Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, het frequentieplan voor de radio’s ligt bij de Raad van State, dus ik dacht dat het misschien het moment was om een aantal elementen aan te brengen, die nog kunnen worden verduidelijkt, verfijnd, veranderd, wat dan ook. Ik ga eerlijk zijn: we krijgen heel veel reacties. Ik denk niet dat ik de enige ben in deze zaal die zoveel reacties krijgt. Minister, het is niet eenvoudig om tussen al die reacties de ware, correcte vragen te onderscheiden van de andere belangenvragen, ook voor mij niet, in alle eerlijkheid. Ik wil vooraf wel zeggen dat we het eens zijn met de principes van het decreet dat hier is goedgekeurd. Wij hebben het ook goedgekeurd. Die zijn: het belang van de lokale radio versterken, de ketenradio’s wegwerken, vier netwerkradio’s in Vlaanderen mogelijk maken en de upgrade naar DAB+, maar dat laatste is voor straks. Daar ben ik het dus mee eens, maar de toepassing ervan op het terrein is duidelijk niet zo eenvoudig. Ik hoop ook dat u in de mate van het mogelijke op een realistische en juiste manier, wat dat ook is, rekening houdt met de bezorgdheden die worden aangebracht door die lokale radio’s, niet het minst als het gaat over de kostprijs voor die financieel niet zo sterke, die financieel bescheiden lokale radio’s. Uiteraard moet de erkenningsfase ook nog plaatsvinden. Er zijn dus nog wel wat stappen te zetten in dit proces, maar niettemin duiken er dus vragen op die naar mijn mening legitiem zijn, en die ik u graag wou voorleggen.
De achtergrond hiervan is dat er op veel plaatsen een soort strijd aan de gang is, soms vanuit ketens die frequenties verliezen, maar ook tussen lokale radio’s die al dan niet frequenties moeten wisselen of delen of waarvoor er bijkomende frequenties zijn. De complexiteit zal uiteraard leiden tot discussie en strijd. Ik sluit dat niet uit. Niet alles is echter legitiem wat dat betreft.
Minister, ik heb een aantal vragen opgesteld. Ik zal ook proberen die te duiden. Het is een beetje een andere manier, maar het is anders te technisch, te ingewikkeld.
Kan worden bevestigd dat lokale radio’s die een bijkomende frequentie krijgen, voorrang krijgen? Wat bedoel ik daarmee? Er zijn heel wat frequenties van de ketenradio’s toegewezen aan lokale radio’s, die zo een groter zendgebied krijgen. In veel gevallen is dat een tweede frequentie, of soms zelfs een derde. Dat zijn drie zenders met een relatief lage wattage. Ik stel die vraag naar voorrang omdat de eigenaars van die andere frequenties die vandaag in een ketenradio zitten, over diezelfde frequentie blijkbaar een dossier zouden indienen. Dan krijg je een vreemde strijd tussen de lokale radio die er origineel was en een deel van een ketenradio die op hetzelfde terrein actief is. Zullen de echt lokale radio’s, die als dusdanig worden erkend, voorrang krijgen? Die vraag is dus ingegeven door de informatie dat een aantal ‘verliezers’ van frequenties, vooral ketenradio’s, ook dossiers gaan indienen voor dat ‘verloren’ pakket.
Sommige lokale radio’s zullen een bijkomende vergunning kunnen verwerven in een andere, aangrenzende gemeente. Mogen de radio’s dan in die gemeente de technische installatie opzetten, ervan uitgaand dat de zenders die hun vergunning verliezen, ofwel hun locatie niet zullen afgeven, ofwel er overdreven veel geld voor zullen vragen om die te gebruiken? Dat is niet hypothetisch. De vraag is wel realistisch. Blijkbaar is dat een probleem. Dat is eigenlijk jammer, want lokale radio’s dreigen in Vlaanderen tal van nieuwe installaties te moeten bouwen, terwijl er bestaande zullen zijn die niet meer voor radio zullen worden gebruikt. Een soort koppigheid, of misschien zakenbelangen op lange termijn, weerhouden ketenradio’s ervan om die af te staan.
