Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, sporten maakt ons fitter, levert meer gezonde levensjaren op en garandeert extra levenskwaliteit, zo leert de website van Vlaanderen ons. Eigenlijk weten we dat ook wel. Dat sporten gezond is, staat natuurlijk buiten kijf, maar de voorbije weken waren er jammer genoeg ook enkele krantenkoppen die ons eraan herinnerden hoe belangrijk het is om voldoende aandacht te hebben voor veilig en verantwoord sporten.
Zo stierf op zaterdag 27 februari in Maasmechelen een vader van drie kinderen na 40 minuten voetballen in een veteranenmatch. Hoewel de hulpdiensten onmiddellijk ter plaatse waren, kwam toch alle hulp te laat. Een week later stuikte een 27-jarige voetballer van de West-Vlaamse voetbalploeg VV Aartrijke vlak voor de rust neer. Hij kreeg een hartstilstand, maar overleefde dankzij de alerte scheidsrechter die meteen de reanimatie inzette. Volgens de spoedarts die ter plaatse kwam, zou zelfs een interventie met de helikopter te laat gekomen zijn.
Inhoudelijk zijn dat twee zeer vergelijkbare gevallen, maar helaas voor beide voetballers niet met eenzelfde gunstige afloop. Het grote verschil? Een scheidsrechter die gelukkig een EHBO-cursus van een achttal uurtjes bij de Voetbalbond had gevolgd en dus snel en gepast kon ingrijpen. Cardiologen stellen dat de snelheid van reageren bij dergelijke gebeurtenissen van cruciaal belang is. Als je moet wachten op de hulpdiensten, is het vaak al te laat. Zij pleiten daarom voor een ruime verspreiding van defibrillatoren en verwijzen daarbij naar de rol van de overheid.
Minister, welke rol ziet u als minister van Sport voor de Vlaamse overheid weggelegd inzake preventie rond hartfalen in de sport? Bent u van plan om naar aanleiding van de actualiteit en het feit dat deze problematiek regelmatig opnieuw opduikt bijkomende acties te ondernemen?
Naar ik heb begrepen, zijn defibrillatoren in de centra van Sport Vlaanderen verplicht aanwezig. Aangezien deze centra meestal verschillende deelaccommodaties omvatten, al dan niet geografisch verspreid, bestaan er criteria waarmee bij de plaatsing ervan rekening wordt gehouden? Bezit het personeel van deze centra en de al dan niet occasionele lesgevers voldoende kennis om deze defibrillatoren te gebruiken?
Bent u op de hoogte van de situatie inzake de aanwezigheid van defibrillatoren in andere sportaccommodaties, bijvoorbeeld in die van gemeentebesturen? Kan Sport Vlaanderen, al dan niet in samenwerking met derden, geen website of mobiele applicatie ontwikkelen met daarop een overzicht van alle defibrillatoren in Vlaanderen teneinde in noodsituaties kostbare tijd te winnen?
In het artikel met een positieve afloop is er sprake van een scheidsrechter die via de Voetbalbond een EHBO-cursus heeft gevolgd. Is dit een verplicht onderdeel van de opleiding tot voetbalscheidsrechter? Geldt dit voor alle scheidsrechtersopleidingen die door erkende sportfederaties worden aangeboden?
In hoeverre en op welke manier wordt de problematiek rond hartfalen en de werking van defibrillatoren in EHBO-cursussen en andere cursussen van de Vlaamse Trainersschool geïmplementeerd? Bestaat dit onderdeel enkel uit een theoretisch luik, of is er ook in een praktijkgedeelte voorzien?
Indien deze EHBO-cursussen wel degelijk in de scheidsrechters- en trainersopleidingen zijn opgenomen, volstaat het dan om die eenmalig te volgen of is er in een zekere herhaling om de zoveel tijd voorzien, zodat diegenen die de cursus gevolgd hebben deze ook in de praktijk kunnen en durven blijven omzetten?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, u hebt de vraag verstandig gesteld. We hebben hier al honderden vragen gehad over hetzelfde onderwerp. In een vorige vraag heb ik ooit aan een lid gewoon de nummertjes opgesomd van alle antwoorden van schriftelijke vragen, vragen om uitleg en actuele vragen. Ik heb toen gezegd dat als er daarna nog vragen waren, die persoon nog eens mocht terugkomen. U bent gekomen met vragen waar ik op moet en zal reageren, want dit is een belangrijke kwestie.
