Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, deze vraag heeft een nogal eigenaardig parcours doorlopen. In januari van dit jaar ondervroeg ik uw collega, minister Muyters, over de genderongelijkheid in de academische wereld. De doorstroom van vrouwelijke academici is een heel complexe aangelegenheid, maar het staat buiten kijf dat de combinatie arbeid-privé zwaarder valt voor vrouwen, zeker in de aanvangsfase van de carrière, wanneer veel vrouwen tevens moeder zijn van kleine kinderen. Dat heeft een nefaste impact op hun carrièrekansen.
Onder het zelfstandig academisch personeel (ZAP) van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) werd een personeelsbevraging gedaan, waarvan de resultaten staven wat het probleem is. De totale werklast voor proffen ligt op 67 uur per week, maar doordat vrouwen nog steeds een veel groter aandeel in het huishouden en de verzorging van de kinderen op zich nemen, lukt het hen niet om evenveel tijd te spenderen aan hun betaalde werk. Dat is slechts 49 uur per week tegenover 55 uur bij de mannelijke collega’s. Professor arbeids- en tijdssociologie Ignace Glorieux vat het mooi samen: “De loopbaan van vrouwen aan de universiteit verloopt niet zo vlot als die van mannen… Daarom vergelijk ik het met een wielerkoers: een wielrenner die minder tijd heeft om te trainen, heeft het ook moeilijker om te winnen.”
Een mentaliteitswijziging dringt zich dus op, willen we vrouwen dezelfde kansen bieden op de werkvloer, zowel in de academische wereld als daarbuiten. U geeft immers zelf aan in uw beleidsnota Gelijke Kansen: “De loopbaankansen en sociaal-economische positie van vrouwen worden vaak negatief beïnvloed door de maatschappelijke verwachting dat vrouwen diverse zorgtaken opnemen.” Ongetwijfeld hebt u dan ook een visie op hoe een evenredige verdeling van huishoudelijke en andere gezinstaken bewerkstelligd kan worden en hoe we vooruitgang kunnen maken in het doorbreken van stereotiepe genderrollen. U stelt: “Maar in de eerste plaats zet ik in op een meer evenwichtige verdeling van (zorg)taken over de partners binnen een gezin. Hiervoor werk ik sensibiliserende acties uit in overleg met het middenveld. Ik zie hier een gedeelde verantwoordelijkheid van mezelf als minister van Gelijke Kansen, maar ook van de ministers bevoegd voor Welzijn en Werk.” Het is natuurlijk een goede zaak dat er domeinoverschrijdend wordt gewerkt.
Minister, kunt u uw visie rond het doorbreken van stereotiepe rollenpatronen verder expliciteren? Welke plaats krijgt dit binnen uw beleid? Welke concrete acties of initiatieven om een mentaliteitswijziging rond genderrollen te bewerkstelligen, hebben het afgelopen jaar plaatsgevonden en welke staan nog op stapel? Hoe plant u de sensibiliserende acties te meten? Ik kan onderschrijven dat deze problematiek een gedeelde verantwoordelijkheid is die op verschillende beleidsdomeinen moet worden aangepakt. Daarom had ik graag geweten wat de uitkomst is van het overleg tussen uzelf en de administraties van de ministers Muyters, Vandeurzen, maar ook Crevits en Gatz. Kunnen er volgens u beleidsmaatregelen worden getroffen om specifiek het genderonevenwicht in de academische wereld aan te pakken?
Minister, Homans heeft het woord.
Mevrouw Segers, uw vraag is bijzonder interessant en is volledig behandeld tijdens de bespreking van de beleidsbrief Gelijke Kansen, maar dat neemt niet weg dat we het af en toe moeten herhalen, want het is een belangrijk thema. Ik ga graag redelijk uitvoerig in op al uw vragen, zeker op uw eerste vraag.