Ik heb mijn vragen proberen te ontdoen van lokale situaties, want ik wil niet in dat verhaal terechtkomen. Vandaar het hypothetische. Stel dat er in een stad twee frequenties van een ketengroep zijn die vervallen en ze worden alle twee toegewezen aan lokale radio’s, aan twee verschillende radio’s. Stel dat lokale radio A frequentie X krijgt toegewezen, en lokale radio B frequentie Y. X en Y liggen in dezelfde stad. Kan radio A zijn frequentie X dan eventueel opzetten op de installatie van Y, zodat men elkaar organisatorisch niet in de wielen rijdt?
Mijn volgende vraag is eigenlijk een praktische vraag. Acht u het haalbaar dat de radio’s die nog voor de zomer een dossier moeten indienen, alle technische gegevens en een locatie van een nieuwe toegewezen frequentie in het dossier kunnen opnemen als de huidige gebruikers van die frequentie die pas eind dit jaar zullen stopzetten? Dat lijkt me technisch zeer moeilijk te realiseren. Zou het niet logisch zijn dat radio’s waaraan een aangevuld of nieuw frequentiepakket werd toegewezen en die daar een dossier voor indienen, pas later, dus begin volgend jaar, als de huidige vergunningen aflopen en de frequenties vrijkomen, een bijkomend dossier inzake de locatie, de technische specificaties enzovoort zouden kunnen indienen voor die tweede frequentie?
In een aantal gevallen kan een tweede gebied worden bestreken via de huidige zendlocatie, maar met een groter vermogen en met richtantennes. Kan een dergelijk alternatief worden onderzocht of is dat uitgesloten? Ik wil dat even preciseren. Een zender heeft een bepaald bereik. Als die een groter gebied toegewezen krijgt, is het dan mogelijk om, in plaats van twee zenders te hebben op twee frequenties, er toch maar één te hebben, die ofwel krachtiger wordt ofwel gericht uitzendt? Dat bedoelen technici met ‘richtantennes’.
Het zou technisch eenvoudiger en kostenbesparend zijn, mocht een lokale radio een zendlocatie kunnen overnemen van diegene die ze verliest. Ik verwijs naar mijn vorige vragen. Denkt u eraan om die overnames te faciliteren?
Minister Gatz heeft het woord.
Uw eerste vraag gaat over – zoals u het aangeeft – een ‘voorrang’ voor de lokale of de echte lokale radio’s. Sowieso bepaalt en bepaalde het Mediadecreet dat de erkenningen van de lokale radio-omroeporganisaties afliepen en aflopen op 31 december 2017. Ik herhaal dat nog even, al trap ik hiermee een heel open deur in: wij hebben natuurlijk een situatie waarbij, ook door de verlenging van een aantal frequenties, sommigen er ten onrechte van uitgaan dat een frequentie van hen is. Dat is niet zo. Dat zijn niet de regels van het spel. Ik probeer daar voorzichtig over te communiceren, om geen ontgoochelingen van lokaal engagement te veroorzaken. Maar dat is wel een essentiële spelregel.
Dat is dus de premisse waarvan we moeten vertrekken en op die premisse wordt dan de nieuwe erkenningsronde opgestart zodra we klaar zijn met de twee uitvoeringsbesluiten. Een eerste besluit betreft het opstellen van een nieuw frequentieplan, het tweede besluit gaat over een erkenningsprocedure voor de nieuwe categorieën van radio-omroeporganisaties, namelijk de netwerkradio-omroeporganisaties en de lokale radio-omroeporganisaties. Beide besluiten werden een eerste maal goedgekeurd in december 2016. Op 24 februari 2017, na het advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en na het verslag van het departement, werden beide besluiten voor een tweede maal principieel goedgekeurd. Nu liggen ze bij de Raad van State.
