ouderenbeleid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Om het beleid vorm te geven, besloot het Verenigd College van de GGC een nieuwe instelling van openbaar nut (ion) op te richten, Iriscare genaamd. Deze dienst krijgt een cruciale rol toebedeeld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden inzake gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Minister, was u betrokken bij de oprichting van Iriscare? Hoe werd u op de hoogte gehouden? Hoe hebt u getracht ervoor te zorgen dat de nieuwe bicommunautaire dienst compatibel is met de Vlaamse bevoegdheden in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Op sommige vlakken overlapt de Vlaamse sociale bescherming met de bevoegdheden die de GGC sinds de zesde staatshervorming heeft gekregen. Welke invloed heeft de oprichting van Iriscare op de werking van de Vlaamse sociale bescherming in Brussel? Hoe zult u de continuïteit van de zorg in het kader van de Vlaamse sociale bescherming waarborgen aan de Vlaamse Brusselaars? Zullen uw agentschappen samenwerken met Iriscare? Zo ja, hoe? Wat zal dan de basis zijn voor deze samenwerking?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het Verenigd College van de GGC heeft een nieuwe instelling van openbaar nut opgericht: Iriscare. Iriscare is de Brusselse bicommunautaire dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag. De ion zal de bicommunautaire bevoegdheden beheren die de GGC heeft gekregen als gevolg van de zesde staatshervorming. Iriscare moet zorgen voor samenhang in het gezondheidsbeleid, het ouderenbeleid en het mindervalidenbeleid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en voor een responsabilisering van de actoren en instellingen.
De oprichting van Iriscare is uiteraard een bevoegdheid van de GGC, en de GGC beslist daar autonoom over. De nieuwe bicommunautaire dienst heeft betrekking op de manier waarop men in Brussel de besluitvorming zal regelen na de zesde staatshervorming.
De Vlaamse en Franse Gemeenschap zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad inzake persoonsgebonden aangelegenheden bevoegd ten aanzien van de instellingen die wegens hun organisatie moeten worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap, de zogenaamde unicommunautaire instellingen. De Vlaamse Gemeenschap heeft geen bevoegdheid ten aanzien van bicommunautaire instellingen of unicommunautaire Franstalige instellingen en kan geen rechtstreekse verplichtingen opleggen aan personen. Enkel de GGC kan in Brussel beslissen over het lot van de bicommunautaire instellingen en ten aanzien van personen rechtstreeks rechten en plichten in het leven roepen.
In het kader van de Vlaamse sociale bescherming (VSB) treden de inwoners van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vrijwillig toe tot een Vlaamse zorgkas, die als een unicommunautaire instelling fungeert ten aanzien waarvan de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is. Als Vlaamse Gemeenschap oefenen wij dus onze bevoegdheden uit via vrijwillige toetreding tot de zorgkassen, voortbouwend op de huidige zorgverzekering. Op die basis zullen wij ook de Vlaamse sociale bescherming in Brussel aanbieden.
In het decreet Vlaamse sociale bescherming wordt erover gewaakt dat de continuïteit van de zorg gewaarborgd wordt aan de Vlaamse Brusselaars. Hiervoor zal ook in de nodige overgangsmaatregelen worden voorzien en zullen, waar nodig, ook samenwerkingsakkoorden worden gesloten met de GGC. Aan het decreet VSB wordt momenteel nog gewerkt.
Wij hebben natuurlijk op regelmatige basis contacten met de Brusselse collega’s die bevoegd zijn voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Tijdens deze gesprekken wordt beleidsinformatie uitgewisseld en wordt er ook over gewaakt dat, met respect voor ieders bevoegdheden, Vlaamse en Brusselse initiatieven maximaal op elkaar kunnen aansluiten.