Ik zeg altijd in deze commissie en het is ook mijn pertinente overtuiging, waar ik ook bij blijf, dat een mentaliteitswijziging niet kan gebeuren van vandaag op morgen. Dat vraagt tijd. Ik geef altijd hetzelfde voorbeeld. De vaste commissieleden kennen dat al vanbuiten en kunnen al voorspellen wat ik nu ga zeggen. Een vrouw die er bewust voor kiest om carrière te maken, is niet per definitie een slechte mama, en een man die ervoor kiest om in overleg met zijn partner thuis te blijven om voor de kinderen te zorgen, is geen sloef. Dat is een goed voorbeeld om aan te tonen dat een mentaliteitswijziging veel tijd vraagt. Een mentaliteitswijziging vraag zeker veel tijd als het gaat over genderrollen, iets waar we vaak onbewust, al vanaf onze geboorte, door worden beïnvloed. Ik ga straks nog een aantal voorbeelden geven van speelgoed en dergelijke meer. Mijn voornaamste instrument in deze strijd is sensibilisering. Het zal u dan hopelijk niet verbazen dat ik inzet op sensibiliseren en niet zozeer op dwingende wetgevende initiatieven omdat ik ervan overtuigd ben dat je een mentaliteitswijziging niet bereikt door een of andere wet op te leggen. We moeten dat echt doen door rollenpatronen te doorbereken met sensibiliseringscampagnes en dergelijke meer.
De inspanningen rond genderrollen in mijn gelijkekansenbeleid vallen onder de noemer van de zogenaamde genderklik. Volgende initiatieven vind je daar terug. De webstek www.genderklik.be, die grondig is vernieuwd tot een interactief platform waar iedereen, de professional, de niet-professional, de jongere, de student en de ouder met vragen over gender in het algemeen terecht kunnen. Om te vermijden dat we telkens eenzelfde publiek aanspreken, hebben we ook de opdracht gegeven om een degelijke communicatiestrategie op poten te zetten zodat we een zo breed mogelijk publiek kunnen bereiken.
Zoals eerder gezegd, begint de beïnvloeding al vanaf de geboorte, of toch vanaf zeer jonge leeftijd. Daarom proberen we vanaf een jonge leeftijd impact te genereren.
Wat mij betreft, vormt het onderwijs een ideale omgeving om kinderen en jongeren te bereiken. Dit is een voorbeeld van een zeer belangrijk instrument in dit verband. Onder meer vanuit het gelijkekansenbeleid worden al heel wat jaren middenveldorganisaties gefinancierd om hier volop op in te zetten. Dit gebeurt door middel van brochures, maar ook door middel van zeer effectieve vormingen. Brochures zijn nuttig, maar volgens mij kunnen vormingen en begeleidingen op maat ook zeer nuttig zijn voor leerkrachten en directies van kleuter- tot middelbaar onderwijs en van aso tot kso.
Ik zal een concreet voorbeeld geven. Dit is niet limitatief, wat betekent dat er nog verschillende andere voorbeelden zijn. In 2016 hebben we een project van Wel Jong Niet Hetero gefinancierd. Het project draaide rond de dialoog met leerlingen over gender en seksuele diversiteit. We zien jaar na jaar dat de scholen hier meer voor openstaan. Ik merk dit ook aan de gesprekken met het middenveld die we voeren. Telkens opnieuw wordt aangegeven dat de vormingsagenda’s goedgevuld zijn. Dit is een goede zaak.