De aanvragen tot erkenning als lokale omroeporganisatie zullen inhoudelijk en kwalitatief worden getoetst aan een aantal criteria die elk op een bepaalde manier worden gewogen, zoals heden beschreven in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse uitvoeringsbepalingen over radio-omroep en houdende wijziging van diverse besluiten over radio-omroep. Deze werkwijze moet ervoor zorgen dat bij meerdere kandidaten voor eenzelfde frequentiepakket – dat kan en zal voorkomen – voor deze lokale radio’s de kandidaat gekozen wordt die de hoogste score behaalt. Er is dan ook geen ‘voorrangsregel’ bepaald, zoals u beschrijft.
Mijn administratie is natuurlijk goed op de hoogte van het veld en de pappenheimers die daarop actief zijn. De wet is de wet en het decreet is het decreet en de regel die ik daarnet beschreef, is primordiaal. We willen er ons natuurlijk wel voor hoeden – vanuit de doelstelling van het beleid en het decreet en nu wij de oneigenlijke ketenradio’s en netwerkradio’s in een decretale categorie gaan stoppen, met voor iedereen gelijke kansen om een van die vier frequentiepakketten te hebben – dat hier en daar geen ketenradio’s van middelgrote of kleine schaal ontstaan. Ook dat fenomeen doet zich voor. De inhoudelijke doelstelling van het decreet is wel degelijk om de lokale radio alle mogelijke kansen te geven. Dit neemt niet weg dat wij ook juridisch correct te werk moeten gaan, en dat het dus volgens de weging van die criteria zal gebeuren. Formeel is er dus geen voorrang. Het is echter belangrijk dat de lokale radio’s de kansen krijgen die zij verdienen.
Het gaat niet om een bijkomende vergunning. Een nieuwe erkenningsronde is en zal gebaseerd zijn op de premisse dat het gaat om nieuwe erkenningen. In principe dient de opstelplaats van de antenne voor een bepaalde frequentie zich te bevinden in de toegewezen lokaliteit, met andere woorden de desbetreffende stad of gemeente. De kandidaat in kwestie moet dan bekijken of hij opteert om in een nieuwe zendinstallatie te voorzien, dan wel een overeenkomst sluit met iemand die al een antenne heeft. Stel dat iemand inderdaad al een erkenning had, maar bij de nieuwe erkenningsronde zijn erkenning verliest, dan moet deze persoon beslissen wat hij met zijn vroegere antenne doet en of hij die al dan niet behoudt dan wel verkoopt. Daar kunnen en willen wij als overheid niet in tussenbeide komen. Bij het opstellen van de nieuwe installatie van een radio dient ook onder meer de inpasbaarheid in het frequentieplan te worden nagegaan. De Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) zal, zoals altijd, de zendvergunningen afleveren nadat een erkende radio-omroep een aanvraag voor een zendvergunning heeft ingediend bij de VRM en de inpasbaarheid van de al dan niet nieuwe installatie in het frequentieplan werd onderzocht door het departement. Dat betekent dat in het door u aangehaalde voorbeeld zal moeten worden nagegaan of frequentie X en frequentie Y op dezelfde opstelplaats inpasbaar zijn in het frequentieplan. Het wordt dus niet uitgesloten, maar het is ook geen automatisme.
Uw vierde vraag gaat over de timing, de tijdsdruk die op ons maar ook op de dossierindiener rust. Het is inderdaad mijn streven om zo snel mogelijk na een mogelijke definitieve goedkeuring van de twee uitvoeringsbesluiten een oproep tot kandidaatstelling te lanceren voor erkenning als netwerkradio-omroeporganisaties of als lokale radio-omroeporganisatie. Het is aan de kandidaat voor een frequentiepakket om een zo volledig dossier en project in te dienen. Decretaal krijgen de al dan niet nieuwe radio-omroeporganisaties een jaar tijd om operationeel te worden. Dat staat in artikel 134. Artikel 146 bepaalt dan weer dat wanneer afgeweken wordt van de ingediende offerte, de VRM hiervan op de hoogte moet worden gebracht. Men kan dus na het verkrijgen van de erkenning nog wijzigingen aanbrengen aan het ingediende dossier met betrekking tot de technische infrastructuur. De VRM moet hierover oordelen. Let wel: in artikel 19 van het voorliggende besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse uitvoeringsbepalingen over radio-omroep en houdende wijziging van diverse besluiten over radio-omroep staat als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor het indienen van een dossier dat kandidaten die voorstellen om niet alle frequentiecapaciteit te gebruiken, niet in aanmerking komen voor erkenning. Dat is dus wel een duidelijke correctie, en een duidelijk antwoord op uw vraag, misschien niet het antwoord waarop u hoopte – maar dat is in elk geval wel altijd de bedoeling geweest. Men moet dus wel degelijk de volledige zendcapaciteit uitputten.