Ik wil beginnen met een algemene opmerking. We krijgen de laatste weken wel wat berichten die ons doen afvragen of het wel allemaal zo gezond is en of we wel goed bezig zijn. Ik wil eerst duidelijk stellen dat wie sport, gezonder is dan wie niet sport. Dat is een belangrijk uitgangspunt. Als we drempels invoeren in de sport, dan moeten we dat verstandig doen. Als het resultaat daarvan is dat meer mensen niet gaan sporten, dan zijn we verkeerd bezig.
Veilig sporten is een pijler van mijn sportbeleid. Er is daar een decreet over. Uw vraag geeft mij nog eens de kans om de verschillende preventieve initiatieven weer te geven. Ik zal ze niet allemaal vernoemen, maar me beperken tot vijf. Er is het decreet inzake gezond en ethisch sporten van 2013, dat het kader biedt voor een verantwoord en stimulerend beleid inzake gezond sporten. Er is het erkennen en subsidiëren van de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde (VVS) om de Vlaamse sportsector te ondersteunen. We subsidiëren die om ervoor te zorgen dat elke federatie de kans krijgt om op hen een beroep te doen en vragen te stellen, bijvoorbeeld inzake koppen in het voetbal, en om samen een plan uit te werken. Er is verder de ontwikkeling van de Vlaamse Aanbeveling Sportmedisch Onderzoek (VASO) en de daarbij horende website inzake sportkeuring, die sporters adviseert over de wenselijkheid van een preventieve sportmedische keuring. Het is van voor uw tijd in deze commissie, maar ik heb altijd het volgende voorbeeld gegeven: toen ik weer aan veldvoetbal ging doen, moest de dokter mij een keuring geven. Ik moest tien keer pompen, hij mat mijn hartslag ervoor en erna en nam mijn bloeddruk. Toen mocht ik weer gaan 'sjotten'. We hebben op dat vlak een enorme evolutie doorgemaakt in functie van de intensiteit, de leeftijd en de aard van de sport. Er is een sportmedische keuring in verschillende gradaties: startend vanop de website naar artsen die specifiek die stappen kunnen zetten om te kijken wat er kan en niet kan en om aan preventie te doen, inclusief op het vlak van hartprestaties. Een ander initiatief is de subsidiëring van het project ‘Reanimeren en defibrilleren voor sportclubs’. In 2014 en 2015 hebben we met het Rode Kruis Vlaanderen dit project opgezet. Via dit project werd in 225 sportclubs een 3 uur durende opleiding reanimeren en defibrilleren gegeven aan minstens 10 clubmedewerkers per opleiding. Dat betekent eigenlijk dat we meer dan 2000 man hebben opgeleid in defibrilleren en reanimeren. Binnen het project 'Hartveilig' van het Rode Kruis Vlaanderen is er ook specifieke aandacht voor sportclubs, onder de titel ‘Deze sportclub is Hartveilig’. Een laatste initiatief is de ontwikkeling van de website Gezond sporten, waar iedereen nuttige informatie over gezond sporten kan vinden. Soms zijn mensen wel ‘willing’ en bereid om te zoeken, maar weten ze niet waar te kijken. Wel, dat kan op onze website.
Uiteraard is elk incident er een te veel. Toch is dit een heel delicate materie waarbij de oplossing niet zo eenvoudig is. Onder artsen en wetenschappers is er wereldwijd veel discussie over de manier waarop sportgerelateerd hartfalen kan worden beperkt. We hebben die ook hier in het verleden vaak gevoerd. Het rapport ‘Moeten jonge sporters een hartscreening ondergaan?' van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) uit 2015 beveelt bijvoorbeeld geen cardiovasculaire sportscreening aan voor jonge niet-professionele sporters tussen 14 en 34 jaar. Er zijn immers onvoldoende elementen om aan te nemen dat de balans tussen de voordelen en de nadelen van een dergelijke screening gunstig is.
Daarnaast heeft de Vereniging voor Sport- en Keuringsartsen (SKA) onlangs haar ‘Sportcardiaal actieplan’ gepresenteerd. Dit plan bestaat uit een preventief, curatief en wetenschappelijk luik. Enkele elementen uit dit plan zijn een betere registratie van sportgerelateerde hartstilstanden, sporters leren om hartmassage te geven, meer AED-toestellen in sportaccommodaties enzovoort. Ik wil samen met SKA en minister Vandeurzen bekijken hoe dit actieplan verder vorm kan krijgen en wat de rol van de Vlaamse overheid hierin kan zijn.
Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat sport in de eerste plaats leuk en gezond moet zijn. We mogen niet met paniek en overhaaste maatregelen meer kwaad dan goed doen.
Het plaatsen van AED’s in centra van Sport Vlaanderen is niet verplicht, maar er is in elk centrum minstens een AED aanwezig. Op verschillende plaatsen is er meer dan een. Sport Vlaanderen Nieuwpoort heeft bijvoorbeeld drie sites en dus drie AED’s. Hofstade is een zeer grote locatie. Ook daar zijn er drie en een vierde is in aanvraag. Gent heeft twee sites en dus twee AED’s.
Alle geplaatste AED’s zijn toestellen van categorie 1. Dit wil zeggen dat ze heel eenvoudig te bedienen zijn. De adviesstem van het toestel zegt wat er moet gebeuren. Dat kan vrijwel iedereen. Desondanks werd bij de levering van de AED’s in elk centrum een opleiding gegeven. Voor het personeel van Sport Vlaanderen zijn nog bijkomende opleidingen reanimatie gepland. Deze opleidingen zijn op het intranet van Sport Vlaanderen gepubliceerd zodat elk personeelslid de kans krijgt die te volgen. Daarnaast voorziet Sport Vlaanderen jaarlijks in bijscholingen waar dit aan bod komt.
Het KB van 21 april 2007 bepaalt dat alle AED-toestellen in publieke plaatsen en in voertuigen geregistreerd moeten worden bij de FOD Volksgezondheid. De lijst van alle geregistreerde AED’s kan via de webstek van de FOD Volksgezondheid opgevraagd worden, maar de raadpleging is niet gebruiksvriendelijk. Ik zeg dit niet omdat het federaal is. Aangezien AED’s, naast in sportaccommodaties, ook veelvuldig voorkomen op andere publieke plaatsen zoals overheidsgebouwen, winkelcentra, banken en dergelijke en alle toestellen verplicht geregistreerd worden, lijkt het mij niet de verantwoordelijkheid van het beleidsdomein Sport om te investeren in een website of app om alle AED’s in kaart te brengen. Er zijn hiervoor trouwens al verschillende app's beschikbaar. De inhoud van deze app’s wordt echter niet gevalideerd waardoor het onduidelijk is hoe juist en volledig de informatie is. Ik zal daarom bij mijn collega’s op Vlaams en federaal niveau vragen om hiervoor de nodige initiatieven te nemen. Het is stom als de informatie er is maar niet goed ontsloten wordt.
In 2016 probeerde Voetbal Vlaanderen de EHBO-opleiding met reanimatie als vast onderdeel op te nemen in de scheidsrechtersopleiding. Na evaluatie bleek dit niet haalbaar omdat de drempel te hoog werd waardoor meerdere kandidaten afhaakten, wat ook niet goed is. Voor de bestaande scheidsrechters kon dit ook niet verplicht worden, aangezien hiervoor tweehonderd cursussen van twee avonden nodig zouden zijn. Dit is praktisch niet haalbaar. Daarom biedt Voetbal Vlaanderen deze cursus aan actieve scheidsrechters op vrijwillige basis aan. Dit is de goede weg om te volgen. Als we door dit in te voeren morgen niet genoeg scheidsrechters hebben, dan zetten we stappen achteruit in plaats van vooruit. Als we de scheidsrechters kunnen sensibiliseren om dit vrijwillig te doen, dan is dat de goede manier.
Het preventiebeleid van Voetbal Vlaanderen gaat nog verder dan enkel de scheidsrechters. Zo zetten ze ook in op het opleiden van zoveel mogelijk coaches, bestuurders en spelers in reanimatie en EHBO en promoten ze eveneens de aankoop van AED’s via het organiseren van groepsaankopen. Ook dat is een interessante piste.