Een ander sterk initiatief – maar ik wil zeker geen afbreuk doen aan al die andere initiatieven – is het platform ‘Vrij spel – Kinderen kiezen wel’, dat stereotypes binnen de speelgoedsector aanpakt, wat ook zeer belangrijk is. Ik heb daarnet al vermeld dat ik nog iets over speelgoed zou zeggen. Ik vind dat zelf zeer belangrijk. Ik heb twee zonen. Ik heb er nooit een probleem van gemaakt dat mijn jongste zoon voor sinterklaas een winkelcaddie of winkeltje in plaats van een racebaan koos. Hij geloofde toen nog in Sinterklaas. Ik ga ervan uit dat er om 10 uur ’s ochtends geen kinderen meekijken. (Gelach)
Ik denk dat er wel degelijk een verantwoordelijkheid ligt bij de ouders om de genderrollenpatronen te doorbreken. Wat de speelgoedsector betreft, werkt Furia samen met onder meer Femma, ella, de Nederlandstalige Vrouwenraad, het Kenniscentrum voor Gender en Feminisme (RoSa), çavaria en de Gezinsbond. Op die manier hebben de inspanningen van het forum ertoe geleid dat de categorieën ‘meisjesspeelgoed’ en ‘jongensspeelgoed’ in de wedstrijd eind 2015 zijn afgeschaft. Dit is een zeer goede zaak. Er bestaat ook een label voor goede praktijken dat winkels in de kijker zet die hun speelgoed niet op een stereotiepe wijze aanbieden.
Wat gender op de werkvloer betreft, verwijs ik om te beginnen naar ella, dat vormingen aanbiedt en campagnes organiseert over gender en etniciteit. Concreet is recent met mijn steun een webcursus gelanceerd om het ondernemerschap van vrouwen van buitenlandse origine te stimuleren. Eerder heeft ella ook de arbeidsmarktervaringen geanalyseerd van vrouwen van buitenlandse herkomst. Dit heeft geleid tot vormingsdagen voor werkgeversorganisaties, vakbonden en toeleiders naar werk.
Mevrouw Segers, een ander belangrijk domein is media. Indien ik me niet vergis, zetelt u ook in de commissie Media. Ik heb dit dan ook speciaal aan mijn antwoord toegevoegd. Op dit vlak zet ik met de Expertendatabank voor journalisten momenteel in op ‘De Clichékillers’, een wedstrijd voor studenten journalistiek. De Expertendatabank voor journalisten stimuleert journalisten om bepaalde aandachtsgroepen vanwege hun deskundigheid en niet in een stereotiepe context in de media aan bod te laten komen. Ik zie hier iemand van de media zitten. Misschien kan het voor de heer De Rijk ook interessant zijn hiermee rekening te houden. Ik moet het ijzer smeden als het heet is. De opmerkingen over Sinterklaas mag hij echter niet opnemen. (Gelach)
Concreet gaat het bijvoorbeeld om vrouwelijke milieutechnologen. Zij bestaan wel degelijk, maar het zijn steeds de mannen die in beeld komen. Het gaat ook om mannelijke seksuologen. Zij bestaan, maar veeleer komen de vrouwen aan bod.
Met de wedstrijd ‘De Clichékillers’ zijn studenten journalistiek op zoek gegaan naar het verhaal achter de bestaande clichés. Ze moesten hierover een sterke reportage uitwerken die getuigt van genuanceerde beeldvorming en die aan een of meer van de vijf wedstrijdthema’s gelinkt is. Die vijf thema’s zijn armoede, gender, handicap, herkomst en seksuele identiteit.
De winnaars van de wedstrijd zullen eind deze maand worden bekendgemaakt. Dit initiatief kan een goed praktijkvoorbeeld voor andere domeinen zijn. Eind april 2017 worden de winnaars bekendgemaakt. We zullen hier enige media-aandacht voor zoeken. Ik hoop dat de media hiervoor openstaat, zodat dit ook kan worden uitgebreid naar andere domeinen die op dit vlak misschien nog niet zo heel ver staan.
Wat specifiek het thema arbeid betreft, zal de Nederlandstalige Vrouwenraad nog dit jaar een evenement in het Vlaams Parlement organiseren om de binnen- en buitenlandse goede praktijken in de bedrijfswereld te presenteren. Heel wat bedrijven zijn hier al mee bezig. Ik vind het zeer belangrijk die positieve bewegingen te tonen.