Wat betreft de grotere vermogens en de richtantennes en dergelijke verwijs ik naar het antwoord op de vorige vragen. Wanneer een pakket wordt toegekend met twee frequenties, heeft de doelstelling van de beleidskeuze tot schaalvergroting ertoe geleid dat beide frequenties in gebruik moeten worden genomen in beide locaties. Als men dus vanuit één locatie op één frequentie zou uitzenden voor beide lokaliteiten, dan wordt de frequentiecapaciteit van de tweede locatie niet gebruikt en is het dossier conform artikel 19 van het Procedurebesluit onontvankelijk.
Tot slot was er uw vraag over de kostenbesparing bij het overnemen van elkaars apparatuur en zendmasten en -locaties. In het specifieke scenario waarbij de oude zendvergunninghouder zijn erkenning, en dus zijn zendvergunning, verliest en een nieuwe omroep die erkenning krijgt, ben ik het ermee eens dat het technisch eenvoudig en kostenbesparend zou zijn om een zendlocatie ‘over te nemen’. Maar dat is de facto een privaatrechtelijke en dus contractuele aangelegenheid. Daar kan de overheid niet in tussenbeide komen. Dat zal dus misschien op eBay vervolgd worden.
De heer Caron heeft het woord.
Op 2dehands.be, eBay enzovoort. De betrokkenen zeggen: die antennes kunnen ook gebruikt worden voor andere functies dan puur voor lokale radio, dus we gaan die niet laten gaan, en zeker niet voor een prikje.
Ik heb geen enkel antwoord gehoord waarvan ik zou denken: dat is niet wat u verwacht, omdat u dat suggereert, over de inname van de meerdere frequenties. Ik ben het daarmee eens, al weet ik heel goed – dat is een deel van de klachten en opmerkingen die je krijgt – dat voor een aantal lokale radio’s de investering in bijkomende zendinstallatie, maar ook de bijhorende kosten van auteursrechten bijvoorbeeld, niet eenvoudig is, des te meer omdat sommige zendgebieden volgens een aantal spelers in het veld economisch niet sterk genoeg zijn om daar reclamewervingen te doen, niet samenhangend zijn als gebied. Ik ga daar niet op vooruitlopen, er staat straks nog een vraag om uitleg op de agenda over dat punt. Laat ons ons de discussie straks voeren. Maar dat is op zich een delicate kwestie.
Niettemin ben ik het wel eens met de optie die u en wij allen genomen hebben, namelijk iets sterkere lokale radio maken, ook zakelijk sterker, meer draagkracht. Als principe kan ik dat wel delen.
Ik heb nog één bijkomend vraagje, minister, over de rol van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) in deze fase van de besluitvorming. Uiteraard kennen we de rol van de VRM bij het toezicht en de controle enzovoort, maar de VRM is de plek waar vandaag wellicht de meeste engineeringcapaciteit aanwezig is als het gaat over het beoordelen van de frequenties, de pakketten enzovoort. Worden die ingenieurs, die specialisten bij de VRM, in deze fase van het werk al dan niet betrokken?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Caron, bedankt voor de vraag.
Ik heb zelf, net als collega Caron, dit decreet mee ondertekend, omdat we denken dat de uitgangspunten heel belangrijke uitgangspunten waren, namelijk het tegengaan van ketenvorming en het opwaarderen en echt lokaal maken van lokale radio’s. Maar ik heb ook altijd aangegeven dat ‘the proof of the pudding in the eating’ is, dat het frequentieplan zal maken dat die doelstellingen gehaald kunnen worden of niet.