De Vlaamse Trainersschool geeft geen aparte opleidingen inzake EHBO, reanimatie of het gebruik van AED’s. In het algemeen gedeelte van de initiatoropleidingen krijgt elke cursist wel les in veilig sporten en EHBO. Deze lessen bestaan uit theoretische kennis met een link naar de sportpraktijk, onder meer aan de hand van demonstraties en oefenmomenten. Reanimatietechnieken behoren tot de theoretische kennis en de praktische vaardigheid wordt geoefend met poppen in de voorziene lestijd. De docent kan kiezen om eventueel aanvullend materiaal zoals een AED-toestel te gebruiken. De inhoud van dit vak wordt regelmatig geactualiseerd. Bij een eerstvolgende herwerking zal nog meer aandacht gaan naar het gebruik van AED-toestellen, aangezien die ondertussen in veel sportaccommodaties beschikbaar zijn. Als deze toestellen echter zo gemakkelijk te gebruiken zijn, moet daar niet veel extra voor worden aangeleerd.
Het opfrissen van de kennis en vaardigheden op het vlak van reanimatie en EHBO is aangewezen. Het GES-decreet bepaalt dat sportfederaties moeten instaan voor het informeren van hun leden over de preventie van specifieke risico’s die zijn verbonden aan het beoefenen van de sport en over de initiatieven die genomen zijn om het gezond sporten te bevorderen. Veel sportfederaties spelen hierop in door in EHBO-bijscholingen te voorzien voor sportclubs. Op de zevende editie van de Dag van de Trainer op 17 december 2016 in Gent werd een workshop rond reanimatie en het gebruik van een AED-toestel aangeboden. In het kader van het project 'Hartveilig' biedt het Rode Kruis Vlaanderen ook tal van opleidingen en bijscholingen rond reanimatie aan.
Dit is iets wat me na aan het hart ligt. Uw vraagstelling ging ook in de juiste richting met vragen over wat er allemaal kan gebeuren. Ik heb u vandaag aangetoond dat er heel wat initiatieven zijn. Ik wil het niet verplichten omdat dit een te grote drempel zou zijn, maar de verschillende initiatieven en de hoeveelheid mensen die erop intekenen, zorgen ervoor dat we op de goede weg zitten.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Het waren ook heel wat vragen.
In een van de artikels over de onfortuinlijke voetballers pleitte cardioloog Vrolix van Ziekenhuis Oost-Limburg in Genk en voorzitter van de beroepsvereniging voor cardiologen ervoor om de automatische defibrilatoren te kunnen gebruiken bij alle openbare activiteiten. De snelheid van reageren is immers van levensbelang. De overheid zou moeten tussenkomen in de aankoop van dergelijke toestellen omdat ze tussen de 1000 en 2000 euro kosten. Ik denk dat dit budgettair niet haalbaar is, eerlijk gezegd. Mocht dat mogelijk zijn, geniet dat uiteraard mijn voorkeur en die van eenieder hier, vermoed ik. Het is zeker zo belangrijk dat we heel wat investeren in informatie en transparantie. Ik heb uit uw antwoord ook begrepen dat u dit zeker wilt doen met betrekking tot de beschikbare AED-toestellen. Ik daag u uit: als u dit gewoon aan mensen op straat zou vragen, zullen velen niet weten waar die toestellen hangen in een gemeente.
We moeten ook meer inzetten op preventie en opleiding. Uit uw antwoord leer ik dat u in 2014-2015 225 sportclubs hebt bereikt. Dat is fantastisch nieuws, maar de cursussen op vrijwillige basis moeten aangeboden kunnen blijven worden. Misschien moeten die meer worden gepromoot. Ik heb de laatste tijd wat gesprekken gehad met trainers en scheidsrechters en ze zeggen dat ze niet altijd precies weten hoe ze gepast zouden moeten reageren in zo'n situatie. Ik leid daaruit af dat werken met zo'n toestel onvoldoende aan bod komt in de EHBO-cursus. U hebt min of meer gezegd dat u zult proberen om dit zoveel mogelijk te doen op vrijwillige basis zodat de drempel ook niet te hoog is. Het is belangrijk om daar goede promotie over te voeren, want met een minimumuren aan opleiding kun je zomaar een mensenleven redden.
Laat ons streven naar meer zichtbaarheid van de AED-toestellen. Laat ons meer inzetten op gestructureerde promotie van de EHBO-cursussen binnen de trainers- en scheidsrechtersopleidingen, die dan ook nog op regelmatige basis worden herhaald.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, tijdens de vorige legislatuur was ik er niet bij, maar heeft een van uw partijgenoten, mijnheer De Coene, ervoor gepleit om niet bij elk jammerlijk voorval vragen te stellen omdat het duidelijk is welk beleid we voeren. De minister heeft dat beleid duidelijk verder doorgevoerd.