Mevrouw Segers, ik hoop dat u samen mij kunt opmerken dat al heel wat op stapel is gezet en zelfs al is afgerond. We zullen de goede praktijken naar andere domeinen laten vloeien. Dat is althans onze hoop. Ik denk wel dat dit zal gebeuren.
Natuurlijk volgen we de globale evolutie van de houding ten opzichte van de rollen van mannen en vrouwen in het gezin en in de samenleving op. Dit gebeurt aan de hand van de survey ‘Sociaal-culturele verschuivingen in Vlaanderen’, die de Studiedienst van de Vlaamse Regering tweejaarlijks uitvoert.
Uw derde vraag kan ik onderschrijven. Dit is een gedeelde problematiek. Ik heb al iets over media gezegd, maar u hebt concrete vragen gesteld over minister Muyters, minister Vandeurzen, minister Crevits en minister Gatz. Media heb ik daarnet al enigszins behandeld.
Natuurlijk is er overleg tussen mijn administratie en mijn kabinet en de administraties en kabinetten van mijn collega’s in de Vlaamse Regering. Dat spreekt voor zich. De bevoegdheid voor het gelijkekansenbeleid is immers een coördinerende en vooral een horizontale bevoegdheid. Elk lid van de Vlaamse Regering moet zijn of haar verantwoordelijkheid opnemen, en dat gebeurt ook.
Mevrouw Segers, u weet dat de Vlaamse Regering op 15 juli 2016 het Vlaams Horizontaal Gelijkekansenbeleidsplan heeft goedgekeurd. Daarin zijn doelstellingen en initiatieven met een expliciete focus opgenomen. We willen een genuanceerde en niet-stereotiepe beeldvorming bevorderen en we streven naar een evenwichtige participatie van mannen en vrouwen in verschillende domeinen van de samenleving.
Ik geef een aantal voorbeelden. Er is een actieplan betreffende de competentieontwikkeling inzake een genderbewust en holebi- en transgendervriendelijk onderwijs. We promoten een genderneutrale beeldvorming met betrekking tot zorgberoepen. Dat gaat onder meer over de kwestie vroedvrouwen en vroedmannen.
En het gaat ook over een beleid met betrekking tot wetenschapscommunicatie gericht op meisjes en dus niet alleen op jongens.
Het lopende horizontale gelijkekansenbeleidsplan wordt begin 2018, zoals gepland in het regeerakkoord, in de beleidsnota Gelijke Kansen en in de beleidsbrieven, geëvalueerd en ook geactualiseerd. Ik kan meegeven dat ik in het kader van de voorbereiding van nieuwe actieplannen aan mijn collega-ministers heb gevraagd wat hun reacties zijn op de suggesties die ik eerder verzamelde bij het gelijkekansenmiddenveld en enkele strategische adviesraden.
Mijn medewerkers uit het kabinet maar ook de mensen uit de administratie zijn momenteel bezig de vergaarde input te bespreken met zowel de leden van de ambtelijke commissie Gelijke Kansen als met de diverse kabinetten.
U vraagt of er volgens mij beleidsmaatregelen kunnen worden getroffen om specifiek het genderonevenwicht binnen de academische wereld aan te pakken. Ik sluit me uiteraard aan – en dat zal u niet verbazen – bij het antwoord dat mijn collega Philippe Muyters bevoegd voor werk heeft gegeven op 19 januari 2017 op een vraag van u in de commissie gesteld over gendergelijkheid in de academische wereld. Ik erken de probleemanalyse van collega Muyters en ook een aantal belangrijke maatregelen die genomen zijn.
Zo nam het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) maatregelen om de instroom van vrouwelijke gedoctoreerden op te krikken. Onder andere door die maatregelen zagen we de instroom van vrouwelijke onderzoekers voor het postdoctoraal mandaat substantieel toenemen van slechts 34 procent in 2004 tot 43 procent vandaag. Dat is een stijging van 9 procent. De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) monitort genderverhoudingen in haar gelijkekansenrapport. Het is dus een belangrijke instantie om dit mee gestalte te kunnen geven. Een nieuwe editie komt eraan in 2018. Binnen het programma voor de omkadering van jonge onderzoekers en het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) is er aandacht voor het genderevenwicht en diversiteit bij de toekenning van middelen. Ik kijk ook uit naar de evaluaties van de BOF-regelgeving en de regelgeving met betrekking tot omkadering voor jonge onderzoekers die gepland staan in 2018.