Wij krijgen inderdaad heel veel bezorgde mails en telefoons vanuit zeer vele hoeken. Als het er zoveel zijn, is het natuurlijk onze plicht om die signalen vanuit het veld ernstig te nemen. Het is trouwens niet alleen van het veld. Mijn vraag heeft betrekking op het advies dat de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) heeft ingediend, maar daarover straks zeker meer.
De punctuele vragen van collega Caron zijn ook heel terecht, want die leven ook heel hard. Ik wil nog een bijkomende vraag stellen. We zien nu dat er een 80-tal lokale radio’s zijn. Volgens het huidige frequentieplan gaat er ongeveer plaats zijn voor een 75-tal. Er gaan er dus een aantal uit de boot vallen. We hebben 4 grote netwerken waarin we voorzien, maar het ziet ernaar uit dat er veel meer kandidaten gaan indienen voor een netwerkradio. Is het dan mogelijk dat degenen die zich nu verenigen en indienen voor een netwerkradio, als ze daar uit de boot vallen, dan toch een aanvraag kunnen indienen als lokale radio? Kunnen ze twee dossiers indienen?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessante vraag. We worden de laatste tijd allemaal bestookt met mails en telefoontjes van verontruste lokale radio’s, maar ik denk dat we de mensen ook niet moeten opjagen. Er is hier inderdaad een decreet goedgekeurd – unaniem, dacht ik zelfs – dat nu wordt uitgevoerd. En dat er al eens een wiel zal afrijden, ik vrees dat dat niet te vermijden is, onder andere, om te beginnen, bij de ketenradio’s. Die worden – we moeten daar eerlijk in zijn – een stukje geviseerd, waar we met de netwerkradio’s nog een oplossing voor de beste onder hen proberen te bieden.
Wat de echte lokale radio’s betreft, weet ik niet hoe u aan die 75 komt, mevrouw Segers. Ik dacht dat het er 124 of zo waren. De minister zal straks het exacte cijfer geven, maar ik dacht alleszins dat het er meer dan 100 waren. Dat is inderdaad nog veel, aangezien er slechts een 80- à 90-tal echte lokale radio’s opereren, zoals wij dat verstaan, met de nodige lokale binding, met vaak mensen die dat ook al 20, 30 jaar doen. We gaan hopelijk die mensen ook de kans geven, met de uitvoering van het decreet, om verder te werken aan zo laag mogelijke kosten. Dat er her en der kosten bij zullen komen, dat hadden we ook kunnen voorspellen, want ons idee is altijd geweest om de lokale radio’s een iets groter zendgebied te geven, zodat ze commercieel ook iets beter kunnen overleven. Er zit natuurlijk altijd eten en drinken in zo’n nieuw verhaal.
Ik weet niet of Nederland sinds gisteren opnieuw gidsland zou kunnen zijn, maar ook daar is men bezig met ‘streekradio’s’ – dat zijn een beetje onze lokale radio’s. En voor een toch groter grondgebied dan Vlaanderen, met meer inwoners, zouden zij streven naar slechts 67.
Om maar te zeggen dat we nog ruim in het jasje zitten en dat er hopelijk op die manier niet te veel wielen afvallen. Die bezorgdheid delen we allemaal. Nu is het vooral aan de administratie en aan het kabinet om dit verder uit te werken op een manier die zo goed mogelijk aansluit bij wat we hier allemaal hebben bedoeld. Ik pleit ervoor om op dit moment niet te veel onrust te veroorzaken in het radiolandschap. Het is begrijpelijk, veranderingen zijn altijd moeilijk, maar de kans dat het plan zoals het nu is, zoals het gekend is en waar iedereen zijn zeg over heeft kunnen doen, pro en contra, nog zal veranderen, is zeer klein. Iedereen weet nu dus waar hij aan toe is en kan beginnen werken aan zijn dossier. Dat is de belangrijkste boodschap die we aan iedereen moeten meegeven.
De heer Vandaele heeft het woord.