Op dit ogenblik is het echter nog zeer onduidelijk welk beleid Iriscare zal voeren. Het is echter de bedoeling dat Vlaanderen en Brussel pijler per pijler zullen nagaan wat de consequenties zijn van iedere mogelijke beleidsoptie. Het is belangrijk dat we hierbij nagaan hoe de Brusselse beleidsopties en de Vlaamse sociale bescherming en Vlaamse kinderbijslag complementair aan elkaar kunnen zijn. Hiertoe zullen ook de betrokken administraties geregeld overleg plegen.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoorden, maar ik blijf toch een beetje op mijn honger zitten. Wij hebben de voorgestelde structuur van Iriscare tegen het licht gehouden en het lijkt, om het in goed Nederlands te zeggen, ‘copier-coller’ van wat er in Wallonië opgericht is. De hele structuur is gelijklopend. Dan maken wij ons toch zorgen vanuit Vlaanderen en als grootste Vlaamse fractie dat de Vlamingen uit de boot dreigen te vallen. In het verleden is er inzake de oprichting van kinderbijslagfondsen door minister Frémault al gezegd dat het eigenlijk niet de moeite was om een apart spoor te vormen voor de Vlamingen in Brussel omdat ze zo beperkt in aantal zijn. Als het aantal een criterium wordt, dan dreigen we uit de boot te vallen. Er is de expliciete vraag van mij en mijn fractie om dat zeer scrupuleus op te volgen.
Ik heb nog een bijkomende vraag: wat gaan we doen met verhuizers, met de Vlaamse Brusselaars die nu al vrijwillig in Brussel bij de Vlaamse zorgverzekering zijn ingeschreven? Omgekeerd: wat met de Brusselaars die naar Vlaanderen verhuizen, die niet aangesloten waren maar die op een gegeven moment in hun leven de keuze hebben gemaakt om naar de Vlaamse Rand te gaan? Vlamingen die bijgedragen hebben, kunnen hun bijdrage allicht verder betalen. Maar vooral: hoe denkt u de flux van personen in de ene en in de andere richting in de toekomst op te vangen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat zijn zeer pertinente vragen, maar die rijzen hoe dan ook, in alle omstandigheden. We zijn geroepen of gedoemd, zoals u dat zelf wilt inkleuren, om samenwerkingsakkoorden te maken waarbij de mobiliteit van Belgen tussen de verschillende gemeenschappen geregeld wordt en waarbij ook de bevoegdheid om tussen te komen wordt geregeld. Ik ben het er helemaal mee eens, zonder een aantal essentiële samenwerkingsakkoorden zal dat zeer moeilijk werken. Ik denk trouwens dat de verschillende overheden zich zeer goed realiseren dat dat moet gebeuren.
Ik denk dat wij in het informeel overleg dat we hebben, voldoende aandringen op structuren en systemen die het vanuit het perspectief van de Brusselaar minstens doenbaar maken en administratief zo eenvoudig mogelijk maken. Wat dat betreft, is het een beetje wachten op welk mechanisme men daar in de plaats zal zetten. Dat wij die zaken moeten opvolgen, dat wij akkoorden zullen moeten maken om de verhuis van mensen tussen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Vlaanderen en Wallonië te regelen, dat is zeer duidelijk. Wij moeten daar in onze regelgeving VSB trouwens schikkingen voor treffen. Zo hebben we trouwens in het decreet, dat al door het parlement is goedgekeurd, beslist dat de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden in Brussel door de GGC moet worden toegekend, terwijl dat voor de Vlamingen die in het Vlaamse Gewest wonen via de zorgkas zal verlopen. Er zullen inderdaad een aantal specifieke moduleringen moeten gebeuren om die zaken te regelen.
Maar om dat echt concreet te kunnen maken, zal het de boodschap zijn om te weten hoe de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zich wat dat betreft concreet gaat organiseren, en daar hebben we nog niet echt een concreet zicht op.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik heb toch nog twee bezorgdheden. We hebben begrepen dat de Waalse regio met Brussel een soort pact heeft afgesloten om een en ander te harmoniseren. Wij dringen erop aan om dat ook structureel te doen, en niet de organische voortgang af te wachten, maar naar een structureel samenwerkingsverband te gaan.
U hebt daarnet de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden al aangehaald. We hebben in die discussie moeten vaststellen dat we mogelijk met sociale bescherming op verschillende snelheden geconfronteerd zullen worden en dat er verschillende pakketten aangeboden zullen worden. Voor ons is de zorg dat enerzijds de Vlamingen die zich verplicht aansluiten en dan de verplichte bijdrage betalen, optimaal beschermd blijven, en anderzijds dat we geen claims krijgen van mensen die daar niet op ingaan, maar op hetzelfde grondgebied naar de rechtbank stappen en dan op grond van het gelijkheidsbeginsel dezelfde voordelen gaan vragen. Die bezorgdheden wil ik meegeven vanuit mijn fractie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.