Ik denk dat ik op al uw vragen ben ingegaan. Ik hoop dat ik u op deze zonnige donderdagmorgen heb kunnen overtuigen dat we wel degelijk goede initiatieven nemen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor u uitgebreide antwoord, dat ook aantoont dat u de problematiek zeer onderkent en genegen bent.
Het is de keuze van deze regering om vooral in te zetten op sensibiliserende maatregelen. Ik begrijp ook dat u tegen quota bent. Ik denk dat het zeer jammer is. Ik denk dat quota nog altijd een noodzakelijk kwaad zijn. Ik zou het liever ook niet meer zien, maar zeker in de politiek hebben ze er wel voor gezorgd dat we hier met minstens de helft vrouwen zitten. We hebben ze in de politiek wel echt nodig gehad.
U verwees ook naar het belang van speelgoed. Dat is inderdaad een belangrijk thema. Er wordt ook veel onderzoek naar gedaan omdat speelgoed in een vroege levensfase genderrollenbevestigend werkt. U verwijst ook naar een prijs voor genderneutrale installatie van speelgoed. Het belet natuurlijk niet dat de DreamLands van deze wereld wel echt volharden in het zeer genderstereotiep etaleren van speelgoed in de winkels: de roze gang en de blauwe gang.
U verwees naar de Expertendatabank voor journalisten. We weten dat die niet werkt. Het heeft ook te maken met de manier waarop journalisten moeten werken. Zij moeten heel snel werken en dan bellen ze gewoon naar diegene die in hun hoofd zit of van wie ze het gsm-nummer hebben. Dat maakt dat een Rik Torfs inderdaad gemakkelijker zal worden gebeld dan mijn rector Caroline Pauwels, alhoewel zij daar goed mee bezig is. Die Expertendatabank biedt dus voorlopig geen oplossing, terwijl er in de academische wereld heel straffe vrouwelijke professoren zijn, ook in de harde wetenschappen, die te weinig in de media komen.
U verwees naar wetenschapscommunicatie. Wetenschapscommunicatie is heel belangrijk, zeker in deze tijden waar we STEM zo belangrijk vinden. Zeker in de STEM-richting is er nog altijd een ondervertegenwoordiging van vrouwen en verliezen we ook vrouwelijk potentieel onder de studenten. Minister, ik zou graag hebben dat u eens gaat praten met uw collega Muyters, want hij heeft alle middelen voor wetenschapscommunicatie weggetrokken bij de universiteiten. Dat maakt dat bijvoorbeeld een initiatief als ‘Wiskunnend Wiske Wedstrijd’, een initiatief van professor Daubechies – ze kreeg een erepenning in het Vlaams Parlement – dreigt te verdwijnen.
U verwees ook naar het FWO. De vrouwelijke doctorandi zijn vandaag al in de meerderheid, net zoals de studenten. Vandaag zijn er meer meisjesstudenten dan jongensstudenten. Meisjes doctoreren dus evenveel als jongens, maar ik heb er al op gewezen dat vrouwelijke studenten iets minder kans op een beurs maken dan mannelijke studenten. De uitval begint bij het postdoctoraal mandaat. Het is natuurlijk ook het moment waarop vrouwen starten met de uitbouw van een gezin. Een vrouw kan natuurlijk niet anders dan fysiek het kind dragen.
Maar vanaf dan begint het eigenlijk. Je ziet bij de docenten dat we aan 30 procent zitten en bij de vrouwelijke hoogleraren nog maar aan 10 procent. Daar is dus nog een probleem. Dat heeft ook te maken met de samenstelling van commissies. Degenen die beslissen over bevorderingen, zijn mannen, omdat dat gewoon hoogleraren zijn.