Als meerderheid hebben wij natuurlijk altijd de uitgangspunten van de minister voor de herschikking van het radiolandschap ondersteund. We dachten en denken dat daar een aantal heel goede elementen in zitten en die blijven overeind: de stap naar digitalisering, DAB+, waar mevrouw Brouwers het straks over zal hebben, kansen geven aan die netwerkradio’s of aan één dan toch met een uitgesproken Vlaams profiel, terugkeer naar de echte lokale radio’s met lokaal nieuws, verwevenheid met het verenigingsleven, maar ook een grotere economische kracht door die zendgebieden te verruimen, waardoor men meer reclame kan werven en professioneler kan werken.
Die krachtlijnen blijven ook vandaag overeind, maar wat hier al is gezegd, merken wij natuurlijk ook. Wij krijgen van alle kanten reacties, vooral op het hoofdstuk lokale radio’s. Die reacties kunnen wij ook niet altijd inschatten. Vaak is het een welles-nietesspelletje wanneer men de verschillende spelers hoort. Voor ons als politici is het zeer moeilijk om daarin tussenbeide te komen. Wij moeten daar toch rekenen, minister, op u en uw administratie, op de deskundigen die daarmee bezig zijn, en hopen dat zij het tot nu toe op een correcte manier hebben bekeken en dat ook in de toekomst zullen doen, wanneer de dossiers worden ingediend. Daar heeft mevrouw Brouwers gelijk: het komt erop neer dat men goede dossiers moet maken die dan op een correcte en objectieve manier moeten worden beoordeeld. Hopelijk zal dat resultaat dan ook zijn wat we ervan verwachten.
Ik ga daar verder niet te diep op in. Er zijn heel veel vragen, merken we ook, van die lokale radio’s. De heer Caron heeft er in zijn vraag een aantal opgesomd, maar er zijn er nog wel meer. Ik denk dat het belangrijk is dat de spelers, de lokale radio’s, van u of van uw administratie heldere antwoorden krijgen op die vele vragen, die vaak ook technisch zijn. Ik heb eigenlijk ook liever dat ze die aan u stellen dan aan mij.
Wij kunnen niet anders dan rekenen op een correcte behandeling van de dossiers die worden opgemaakt en ingediend. Hopelijk komt daar een goed resultaat uit.
De heer Meremans heeft het woord.
Mevrouw Brouwers had het over Nederland als gidsland – ik ben ook een voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte – maar misschien krijgen we in 2019 wel een aanvraag voor een partij voor de radio wanneer we het Nederlandse voorbeeld volgen. Iedereen heeft daar tegenwoordig zijn eigen partij.
Ik heb eerder al een vraag gesteld over de frequentiepakketten. Er is effectief paniek op het terrein. We krijgen mails binnen die soms neigen naar wanhoop en paniek. Ik ga ervan uit dat de administratie en het kabinet de nodige duidelijkheid kunnen verschaffen aan die radio’s en hun vragen duidelijk kunnen beantwoorden.
Minister, met het Radiodecreet willen we lokale radio versterken, en geen bijkomende grote radio’s creëren.
Wij geven door wat wij horen op het terrein. Zoals ook de heer Vandaele zei, kunnen wij niet onmiddellijk een antwoord geven op de technische vragen, dat laten we over aan de deskundigen. Maar we rekenen er wel op dat de dossiers snel en correct worden behandeld en dat men zoveel mogelijk tegemoetkomt aan vragen om informatie. Vaak gaat het over mensen, ook jonge mensen, die zich al dan niet vrijwillig engageren.
Minister Gatz heeft het woord.
Wat de rol van de VRM betreft, is er sprake van eerder informeel overleg op bepaalde tijdstippen tussen onze administratie en de VRM met het oog op een kennisdeling tussen de twee instanties waar de meeste kennis zit over het radiolandschap. Hun tol in dezen is natuurlijk consecutief anders. De administratie zal de erkenning, op basis van de criteria die ik u daarnet heb genoemd, al dan niet voorstellen of adviseren aan de Vlaamse Regering. De VRM zal het operationele luik verder opvolgen.