Ik heb het hier al vaak verteld, maar ik wil het nog eens herhalen. Uit de ervaringen die we hebben met zevenhonderd kinderen, kunnen we vaststellen dat ouders geen preventieve onderzoeken meer willen. We hebben dat enkele jaren gedaan. Waarom willen ze dat niet meer? Geen enkele dokter wil zeggen dat het voor 100 procent juist is. Als ouders het nog willen, dan helpen we ze wel verder voor verder onderzoek in Leuven, Genk of elders.
Ik heb verkregen dat de gemeente een samenaankoop wil doen voor AED-toestellen. We hebben er op de voetbalterreinen bij ons vier hangen. We verplichten elk jaar, in samenwerking met het Rode Kruis, al onze trainers en afgevaardigden om die lessen te volgen. Het is echter ook niet waar dat je daarmee alles kunt oplossen. Veertien dagen geleden is er bij ons iets gebeurd. Onmiddellijk greep men naar het AED-toestel, maar de batterijen waren plat. Ik heb onmiddellijk naar het Rode Kruis gebeld met de vraag hoe dit kon. Ze zegden dat we in het vervolg bij het plaatsen van die toestellen een bijkomende verzekering moesten nemen waarbij de batterijen elke drie maanden worden nagekeken. Ik heb geantwoord dat ze dat toen hadden moeten zeggen, want je denkt dat je preventief bezig bent, maar dan gebeurt er zoiets. Gelukkig was er op dat moment iemand van het Rode Kruis aanwezig en is het opgelost.
Ik vind dus ook dat clubs in dezen een verantwoordelijkheid hebben.
De heer Wouters heeft het woord.
Het is inderdaad een beetje een déjà-vuvraag, maar dat is niet erg, want dan zit het er bij iedereen goed in.
Ik wil benadrukken dat een lokale overheid hier zeker een verantwoordelijkheid in kan nemen. Op districtsniveau bijvoorbeeld in Deurne heeft de schepen van Sport, Elke Brydenbach, alle sportclubs gefaciliteerd om een cursus te volgen. Elk jaar schrijven daar nieuwe trainers op in. Dat is nog altijd het beste. Als iemand van aanpakken weet, dan win je tijd. Hulptoestellen zijn uiteraard nuttig, maar als ze onbruikbaar zijn of als je niet weet hoe ermee om te gaan, dan kun je er meer stommiteiten mee doen dan dat ze nuttig zijn. Dat kan ook niet de bedoeling zijn.
Ik pleit voor de opleiding van alle jeugd- en seniorbegeleiders, want in veteranenwedstrijden kan het zeker gebeuren als oude rakkers zoals ik denken dat ze eeuwig jong blijven.
Ik voel me als voorzitter geroepen om de heer Moyaers te verdedigen. Zijn vraag wijkt sterk af van de vragen die tijdens de voorbije legislaturen zijn gesteld. Toen waren ze telkens het gevolg van een incident, soms met dodelijke afloop, en werd er telkens gevraagd om hartscreenings te verplichten. Het is voor het eerst dat iemand vraagt naar de preventieve en curatieve aanpak. Ik heb deze vraag als voorzitter ontvankelijk verklaard omdat ik vond dat er heel wat nieuwe dimensies aan werden toegevoegd. Bovendien kunnen we het de heer Moyaers niet kwalijk nemen dat hij tijdens de vorige legislatuur niet in het parlement zat.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben mijn antwoord in die zin ook begonnen. Tijdens vorige antwoorden heb ik soms gewoon verwezen naar de nummers van vorige vragen en antwoorden.
Ik wil nog reageren op één ding. In 2014-2015 was er het project met het Rode Kruis. Dat was de aanleiding van wat nu het project 'Hartveilig' heet. Iets wat wij samen hebben opgestart met het Rode Kruis heeft het Rode Kruis nu verder opgenomen om naar de sportclubs iets te doen met betrekking tot preventie.
Verder zaten we allemaal op dezelfde lijn. Ik ben het eens met de heer Wynants dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen, dus ook voor de batterijen. Dat is wel een schrijnend verhaal. Die toestellen hangen er, maar ze werken niet als ze moeten werken. Dat is pas erg.
De heer Moyaers heeft het woord.
Het voorval met de batterijen die niet werkten, toont alleen maar aan dat het streven naar meer zichtbaarheid en communicatie erg belangrijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.