Minister, u hebt een aantal maatregelen opgesomd. Ik ben blij te horen dat u er wilt op inzetten, alleen zien we te weinig resultaat. U bent begonnen met te zeggen dat het een werk van lange adem is, maar ik wil oproepen om samen met de andere ministers gewoon nog veel meer te doen, er veel meer hard op in te zetten en waar het moet, te werken met quota en streefcijfers. Nog iets: de streefcijfers van de VRT over vrouwen op het scherm zitten op 33 procent. Ze halen dat nu al, maar we zijn wel met 50 procent vrouwen in deze wereld. Het is heel belangrijk voor de beeldvorming dat we ten aanzien van de experten nog veel harder inzetten. Ik wil u alleen oproepen: doe nog veel meer uw best.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is door de minister aangehaald dat we dit thema bij de beleidsnota, de beleidsbrieven en ook aan de hand van een aantal vragen in deze commissie al hebben behandeld, en terecht. De collega heeft gewezen op een aantal scheve situaties en wanverhoudingen die voortduren. Dat is iets dat ons allen aanbelangt en waarvan we met zijn allen overtuigd zijn dat dit voor de samenleving in haar geheel niet goed is en dat we naar een evenwichtiger verdeling tussen man en vrouw moeten gaan.
Maar ik onderstreep graag wat de minister ook heeft gezegd, namelijk dat we niet geloven in een politiek waarbij dat bijna manu militari van overheidswege wordt opgelegd met een decreet en men dat met handhaving zou proberen af te dwingen. Dat lijkt ons weinig zinvol omdat het in geen enkel opzicht tegemoet zou komen aan een aspiratie, aan een verlangen, aan een bewustwording die dan bij het brede veld zou bestaan. Ik denk dat daar de opdracht ligt, maar meteen ook het moeilijke van deze klus, namelijk dat je dat niet met één of met een aantal maatregelen kunt bewerkstelligen. Het is een werk dat een heel gediversifieerde aanpak vergt, waarbij je als overheid het goede voorbeeld moet geven en duidelijk moet maken wat het belang daarvan is. Dan moet je verder sensibiliseren naar de bredere samenleving. De initiatieven die de minister opsomt, maken duidelijk dat we dat doen.
Ik wil een tweede waarschuwing uitspreken. Ik heb het soms een beetje moeilijk met het focussen op dit ene aspect van diversiteit, namelijk man-vrouw, terwijl de diverse samenleving veel diverser is dan man-vrouw. Ik wil niet de verwezenlijkingen van een academische sector, van een cultuursector en noem maar op, louter en alleen afwegen op een gezond evenwicht in de diversiteit tussen man en vrouw. De samenleving van vandaag is veel complexer en dat moet ook blijken in de werking, de beheersorganen, de bestuursorganen en de initiatieven die worden genomen enzovoort. Het is een terecht aandachtspunt. Verschillende collega's delen dat. We komen er in deze commissie vaak op terug en dat zal ook de volgende jaren zo zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat initiatieven die de Vlaamse Regering onder aansturing van de minister op dit ogenblik neemt, meer dan een stap in de goede richting zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik wil even ingaan op de VRT. Wij hebben eind 2016 samen met de Vrouwenraad een gesprek gehad met de VRT om erop te wijzen dat er al meer vrouwen op het scherm komen, maar dat het nog altijd niet voldoende was. Dat heeft ondertussen resultaat gehad. We zijn nu april 2017. Als u bijvoorbeeld de uitzendingen van De Afspraak zou bekijken van dit jaar en die vergelijken met die van het laatste kwartaal van 2016, zie je een opmerkelijk verschil in het aantal vrouwen dat wordt uitgenodigd.