Ik geef u een voorbeeld waarin die samenwerking is gebeurd maar dat niet te maken heeft met dit dossier maar wel met wat daaraan voorafging.
U weet dat wij op een bepaald ogenblik hebben onderzocht of op technisch vlak een vierde landelijke radio überhaupt mogelijk is. Berekeningen van de administratie werden op het terrein getoetst, met rondrijdende zend- en ontvangstapparatuur. Ik ben toen zelf meegereden, want ik wou toch eens weten hoe dat er precies aan toegaat. Toen zag ik dat theoretische en praktische kennis elkaar kunnen versterken.
In het algemeen, en zonder te abstract te worden, denk ik dat het aantal klachten en bezorgdheden niet overdreven groot is. Natuurlijk zijn die er wel, en soms heerst er zelfs paniek, maar het is niet zo dat er een schokgolf doorheen het hele radiolandschap gaat. Zowel het kabinet als de administratie probeert daarop zo goed mogelijk te reageren, en ik denk dat we daarin slagen. Ik benadruk dat we de doelstellingen inzake het radiolandschap die we tegen 1 januari 2018 willen realiseren en die zijn vervat in decreten, het frequentieplan en het Procedurebesluit blijven nastreven en wellicht ook zullen realiseren. Maar dat zegt natuurlijk niet noodzakelijk iets over een aantal individuele gevallen.
Na de erkenning van de nieuwe aanvragen zijn er geen 75, maar 120 en 130 lokale radio’s. (Opmerkingen van Katia Segers)
We hebben een oplossing, een parkeerplaats, gevonden voor de oneigenlijke ketenradio’s, dankzij de nieuwe rol van de netwerkradio’s. Dat zorgt niet overal, maar wel op de meeste plaatsen, voor ruimte voor de echte lokale radio’s. Een definitief antwoord op de tweede vraag van de heer Caron kan evenwel pas in het najaar worden gegeven.
Kan worden ingetekend op een netwerkradio én op een lokale radio? Dat kan, maar niet consecutief. Het is niet zo dat de aanvraag voor de erkenning van een netwerkradio die wordt afgewezen, kan worden omgezet in een aanvraag voor een lokale. Dat moet parallel, gelijktijdig gebeuren. Het kan dus samen, maar dan moeten de regels inzake cross-ownership worden gerespecteerd. Op een bepaald moment zal men dus moeten kiezen. In principe kan men wat de aanvragen betreft op twee paarden tegelijk wedden, maar uiteindelijk zal men moeten kiezen: voor een netwerkradio of voor een lokale radio.
Voorts zijn hier wijze zaken gezegd. Ik zal me niet uitspreken over wat er nog zal veranderen, in het licht van het komend advies van de Raad van State. Ik wacht het advies af. Ik kan me wel vinden in wat is gezegd: in het algemeen is het min of meer duidelijk waar het na de inspraakprocedure naartoe gaat of naartoe kan gaan. De voorbereiding, die overigens al ten dele bezig is, is dus het beste antwoord dat kan worden gegeven op de heersende ongerustheid.
Ik heb nog twee opmerkingen. Ik zou graag hebben dat in de erkenningsprocedure de echte lokale radio’s niet worden weggeduwd door mooi opgestelde dossiers van voormalige keteneigenaars. U schijnt te hebben aangegeven dat u het op dat punt met me eens bent. Men kan een geweldig mooi dossier indienen, maar achteraf blijkt dan dat miniketens worden geboren. U weet ook dat een aantal actoren aan zulke projecten werken. We mogen niet een variant binnenhalen van wat we eigenlijk willen bestrijden. Ik ga ervan uit dat de erkenningsprocedure en het Procedurebesluit dat zullen voorkomen.
Er kunnen specifieke lokale situaties zijn die zorgen voor technische problemen. Ik vraag dat uw administratie en uw kabinet een begripvol en fijngevoelig luisterend oor opbrengen voor die specifieke situaties. De algemene richting waarin u marcheert, kan ik natuurlijk steunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.