Ik kan u een ander voorbeeld geven. We kennen allemaal Jan Balliauw, die constant werd opgevoerd in VRT-duidingsprogramma's als het ging over Rusland en Slavische zaken. Nu is het altijd Lien Verpoest, verbonden aan de KU Leuven, die als vrouwelijke experte wordt opgevoerd bij de VRT in het nieuws en in duidingsprogramma's, en terecht.
Ik vraag u om toch eens de vergelijking te maken van de uitzendingen De Afspraak. U kunt bijvoorbeeld ook eens voor De Zevende Dag bekijken wat het verschil is van het aantal vrouwen dat werd uitgenodigd en in beeld verscheen tijdens de afgelopen maanden met vorig jaar. Dat verschil is echt wel opvallend.
Ik ben me ervan bewust dat de journalistendatabank nog niet optimaal functioneert, maar ik vind het nog altijd een zeer goed initiatief. Op dit moment wordt die ook geëvalueerd, zoals werd aangekondigd in de beleidsbrief. Er zijn inderdaad een aantal tekortkomingen, maar ik vind het een zeer goed instrument. Dat moeten we bijsturen om meer resultaten te kunnen boeken.
Ik wil afsluiten met de quota. Ik ben inderdaad tegen quota. U hebt het zelf al aangegeven. Uw bijkomende opmerking is net de reden waarom ik tegen quota ben maar voor streefcijfers. Ik heb altijd gezegd, en ik blijf er ook bij: de beste man of de beste vrouw op de juiste plaats. Dat is gewoon goed. Positieve discriminatie is niet goed. Ik denk dat het vooral niet goed is voor vrouwen, want als ze ergens onder het stelsel van quota zouden worden benoemd, kunnen ze zich de rest van hun leven afvragen of ze daar zitten vanwege hun capaciteiten of vanwege het feit dat ze vrouw zijn. Ik noem ze altijd de excuustruzen. U hebt zelf gezegd dat quota ervoor gezorgd hebben dat vrouwen bijvoorbeeld ook ministers kunnen worden. Dat vind ik absoluut geen compliment. Ik ga ervan uit dat ik in het parlement ben geraakt vanwege het feit dat ik inhoudelijk wel iets te vertellen heb en niet vanwege het loutere feit dat ik een vrouw ben. Ik ga er ook van uit dat ik minister ben geworden vanwege mijn inhoudelijke expertise en niet vanwege mijn geslacht. Daarom wilde ik nog even aantonen dat ik inderdaad een tegenstander van quota zal blijven voor de rest van mijn leven. Maar ik kan uiteraard wel leven met streefcijfers. U ziet in ons gelijkekansenbeleid en binnen de Vlaamse overheid dat we wel degelijk ambitieuze streefcijfers hebben voor verschillende doelgroepen, dat we die ook trachten te behalen en daar echt wel moeite voor doen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik weet dat ik u nooit zal kunnen overtuigen van het feit dat quota helaas een noodzakelijk kwaad zijn. Ook ik ga ervan uit dat ik én professor én parlementslid ben, niet als excuustruus maar wegens mijn competenties. Maar toch zien we in de maatschappij en in de academische wereld dat je op een gegeven moment zaken niet geforceerd krijgt met alleen streefcijfers. Je moet op een gegeven moment echt de zaken durven forceren. Wij hebben in de Senaat, die nog bestaat en nog een zinvolle functie heeft, een informatierapport gemaakt over twintig jaar Pekingconferentie rond vrouwenrechten. Wij hebben op alle terreinen – onderwijs, media, gezondheidszorg en werk – nog altijd zeer veel problematische situaties vastgesteld en een aantal oplossingen aangereikt. De N-VA-fractie heeft zich op dat uitstekende rapport helaas onthouden vanwege het woord ‘quota’. Ik zal u dus niet kunnen overtuigen dat quota nodig zijn op bepaalde terreinen, maar ik wil u nog eens oproepen om nog veel harder en veel intensiever in te zetten op sensibiliserende maatregelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.